[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen inzake het ontwerp van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Nationale Omgevingsvisie

Lijst van vragen

Nummer: 2019D33627, datum: 2019-09-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2019D33627).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2019Z12724:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2019D33627 Lijst van vragen

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over haar brief van 20 juni 2019 houdende het Ontwerp van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) (Kamerstuk 34 682, nr. 27).

Voorzitter van de commissie,
Ziengs

Griffier van de commissie,
Roovers

1 Waarom is er geen kaart opgenomen waarin alles bij elkaar is «opgeteld» zodat duidelijk wordt waar belangen botsen? Kan deze alsnog worden gemaakt en verstrekt?
2 Welke veranderingsruimte zit er nog in de NOVI ten opzichte van de ontwerp-NOVI, en wat zijn volgens u de grootste aandachtspunten in het vervolgtraject?
3 Kunt u aangeven of de nog op te zetten landschapsmonitor tijdig gereed is voor implementatie in de NOVI, inclusief de rond die tijd vast te stellen indicatoren door het PBL?
4 Wat is de stand van zaken omtrent de NOVI-monitor?
5 Hoe wordt geborgd dat de in de ontwerp-NOVI opgestelde nationale belangen ook landen in de verschillende POVI’s en GOVI’s?
6 Worden de vier nationale belangen onderling afgewogen, en zo ja, hoe?
7 Hoe voorziet deze NOVI in een afweging tussen conflicterende claims in de ruimtelijke ordening?
8 Hoe rijmt de ambitie tot één richtinggevende NOVI met de verschillende sectorale programma’s en -strategieën?
9 Op welke wijze is de NOVI sturend ten opzichte van reeds bestaande en toekomstige programma’s en visies op het gebied van ruimtelijke ordening?
10 Hoe en met welke partijen worden, zoals het PBL adviseert, de kaders voor de verdere uitwerking van de NOVI vormgegeven?
11 Kunt u voor de elf punten uit de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van de PlanMER aangeven of er aanvullende acties in het vervolgtraject voorzien zijn, en zo ja, welke?
12 In hoeverre vormt de NOVI een leidraad voor de ruimtelijke beslissingen in de RESsen? Betekent de voorkeursvolgorde in de NOVI dat er geen zonnepanelen op het IJsselmeer worden gebouwd?
13 Kan in de uitwerking vanaf pagina 55 beter worden aangegeven wat de effecten zijn van een pro-actieve ontwikkeling van natuur en landschap voor economie of verstedelijkingsstrategieën (i.p.v. andersom)? Welke kansen ziet u voor een meer offensieve benadering (meekoppelkansen) van de omgevingskwaliteit (natuur en landschap), zoals het positieve voorbeeld van het rivierengebied waar de opgaven met nadruk wel gecombineerd worden opgepakt en ontwikkeling van de omgevingskwaliteit de oplossing is voor veel problemen?
14 Hoe wordt het door het PlanMer benoemde risico dat natuur en landschap in algemene zin of in gebiedsuitwerkingen onvoldoende aandacht krijgen opgepakt?
15 Hoe wordt voorkomen dat er bij de verduurzaming van de energie-intensieve industrie lock-ins ontstaan?
16 Hoe hangt de ontwerp-NOVI samen met de Nationale Agenda Laadinfrastructuur?
17 Hoe hangt de ontwerp-NOVI samen met het Nationaal Programma Energie-hoofdinfrastructuur (EHS)?
18 Hoe wordt ervoor gezorgd dat de onderwerpen die nu niet in de NOVI worden opgenomen, maar wel (grote) impact hebben op de ruimtelijke ordening (zoals bijvoorbeeld vliegverkeer) betrokken worden bij goed ruimtelijk beleid?
19 Wordt het Deltaplan Mobiliteit (recent opgesteld door 25 betrokken partijen) meegenomen in de NOVI? Zo ja, op welke wijze? Kan per voorstel worden aangegeven hoe de voorstellen al dan niet in de NOVI worden opgenomen?
20 Op welke wijze worden de woondeals (en ook de daarin opgenomen opgave voor stedelijke mobiliteit) in de NOVI meegenomen?
21 Onderschrijft u de aanduiding van «Chemport Europe» als het vijfde industriële cluster van Nederland, zoals eerder is gedaan in het Klimaatakkoord?
22 Om wat voor soort keuzes van het Rijk kan het gaan, gelet op het feit dat de NOVI een kader geeft, keuzes maakt waar het kan en de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt?
