Bemoeienis van het ministerie van Justitie en Veiligheid met het proces Wilders
Schriftelijke vragen
Nummer: 2019D33974, datum: 2019-09-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2019Z16362).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. Groothuizen, Tweede Kamerlid (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: M. van Nispen, Tweede Kamerlid (SP)
Onderdeel van zaak 2019Z16362:
- Gericht aan: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Indiener: M. Groothuizen, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: M. van Nispen, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 | Vragen gesteld door de leden der Kamer |
2019Z16362
Vragen van de leden Groothuizen (D66) en Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over bemoeienis van het Ministerie van Justitie en Veiligheid met het proces Wilders (ingezonden 4 september 2019).
Vraag 1
Op basis van welke wettelijke grondslag worden punten ten aanzien van mogelijk door de verdediging te voeren verweren «meegegeven» aan het openbaar ministerie (OM)?1
Vraag 2
Welke punten met betrekking tot mogelijke verweren werden door de desbetreffende ambtenaar aan het OM «meegegeven»? Bent u bereid deze met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet? Kunt u daarbij ingaan op de redenen om verweren die blijkbaar door het OM niet waren opgenomen in het ambtsbericht niet met de Kamer te delen?
Vraag 3
In hoeverre kan uit het ambtelijk «meedenken» over verweren worden afgeleid dat (ambtenaren van) het departement uitging(en) van vervolging, dan wel daar een voorkeur voor hadden?
Vraag 4
Waarom is niet eerder aan de Kamer gemeld dat ambtenaren meedachten over de inhoud van een (eventuele) strafzaak? Hoe beoordeelt u dat? Deelt u de mening dat u op de hoogte had kunnen zijn van deze e-mailwisseling?
Vraag 5
Hoe beoordeelt u dit «meedenken» in het licht van uw eerdere antwoord op Kamervragen dat u zich «als Minister van Justitie en Veiligheid niet [mengt] in de behandeling van individuele strafzaken»?
Vraag 6
Hoe beoordeelt u dit «meedenken» in het licht van de onafhankelijke magistratelijke rol van het OM?
Vraag 7
Wat is de reden dat ambtenaren van het departement een juridische analyse maken over het door het OM opgestelde ambtsbericht? Welke toegevoegde waarde heeft een dergelijke analyse? Bent u bereid deze analyse met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet? Kunt u daarbij ingaan op de redenen om de analyse die blijkbaar door het OM niet was opgenomen in het ambtsbericht niet met de kamer te delen?
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Kuiken (PvdA), ingezonden 2 september 2019 (vraagnummer 2019Z16191).
Bijlage bij brief van 30 augustus 2019 betreffende «Besluit op Wob-verzoek van RTL Nieuws inzake de vervolgingsbeslissing van de heer G. Wilders», https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/08/23/tk-besluit-op-wob-verzoek-van-rtl-nieuws-inzake-de-vervolgingsbeslissing-van-de-heer-g-wilders↩︎