Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 11 september 2019, over Lokale, regionale en streekomroepen
Toekomst mediabeleid
Verslag van een algemeen overleg
Nummer: 2019D36249, datum: 2019-10-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32827-175).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: E.C.E. de Kler, griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 32827 -175 Toekomst mediabeleid.
Onderdeel van zaak 2019Z16854:
- Indiener: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- Volgcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-09-11 15:30: Lokale, regionale en streekomroepen (Algemeen overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-09-11 15:30: Lokale, regionale en streekomroepen (Algemeen overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-09-18 14:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-09-26 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-10-02 13:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
32 827 Toekomst mediabeleid
Nr. 175 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 11 oktober 2019
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken hebben op 11 september 2019 overleg gevoerd met de heer Slob, Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, over:
– de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 10 september 2019 inzake reactie op verzoek commissie over advies van de Raad voor Cultuur en Raad voor het Openbaar Bestuur inzake organisatie en financiering lokale publieke omroepen (Kamerstuk 32 827, nr. 161);
– de brief van vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 6 september 2019 inzake afschrift brief RvC en ROB aan Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met betrekking tot advies over organisatie en financiering lokale publieke omroepen;
– de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 14 juni 2019 inzake toegezegd gesprek met de RPO en stand van zaken uitvoering motie van het lid Sneller c.s. over de NLPO-plannen voor een pilot voor een lokaal toereikend media-aanbod (Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 132) (Kamerstuk 32 827, nr. 154);
– de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 11 juni 2019 inzake uitstel toezending toegezegde brief over stand van zaken inzake motie van het lid Sneller c.s. over de NLPO-plannen voor een pilot voor een lokaal toereikend media-aanbod (Kamerstuk 32 827, nr. 153).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap,
Tellegen
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken,
Ziengs
De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap,
De Kler
Voorzitter: Van den Hul
Griffier: De Kler
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: El Yassini, Van den Hul, Kwint, Van der Molen, Sneller en Westerveld,
en de heer Slob, Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media.
Aanvang 15.32 uur.
De voorzitter:
Van harte welkom bij het algemeen overleg van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de lokale, regionale en streekomroepen. Van harte welkom aan mijn collega's, natuurlijk aan de bewindspersoon en zijn entourage en aan iedereen hier in de zaal en degenen die het debat op afstand volgen. Ik stel een spreektijd van twee minuten per fractie voor. We houden het kort en bondig. Laten we beginnen met twee interrupties per persoon. Wij hebben de tijd tot 17.00 uur, dus we moeten zuinig zijn op onze tijd.
Voordat ik het woord geef aan de eerste spreker, moet ik nog een huishoudelijke mededeling doen. Het lid Van der Graaf van de ChristenUnie laat zich verontschuldigen.
Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Kwint namens de SP.
De heer Kwint (SP):
Dat betekent vast dat ze het met mij eens is. Vorig jaar heeft collega Sneller van D66 een voorstel ingediend, in de hoop dat er een pilot zou komen om het initiatief van streekomroepen verder uit te bouwen. Ging die motie ver genoeg, wat ons betreft? Nee, maar mijn eigen, naar mijn onbescheiden mening veel betere voorstel werd verworpen, en dit was beter dan niks. De vorming van deze streekomroepen gaat mijn partij namelijk aan het hart. We zien op verschillende plekken in Nederland dat deze omroepen het beste van twee werelden bij elkaar kunnen brengen. Een professionele aanpak, een fijnmazig netwerk, een moderne manier om het nieuws uit de streek ook bij de inwoners van die streek te brengen. Een belangrijk controlemechanisme ook voor onze lokale democratie. Dat vindt de Minister ook, want te pas en te onpas steekt hij samenwerkingsinitiatieven zoals REGIO8 of 1Twente een veer in de hoed.
Nu is het september en er is nog steeds geen pilot. Eerst was er een debat in het voorjaar en klaagde de Kamer dat het toch wel erg lang duurde. Het kabinet zou daar in de visiebrief op terugkomen. We hebben er meermaals om gevraagd, maar de laatste zin op de laatste pagina van de visiebrief van het kabinet deed toch vooral vermoeden dat die er last minute aan toe was gevoegd. Helaas wilde de Kamer daar toen geen debat over, maar ging op reces. Na de zomer zouden we meer uitwerking krijgen, meer details. Maar naar wij nu lezen, krijgen we vooral nóg meer onderzoek, meer vertraging, en nog steeds niet een regeling waar we nu mee aan de slag kunnen, waarmee we nu deze omroepen kunnen helpen.
De Minister zegt dat hij noodlijdende omroepen niet overeind gaat houden. Op het eerste gezicht klinkt dat logisch, maar ondertussen wachten we al zo lang erop dat die pilot eindelijk van start gaat, dat dit er een van de oorzaken van is dat er omroepen noodlijdend worden of nog erger noodlijdend. 1Twente teert bijvoorbeeld steeds verder in op de reserves en REGIO8 heeft zelfs een voorschot van de eigen gemeente moeten krijgen op de subsidie van volgend jaar. Gaan deze omroepen straks níét te horen krijgen dat ze om deze reden, vanwege hun penibele financiële situatie, niet meer in aanmerking komen voor ondersteuning vanuit deze pilot?
