[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoorden op vragen commissie over de geannoteerde agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken op 29 en 30 augustus 2019

Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2019D33380, datum: 2019-08-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-02-2039).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 02-2039 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken .

Onderdeel van zaak 2019Z16100:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2039 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 september 2019

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 23 augustus 2019 over de geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken Gymnich van 29 en 30 augustus 2019 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2038) en over de brief van 17 juli 2019 over het verslag Raad Buitenlandse Zaken van 15 juli 2019 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2034).

De vragen en opmerkingen zijn op 26 augustus 2019 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 28 augustus 2019 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Pia Dijkstra

Adjunct-griffier van de commissie,
Konings

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken van 29 en 30 augustus 2019, alsook van het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 juli 2019. Wel hebben deze leden nog een aantal vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken in Gymnich van 29 en 30 augustus 2019. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en hebben hierover nog enkele vragen.

Hybride dreigingen

De leden van de VVD-fractie erkennen het grote gevaar van hybride dreigingen en steunen Europese samenwerking op dit gebied. Wel vragen deze leden wat de inschatting is van het kabinet met betrekking tot de operabiliteit jegens hybride dreigingen. Acht het kabinet het op dit moment al realistisch dat er in EU-verband, al dan niet in samenwerking met de NAVO, consequent en adequaat opgetreden kan worden tegen een hybride aanval? Verder constateren deze leden dat het kabinet zich hierbij richt op statelijke actoren. Ziet het kabinet ook het risico van hybride aanvallen door niet-statelijke actoren en hoe wordt hier op geacteerd?

1. Antwoord van het kabinet

Juist het hybride karakter van de dreiging maakt het van groot belang om samen te werken met nationale en internationale partnersom een dreiging tijdig te herkennen. De afgelopen jaren heeft Nederland zich daarom hard gemaakt voor meer samenwerking op dit dossier in EU-verband, alsmede voor betere samenwerking tussen de EU en NAVO op dit onderwerp. Op basis van het EU Gezamenlijke Framework om hybride dreigingen tegen te gaan uit 2016, zijn concrete stappen gezet die de operabiliteit jegens hybride dreigingen hebben verbeterd. Zo is er een EU-inlichtingencel ingericht (Hybrid Fusion Cell) waarin informatie wordt gedeeld en worden er regelmatig oefeningen gehouden t.b.v. adequate herkenning van de dreiging en uitwerken van responsopties. Per juli jl. is er een permanente horizontale raadswerkgroep voor versterking van de weerbaarheid en bestrijding van hybride dreigingen ingesteld. Deze raadswerkgroep heeft als concreet subdoel om relevante internationale en regionale actoren, specifiek de NAVO, te ondersteunen op het gebied van hybride dreigingen. Deze initiatieven stellen de EU beter in staat om gefragmenteerde beleidsvorming te voorkomen en een coherente aanpak jegens hybride dreigingen te faciliteren.

In de kamerbrief Tegengaan Statelijke Dreigingen d.d. 18 april 2019 (Kamerstuk 30 821, nr. 72) staat beschreven dat het kabinet zijn inzet toespitst op statelijke actoren. Hoewel ook niet-statelijke actoren een risico kunnen vormen, kiest het kabinet voor deze focus omdat het op dit moment onwaarschijnlijk is dat niet-statelijke actoren aan de vereiste elementen van statelijke dreigingen voldoen zoals het ter beschikking hebben van voldoende statelijke instrumenten om een geïntegreerde inzet mogelijk te maken. Niet-statelijke actoren kunnen wel een of enkele middelen inzetten maar niet allemaal, waarmee de diversiteit van hun aanvalsmiddelen dus beperkt is. Niet-statelijke actoren worden wel vaak (door staten) als instrument (proxies) gebruikt in hybride conflictvoering. In dat geval vallen deze wel onder de gekozen focus van het kabinet.

Situatie in de Golf

De leden van de VVD-fractie delen de zorgen over de situatie in de Golf. De Golf is cruciaal voor de mondiale zeevaart. Wat is de huidige status van de besprekingen ten aanzien van de opties om de zeevaart in de Golf, en specifiek de schepen varend onder Nederlandse vlag, te beschermen?

2. Antwoord van het kabinet

Zoals is aangekondigd in de kennisgevingsbrief (Kamerstuk 29 521, nr. 384) d.d. 15 juli 2019, onderzoekt het kabinet de wenselijkheid en mogelijkheid om met daarvoor geschikte middelen een bijdrage te leveren aan het waarborgen van vrije en veilige doorvaart in de Straat van Hormuz en Golf van Oman. Hierover staat Nederland met bondgenoten en partners in nauw contact. Relevante ontwikkelingen die zich sinds het versturen van de kennisgevingsbrief hebben voorgedaan worden vanzelfsprekend in het onderzoek meegenomen. Zodra het onderzoek daartoe aanleiding geeft zal de Kamer nader worden geïnformeerd.

