[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op het verzoek van het lid Omtzigt, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 3 september 2019, over het bericht dat de Duitse regering al jarenlang een vergoeding betaalt aan voormalige SS-soldaten in Nederland

Belastingdienst

Brief regering

Nummer: 2019D35734, datum: 2019-09-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31066-522).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31066 -522 Belastingdienst.

Onderdeel van zaak 2019Z17231:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

31 066 Belastingdienst

Nr. 522 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 september 2019

In het ordedebat van de Tweede Kamer van 3 september 2019 heeft het lid Omtzigt gevraagd om een brief over de belastingheffing over pensioenen die bepaalde ex-SS’ers die in Nederland wonen nog altijd van de Duitse overheid ontvangen.1

Deze problematiek is vaker aan de orde geweest. In juli 2015 heeft mijn ambtsvoorganger in antwoord op Kamervragen van het lid Omtzigt toelichting gegeven op de juridische en feitelijke status van dergelijke pensioenen en uitkeringen.2 De conclusies in deze beantwoording zijn grotendeels nog actueel, maar worden hieronder waar nodig herhaald.

Er is een, grotere, groep personen in Nederland die een Duits pensioen ontvangt (Duitse wettelijke pensioenen). Afhankelijk van onder andere de hoogte hiervan is het heffingsrecht over deze pensioenen toegewezen aan Duitsland of Nederland. De informatie over deze pensioenen dient in Nederland in alle gevallen wel in de aangifte inkomstenbelasting aangegeven te worden omdat deze pensioenen, ook als het heffingsrecht niet bij Nederland ligt, de verschuldigde belasting over het overige Nederlandse inkomen kunnen verhogen. Dit als gevolg van het zogeheten progressievoorbehoud. De Duitse pensioenen kunnen opgebouwd zijn op basis van vrijwillige of beroepsmatige activiteit binnen de Wehrmacht of de Waffen-SS.

De Belastingdienst houdt toezicht op het correct aangeven van deze pensioenen. Daarvoor hanteert de Belastingdienst verschillende methoden, waarvan de automatische gegevensuitwisseling met de Duitse autoriteiten een belangrijke is. De gegevens over deze pensioenen worden automatisch uitgewisseld. De aangiftepost wordt gewoonlijk goed ingevuld en de pensioenen worden correct in de heffing betrokken. De verstrekking van de gegevens leidt tot correctie wanneer de gerechtigden deze pensioenen niet correct opgeven in de aangifte.

Er is daarnaast een kleine groep personen die een periodieke uitkering ontvangt vanwege oorlogsverwondingen die zij hebben opgelopen in dienst van de Waffen SS, maar alleen als zij ten tijde van het oplopen van de verwondingen onder bevel van de Wehrmacht stonden. Het gaat om de zogenoemde Kriegsbeschädigtenrenten. In mei 2019 heeft de Duitse regering, in antwoord op vragen uit het Duitse parlement, het actuele aantal ontvangers van deze uitkering per land vermeld, evenals de gemiddelde maandelijkse hoogte van de uitkering.3 Ik leid uit deze beantwoording het volgende af. In Nederland gaat het op dat moment om 27 ontvangers, tegenover 34 aan het begin van het jaar. Het kan gaan om de rechthebbenden zelf, of weduwen/weduwnaars. Het gemiddelde bedrag voor een rechthebbende die buiten Duitsland woont is € 311,78 per maand, voor een buiten Duitsland wonende weduwe/weduwnaar € 471,59. Het in diverse kranten en andere media overgenomen gemiddeld maandbedrag van € 1.561 berust mijns inziens op een onjuiste interpretatie. Ook is het niet zo dat het aantal ontvangers pas voor de eerste keer is openbaargemaakt.

Over deze periodieke uitkeringen is het heffingsrecht aan Duitsland toegewezen. De uitkeringen zijn in Duitsland echter vrijgesteld van heffing. In Nederland zijn deze uitkeringen dus niet onderworpen aan belastingheffing. Wel dienen de uitkeringen, net als de bovengenoemde pensioenen, opgegeven te worden in de aangifte Inkomstenbelasting en kunnen deze de verschuldigde belasting over het overige Nederlandse inkomen verhogen. De Belastingdienst houdt hierop ook toezicht. Anders dan bij de eerder genoemde pensioenen worden de betreffende gegevens, vanwege de vrijstelling in Duitsland, echter niet geautomatiseerd uitgewisseld door de Duitse autoriteiten.

In de bovengenoemde beantwoording van Kamervragen is ingegaan op de contacten tussen Nederland en (West)Duitsland in de jaren tussen 1945 en 2015 op het gebied van pensioenen. Daarbij is vermeld dat niet is na te gaan in hoeverre pensioengegevens van Nederlandse ingezetenen die gediend hebben in de Duitse krijgsdienst aan de orde zijn gekomen bij de overleggen over pensioenen en pensioengegevens. Sinds de bovengenoemde totstandkoming van de geautomatiseerde uitwisseling van pensioengegevens is geen verzoek aan Duitsland gedaan om daarnaast informatie over de Kriegsbeschädigtenrenten te ontvangen. De reden hiervoor is als volgt.

Een informatieverzoek over deze pensioenen zou op individuele basis open staan. Het is echter in beginsel niet mogelijk dit te doen als de identiteit van degene over wie inlichtingen gewenst zijn niet bekend is. Een groepsverzoek, waarbij de identiteit niet bekend is, is aan strikte voorwaarden gebonden. Met name de eis dat onderbouwd moet worden dat de groep niet compliant is wringt hier. Immers, dat er geen informatie wordt uitgewisseld betekent niet dat deze uitkeringen niet worden opgegeven en meegewogen bij de verschuldigde belasting. Wel betekent dit dat de Belastingdienst bij het toezicht op de vermelding van de uitkeringen geen gebruik kan maken van de contra-informatie zoals die over de pensioenen wel voorhanden is. De Belastingdienst houdt wel toezicht op andere wijzen en het is niet mijn verwachting dat deze betalingen in het geheel niet worden opgegeven. Het blijft echter, ook vanwege de bijzondere achtergrond van deze groep, steken dat dit niet buiten twijfel gesteld kan worden. Het veld van informatie-uitwisseling is bovendien in beweging en een verzoek dat eerder niet mogelijk leek kan nu toch kans van slagen hebben.

Ik heb daarom, ook naar aanleiding van het verzoek van het lid Omtzigt en de steun die hij daarvoor ontving, de Belastingdienst contact laten opnemen met de Duitse bevoegde autoriteit voor de fiscale inlichtingenuitwisseling teneinde te overleggen over de mogelijkheden van informatie-uitwisseling.

Ik zal uw Kamer informeren over de uitkomsten van dit overleg.

De Staatssecretaris van Financiën,
M. Snel


  1. Handelingen II 2018/19, nr. 103, item 7.↩︎

  2. Aanhangsel Handelingen II, 2014/15, nr. 2799.↩︎

  3. http://dipbt.bundestag.de/doc/btd/19/102/1910297.pdf.↩︎