Er ligt al zo veel: de motie van D66; een voorstel van de NLPO om met deze pilot aan de slag te gaan. Waarom beginnen we niet gewoon? Want op deze manier is het kabinet meer onderdeel van het probleem dan van de oplossing. Dus mijn oproep is: verander dat! Begin daaraan!
De heer Van der Molen (CDA):
De heer Kwint en ondergetekende hebben heel vaak juist op dit punt gehamerd. Ik ben het met hem eens dat het wel tijd wordt om duidelijkheid te bieden en dat die eindeloze discussie eindelijk eens moet ophouden, maar de heer Kwint impliceert nu wel dat het inmiddels ook de schuld van de Minister is dat deze omroepen omvallen. Dan komen de gemeenten en alle andere betrokkenen er wel heel makkelijk vanaf. Ik bedoel, de Minister maakt nu geld vrij, terwijl hij dat naar de letter van de wet niet hoeft te doen. Dat hebben wij politiek voor elkaar gebokst en dan treffen we ook nog een Minister die er gevoel bij heeft; dat helpt. Maar versta ik u nu goed dat u probeert de schuld in de schoenen van de Minister te schuiven, terwijl het probleem uiteindelijk onder andere door de gemeenten is ontstaan? Ik zou het niet eerlijk vinden als u beweert dat deze Minister het omvallen van omroepen over ons heen roept.
De heer Kwint (SP):
Dat is een waardevolle vraag, want er zijn inderdaad gemeenten die hun deel er niet bij betalen. Ik vind overigens dat het budget dat voor lokale omroepen betaald wordt, niet toereikend is om de mate van professionalisering te leveren die wij bijvoorbeeld van een streekomroep verwachten. Daar zal wat bij moeten. Maar het is zeker waar dat er gemeenten zijn die de kantjes ervan af lopen. Ik geef het je ook maar te doen, trouwens, met alle opdrachten waar de gemeenten tegenwoordig voor staan. Maar al een jaar lang wordt er gezegd: wij juichen de ontwikkeling van streekomroepen toe en wij gaan kijken waar we dat kunnen ondersteunen. De Kamer heeft gezegd: ga ermee aan de slag! Waar ik op wijs, is dat die duur, hoelang het duurt voordat die pilot eindelijk van start gaat, de problemen bij streekomroepen, die al heel lang wachten op duidelijkheid en die duidelijkheid maar niet krijgen, verergert. Is dat alleen de verantwoordelijkheid van de Minister? Nee, nooit. Maar ik denk wel dat hij op dit punt erger kán voorkomen en dat ook zou moeten doen. Daarom is ook mijn oproep: nu aan de slag gaan!
De voorzitter:
De heer Kwint vervolgt zijn betoog.
De heer Kwint (SP):
Ik was klaar.
De voorzitter:
Hij was klaar. Gelukkig maar, want de tijd zat er ook op. Dan geef ik graag het woord aan de heer Van der Molen namens de fractie van het CDA.
De heer Van der Molen (CDA):
Voorzitter. Ik heb mooi het eerste deel van mijn inbreng erin gesmokkeld en kan nu in mijn twee minuten spreektijd andere dingen doen. Ik sluit mij aan bij de opmerking van de heer Kwint over de regeling en de middelen die uitgetrokken worden, ook door het kabinet, voor lokale en regionale omroepen.
Ik zou graag nog aandacht willen vragen voor het regiovenster. Daar hebben wij positieve ervaringen mee opgedaan in de afgelopen periode en ik heb de Minister horen zeggen dat er nog wat geld over is gebleven. Dan kunnen we er ook nog even mee doorgaan. Maar uiteindelijk is wel het doel dat we er permanent mee door blijven gaan. Dat past ook helemaal in de lijn van de visiebrief, die we eerder vandaag enkele uren met elkaar hebben besproken. Ik zou toch van de Minister een antwoord willen horen op de vraag wanneer we duidelijkheid van hem krijgen over de permanente situatie, ook als het om de middelen gaat. Want de kijkcijfers waren gewoon goed, dus het voldoet aan een behoefte. Het lijkt mij goed om alle betrokken partijen duidelijkheid te geven dat we op deze voet met elkaar door zouden willen gaan.
Tot slot het advies van de Raad voor Cultuur en de Raad voor het Openbaar Bestuur over de organisatie en financiering van lokale publieke omroepen. Het CDA begrijpt de gedachtegang om de rol van het Rijk te vergroten, zodat lokale omroepen minder afhankelijk worden van hun gemeente. Het CDA vindt het hierbij wel van belang het zo in te richten dat de gemeenten die nu veel bijdragen, dan niet gaan verminderen. Dat zien we eventueel wel als een risico. Het CDA heeft samen met de ChristenUnie een pleidooi gehouden voor het opnemen van een wettelijke verplichting voor gemeenten om het budget dat zij van het Rijk voor de lokale omroepen ontvangen, ook aan die lokale omroepen over te maken. De Minister zou daarvoor in gesprek gaan met Binnenlandse Zaken. Nu is mijn simpele vraag hoe de vlag erbij hangt.
De heer Kwint (SP):
Goede vraag, al denk ik dat je daarmee maar een deel van de problemen oplost. Moeten wij niet nu meteen met die pilot van de NLPO aan de slag? Gewoon nu meteen aan de slag, hup?