De leden van de D66-fractie maken zich ernstige zorgen over de opgelopen spanningen in de Straat van Hormuz. Deze leden onderstrepen het grote belang van het nucleaire akkoord dat met Iran gesloten is (het Joint Comprehensive Plan of Action, JCPOA) en zijn van mening dat dit akkoord een belangrijke bijdrage levert aan de veiligheid in de regio en in de wereld. Zij betreuren het dat de Verenigde Staten dit akkoord eenzijdig op heeft gezegd, terwijl Iran zich aan de afspraken binnen het akkoord hield. De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de Europese Unie en haar lidstaten zich achter het akkoord moeten blijven stellen en dat de mogelijkheden moeten bekijken en gebruiken om de economische afspraken met Iran te blijven handhaven en te faciliteren, ondanks de Amerikaanse druk en pogingen om dit onmogelijk te maken. Deze leden zijn van mening dat het handelen van de Verenigde Staten in deze kwestie een destabiliserend effect heeft en niet in het belang is van de internationale vrede en veiligheid. Het risico op escalatie is door dit optreden vele malen groter geworden. Zij onderstrepen daarom de noodzaak om weg te blijven van het Amerikaanse beleid van maximale eenzijdige druk op Iran zonder diplomatie en dit voorbeeld niet te volgen, zodat Nederland niet ongewild in dit conflict betrokken raakt. Deelt het kabinet deze opvatting? De leden van de D66-fractie vragen de Minister dit standpunt ook tijdens de informele Raad Buitenlandse Zaken duidelijk naar voren te brengen en op te roepen tot een eenduidige Europese positie. Verder vragen deze leden naar de berichtgeving rond de G7-top van afgelopen weekend, waar de Minister van Buitenlandse Zaken van Iran is geweest, naar verluidt op uitnodiging van de Franse president. Heeft dit bezoek naar informatie van het kabinet enige gevolgen gehad voor het JCPOA-akkoord en voor de verhoudingen tussen de EU, de Verenigde Staten en Iran? Zo ja, welke?

3. Antwoord van het kabinet

De Nederlandse steun voor het nucleaire akkoord (JCPOA) is een onderdeel van de bredere inspanningen om de stabiliteit in de regio te bevorderen. Het kabinet acht het van groot belang dat de huidige spanningen in de Golf geen spill-over effect hebben op het in zwaar weer verkerend JCPOA. Het voorkomen van een Iraans kernwapen is voor Nederland prioritair. Het JCPOA is en blijft daarvoor het beste middel. Nederland steunt de inspanningen van de E3 (Duitsland, Frankrijk en het VK) en de EU om het JCPOA te behouden.

Als onderdeel van de implementatie van de nucleaire deal – en met name om betalingsverkeer met Iran mogelijk te houden – heeft de E3 het Instrument in Support of Trade Exchanges (INSTEX) opgericht. Nederland heeft de oprichting van INSTEX vanaf het begin gesteund en is dan ook voornemens aandeelhouder te worden van INSTEX. Nederland werkt daarin nauw samen met de E3 en andere Europese lidstaten.

Het kabinet maakt zich evenwel zorgen over de maatregelen die Iran sinds begin juli heeft genomen en die niet overeenkomstig zijn met de afspraken in het JCPOA. Nederland en de EU roepen Iran dringend op deze stappen terug te draaien en niet verder te escaleren.

Nederland verwelkomt de recente Franse inspanningen, ook en marge van de G7, om de huidige spanningen in de Golf van Hormuz en rond de nucleaire deal met Iran te de-escaleren. Het is nog te vroeg om de resultaten van deze inspanningen te kunnen bepalen, maar elke stap die dialoog dichterbij brengt is positief.

De leden van de SP-fractie hebben er kennis van genomen dat het kabinet de wenselijkheid en mogelijkheid onderzoekt om bij te dragen aan een verhoging van de maritieme veiligheid in de Golfregio. Dit onderwerp wordt besproken tijdens de informele Raad Buitenlandse Zaken eind deze maand in Helsinki. In de geannoteerde agenda lezen deze leden echter geen begin van een inbreng van Nederland in deze discussie. Kan de Minister dat alsnog doen? Zal in die discussie ingezet worden op de-escalatie? Zal de Minister wijzen op de noodzaak te voorkomen dat door EU-landen bijgedragen wordt aan het gevaarlijke en contraproductieve Amerikaanse beleid van «maximale druk» op Iran? Hoe kan dat voorkomen worden?