23 Waarom is de tijdhorizon van 2050 gekozen?
24 Zijn de vier prioriteiten in volgorde van belangrijkheid gezet?
25 Waarom is het voorzien van voldoende woningbouw niet als aparte prioriteit benoemd?
26 In hoeverre kan en gaat de rijksoverheid de noodzakelijke reservering van ruimte voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal afdwingen?
27 Op pagina's 4 en 5 wordt er een keuze gemaakt in de vier genoemde prioriteiten (1. Ruimte maken voor klimaatadaptatie en energietransitie, 2. Duurzaam economisch groeipotentieel, 3. Sterke en gezonde steden en regio’s en 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied): zijn deze alle vier even belangrijk?
28 Op welke wijze speelt bereikbaarheid een rol bij de sterker en gezonde steden en regio’s?
29 Zijn de Afwegingsprincipes in volgorde van belangrijkheid genoemd?
30 Op welke wijze wordt de wildgroei van distributiecentra (tijdig) tegengegaan?
31 Hoe kan de NOVI-aanpak een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de betrokken overheden zijn, als de NOVI landelijk wordt vastgesteld?
32 Welke rol speelt de Kamer bij aanpassing van de NOVI aan de hand van de NOVI-monitor?
33 Kunt u bondig aangeven hoe de drie ambities van de NOVI – functiecombinatie, identiteit gebied centraal en afwenteling voorkomen – gestalte krijgen?
34 Kunt u aangeven hoe de Uitvoeringsagenda, de Omgevingsagenda’s per landsdeel en de MIRT-overleggen zich tot elkaar verhouden? Komen er ook aparte overleggen per NOVI-gebied? Waarom is niet gekozen voor samenvoeging van die overleggen zodat de bestuurlijke spaghetti enigszins beheerst wordt?
35 Op welke wijze worden in de NOVI landsdelen onderscheiden, en hoe zijn deze tot stand gekomen?
36 Hoe kan de NOVI houvast bieden voor andere overheden als dit document voortdurend wordt aangepast, aangevuld en versterkt?
37 Hoe ver gaat de overheid in het bepalen van bepaalde keuzes die burgers maken (bijvoorbeeld: bewegen en het gebruik van de auto)?
38 Kan aangegeven worden welke ontwikkelingen te beïnvloeden zijn door rijksbeleid en welke ontwikkelingen sowieso plaatsvinden? Plaatst een dergelijke scheiding ons voor specifiekere keuzes?
39 In welke mate wordt rekening gehouden met bevolkingstoename?
40 Kan nader worden aangegeven hoe straks in de praktijk de gemeentelijke en provinciale omgevingsvisies aan de NOVI worden gekoppeld?
41 Bij de geïntegreerde aanpak wordt de «sociale kant» (hoe we bijvoorbeeld met elkaar omgaan, wat onze normen en waarden zijn) niet genoemd: waarom niet, want die sociale kant heeft ook fysieke effecten?
42 Wordt bij de Gebiedsgerichte aanpak ook naar de ons omringende landen/regio’s gekeken? Zo ja, hoe dan? Kan dat met een kaartbeeld verduidelijkt worden?
43 Moeten we de NOVI zien als een «Top-down-document»?
44 Hoe wordt afgedwongen dat er daadwerkelijk anders gekeken wordt naar bijvoorbeeld specifieke kenmerken, identiteit en ontstaansgeschiedenis enz.?
45 Is er nu voldoende evenwicht tussen centrale sturing en decentrale betrokkenheid en beleidsvrijheid? Zo ja, waar blijkt dat uit?
46 Is er, in het licht van artikel 2.2 (afstemming en samenwerking) van de Omgevingswet, rekening gehouden met de al vastgestelde POVI’s? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
47 Indien wordt vastgesteld dat medeoverheden, burgers en bedrijven niet juridisch aan de visie van de NOVI zijn gebonden, maar wel aan de daaruit volgende regels en normen, gaat het dan om landelijke regels en normen of om regels en normen van de medeoverheden?
48 Komt er voor het Caraïbisch deel van ons Koninkrijk ook een NOVI?
49 Wat is de rol van de Waterschappen bij de gezamenlijke verantwoordelijkheid bij de samenwerking en uitvoering?
50 Welke regels en normen gaan er uit de NOVI volgen?
51 Welke sancties zijn er als medeoverheden zich niet aan de «samenwerkingsafspraken» houden? Welk traject wordt er gevolgd als het niet lukt om «samenwerkingsafspraken» te maken? In hoeverre worden bedrijven, burgers en maatschappelijke partijen bij die «samenwerkingsafspraken» betrokken? Wie heeft de beslissende stem?