De heer Van der Molen (CDA):
Wat mij betreft gaan we daar meteen mee aan de slag, want dat is bedoeld om die verbindingen te maken. Ik heb er wel begrip voor dat de Minister natuurlijk ook nog met andere dingen rekening moet houden in hoe hij op een heel rechtmatige manier die middelen gaat plaatsen. Het is bij mij altijd een frustratie dat juristen er altijd zo lang over doen om de boel zo te regelen dat de problemen groter worden in plaats van kleiner. Die frustratie delen wij. Het enige wat ik kan zeggen, is dat ik daar met u graag tempo in wil hebben, omdat ik die verbindingen niet alleen van belang vind voor de inhoud van het werk dat men doet, maar ook om een extra stut te geven aan die omroepen die het nu heel erg lastig hebben. Daarin kan ik een heel eind met u meegaan, maar ik heb ook begrip voor de Minister die dit wel ordentelijk zegt te willen regelen, maar als dat een stapje sneller kan, dan is mij dat wel een lief ding waard.
De voorzitter:
De heer Kwint laat het hierbij. En de heer Van der Molen was klaar met zijn inbreng, meen ik?
De heer Van der Molen (CDA):
Ja.
De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Westerveld namens GroenLinks.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter. Juist in een tijd waarin de gemeenten steeds meer taken krijgen, is journalistieke controle op het lokaal bestuur enorm belangrijk. Dat heb ik al vaker onderstreept. Helaas wordt de positie van lokale en streekomroepen eerder slechter dan beter. We zien dat onder andere terug in de verdeling van middelen. De NPO krijgt 740 miljoen euro en regionale omroepen 145 miljoen, maar voor lokale omroepen is slechts 10 miljoen euro in het Gemeentefonds beschikbaar. Vindt de Minister dat dit in verhouding staat tot de wettelijke taak om een toereikend aanbod te realiseren? De omroep voor Noordoost-Friesland, die ik eerder noemde als voorbeeld, krijgt bijvoorbeeld een bedrag van € 25.000. Daar kun je geen professionele omroep mee runnen.
De adviesraden adviseren om de bekostiging anders te regelen, namelijk vanuit de mediabegroting van het Rijk in plaats van vanuit het Gemeentefonds. Hoe ziet de Minister dat? Ik denk dat je daar niet per se de problemen mee oplost, want 10 miljoen blijft nog steeds 10 miljoen. Wij zijn benieuwd naar een reactie van de Minister, ook in zijn brief. Als de Minister die reactie gaat schrijven op dit advies, kan hij dan verschillende scenario's meenemen voor de bekostiging? Is hij bereid om ook te kijken naar de mogelijkheid van een vaste voet om juist omroepen in kleine gemeenten te faciliteren? We weten allemaal dat we met dat richtsnoerbedrag van € 1,28 per huishouden niet zo heel ver komen.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld, u heeft een interruptie van de heer El Yassini. Ik maak graag van deze gelegenheid gebruik om hem van harte welkom te heten als nieuwe woordvoerder Media namens de fractie van de VVD. Meneer El Yassini, u heeft het woord.
De heer El Yassini (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Het is heel spannend om dit mooie dossier te mogen doen. Ik heb meteen even een vraag aan mevrouw Westerveld. Zij sprak over de verdeling van geld over de publieke omroepen, regionale omroepen en lokale omroepen. Ik was vanochtend bij een leuke presentatie van collega Joost Sneller en een andere collega van GroenLinks, Bart Smals... Snels. Smals is van ons. Dat klopt, sorry. Ja, zenuwachtig hè, eerste mediadebat. GroenLinks-collega Snels had het over een prent; het stond ook in een artikel in het FD. Daarin wordt gezegd: we gaan dit probleem oplossen en daar hebben we 2 miljard voor nodig. Vervolgens wordt de vraag gesteld: maar hoe weet u dan zeker dat u het gaat oplossen? Dan zegt de andere politicus: ja, u heeft gelijk, we moeten er 3 miljard van maken. In de quote zei uw collega ook: het probleem in de politiek is dat we altijd denken dat als we er meer geld bij doen, er een probleem wordt opgelost. Het is frappant om de quote in het FD van GroenLinks-collega Snels te lezen en dan van collega Westerveld van GroenLinks te horen: het probleem moet worden opgelost, er moet meer geld bij komen. Ziet u dat dilemma en hoe kijkt u er zelf naar, als u ziet dat die uitspraken volledig aan de andere kant van het politieke spectrum staan?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik vind deze vergelijking niet helemaal eerlijk. Ik was vanochtend niet bij de presentatie, maar ik weet waarop gedoeld wordt. Dat is de vraag: los je met meer geld altijd problemen op? Nee, meer geld is niet altijd de oplossing. We zien aan de andere kant – daarom wees ik op die verdeling – dat een aantal omroepen een enorm klein budget hebben, terwijl we wettelijk van ze vragen om lokaal een toereikend media-aanbod te realiseren. Dan vraag ik me af hoe dat nou in verhouding staat. Die € 25.000 is nog geen halve fte. Daar kun je natuurlijk nooit lokaal een wettelijk toereikend media-aanbod mee realiseren. Mijn vraag aan de Minister was: als je nou kijkt naar die wettelijke taak en naar wat ertegenover staat, is dat in verhouding? Als je het mij vraagt, is het antwoord daarop heel duidelijk nee.