4. Antwoord van het kabinet

Het kabinet acht het van belang dat de commerciële scheepvaart conform het internationaal zeerecht op een veilige manier gebruik kan maken van de vaarroutes in het gebied. Ook maakt het kabinet zich zorgen om de spanningen in de regio. Beide overwegingen zullen tijdens het gesprek over de situatie in de Golfregio door Nederland worden benadrukt. De uitkomst van de discussies tijdens de informele Raad Buitenlandse Zaken eind deze maand in Helsinki worden meegewogen in het verdere onderzoek naar de wenselijkheid en mogelijkheid om bij te dragen aan een verhoging van de maritieme veiligheid in de Golfregio.

EU en het Arctisch gebied

Voor de leden van de VVD-fractie is de stabiliteit en veiligheid van de Arctische Regio van groot belang. Deze leden steunen dan ook de Finse focus op dit onderwerp. Wel vragen de leden hoe het kabinet grotere Europese betrokkenheid bij dit onderwerp apprecieert. Is de verwachting dat de EU eensgezind op kan treden op dit onderwerp? Welke ruimte is er voor nationaal beleid?

5. Antwoord van het kabinet

Het kabinet is voorstander van een grotere EU betrokkenheid bij de Arctische regio en het EU Arctisch beleid. In de EU Global Strategy is het strategische belang voor de EU genoemd. In het paper van het European Political Strategy Center «Walking on Thin Ice» (juli 2019) wordt het belang genoemd van gecoördineerder optreden van de EU lidstaten. Het kabinet steunt dit en blijft zich inzetten op het vergroten van de internationale samenwerking en het gedepolitiseerd houden van de Arctische Raad (Polaire Strategie 2016–2020 (Kamerstuk 34 300 V, nr. 58) en de veiligheidsupdate Nederlandse Polaire Strategie, Kamerstuk 35 000 V, nr. 82). Hierbij blijft ruimte voor nationaal beleid en zal het kabinet aandacht blijven houden voor veiligheidspolitieke ontwikkelingen in deze regio.

Regionale samenwerking met Westelijke Balkan

Wat betreft de Westelijke Balkan steunen de leden van de VVD-fractie de inzet van het kabinet. Wel vragen zij zich af hoe het kabinet omgaat met de «strikt en fair» benadering. Uit het verslag van de voorgaande RBZ blijkt bijvoorbeeld dat de steun aan Moldavië weer wordt uitgekeerd. Worden hervattingen van steun gebaseerd op goede voornemens van het steun ontvangende land, of op behaalde resultaten? Indien dit is gebaseerd op behaalde resultaten, wat waren de resultaten die voor de hervatting van steun aan Moldavië hebben gezorgd, anders dan de vreedzame wisseling van de wacht?

6. Antwoord van het kabinet

Het beleid van het kabinet ten aanzien van Moldavië en andere landen van het Oostelijk Partnerschap is erop gericht duurzame hervormingen te ondersteunen. Dat betekent in de praktijk enerzijds dat indien partnerlanden hervormingen voortvarend doorvoeren, zij in aanmerking moeten kunnen komen voor additionele steun. Anderzijds is het kabinet voorstander van het beperken van steun indien overeengekomen hervormingen stagneren, dan wel democratische neergang waarneembaar is.

Op 23 juli jl. besloot de Commissie tot hervatting van de eerder opgeschorte uitbetaling van de begrotingssteun aan Moldavië na de vreedzame en democratische machtswisseling volgend op de parlementsverkiezingen. De beslissing de begrotingssteun aan Moldavië te hervatten moet worden gezien als steun in de rug van de nieuwe Moldavische administratie en als aanmoediging van het democratisch proces. Daarbij was het van belang dat in Moldavië ook direct concrete maatregelen werden genomen. Dat gebeurde inmiddels op verschillende manieren. Zo is het Moldavische parlement voortvarend van start gegaan met een nieuwe legislatieve agenda inclusief een initiatief om eerdere omstreden electorale hervormingen terug te draaien en daarbij de aanbevelingen van de Venetiëcommissie te implementeren. Ook heeft het parlement een onderzoekscommissie opgezet om de bankenfraude uit 2014 te onderzoeken en het heeft verschillende maatregelen getroffen die moeten helpen bij het depolitiseren van staatsinstituties en de bestrijding van corruptie.

Mensenrechten

De leden van de D66-fractie benadrukken de noodzaak van een spoedige invoering van de Magnitsky-wetgeving binnen de Europese Unie. Het is van groot belang dat de EU-sancties op kan leggen aan personen die zich schuldig hebben gemaakt aan ernstige mensenrechtenschendingen of aan grootschalige corruptie en corruptie binnen overheden. Hiermee kunnen we straffeloosheid voorkomen en toont de EU dat ze dit soort misdaden niet ongestraft laat. Deze leden vragen daarom de Minister hoe hij uitvoering geeft aan de motie van het lid Sjoerdsma c.s. over grootschalige corruptie en corruptie binnen overheden onder de sanctiewet laten vallen (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2012)? Wat is de huidige stand van zaken omtrent de invoering van deze wetgeving? Deze leden roepen de Minister daarom op om ook tijdens de informele Raad Buitenlandse Zaken het belang van deze wetgeving te onderstrepen en zich ertoe in te spannen dat deze er spoedig zal komen.

