Het dekolonisatieproces van de voormalig Nederlandse Antillen
Schriftelijke vragen
Nummer: 2019D32884, datum: 2019-08-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2019Z15876).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. Bosman, Tweede Kamerlid (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2019Z15876:
- Gericht aan: R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Indiener: A. Bosman, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 | Vragen gesteld door de leden der Kamer |
2019Z15876
Vragen van het lid Bosman (VVD) aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het dekolonisatieproces van de voormalig Nederlandse Antillen (ingezonden 21 augustus 2019).
Vraag 1
Kent u de «written statement of the Kingdom of The Netherlands» van 27 Februari 2018?1
Vraag 2
In artikel 3.21 staat dat indien een bevolking eenmaal heeft gekozen voor een bepaalde status, dit gelijk staat aan het bereiken van «full self government» in de context van dekolonisatie; welke specifieke keuze van de landen Aruba, Curacao en Sint Maarten en de eilanden Bonaire, Saba en Sint Eustatius, in het kader van de Nederlandse dekolonisatie, was het moment van het bereiken van «full self government» van de voormalige Nederlandse koloniale gebieden?
Vraag 3
In VN resolutie 1514 van 14 december 1960 wordt gesproken over het feit dat een keuze voor een bepaalde status op basis moet zijn van een vrije keuze van de bevolking (citaat: «should be the result of the free and voluntary choice by the peoples of the territory concerned expressed through informed democratic processes»)2; hoe vrij waren de voormalige Nederlandse koloniën in het maken van hun eigen keuze gezien de ontstaansgeschiedenis van het Statuut?
Vraag 4
Kunt u aangeven waarom er jaren van onderhandelingen tussen Nederland en de Nederlandse Antillen nodig waren om de landen van de voormalige koloniën hun recht op zelfbeschikking te geven?
Vraag 5
Welke rol heeft Nederland gespeeld in die onderhandelingen? Welke ruimte kregen de voormalige koloniën om hun eigen, vrije keuze te maken? Is er sprake geweest van druk dan wel beperking van de vrije keuze voor de voormalige Koloniën?
Vraag 6
Als er sprake is geweest van onderhandelingen en daarmee beperkingen van de vrije keuze van de voormalige koloniën, hoe kwalificeert u dan het volgende citaat in paragraaf 3.13 uit de voornoemde written statement3: «However, if negotiations on such future cooperation are used by the administering State to influence the act of free choice by the people concerned, this may amount to unlawful interference and thus to a violation of the right of self-determination of this people»?
Vraag 7
Zijn in de onderhandelingen om te komen tot dekolonisatie beperkingen aan de landen opgelegd in hun keuzes vanwege tekortkomingen in de voormalige koloniën van politieke-, economische-, sociale- of onderwijstechnische aard? Zo ja, hoe verhoudt zich dat met artikel 3 van het VN handvest 1514 dat aangeeft: «3. Inadequacy of political, economic, social or educational preparedness should never serve as a pretext for delaying independence»?
Vraag 8
In paragraaf 3.23 van het written statement staat ook dat om te komen tot integratie dit «... should be the result of the freely expressed wishes of the territory’s peoples acting with full knowledge of the change in their status, their wishes having been expressed through informed and democratic processes [...].»4; hoe moet dit gelezen worden in het kader van de integratie van Sint Eustatius in het Nederlandse bestel zonder dat de inwoners van Sint Eustatius daar hun keuze in hebben kunnen maken?
Vraag 9
In artikel 3.32 van het written statement wordt geschreven dat: «It is submitted that once the inhabitants of a colonial territory have, through their freely expressed will, genuinely exercised their right to self-determination through a choice for either independence, integration or association or the emergence into any other political status, the colonial status of the territory and the people concerned comes to an end.»5; blijkt hieruit dat het Koninkrijk der Nederlanden niet meer onder artikel 73 van het Handvest van de VN valt?6
Vraag 10
Hoe verhoudt zich dat tot de uitspraak van uw ambtsvoorganger tijdens de behandeling van het begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties (IV) voor het begrotingsjaar 2017, waarin hij aangeeft dat het Koninkrijk nog steeds onder artikel 73 VN handvest valt?7
Vraag 11
Heeft de VN-resolutie 1514 terugwerkende kracht? Zo ja, is dat met de landen en eilanden Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Saba en Sint Eustatius besproken?
Vraag 12
Wat is de zienswijze van de bovengenoemde landen ten aanzien van het definitief zijn van de dekolonisatie? Is daar formeel mee ingestemd?
Vraag 13
Is deze zienswijze ten aanzien van de dekolonisatie zoals verwoord in het written statement van februari 2018 gedeeld met de Tweede Kamer? Zo nee, waarom niet?
Vraag 14
Wat is er veranderd in de zienswijze van het kabinet in de periode tussen de uitspraak ten aanzien van artikel 73 van het VN handvest van uw ambtsvoorganger en het schrijven van het zgn. «written statement» waarin staat dat dekolonisatie na een eerste keuze van de voormalige koloniën definitief is? Hoe zijn de landen en eilanden van het Caribisch deel van het Koninkrijk betrokken bij de totstandkoming van het «written statement»?
Vraag 15
Bent u bekend met het «[in] accordance with international law of the unilateral declaration of independence by the provisional institutions of self-government of Kosovo. Written statement of the Kingdom of The Netherlands»?8
Vraag 16
In paragraaf 3.7 van het written statement staat: «[...] if States are not conducting themselves in compliance with the principle of equal rights and self-determination of peoples as described above and thus possessed of a government representing the whole people belonging to the territory without distinction as to race, creed or colour»9, afkomstig uit VN-resolutie 262510; kunt u aangeven wie of wat, in de context van het Koninkrijk, de rol van «government» heeft binnen het Koninkrijk conform de eisen van het VN handvest?
Vraag 17
Indien op vraag 16 het antwoord de Rijksministerraad is, kunt u dan aangeven hoe het vertegenwoordigen van alle mensen binnen het Koninkrijk binnen de Rijksministerraad is geborgd? Hoe verhoudt zich dat met het slechts hebben van een raadgevende stem van de Gevolmachtigde Ministers in deze Rijksministerraad conform het Reglement van Orde voor de ministerraad11, artikel 3 lid 1a?
Vraag 18
Kunt u alle vragen separaat beantwoorden?
Vraag 19
Kunt u de vragen beantwoorden voor de komende plenaire begrotingsbehandeling in oktober a.s.?
https://www.icj-cij.org/files/case-related/169/169-20180227-WRI-01-00-EN.pdf↩︎
https://documents-dds-ny.un.org/doc/RESOLUTION/GEN/NR0/152/88/IMG/NR015288.pdf?OpenElement↩︎
https://www.icj-cij.org/files/case-related/169/169-20180227-WRI-01-00-EN.pdf↩︎
https://www.icj-cij.org/files/case-related/169/169-20180227-WRI-01-00-EN.pdf↩︎
https://www.icj-cij.org/files/case-related/169/169-20180227-WRI-01-00-EN.pdf↩︎
http://legal.un.org/repertory/art73.shtml↩︎
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20162017-12-16.html↩︎
https://www.icj-cij.org/files/case-related/141/15652.pdf↩︎
https://www.icj-cij.org/files/case-related/141/15652.pdf↩︎
https://documents-dds-ny.un.org/doc/RESOLUTION/GEN/NR0/348/90/IMG/NR034890.pdf?OpenElement↩︎
https://wetten.overheid.nl/BWBR0006501/2011-11-05↩︎