52 Wat is de juridische status van samenwerkingsafspraken? Wat is de rol van de Kamer daarbij?
53 Kan nader uiteengezet worden wat we onder een Uitvoeringsagenda moeten verstaan?
54 In hoeverre kunnen we nu al het toekomstperspectief voor het jaar 2050 bepalen?
55 Hoe wordt bepaald wat «onnodige» mobiliteit is? Wie bepaalt dat?
56 Waar is de verwachting op gebaseerd dat droge zomers in 2050 zullen voorkomen door klimaatverandering aangezien alleen de zomer van 2018 immers droog was en niet het gevolg van klimaat?
57 In hoeverre draagt een Nederlands klimaatbeleid bij aan het mondiale klimaatprobleem?
58 Op welke wijze kunnen innovaties een rol spelen bij een toekomstbestendige economie?
59 Zal er niet altijd een vorm van restafval blijven die onmogelijk als grondstof gezien kan worden?
60 Kan van de genoemde energie-intensieve industrie aangegeven worden wat de huidige en te verwachten energievraag is en wat de bijdrage aan het produceren van duurzame bronnen kan zijn?
61 Wat is de verwachting ten aanzien van de positie van ons land op Earth Overshoot Day indien het als voorgestelde beleid geëffectueerd wordt?
62 Op pagina 23 staat dat de zeespiegel waarschijnlijk met 0,5 m stijgt in 2050, op basis van recentere inzichten (zie het rapport van Deltares in bijlage bij het Deltaprogramma 2019) is dit mogelijk meer: is met dit scenario voldoende rekening gehouden? Moet de ontwikkeling van Nederland niet vooral in hogere delen van het land worden gezocht? Wat betekent dit voor ontwikkelingen (zoals woningbouw, infrastructuur, industrie, natuur) in het westen van Nederland? Is de termijn van de NOVI niet te kort om aan deze uitdaging het hoofd te bieden?
63 Speelt cultuur historie een rol bij «Prettige woonmilieus»?
64 In welke mate zal (internet)technologie een rol spelen bij bereikbaarheid? Denk aan tele-werken, 3D-printen enz.
65 Welke rol speelt het verder vervagen van landsgrenzen binnen de EU een rol?
66 Speelt grensoverschrijdend (goederen) vervoer bij alle landsgrenzen evenveel mee?
67 In hoeverre is het streven met de NOVI te zorgen dat door ruimtelijke inrichting mensen minder tijd kwijt zullen zijn met woon-werkverkeer, gegeven dat nabijheid het uitgangspunt is en mensen in het verleden door reistijdverkortende maatregelen verder van hun werklocatie zijn gaan wonen?
68 Wordt lichthinder meegenomen bij de gezondheidsaspecten?
69 Is overwogen om voor het veenweidegebied specifiek beleid te formuleren?
70 Kunnen voorbeelden genoemd worden van overdekte teelten (die nu in de open lucht plaats vinden)?
71 Kan bij Erfgoed en identiteit aangegeven worden wat de toekomstige rol van historische windmolens is en hoe de bedreiging een halt wordt toegeroepen?
72 Heeft punt 19 op blz. 34 («behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang») betrekking op de motie van het lid Laan-Geselschap over de bescherming van bijzondere landschappen (Kamerstuk 34 682, nr. 17)? Zo neen, hoe is de inhoud van die motie dan in de NOVI terug te vinden?
73 Hoe verhouden de punten 2 en 19 op blz. 34 zich tot elkaar, aangezien het in beide punten gaat om omgevingskwaliteit?
74 Waarom is voor deze volgorde gekozen van de 21 nationale belangen?
75 Is onderzocht of deze nationale belangen wel te realiseren zijn binnen het beperkte grondgebied?
76 Hoe spelen de niet-fysieke SDG’s toch een rol in de NOVI?
77 Kan lichthinder ook genoemd worden bij milieukwaliteit?
78 Kan het beschermen en verbeteren van de omgeving van cultreel erfgoed een onderdeel van een goede leefomgeving zijn?
79 Hoe wordt de aangenomen motie van de leden Ronnes en Dik-Faber waarin verzocht werd unieke gebieden, zoals bijvoorbeeld het oudste cultuurlandschap, «de Maasheggen» (in Nederland als enige met de status UNESCO Biosphere), een plek te geven in de Nationale Omgevingsvisie, daadwerkelijk verwerkt in de NOVI?