7. Antwoord van het kabinet

Het kabinet zet zich al geruime tijd stevig in om zo spoedig mogelijk te komen tot de oprichting van een EU-mensenrechtensanctieregime en heeft hiertoe veelvuldig contact op politiek niveau met lidstaten. De Minister van Buitenlandse Zaken zal tijdens Gymnich op 29 en 30 augustus, opnieuw de gelegenheid aangrijpen om namens het kabinet een pleidooi te houden voor de noodzaak van een EU-mensenrechtensanctieregime.

Een zeer ruime meerderheid van EU-lidstaten wil nu daadwerkelijk starten met onderhandelingen over de invulling van een dergelijk sanctieregime maar het is nog geen gelopen race. Nog niet alle lidstaten zijn overtuigd van de toegevoegde waarde en over de oprichting van een sanctieregime moet met unanimiteit besloten worden. Het bereiken van een akkoord over de oprichting van een EU-mensenrechtensanctieregime zal de komende tijd dan ook voorop staan voor het kabinet. Daarbij wordt bekeken op welke wijze motie van het lid Sjoerdsma c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2012) in de lopende discussies gepast kan worden.

De leden van de SP-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat in Helsinki ook gesproken zal worden over mensenrechten als hoeksteen van het Europese buitenlandbeleid. Deze leden vinden het belangrijk dat mensenrechten een hoeksteen van buitenlandbeleid vormen en wijzen erop dat te vaak mensenrechten opzij worden geschoven door EU-landen, bijvoorbeeld om miljarden euro’s te verdienen aan de oorlog in Jemen. In dit kader roepen de leden van de SP-fractie de Minister opnieuw op wapenverkoop aan Saudi-Arabië en andere landen van de coalitie te veroordelen. Is hij daartoe bereid? Is de Minister verder bereid om, als het door hem bepleite EU-mensenrechtensanctieregime ingevoerd wordt, dit aan te grijpen om te komen tot sancties tegen Saudi-Arabië? Dit vanwege alle mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden door dat land in Jemen.

8. Antwoord van het kabinet

Zoals bekend exporteert Nederland geen wapens naar Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten, tenzij uitgesloten kan worden dat deze worden ingezet bij de strijd in Jemen. Hiermee is het wapenexportbeleid van Nederland één van de striktste van alle EU-lidstaten. Het kabinet acht het wenselijk dat het aangescherpte Nederlandse beleid wordt overgenomen door andere landen. Om die reden spoort het kabinet andere landen, inclusief onze EU-partners, regelmatig aan om net zo restrictief te zijn als Nederland. De Minister-President deed dat tijdens de Europese Raad van 18 oktober 2018 (conform motie van het lid Van Ojik c.s. van 17 oktober 2018, Kamerstuk 21 501-20, nr. 1368). De Minister van Buitenlandse Zaken deed dit in november 2018 tijdens een zitting van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (conform motie van het lid Sjoerdsma van 14 november 2018, Kamerstuk 21 501-02, nr. 1924) alsmede tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 18 maart 2019. Het kabinet zal dit blijven doen.

Nederland zet zich, zoals in het antwoord op vraag zeven beschreven, in voor de oprichting van een EU-mensenrechtensanctieregime dat wereldwijd kan worden ingezet. Op de specifieke inzet van dit nog op te richten sanctieregime kan het kabinet niet vooruitlopen.

De SP-leden vragen de Minister of hij tijdens het gesprek over mensenrechten als hoeksteen van EU-beleid ook aandacht wil vragen voor een aantal actuele thema’s, te weten ontwikkelingen in Hong Kong, in Papua en de bosbranden in het Amazonegebied in Brazilië.

[Antwoord op de situaties die door de SP-leden worden genoemd separaat hieronder]