De voorzitter:
De heer El Yassini laat het er even bij. Mevrouw Westerveld, was u al aan het afronden?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Bijna. Een aantal andere collega's hebben de motie van collega Sneller genoemd waarmee twee keer 3 miljoen euro vrijkomt. Kan de Minister wat meer vertellen over de verdeelsleutel? Is die 6 miljoen wel genoeg? Klopt het dat de omroepen met een negatief eigen vermogen niet mee kunnen doen met de pilots?
Voorzitter, dat waren mijn punten.
De voorzitter:
Hartelijk dank, mevrouw Westerveld. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Sneller namens D66.
De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter. Een bekend gezegde luidt: regeren is een feest, maar je moet zelf de slingers nog even ophangen. Ik wil toch even memoreren dat de 15 miljoen... Nee, het is geen bekend gezegde. Ik ben gesnapt. Dat is gewoon het motto van het leven de afgelopen paar jaar. Ik wil toch even memoreren dat de 15 miljoen extra voor lokale en regionale journalistiek gewoon heel goed nieuws is. Volgens mij zijn de collega's van de SP en GroenLinks het daarmee eens, maar vergaten ze alleen het heel erg te benadrukken.
Maar goed, de kritiek die zij hebben is ook terecht. Ik begrijp heel goed dat de Minister zegt dat het niet de bedoeling is om de noodlijdende omroepen te redden, maar nu lijkt hij de pilots zo vorm te gaan geven dat dat ook niet het gevolg mag zijn. Volgens mij is dat niet de bedoeling, juist omdat een aantal van die noodlijdende omroepen wel degelijk voorlopers zijn op dit gebied. Wij hebben het al een aantal keren eerder gezegd. Misschien verliezen we ze terwijl we ze zo meteen keihard nodig hebben, ze gewoon goed werk doen, ze juist behoren tot wat we graag willen zien en inderdaad ook door de Minister soms als goed voorbeeld worden genoemd. Ik krijg daar graag duidelijkheid over.
Dat geldt ook voor de 9 miljoen die hij wil gebruiken om de samenwerking tussen de regionale en lokale omroepen onder andere te versterken. Wat mij betreft gaat dat zo veel mogelijk naar de salarissen van journalisten, zodat we er direct profijt van hebben in de journalistiek. Laten we vooral kijken hoe we kunnen testen wat de Raad voor Cultuur adviseert en wat zij nu meer theoretisch gaan onderzoeken in hun vervolgadvies. Wat kunnen we nou in de praktijk alvast gaan testen, bijvoorbeeld verschillende samenwerkingsmodellen? Mevrouw Westerveld verwees terecht naar wat het nou kost om zo'n lokaal toereikend media-aanbod te doen. De Minister zelf zei ook in het vorige debat over mediabeleid, eerder vandaag: het is heel druk in de mediawereld, lokaal en regionaal. Wat is het langeretermijnperspectief, hoe ziet die samenwerking er dan uit tussen streekomroepen en tussen regionale omroepen en wat kunnen we doen met die 9 miljoen om alvast te gaan kijken wat er daar moet komen? Dan zouden we die uitkomsten kunnen gebruiken als de verschillende partijen hun verkiezingsprogramma's gaan schrijven, maar zeker ook bij de volgende kabinetsformatie zodat er dan echt geld kan worden geregeld voor zo'n lokaal toereikend media-aanbod.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer El Yassini voor zijn maidenspeech in deze hoedanigheid.
De heer El Yassini (VVD):
Dat klopt, voorzitter. Het is mijn maidenspeech hier. Ik wil beginnen met aan te geven dat ik het heel erg leuk vind om met een nieuwe portefeuille van start te gaan. Er komt veel op je af, maar je ziet dat het een heel leuk onderwerp is. Ik ga snel door naar mijn eigen bijdrage.
Elke ochtend wanneer ik wakker word... Nee, ik ga hier niet mijn hele ochtendritueel prijsgeven. Maar het eerste wat ik doe als ik wakker word, is vijf apps openen en een website. Dat zijn vier nationale nieuwsapps, zowel publieke als commerciële, een app voor regionaal nieuws en een website die lokaal nieuws verslaat. Ik vind het niet alleen belangrijk om te weten wat er in de wereld en op nationaal niveau gebeurt, maar ik wil ook weten wat er in mijn buurt gebeurt. Net als ik vinden veel Nederlanders het belangrijk dat we nieuws en informatie krijgen over onze straat, buurt, wijk, gemeente en provincie. Dat nieuws willen we niet alleen ontvangen om binding te krijgen met de plek waar we wonen, maar het draagt ook bij aan de gemeenschappelijke lokale en regionale identiteit. Daarom is de VVD blij met het voornemen van dit kabinet om te investeren in lokale, regionale en streekomroepen. Want net als miljoenen Nederlanders kijk ik anders televisie: soms lineair, maar vaak niet. Ik kijk on demand: Uitzending Gemist. En ja, ook deze VVD'er kijkt naar Netflix, niet op kantoor, maar gewoon in zijn vrije tijd thuis. Tijdens het lineair televisiekijken zap ik weleens van Nederland 1 door naar beneden en stop ik ergens op kanaal 24. Voor de fans thuis die even opletten: dat is inderdaad 24Kitchen. Precies, meneer Kwint had het goed. Want ik ben ook een fan; dat moet ik ook gewoon heel eerlijk zeggen.
Daardoor mis ik de regionale omroepen lineair wel. Die staan uiteindelijk ergens op kanaal – wat is het? – 524. Het bevordert niet om even te kijken wat de uitzending biedt. Dat doe ik wel online, maar het is wel zonde. Want daardoor verliezen regionale en lokale omroepen veel kijkers.