80 Moet de PAS-problematiek hier niet genoemd worden?
81 De krimpgebieden liggen in de grensstreek: als grenzen vervagen binnen de EU, zou de krimpproblematiek dan ook anders geduid moeten worden?
82 Wat wordt beoogd met «dat het essentieel is dat het fysiek-ruimtelijk domein samenwerkt met het sociaal gezondheidsdomein»? Wat zou daar het resultaat van moeten zijn?
83 Kan inmiddels aangegeven worden hoe de verdeling van verantwoordelijkheden is ten aanzien van bodemdaling?
84 In welke mate kan de bouwopgave binnenstedelijk worden opgelost? Ergo: hoeveel woningen zullen buiten de stedelijke grenzen gerealiseerd worden?
85 Wordt bij het mobiliteitssysteem voldoende rekening gehouden met grensoverschrijdend verkeer (auto, spoor, lucht en water)?
86 Wat is het verschil tussen de nationale belangen 6, 7 en 8?
87 Welke rol spelen voet- en fietspaden bij de nationale belangen 6, 7 en 8?
88 Kan uiteen gezet worden waarom het een voorwaarde is voor een circulaire economie dat er een ecologisch stabiel systeem zou moeten zijn?
89 Valt onder Waterveiligheid ook de kwetsbaarheid op het gebeid van cybersecurity van sluizen, bruggen enz.?
90 Wat is het verschil tussen Waterveiligheid en waterrobuustheid?
91 Wat is de rol van de Mainports bij het vestigingsklimaat?
92 Kan aangegeven worden op welke wijze de ondersteuning vanuit het ministerie wordt geborgd?
93 Kan een beeld gegeven worden in hoeverre Nederland in de eigen vraag naar voedsel kan voorzien?
94 Bij de belangenafwegingen verliest het behoud/versterking van cultureel erfgoed en landschap het vaak van andere belangen: waarom en hoe kan dat voorkomen worden?
95 Kunnen prioriteiten gesteld worden bij cultureel erfgoed? Welke aspecten zijn het belangrijkst?
96 Cultureel erfgoed zoals molens en kerken kan soms geen nieuwe functie krijgen (anders dan de historische waarde): wat is de toekomst van dergelijk cultureel erfgoed?
97 Wat zijn de gevolgen van de rechterlijke uitspraak inzake de PAS, gedaan in het voorjaar van 2019, voor de NOVI?
98 Kan een actualisatie gegeven worden van het PAS-beleid nu de Raad van State recent het PAS-beleid heeft afgekeurd?
99 Bent u ook van mening dat de PAS uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 gevolgen zal hebben voor de NOVI? Wanneer wordt de uitkomst van dit onderzoek bekend? Wat zijn de consequenties van het gewijzigde stikstofbeleid en hoe zal hier rekening mee worden gehouden in de NOVI?
100 Gemeenten hebben de primaire verantwoordelijkheid voor kwaliteit van de leefomgeving, waarvan natuur en landschap integraal onderdeel uitmaken: welke concrete sturing wordt hier door het Rijk op gegeven om het behoud en verbetering van de (internationale) natuurdoelen en landschapsbescherming ook op de lange termijn met de verschillende ruimteclaims veilig te stellen?
101 Wat is het verschil tussen «opgaven» en «prioriteiten»? Hoe verhouden die zich in de NOVI tot elkaar? Zijn de vier prioriteiten in feite niet ook opgaven? Zo neen, waarom niet?
102 Zijn er andere prioriteiten overwogen? Zo ja, welke? In hoeverre is te verwachten dat er over enige tijd sprake is van andere prioriteiten?
103 Welke nationale belangen en opgaven zijn bij de totstandkoming van de conceptversie wel genoemd maar niet urgent genoeg om opgenomen te worden?
104 Waarom zijn er slechts 4 prioriteiten genoemd? Waarom worden voldoende woningbouw en bescherming van het landschap niet als prioriteiten genoemd?
105 Zijn de vier prioriteit in willekeurige volgorde genoemd? Zo nee, waarom is voor deze volgorde gekozen?
106 Spelen de in de Grondwet genoemde grondrechten ook een rol bij het bepalen van prioriteiten?
107 Wat wordt bedoeld met richting geven «op» prioriteiten? Wordt bedoeld richting geven «aan» prioriteiten?
108 Zijn er andere afwegingsprincipes overwogen? Zo ja, welke?
109 Op welke wijze gaat het kabinet stimuleren om vormen van energieopwekking onder te brengen op particuliere eigendommen zoals distributiecentra? Hoe kunnen gemeenten dit realiseren?