Operatie Sophia

De leden van de D66-fractie merken op dat Operatie Sophia in de Middellandse Zee per 30 september 2019 eindigt, als niet anders wordt besloten. De maritieme patrouilles zijn vervallen, en monitoring vindt enkel nog vanuit de lucht plaats. Deze leden onderstrepen andermaal het belang van deze missie om mensensmokkel tegen te gaan, drenkelingen te voorkomen, en om de Libische kustwacht hierin te ondersteunen en te trainen. Deze leden merken op dat de Duitse bondskanselier ertoe opgeroepen heeft dat deze Europese missie volwaardig wordt herstart, waarbinnen het redden van mensen net zo belangrijk moet zijn als het bestrijden van mensensmokkelaars. Hoe beoordeelt het kabinet deze oproep? Voorts wijzen zij de Minister erop dat de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR) de regering heeft opgeroepen om dit standpunt van de Duitse bondskanselier te onderschrijven en actief deel te nemen aan het bewerkstelligen van een dergelijke nieuwe missie. Zij dragen daar ook sterke economische argumenten voor aan. Hoeveel economische schade hebben reders ondervonden als gevolg van het ontbreken van een maritieme component van Operatie Sophia? Hoe kijkt het kabinet tegen deze oproep aan? De KVNR wijst er in deze oproep ook op dat een kapitein volgens de internationale, door Nederland getekende, VN-zeerechtverdragen wettelijk en moreel verplicht is om hulp te verlenen aan mensen die op zee in nood verkeren. Er moeten voldoende veilige havens beschikbaar zijn om reddingsacties tot een goed einde te brengen. Wat is de reactie van het kabinet op deze oproep van de KVNR?

9. Antwoord van het kabinet

De onderhandelingen voor de verlenging van het mandaat van Operatie Sophia zullen inseptember worden hervat. De uitspraken van de Duitse bondkanselier Merkel moeten worden gezien als een politieke stellingname in het licht van de aankomende onderhandelingen over het vervolg van de missie en het Frans-Duitse voorstel voor een tijdelijk ontschepingsmechanisme.

Het kabinet wil niet op de uitkomsten van de onderhandelingen vooruitlopen. Overigens zullen deze onderhandelingen gaan over de verlenging van het huidige mandaat. Het redden van drenkelingen maakt daar geen deel van uit. Dit is, zoals terecht door de D66-fractie wordt gesteld, een internationale verplichting voor elk schip voortvloeiend uit het internationale zeerecht. Nederland neemt in de mandaat verlenging van EUNAVFORMED Sophia een constructieve positie in en staat open voor een oplossing die tot een structurele verlenging van de operatie leidt. Voor Nederland is het echter van belang dat afspraken over operatie Sophia niet vooruitlopen op een structurele oplossing voor ontscheping in de EU.

Het kabinet deelt de mening dat schepen die migranten redden op zee een veilige haven moeten kunnen bereiken.

Tenslotte, beschikt het kabinet helaas niet over cijfers omtrent de economische schade die reders hebben ondervonden als gevolg van het ontbreken van een maritieme component van Operatie Sophia.

Situatie in Hong Kong

De leden van de SP-fractie hebben grote zorgen over de ontwikkelingen in Hong Kong, waar volgens Amnesty International onnodig en buitensporig veel geweld wordt ingezet tegen demonstranten, waaronder de inzet van rubberkogels. Deze leden vragen de Minister dit geweld te veroordelen en op te roepen tot een onafhankelijk onderzoek naar dit geweld. Ook vragen zij naar de stand van zaken rond de uitleveringswet van Hong Kong die de aanleiding voor de protesten was. Amnesty International vraagt verder aandacht voor de export van producten die gebruikt kunnen worden voor interne repressie. Kan de Minister hierop reageren? Hoe ziet deze export eruit? Welke mogelijkheden zijn er deze export vanuit de EU aan banden te leggen?

10. Antwoord van het kabinet

Het kabinet volgt de ontwikkelingen in Hongkong nauwgezet. De demonstraties van de afgelopen maanden zijn voor het overgrote deel vreedzaam verlopen maar helaas hebben zich ook een aantal gewelddadige incidenten voorgedaan. Excessief geweld en vernielingen, zowel van de zijde van de demonstranten als van de zijde van de politie, keurt het kabinet uiteraard af. Het is van groot belang dat alle partijen zich terughoudend opstellen en geweld afwijzen. Om de situatie te de-escaleren is het nodig een inclusieve dialoog op gang te brengen met betrokkenheid van alle partijen. De Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid heeft daartoe opgeroepen in een verklaring op 17 augustus jl. Het kabinet sluit zich daarbij aan.

Het wetsvoorstel dat uitlevering van personen mogelijk had moeten maken naar jurisdicties waarmee Hongkong geen uitleveringsverdrag heeft, waaronder het Chinese vasteland, is door de Hongkongse regering «doodverklaard». Al op 15 juni jl. heeft Chief Executive Carrie Lam verdere behandeling van het wetsvoorstel opgeschort. De demonstranten eisen echter de intrekking van het wetsvoorstel.