De voorzitter:
De heer El Yassini heeft wellicht de introductie gemist. We hebben een spreektijd van twee minuten. U heeft op dit moment bijna uw volledige spreektijd benut. Ik zal enige coulance betrachten omdat u nieuw bent, maar wilt u toch langzaam maar zeker tot een afronding komen?
De heer El Yassini (VVD):
Dan ga ik snel afronden, voorzitter. Wij zijn heel blij dat er niet alleen wordt gekeken naar de middelen maar ook naar de verplaatsing van het kanaal, en dat er veel meer ruimte komt voor NPO 3 voor het regionaal en lokaal nieuws.
Dat is het eigenlijk. Ik kan nog doorgaan, maar dan ben ik een paar minuten langer bezig. We zijn in ieder geval blij dat dit kabinet de zaken goed oppakt en dat we aan de slag gaan met de investeringen die we moeten doen. We houden absoluut de vinger aan de pols.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan vraag ik... O, er is nog een interruptie van de heer Kwint.
De heer Kwint (SP):
Hoezeer ik ook geïntrigeerd ben door onze gedeelde voorliefde voor 24Kitchen – ik kijk er graag naar –, ik zou het toch, gezien het onderwerp van het debat, interessant vinden om te weten hoe de VVD staat in het nu snel aan de slag gaan met de uitwerking van de pilots streekomroepen. Daar zijn wij hier voor, daar zijn de mensen hier op de tribune voor. Die willen weten: wanneer kunnen wij nu uiteindelijk verder, gezien de initiatieven die we vanuit de Kamer ondernomen hebben en waar tot nu toe nog niet echt aan begonnen is? Deelt u ons gevoel van urgentie: jongens, kom op, aan het werk nu; we moeten nu aan de slag met die pilots zoals de Kamer gevraagd heeft?
De heer El Yassini (VVD):
Ja, zo snel mogelijk. Van de 6 miljoen die we sowieso hebben voor de pilots van de streekomroepen, is 3 miljoen voor 2019 en 3 miljoen voor 2020. Over drie maanden is 2019 al voorbij, dus de Minister moet in ieder geval flink aan de bak. Ik ben ook heel benieuwd naar het antwoord van de Minister op de vraag van onder andere de SP en het CDA om zo snel mogelijk te starten met die pilots. Vandaar dat ik die vraag niet stelde, want ik vind dat je dingen niet dubbel moet doen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan wissel ik nu even van pet en ben ik even geen voorzitter, maar woordvoerder namens de fractie van de PvdA. Ik vraag graag de heer Kwint om even het stokje van mij over te nemen als voorzitter.
Voorzitter: Kwint
De voorzitter:
Met alle plezier en genoegen. Ik zal erop reageren door u het woord te geven.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Hartelijk dank, voorzitter. Eerder vandaag hadden we het over het belang van de landelijke publieke omroep en nu hebben we het over de minstens zo belangrijke wereld dichterbij: de lokale, regionale en streekomroepen. Dat is een wereld die mij zeer aan het hart gaat, zeker als geëmigreerde Sallandse. Ik zeg niet voor niets minstens zo belangrijk, omdat democratie bij uitstek daar dicht bij de mensen staat. Mevrouw Westerveld zei het al: het is ontzettend belangrijk voor onze rechtsstaat dat daar ook journalistiek verslag van wordt gedaan. Dat betekent dat ook lokale, regionale en streekomroepen zeker moeten zijn van hun bestaan. Ik sluit mij dan ook aan bij de eerdere vragen en opmerkingen van de collega's van de SP en GroenLinks over de duidelijkheid over de financiering en ook over het spanningsveld tussen de wettelijke opdracht en de toereikendheid van die financiering. Ook ik ben erg benieuwd naar de reactie van de Minister op het advies van de Raad voor Cultuur en de brief van de NLPO. Ik hoor ook graag hoe hij aankijkt tegen directe financiering. Ook ik kijk ernaar uit dat we die pilot echt handen en voeten geven.
Wij juichen verdergaande samenwerking tussen de verschillende lagen in het land van harte toe. Volgens mij kan bijna niemand daartegen zijn. Maar ik wil opnieuw waken voor verdeel-en-heers. Ik zei dat tijdens het vorige AO ook al; een deel van u was daarbij. Gisteren was ik bij de manifestatie van CNV, FNV en NVJ. Daar bleek ook dat er wel degelijk dreiging van die verdeel-en-heers blijkt te ontstaan en dat mensen zich zorgen maken dat ze tegenover elkaar worden gezet. Het is dus goed om meer samen te werken, maar wel onder eerlijke voorwaarden waardoor iedereen er beter van wordt en niet slechter.
Ik rond af. Tot slot wil ik ook hier graag aandacht vragen voor diversiteit, ook op lokaal en regionaal niveau. Ik zou de Minister graag willen vragen of hij er zicht op heeft hoe het zit met die diversiteit, lokaal en regionaal, zeker als we zien dat bepaalde omroepen onder druk staan. Kan hij ons daar nader inzicht in verschaffen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dat was keurig bij benadering binnen de tijd, maar ik zie dat er nog een vraag is van de heer El Yassini.
De heer El Yassini (VVD):
Een korte vraag en hopelijk ook een wat korter antwoord. Wat verstaat mevrouw Van den Hul in dit geval onder diversiteit?