110 Waar of bij welk orgaan ligt de verantwoordelijkheid bij het tweede afwegingsprincipe voor wat betreft de keuze wat de optimale balans tussen beschermen en benutten moet zijn?
111 Kan aangegeven worden hoe buurlanden omgaan met klimaatverandering, energietransitie en klimaatdoelen en de ruimtelijke gevolgen daarvan? Loopt Nederland voorop? Wat zijn de ruimtelijke gevolgen in het grensgebied van de buurlanden?
112 Hoe verhoudt zich het Kustpact ten opzichte van de NOVI?
113 Welke ruimte blijft er over voor de zeevisserij op de Noordzee?
114 Is het mogelijk een gebied te reserveren voor een luchthaven?
115 Kunnen luchthaven en aanlandingsplek voor energie gecombineerd worden?
116 Hoe hard zijn de richtingen die worden meegegeven aan de RESsen? Is de NOVI het ruimtelijk kader voor de RESsen? Sturen de drie afwegingsprincipes van de NOVI ook de RESsen?
117 Hoe gaat de doelstelling voor 35 TWh hernieuwbare energie op het land uit het Klimaatakkoord gecombineerd worden met de benoemde landschapswaarden in de Omgevingswet?
118 Hoe verhoudt de zin «Grootschalige clustering van de productie van duurzame energie (door windmolens, eventueel in combinatie met zonnevelden)» onder het kopje «Voorkeur voor grootschalige clustering» zich tot de voorkeursvolgorde van de zonneladder?
119 Is de woningbouwlocatie Rijnenburg bij Utrecht is strijd met de voorkeursvolgorde voor zon en pv?
120 Hoe wordt geborgd dat bewoners goed betrokken worden bij de besluitvorming rondom de energietransitie en kunnen meeprofiteren van de opbrengsten?
121 Waarom denkt u dat de voorkeursvolgorde voor zon pv voldoende is om er voor te zorgen dat er daadwerkelijk meer zon op dak in plaats van meer zonneweides komen? Waar is dit op gebaseerd? Hoe staat dit in relatie tot de brief (Kamerstuk 34 682, nr. 29) van de Minister EZK waarin hij reageert op moties Kamerstuk 32 813, nr. 204 en Kamerstuk 34 682, nr. 25?
122 Op welke wijze gaat de voorkeursvolgorde ertoe leiden dat meer zonnepanelen op daken worden geplaatst in plaats van in zonneweides? Gaat u deze voorkeursvolgorde al onder de aandacht brengen in gesprekken over de Regionale Energie Strategie, en kunt u de Kamer informeren over de uitkomst daarvan?
123 Op welke wijze biedt de ontwerp-NOVI een stimulans voor de warmtetransitie op regionale en lokale schaal?
124 Op welke termijn worden de regels in het BBL en van de SDE++ regeling aangepast om bij te dragen aan de zonneladder? Waarom worden er niet ook instructieregels opgesteld om zon in- of in de directe nabijheid van natuurgebieden te ontmoedigen in alle provincies?
125 Waarom duidt u een locatie in de Drentse veenkoloniën wederom aan als kansrijk gebied voor grootschalige windenergie? Ontwikkelt u op dit moment initiatieven voor grootschalige windenergie in deze regio?
126 Op welke wijze wordt rekening gehouden met een mogelijke economische recessie?
127 Spelen de Mainports nog enige rol van betekenis (en waarom)?
128 Waarom is er een groeiambitie van 2% bbp opgenomen in de NOVI en hoe is deze tot stand gekomen?
129 Is bij het benoemen van milieuruimte rekening gehouden met de PAS-uitspraak van de Raad van State?
130 Waarom is er bij beleidskeuze 2.2 voor de eis gekozen om ruimte voor haven- en industriegebieden te behouden?
131 In hoeverre is er sprake van een integrale visie, wanneer enkele terreinen niet onder de scope vallen, zoals bijv. de luchtvaart (met de Luchtvaartnota 2020–2050)?
132 Sommige belangrijke keuzes, die van nationale omvang zijn, worden niet gemaakt, zoals de beslissing over de ontwikkeling van Schiphol, die pas in de Luchtvaartnota en de Luchtvaartherziening wordt gemaakt (p. 72: is de NOVI niet bedoeld om integraal beleid vast te stellen? Is het de bedoeling dat het ruimtelijke ordeningsaspect van de luchtvaart wordt opgenomen in een herziening van de NOVI?