Bepaalde cybersurveillancegoederen en -technologieën staan ingevolge het potentiële gebruik in civiele of militaire toepassingen onder exportcontrole. Dit geldt bijvoorbeeld voor de verkoop van technologie voor de ontwikkeling van intrusion software, software die gebruik maakt van kwetsbaarheden in systemen. Deze goederen zijn opgenomen in de controlelijst van de Europese Dual-use verordening. Een bedrijf dat binnen de EU gevestigd is, is verplicht voor het exporteren van deze goederen en technologie buiten de EU een vergunning aan te vragen. Vergunningen kunnen worden afgewezen indien er zorgen bestaan ten aanzien van het eindgebruik in relatie tot mensenrechtenschendingen. Nederland spant zich internationaal in om aanvullend cybersurveillancegoederen in relatie tot mensenrechtenschendingen onder exportcontrole te brengen. Een voorbeeld hiervan zijn interceptie- en monitoringssystemen die veelal gebruikt worden door inlichtingendiensten. In het Wassenaar Arrangement vergt dit consensus van alle deelnemende landen.

Ontwikkelingen in Papoea

De SP-leden maken zich zorgen om recente ontwikkelingen in Papoea, waar gewelddadig optreden van de autoriteiten tegen studenten heeft geleid tot protesten. Deze leden vragen de Minister te reageren op deze onrust. Amnesty International wijst in deze kwestie op de grondoorzaak van de onrust, namelijk beschuldigingen van discriminatie en onwettig gebruik van geweld tegen Papoease studenten. Dit past in een patroon van voortdurende achterstelling van en discriminatie tegen deze minderheid in Indonesië. Kan de Minister hierop reageren? Vraagt de Minister aandacht voor het respecteren van de rechten van de Papoea’s in Indonesië? Zet Nederland zich in voor het tegengaan van discriminatie?

11. Antwoord van het kabinet

Op 17 augustus jl. vonden op het Indonesische eiland Java incidenten plaats rondom de huisvesting van studenten uit Papua. Studenten uit Papua zouden in Surabaya een Indonesische vlag in het riool hebben gegooid, waarna een schermutseling ontstond waarbij de studenten discriminerend bejegend werden. De Indonesische politie zette daarop traangas in en arresteerde 43 studenten. Alle studenten werden dezelfde dag zonder aanklacht weer vrijgelaten. Deze incidenten hebben tot heftige demonstraties geleid in de Indonesische provincies Papua en West-Papua.

De Indonesische autoriteiten spraken zich binnen korte tijd uit tegen de incidenten en riepen op tot kalmte. De Indonesische president Widodo veroordeelde daarbij de racistische en etnische discriminatie van de studenten en gaf aan dat hij graag een dialoog aangaat met vertegenwoordigers van de Papua’s. De gouverneur van Oost-Java en de burgemeester van Surabaya verontschuldigden zich voor de incidenten. De Indonesische autoriteiten kondigden tevens aan dat zij een onderzoek instellen naar het incident in Surabaya. In reactie op de opgelopen spanningen zijn extra veiligheidseenheden naar Papua gestuurd.

Het kabinet houdt de situatie in Papua, inclusief de demonstraties die zijn ontstaan n.a.v. deze incidenten, nauwlettend in de gaten. De situatie in Papua, met inbegrip van de mensenrechtensituatie, is vast onderdeel van de bilaterale dialoog tussen Nederland en Indonesië. Zo heeft de Minister van Buitenlandse Zaken op 5 april jl. met zijn Indonesische collega Retno Marsudi over de situatie in Papua gesproken. Ook worden de ontwikkelingen in Papua regelmatig op hoogambtelijk niveau besproken, meest recentelijk nog deze week. Daarbij staat de veiligheidssituatie en gelijke behandeling van de Papua’s nadrukkelijk op de agenda. In contacten met de Indonesische autoriteiten benadrukt Nederland dat terughoudendheid en dialoog de beste middelen zijn om tot een duurzame oplossing te komen.

Bosbranden in de Amazone

Wat de bosbranden van ongekende omvang in het Amazonegebied in Brazilië betreft, vragen de SP-leden of de Minister in kan gaan op het beleid van de Braziliaanse autoriteiten hiertegen. Wordt hier voldoende tegen opgetreden? Wat zijn de laatste ontwikkelingen? Klopt het beeld dat de branden enorm zijn toegenomen? Kan de Minister ook ingaan op export uit Brazilië afkomstig uit dit gebied? Welke relatie is er tussen de bosbranden en economische ontwikkeling van het Amazonegebied en daarmee met handel? Kan de Minister in dit verband ook ingaan op het handelsakkoord tussen de EU en een aantal Zuid-Amerikaanse landen, waaronder Brazilië, dat in de maak is? Ziet de Minister in de bosbranden aanleiding om dit akkoord te heroverwegen? Kan vanuit Europa bijgedragen worden aan het duurzaam tegengaan van deze jaarlijks terugkerende bosbranden? Kan de Minister, tegen de achtergrond van deze bosbranden, ook aangeven hoe de motie van het lid Van Ojik (Kamerstuk 35 000 V, nr. 24) om landenrechtenverdedigers en milieuactivisten waar mogelijk te ondersteunen, wordt uitgevoerd? Wordt hier nieuwe urgentie aan gegeven?