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Daar kan ik heel kort op antwoorden. Daar versta ik onder dat iedereen zich herkent in de publieke media die er zijn, ook op lokaal en regionaal niveau.
De voorzitter:
Dat lokt geen vervolgvraag uit, wat betekent dat ik u het voorzitterschap terug overhandig.
Voorzitter: Van den Hul
De voorzitter:
Dat is zeer vriendelijk van u. Als er geen verdere vragen zijn, dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van de eerste termijn van de Kamer. Ik kijk heel even aan mijn rechterzijde hoeveel tijd de Minister nodig heeft om zich voor te bereiden op de beantwoording.
Minister Slob:
De microfoon staat al aan, dus ik zou graag in één beweging door willen, als dat zou kunnen.
Voorzitter. Dank dat we, nadat we behoorlijk veel uren met elkaar hebben doorgebracht over de visiebrief, ook nog wat tijd hebben om over een ander belangrijk onderwerp, de regionale en lokale omroepen, te spreken. Het is fijn om de heer El Yassini in ons midden te hebben. Inderdaad, we krijgen regelmatig woordvoerders van de VVD. De omloopsnelheid is wel aardig hoog, maar iedere keer opnieuw zijn het toch weer gepassioneerde mensen. Dat hoor ik ook in uw woorden, bijvoorbeeld dat u zelfs bij het opstaan al gericht bent op het onderwerp waar we met elkaar over spreken. Mooier kan het toch eigenlijk niet. Misschien dat u zelfs in uw slaap ook nog... Dat zou zomaar kunnen, maar nu ga ik te ver.
Ik vond dat de heer Sneller een aardige opmerking maakte over de slingers. Inderdaad, de heer Kwint heeft echt heel lang gevraagd: zorg dat er geld komt. Ik heb aangegeven dat de begrotingen zijn vastgesteld. Ik heb ook geen amendement van u gezien. Kortom, ik heb geen extra geld gekregen, ook niet vanuit de Kamer. Ik ga dus aan de slag om te proberen het geld te vinden. Er lag wel een aangenomen motie van de heer Sneller, die u overigens ondersteund heeft, dus u heeft daar uw adhesie aan betuigd. Het is niet eenvoudig om dergelijke bedragen te vinden, maar het is nu wel gelukt. Ik zou de slingers bij de heer Sneller willen ophangen, want hij is de eerste indiener van de motie geweest en dit zijn de Snellergelden. Ik heb ze beschikbaar gekregen. Ik heb zelfs in overleg met de Minister van Financiën de ruimte gekregen om al over dit geld te praten voordat het Prinsjesdag is. Ik kon het zelfs in de brief zetten. Ik heb ook de ruimte gekregen om al in het kalenderjaar 2019 te beginnen met het uitgeven van de Snellergelden. Dat is fijn. Nogmaals, ik hoef de slingers niet te hebben, maar dank, want ik kan daardoor wel beter mijn werk doen.
We hebben met elkaar geconstateerd dat er een problematiek ligt. Ik moet nog wel een keer in uw richting aangeven dat ik niet de hoofdeigenaar van het onderwerp ben. U weet dat de verantwoordelijkheid voor de lokale omroepen bij BZK berust. Maar wij hebben eenheid van kabinetsbeleid. Ik werk ook intensief samen met mijn collega, en ook zij is blij met de Snellergelden, zodat we die kunnen inzetten. Het is dus goed nieuws dat er geld is.
Zoals u weet, hebben we ook het breekijzer gehanteerd voor het geld dat we heel graag wilden gebruiken voor de regionale omroepen, de frictiekostenregeling, die echt muurvast zat. Ook hier kunnen slingers opgehangen worden, roep ik dan maar in de richting van mijn ambtenaren, die veel creativiteit en heel veel visie hebben getoond. Het is gelukt om ook die middelen beschikbaar te krijgen. U heeft dat ook in de brief kunnen lezen. Ik zette het er gelijk maar even bij, want dan heeft u het totaaloverzicht: 5,5 miljoen al in 2019 en nog eens 7,9 miljoen die ik voor volgend jaar in gedachten houd.
De tijd dat de regionale omroepen alleen maar te maken hadden met bezuinigingen, is in deze zin voorbij. We hebben gelukkig weer mogelijkheden gecreëerd voor extra geld. De tijd dat er voor de lokale omroepen helemaal niets in het vat zat is ook voorbij. Ook daar hebben we nu middelen voor. Natuurlijk weet ik dat de wensen die zij hadden deze middelen overstijgen. Dat respecteren we ook altijd van elkaar, maar het is fijn dat dit geld er nu wel is. Ik wil nu snel gaan schakelen om te zorgen dat het geld op de goede plekken gaat terechtkomen.
Ik ben ook altijd heel helder geweest over wat mijn doel is. De vorming van streekomroepen is uit henzelf gekomen. We hebben altijd gezegd: oké, dat mag en we snappen het ook. Het is geen verplichting geweest vanuit de landelijke politiek dat ze het moesten doen, maar we snapten de ratio erachter. Ik heb ook altijd aangegeven dat het nooit een doel in zichzelf is om noodlijdende omroepen overeind te houden, hoezeer we ook met ze te doen hebben dat ze noodlijdend zijn. We snappen ook dat het best ingewikkeld is om je huishouding goed overeind te houden, ook in financiële zin.