133 Kunt u aangeven in hoeverre afspraken die aan de Alerstafel indertijd zijn gemaakt nu door alle partijen zijn nagekomen (Graag een helder schematisch overzicht van afspraken, partijen en concrete besluiten)?
134 Wat zijn de beleidskeuzes ten aanzien van de zogenaamde weidewinkels?
135 Wat zijn de mogelijke ruimtelijke gevolgen van een verdergaand gebruik van internetaankopen?
136 Waarom zijn de belangrijkste infrastructuurverbindingen in Drenthe en Noord-Nederland niet weergegeven?
137 Waar wordt het voorgestelde «stedelijk groenfonds» belegd? Wie gaat het financieren? Wie gaat het beheren?
138 Hoe wordt verzekerd dat cultureel erfgoed in de belangenafwegingen niet het onderspit delft?
139 Wordt het veenweidegebied (met weidse uitzichten, molens en knotwilgen) ook gezien als cultureel erfgoed?
140 Welke rol heeft het rijk bij het bepalen van de gewenste woningvoorraad? Is het denkbaar dat een regio/gemeente kiest voor het niet vervullen van de vraag naar woonruimte?
141 Wat is de betekenis van het noemen van bepaalde locaties in de NOVI voor de desbetreffende gemeenten ((bijvoorbeeld Rotterdam-Stadionpark)? Is het daar opgestelde lijstje limitatief? In hoeverre komen deze gebieden in aanmerking voor bijdragen vanuit het Rijk, omdat zij expliciet in de NOVI staan vermeld?
142 Welke locaties zijn er nog meer als zoekgebied voor grootschalige ontwikkeling aan te wijzen?
143 In welke mate zijn de genoemde locaties voldoende om aan de vraag te voldoen?
144 De woondeals hebben een beperktere tijdshorizon dan de NOVI: hoe moeten we dat duiden?
145 Waar wordt het fonds voor herstructurering belegd? Wie gaat het beheren? Wie gaat het financieren?
146 Hoe komt het dat er slechts een beperkt A4-tje geschreven wordt over de krimpgebieden? Zijn verdergaande beleidskeuzes niet overwogen?
147 Hoe gaan buurlanden om met krimpgebieden? Valt daarvan te leren?
148 Speelt boren een hoofdrol bij de regionale veenweide strategieën, of een bijrol?
149 Hoe speelt het belang van voedselvoorziening een rol bij het laten vervallen van weidegebied voor het boerenbedrijf?
150 Op welke wijze gaat de NOVI om met de problematiek van de vrijkomende agrarische bebouwing (VAB)?
151 Zijn er nog andere keuzes denkbaar ten aanzien van bodemdaling?
152 Zijn de negatieve effecten van vernatting in beeld?
153 Wat wordt bedoeld met de passage waar staat dat het Rijk zich voor een select aantal gebieden «aanvullend» wil inzetten voor de bescherming van het landschap? Hoe wordt dat vorm gegeven en geborgd? Worden daar samenwerkingsafspraken met de medeoverheden over gemaakt?
154 Waar hangt het van af of het Rijk ook andere gebieden specifiek in de NOVI zal benoemen, naast Kustlandschap, Waddenlandschap, Groene Hart, Veluwe, IJsselmeer, Zuidwestelijke Delta en de Nationale Parken? Wat is de specifieke status van deze gebieden? Wat is de betekenis voor deze gebieden van het concreet benoemen van deze gebieden in de Nationale Omgevingsvisie?
155 Kan het rijk in die NOVI-gebieden concrete locaties voor woningbouw aanwijzen als het rijk vindt dat dat van nationaal belang is om de behoefte aan woningen te lenigen?
156 Waarom is er niet voor gekozen om met een VINEX-achtige aanpak (waarbij het rijk grote bouwlocaties aanwees) om het tekort aan woningen aan te pakken?
157 Hoe treedt de rijksoverheid op als de nationale belangen door andere overheden niet juist beantwoord worden?
158 Hoe wordt gekozen met welke ambities wordt begonnen? Hoe wordt voorkomen dat de keuze van de ene ambitie niet de realisatie van de andere ambitie op de lange termijn in gevaar brengt?
159 Hoe worden maatschappelijke organisaties betrokken, nu aangegeven is dat brede maatschappelijke betrokkenheid van burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en initiatiefnemers een voorwaarde is voor het slagen van de gezamenlijke ambities?