12. Antwoord van het kabinet

De bosbranden in Brazilië zijn ten dele een jaarlijks terugkerend fenomeen, dat enerzijds samenhangt met de wijdverbreide praktijk van boeren om land opnieuw geschikt te maken voor landbouw door oude gewassen te verbranden (een praktijk die overigens wereldwijd wordt gehanteerd) en anderzijds met het al dan niet illegaal uitbreiden van het areaal ten behoeve van veeteelt en landbouw, dan wel in het kader van landspeculatie. De ontbossing piekt altijd in het droge seizoen in Brazilië, dat enkele weken geleden is begonnen. Dit jaar zijn de bosbranden evenwel, voor zover op dit moment valt te beoordelen, bovengemiddeld groot. Dat heeft vermoedelijk ook te maken met het veranderde politieke klimaat in Brazilië, waarin sommige boeren en speculanten zich mogelijk aangemoedigd voelen om meer te ontbossen (veelal door verbranding). Overigens mogen boeren volgens de Braziliaanse wet in de Amazone 20% van hun land (buiten beschermde gebieden) ontbossen. Naar schatting is echter circa 80% van de ontbossing illegaal. Het toezicht op de naleving van deze wet schiet dus ernstig tekort.

De Braziliaanse regering heeft aanvankelijk geprikkeld gereageerd op de kritiek uit het buitenland, maar heeft nu toch besloten het leger in te zetten om de bosbranden te bestrijden. Hierbij lijkt een rol te spelen dat ook de landbouwsector in Brazilië zich zorgen begint te maken over mogelijke buitenlandse boycots van Braziliaanse landbouwproducten, als er geen maatregelen worden getroffen om de bosbranden serieus aan te pakken. De USD 20 miljoen aan hulp die de G7-landen hebben aanboden, is door president Bolsonaro alsnog – onder voorwaarden – geaccepteerd.

Met de vier landen van de Mercosur (Brazilië, Argentinië, Uruguay en Paraguay) is in juli beginselovereenstemming bereikt over een associatieakkoord (waar het vrijhandelsakkoord onderdeel van is). De Europese Commissie verwacht het akkoord, na vertaling en juridische toets, op zijn vroegst in november 2020 ter besluitvorming voor te leggen aan de Raad.Enkele EU-lidstaten hebben gemeld de ratificatie van Mercosur te koppelen aan zichtbare stappen van de Braziliaanse regering in het tegengaan van illegale ontbossing. In het EU-Mercosur-akkoord bevestigen partijen het belang van de Overeenkomst van Parijs, van duurzaam bosbeheer, van duurzame handel en van maatregelen om illegale houtkap en daaraan gerelateerde handel tegen te gaan. Deze afspraken geven handvatten om Brazilië politiek aan te spreken op gedrag dat daarmee in strijd is. Zoals reeds aangegeven is Nederland voornemens met de Commissie en EU-lidstaten te onderzoeken hoe het Verdrag duurzaamheid en in het bijzonder de naleving van het Akkoord van Parijs kan bevorderen. Het kabinet zal een standpunt innemen over het EU-Mercosur-akkoord wanneer de daartoe benodigde stukken beschikbaar zijn en zal de Kamer daarover informeren.

De motie van het lid Van Ojik ontvangt doorlopende aandacht wegens de verhoogde risico’s voor landrechtenverdedigers en milieuactivisten. Tijdens de VN Mensenrechtenraad heeft Nederland zich sterk gemaakt voor de noodzaak van bescherming en aandacht voor de specifieke risico’s van deze groep mensenrechtenverdedigers door middel van resolutie A/HRC/40/L.22/Rev.1 (Recognizing the contribution of environmental human rights defenders to the enjoyment of human rights, environmental protection and sustainable development). Ook tijdens bilaterale gesprekken wordt aandacht gevraagd voor deze groep mensenrechtenverdedigers. Nederland zal zich zowel bilateraal als multilateraal blijven inzetten voor landrechtenverdedigers en milieuactivisten.

INF-verdrag

In het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 juli 2019 lezen de leden van de SP-fractie over het INF-verdrag, dat door de Verenigde Staten is opgezegd. In het verleden heeft de Minister zich uitgesproken voor behoud van dit verdrag, omdat het heeft bijgedragen aan de veiligheid in de wereld, in het bijzonder in Europa. Deze leden gaan er vanuit dat de Minister daarom geen voorstander is van de ontwikkeling van raketten die, als het verdrag nog zou bestaan, verboden zouden zijn. Kan de Minister dat bevestigen? Kan de Minister ook reageren op de recente test van een raket door de Verenigde Staten, met een bereik die onder het INF-verdrag verboden was? Hoe is hierop gereageerd? Deelt de Minister de opvatting van de leden van de SP-fractie dat dit een zeer onwenselijke ontwikkeling is?