Wat moeten we gaan doen met het geld dat beschikbaar is? Ik heb aangegeven dat ik zo snel mogelijk, nog dit kalenderjaar – dat is niet zo heel lang meer, dus we moeten snel gaan werken – 3 miljoen wil gebruiken en de andere 3 miljoen volgend jaar, en dat we op basis van goede criteria gaan monitoren, want het gaat om een pilot. We willen nu zo snel als mogelijk aan de slag gaan met een regeling en uiteraard met streekomroepen die daaronder gaan vallen. U heeft in de brief kunnen lezen dat half oktober – dat is het al snel – de fase van het toch even zorgvuldig doen is afgerond. Dan gaan we gelijk in één keer vol gas door om te zorgen dat die regeling er gaat komen en dat we daar zo snel mogelijk gebruik van kunnen maken. Ik hoop dat die Snellergelden ook echt... Dan hebben we de snelheid betracht die bij de gelden horen. Heel flauw dit, sorry. U kent het, want het gebeurt natuurlijk vaker. Maar goed, mijn naam is ook altijd erg uitdagend. Daar worden ook altijd leuke grappen over gemaakt, dus daar moeten we tegen kunnen. We zorgen dat het geld op de goede plek gaat landen.
Natuurlijk ben ik ook altijd begaan geweest met alle verhalen over de noodlijdendheid van de streekomroepen. Ik moet wel constateren dat het bij de streekomroepen die een paar keer de datum hebben opgeschoven niet meer verder ging. Ik weet niet precies wat dat zegt. Soms zegt dat inderdaad iets over gemeentes die bijgesprongen zijn. Dat is ook hun formele taak en dat is ook het eerste adres waar je moet wezen. In dat opzicht heeft het mij een paar keer verbaasd dat ik van gemeentes brieven kreeg met «doe iets», waarvan ik dacht: wat heeft u zelf gedaan? Dan zag je dat ze heel veel geld aan bepaalde doelen uitgaven, maar dat de streekomroep in hun omgeving noodlijdend was. Dat is ook een kwestie van keuzes maken. Wij kunnen nu schakelen. Wij kunnen wat doen, en dat zal ik zo snel mogelijk proberen op te zetten.
Een deel van het geld wil ik nadrukkelijk in de samenwerking tussen regionaal en lokaal gaan stoppen. Dat geldt ook voor de frictie-B-regeling. Ik geloof daar oprecht in. Ik zie prachtige voorbeelden daarvan in het land en ik zie ook plekken waar dat totaal niet van de grond komt. Soms kan geld dan een beetje helpen. Ik vind dit echt heel erg belangrijk, want de lokale omroepen zitten in de haarvaten van de samenleving. De regionale omroepen zitten daar heel dicht op. Die kunnen gewoon een prachtige samenwerking tot stand brengen. Dat is echt een win-winsituatie, ten eerste voor de regionale omroepen, omdat ze zo dicht op het nieuws zitten en er gewoon snel bij zijn. Er zijn zelfs journalisten van regionale omroepen die zich nu al gewoon niet meer laten zien op het hoofdkantoor – misschien één keer in de maand – en voor de rest gewoon ergens bij een lokale omroep gestationeerd zijn. Dat zie ik met name in de Randstad gebeuren. Dit zijn mooie voorbeelden die we verder willen versterken. Ik denk dat dat een heel goede manier is. We moeten ervoor zorgen dat er meer geld gaat naar individuele lokale omroepen, maar ook naar gecombineerde streekomroepen. Dat geld is nu voorhanden. Laten we dan ook zorgen dat dat zo snel mogelijk op de goede plek terechtkomt. Er is dus werk aan de winkel voor de mensen in het land bij de regionale en lokale omroepen en de streekomroepen.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van collega Kwint.
De heer Kwint (SP):
Ik zal beginnen met slingers, toeters en trompetgeschal. Ik geef toe dat die er in de twee minuten die mij waren toebedeeld, enigszins bij ingeschoten waren. Ik krijg namelijk altijd te weinig spreektijd. De Minister zegt dat de deadlines die sommige streekomroepen aan hem hebben gecommuniceerd, een paar keer zijn opgeschoven. Leningen, jezelf behangen met schulden, voorschotten krijgen van een subsidie die je volgend jaar niet meer krijgt: dat zijn geen constructies die op de lange termijn bijdragen aan de stabiliteit van een streekomroep. Ik zeg het nu even eufemistisch. Kan de Minister toezeggen dat de streekomroepen die daarom nu misschien een negatief eigen vermogen hebben, straks niet van het ministerie te horen krijgen dat ze niet in de pilot mogen, omdat ze dat negatief eigen vermogen hebben?
Minister Slob:
Daar loop ik niet op vooruit. We gaan gewoon eerst op basis van de uitkomsten die de verkenner mij zo snel mogelijk doet toekomen, de criteria in kaart brengen evenals de wijze waarop we gaan monitoren. Dan zal er ook selectie plaatsvinden. Ik ga er dus niet op vooruitlopen wie daar wel of niet in gaat zitten. Dat lijkt me niet zo heel erg verstandig. Ik constateer gewoon één ding: we hebben ervoor gezorgd dat er geld is.