160 Op welke wijze is er aandacht voor burgerparticipatie in het traject van ontwerp-NOVI naar de NOVI?
161 Mocht het Rijk besluiten om sturend en kaderstellend op te treden om nationale belangen of specifieke opgave op te pakken, hoe krijgt dat in de praktijk vorm? Hoe worden gebieden voor bepaalde doeleinden dan aangewezen of uitgesloten? Wordt dat in de Nationale Omgevingsvisie vastgelegd? Of in een ander document? Welke rol is voor de Kamer weggelegd mocht het Rijk besluiten om sturend en kaderstellend op te treden?
162 Wat is de betrokkenheid van de Kamer bij de Uitvoeringsagenda NOVI? Wordt deze aan de Kamer voorgelegd?
163 Wat is het verschil tussen de «Uitvoeringsagenda NOVI» en de «Omgevingsagenda NOVI»?
164 Kan Rijnenburg bij Utrecht een voorbeeld zijn van een gebied waarbij het rijk overgaat tot «het aanwijzen of uitsluiten van gebieden voor bepaalde doeleinden»?
165 Zou in de figuur inzake Kwadrant 2 ook Europa een plek moeten krijgen?
166 Wanneer komt er duidelijkheid over de vraag of het wenselijk is om de instructieregels aan te passen of aan te vullen, voortvloeiend uit de NOVI? Op basis van wat wordt bepaald of aanvullende of aangepaste instructieregels wenselijk zijn?
167 Is het rijtje grote wateren (IJsselmeergebied, Waddengebied en Zuidwestelijke Delta) limitatief? Of worden er nog meer wateren als «grote wateren» beschouwd?
168 Kan inmiddels een concrete lijst van NOVI-gebieden worden gegeven? Is heel Nederland niet als een groot NOVI-gebeid aan te wijzen?
169 Kan aangegeven worden wat het belang van ontwerpend onderzoek in de NOVI-gebieden is? Waarom is het Atelier Rijksbouwmeester aangewezen om dat te organiseren?
170 Hoe wordt voorkomen dat er te veel gebieden als «NOVI-gebied» worden aangewezen, waardoor het instrument aan kracht inboet? Wat is de betrokkenheid van de Kamer bij het aanwijzen van dergelijke gebieden?
171 Waaraan wordt gedacht bij «extra ruimte in de regelgeving»?
172 Trekt het rijk ook de portemonnee bij de NOVI-gebieden?
173 Hoeveel geld (meerjarig) is beschikbaar voor de uitvoering van alle NOVI-plannen en -programma’s?
174 Is er bij de totstandkoming van de NOVI, tot nu toe, voldoende inhoudelijke kennis en kunde bij het ministerie beschikbaar? Hoeveel kennis is gehaald bij het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en door hulp van externe kennisinbreng?
175 Hoe voorkomt u dat er (mogelijke) onherstelbare schade aan de natuur optreedt nu toetsing van het bereiken van gestelde doelen pas achteraf zal plaatsvinden?
176 Wat is de stand van zaken rondom het Digitaal Stelsel Omgevingswet? Hoe ziet de huidige tijdsplanning eruit en loopt de ontwikkeling op schema?
177 Wat gebeurt er nu met de lopende visie- en uitvoeringstrajecten, zoals genoemd op de bladzijden 127 en 128? Wat is de status daarvan na inwerkingtreding van de Omgevingswet en de NOVI? Blijven deze apart bestaan of worden deze t.z.t. opgenomen in de NOVI?
178 Op welke manier voorziet de uitvoeringsagenda in een toedeling van verantwoordelijkheden, concrete doelen en rolverdeling omtrent monitoring?
179 Hoe worden de grenzen bepaald van de gebieden bij het gebiedsgericht werken? Gaan die aansluiten bij bestuurlijke grenzen? Hoe voorkomen we nieuwe bestuurlijke spaghetti?
180 Waarom komt het woord gelijkheid niet voor in de NOVI? Duidt dit op een gebrek aan belang van het nastreven van bijvoorbeeld verkleining van regionale of sociaal-economische verschillen?
181 Op welke wijze geeft de NOVI een samenhangend beeld om te streven naar een duurzame ontwikkeling van de fysieke leefomgeving?
182 Blijft de NOVI haar geldigheid behouden indien de Omgevingswet niet wordt ingevoerd? Zo nee, wat volgt dan?
183 Hoe is de verhouding tussen maatschappelijk middenveld en bedrijven of bedrijfsorganisaties geweest bij de totstandkoming van de NOVI?