13. Antwoord van het kabinet

Nederland kan eigenstandig bevestigen dat Rusland een grondgelanceerd kruisvluchtwapen heeft ontwikkeld en opgesteld dat onder het INF-verdrag verboden is (Kamerstuk 33 694, nr. 34). Ondanks de inzet van Nederland en NAVO-bondgenoten weigerde Rusland een oprechte dialoog over het verifieerbaar en compleet herstel van de Russische ontwapeningsverplichtingen onder dit verdrag en bleef het dit raketsysteem opstellen. Een situatie waarin de VS zich wel houdt aan dit verdrag maar Rusland niet, is niet houdbaar. Daarom draagt Rusland de volledige verantwoordelijkheid voor de teloorgang van het INF-verdrag, zoals ook beschreven in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 juli 2019 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2034).

Na het vervallen van het INF-verdrag is er geen sprake meer van een beperking op het testen van middellange rakettechnologie door de VS. Een dergelijke test betekent niet automatisch dat de VS deze systemen in productie neemt, of gaat opstellen. Nederland is en blijft volledig gecommitteerd aan internationale wapenbeheersing, non-proliferatie en ontwapening. Daarbij voorop staat het garanderen van veiligheid van en stabiliteit in Europa. Nederland zal zich actief blijven inzetten voor nucleaire ontwapening en wapenbeheersing door de NAVO in de huidige post-INF situatie.

Incident bij Russische test nucleair aangedreven raket

De leden van de D66-fractie merken op dat zich recentelijk een incident heeft voorgedaan in Rusland, waarschijnlijk tijdens een test van een nucleair aangedreven nucleaire raket, waarbij een wolk radioactief materiaal is vrijgekomen. Hoe schat het kabinet de gevolgen van dit ongeluk in? Wat voor effecten verwacht het kabinet dat dit ongeval zal hebben voor de volksgezondheid? Voorts merken deze leden op dat de Akademik Lomonosov, een Russische drijvende kerncentrale, vertrokken is naar Siberië via de Arctische Oceaan. Hoe beoordeelt het kabinet de risico’s die deze vaart met zich meebrengt? Heeft het kabinet contact gehad met de Russische autoriteiten over deze vaart? De leden van de D66-fractie maken zich ernstig zorgen over de veiligheid en kwetsbaarheid van dit schip, omdat een nucleaire ramp in dit kwetsbare gebied desastreuse gevolgen zou hebben. Deze leden vragen de Minister daarom deze risicovolle onderneming te bespreken tijdens de aanstaande informele Raad Buitenlandse Zaken, en met de Europese partners tot een gemeenschappelijke reactie te komen en de ernstige zorgen over te brengen aan de Russische autoriteiten.

14. Antwoord van het kabinet

Op 8 augustus heeft een ongeluk plaatsgevonden met een Russisch raketsysteem waarbij radioactieve stoffen zijn vrijgekomen. Het is vooralsnog niet duidelijk hoeveel radioactiviteit er precies is vrijgekomen als gevolg van de ontploffing. Media melden dat lokaal nabij het ongeluk gedurende één uur een driemaal hoger stralingsniveau is gemeten dan de natuurlijke achtergrondwaarde; een dergelijk verhoogd stralingsniveau van korte duur levert een zeer beperkt blootstellingsrisico op. Volgens Reuters hebben Russische autoriteiten op 26 augustus gemeld dat er vlak na het ongeluk radioactiviteit is gedetecteerd. Vooralsnog heeft het RIVM echter geen verhoogde straling gevonden in Nederland. Bovendien waaide de wind naar het zuidoosten, wat de gevolgen voor de Nederlandse volksgezondheid eveneens sterk beperkt.

In de nationale Arctische strategie onderstreept het kabinet het ecologische, economische en politiek-strategische belang van het Arctische gebied.1 Het kabinet volgt de ontwikkelingen in dit gebied nauwgezet. In 2010 is Rusland begonnen met de ontwikkeling van de Akademik Lomonosov, een drijvende kerncentrale die gebruik maakt van bestaande technologie uit onder andere nucleaire ijsbrekers. De lidstaten van het internationaal atoomagentschap zijn verantwoordelijk voor de naleving van de internationale veiligheidsvoorschriften. Rosatom, verantwoordelijk voor de bouw van de kerncentrale, heeft aangegeven dat de constructie voldoet aan de daarvoor geldende veiligheidsvoorschriften van het internationaal atoomagentschap. Daarnaast zijn er internationale afspraken over milieu en veiligheidseisen in de scheepvaart in het Arctische gebied, onder andere vastgelegd in de «Polar Code» van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). Rusland heeft deze afspraken ook onderschreven. Het kabinet ziet vooralsnog geen aanleiding om deze kwestie bilateraal of in Europees verband op te brengen.


  1. Kamerstuk 35 000 V, nr. 82↩︎