184 Op welke wijze zijn decentrale overheden betrokken bij de totstandkoming?
185 Waarom is voor de genoemde vier prioriteiten gekozen?
186 Op welke wijze vindt de sociaal-maatschappelijke ontwikkeling van Nederland haar plek in de NOVI?
187 Hoe wordt gelijkheid bevorderd met de NOVI?
188 Moet de nadruk binnen «duurzaam economische groeipotentieel» eerder op duurzaam of eerder op economisch worden gelegd?
189 Op welke schaal wordt de circulaire economie gezien? In welke mate zal dit een afname van im- en export betekenen?
190 Op welke wijze worden sociaal-economische gezondheidsverschillen geadresseerd in de NOVI?
191 Hoe kan een gemeente of provincie voorkomen dat weidewinkels zich vestigen?
192 In welke mate zal een provinciale omgevingsvisie richting kunnen geven aan het vestigingsbeleid voor winkels?
193 Hoe wordt in de NOVI omgegaan met de aanhoudende toename van leegstand van winkelpanden? Hoe wordt tegelijkertijd omgegaan met de toename van het gebruik van bezorgdiensten?
194 Hoe wordt de reductie van het aantal vierkante meters winkeloppervlak met de NOVI bereikt en hoe wordt in dit kader voor levendige (binnen)steden en dorpen gezorgd?
195 In welke mate geeft de NOVI sturing aan investeringen in infrastructuur?
196 Hoe wordt de samenhang bewaakt tussen de 21 verschillende nationale belangen?
197 Welke risico's bestaan opdat de opgaven van het ene belang de opgaven van het andere in de weg zitten?
198 Hoe en door wie wordt een conflict tussen verschillende belangen opgelost?
199 Op welke wijze worden conflicten tussen lokale, regionale en nationale belangen opgelost?
200 Onder welke prioriteit moet het nationale belang «zorgdragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten» worden geschaard?
201 Op basis waarvan is gekomen tot een opsomming van met name sectorale belangen en hoe wordt de onderlinge samenhang bewaakt?
202 Hoe wordt rekening gehouden met een mogelijke versnelde zeespiegelstijging in de NOVI? Is dit onderdeel gemaakt van een klimaatbestendige ruimtelijke ontwikkeling?
203 Hoe wordt voorkomen dat economische ontwikkeling de overhand krijgt ten opzichte van andere belangen?
204 In hoeverre zijn natuur en landschap bepalend bij de capaciteitsuitbreiding van de infrastructuur, en daarmee locaties voor energieopwekking?
205 Hoe verhouden prioriteiten, opgaven en belangen zich tot elkaar en hoe worden conflicterende situaties verholpen?
206 Waarom is het Drentse Mondengebied aangewezen als kansrijk gebied voor grootschalige windenergie?
207 Welke sturing geeft het Rijk in het kader van haar systeemverantwoordelijkheid voor natuur en biodiversiteit aan de Regionale Energiestrategieën bij de plaatsing van windmolens?
208 Waarom zijn veel spoor- en snelwegen buiten de Randstad niet aangeduid als (inter)nationale hoofdverbinding?
209 Wat is de beleidsmatige implicatie van de aanduiding «(inter)nationale hoofdverbinding» voor zowel spoor- als snelwegen?
210 Impliceert de bestempeling van de locatie Haven-Stad te Amsterdam als grootschalige ontwikkelingslocatie voor woonruimte dat de daar nu aanwezige industrie zal verdwijnen? Betekent dit dat de daar nu aanwezige veevoerfabriek zal verdwijnen in het kader van een gang naar een meer circulaire economie waardoor de import van grondstoffen voor deze activiteit af zal nemen?
211 Op welke wijze is het ongeldig verklaren van de Programmatische Aanpak Stikstof tot uiting gekomen in de NOVI? Op welke wijze beïnvloedt dit de woondeals?
212 Op welke wijze is het Actieplan Bos en Hout betrokken bij de totstandkoming?
213 Hoe wordt de huidige leegstand van kantoorpanden en winkelgebieden verminderd en toekomstige leegstand voorkomen? Welke rol is daarin weggelegd voor provincies en gemeenten? Hoe wordt de leefbaarheid van krimpgebieden gewaarborgd, bijvoorbeeld door te zorgen voor herbestemming?
214 Waarom ontbreken de kansen en risico’s bij optie C van «Beleidsoptie 3: Kracht en licht»: «Het Rijk stelt een kader op voor de afweging over hernieuwbare energieproductie, -transport en -opslag, om de beoogde hoeveelheid opwekking, onder andere de schaarse energiebronnen optimaal te gebruiken en de kwaliteit van de leefomgeving te beschermen»?