Ik weet dat u dit altijd een heel belangrijk onderwerp vindt, maar ook in uw verkiezingsprogramma was hier geen geld voor uitgetrokken. Er waren maar twee partijen die extra geld voor de publieke omroepen hadden. Dat was de Partij van de Arbeid. Die moest nog even een gat dichten van de jaren daarvoor, maar dat was een fors bedrag. De andere partij was D66. Die had een klein bedrag over voor de lokale en regionale journalistiek, maar het was wel een bepaald bedrag. Voor de rest had geen enkele partij daar geld voor over en waren er zelfs partijen die er fors op gingen bezuinigen. Ook in het regeerakkoord hadden we daar geen echt extra geld voor, los van de onderzoeksjournalistieke gelden. Ik heb ervoor gezorgd dat die een duidelijke afslag zouden krijgen naar de regio toe.
Maar niet te lang getreurd, want dat is het verleden. Nu is er wel geld. Dat geld gaan we gewoon inzetten en ook snel. In de werkelijkheid van de jaren hiervoor was er geen geld en gebeurden er in de praktijk dingen die misschien niet altijd plezierig waren. Dat is in zekere zin een gegeven, maar we hebben ons daar niet bij neergelegd. We zijn aan de slag gegaan en nu kunnen we dus over de besteding van de middelen gaan spreken. Ik zet me ervoor in dat dit niet langer duurt dan nodig is.
De heer Kwint (SP):
Ik snap niet waar die gigantische omweg van de Minister ineens vandaan komt. Ik zal het verkiezingsprogramma er nog eens bij halen, zodat ik dat voor de volgende keer gelezen heb. De vraag is vrij simpel. De motie-Sneller is ingediend om duidelijkheid te bieden aan streekomroepen. Die motie werd aangenomen, waarna die streekomroepen in de veronderstelling leefden dat er iets zou komen waarmee zij de samenwerking konden stimuleren. Nu wachten ze al negen maanden op een uitwerking van die regeling. Om die periode te overbruggen hebben sommige streekomroepen leningen moeten afsluiten of voorschotten moeten krijgen op subsidie, waardoor ze volgend jaar dus gewoon minder subsidie krijgen. Dat is het idee van een voorschot. Het is heel goed dat er geld bijgekomen is. Het enige wat ik wil voorkomen, is dat je straks alsnog niks aan die regeling hebt, omdat je de tent moet sluiten. Het argument van de Minister is: ik wil niet alleen maar geld naar de streekomroep brengen om die overeind te houden. Daar kan ik wel een stukje in meegaan, maar ik wil niet dat het feit dat zij in structurele problemen zitten, straks gaat betekenen dat zij geen onderdeel mogen uitmaken van die pilot. Dat is het enige.
Minister Slob:
Ik wil even de uitkomsten afwachten van degene die ik aan het werk heb gezet om de uiteindelijke criteria te bepalen. Als ik tegen iemand zeg dat hij aan de slag kan gaan – hij is inmiddels aan de slag – en uiterlijk half oktober met zijn uitkomsten moet komen, is het niet zorgvuldig om hier publiek allerlei dingen te noemen die hij in zijn verslag zou moeten opnemen. Misschien gaat hij die dingen wel niet in zijn verslag opnemen en dan moet ik er nog een gesprek over hebben. Ik hoor wat de heer Kwint zegt. Ik vind dat we het zorgvuldig moeten doen en dat gaan we ook zo snel mogelijk doen.
Dan kom ik nog even op de motie die zoveel maanden geleden is aangenomen. Het is best fijn als een motie wordt aangenomen, maar als er op dat moment geen geld bij wordt geleverd, zie ik het als een inspanning. Het heeft inderdaad even tijd gekost, maar het is uiteindelijk wel gelukt. Daarom moeten we nu gewoon verder en niet te lang in die groef blijven hangen.
De voorzitter:
U krijgt nog een interruptie, Minister. Ik kijk even naar de heer El Yassini, want die had nog een vraag.
De heer El Yassini (VVD):
Ja, ik had nog een vraag over de versterking van de samenwerking tussen de lokale en regionale omroepen. De Minister zegt dat er initiatieven zijn die goed van de grond komen, maar dat er op andere plekken niets gebeurt. Een van de belangrijke taken van de lokale en regionale omroepen is juist om nieuws en informatie te geven, zodat de inwoners in het stemhokje een goede, weloverwogen beslissing kunnen nemen. Nu is het wel zo dat de provinciale staten, de provincies eigenlijk, sinds 2015 – ik zeg het uit mijn hoofd – die taak niet meer hebben, omdat de regionale omroepen bekostigd worden vanuit de rijksbegroting. Maar misschien kun je, ook als je ergens geen taak meer hebt, toch verantwoordelijkheid nemen. In hoeverre is de Minister bereid om bijvoorbeeld met verschillende colleges in den lande in gesprek te gaan om te kijken of daar in ieder geval meer samenwerking kan komen, wellicht ook op financieel gebied? Ook kan er gekeken worden of er misschien ruimte is om stappen te maken met het cultuurpotje van de provincies. Het lijkt me wel dat regionale partijen en de provinciale politiek er baat bij hebben dat de regionale omroepen op een goede manier blijven uitzenden, zodat ook die kiezers en inwoners worden vertegenwoordigd.
Minister Slob:
Ik waardeer de creativiteit van de heer El Yassini bij het kijken waar we nog meer geld vandaan kunnen halen, want dat zit er natuurlijk wel achter. Hij koppelt het aan mijn opmerking dat er niet overal heel intensief wordt samengewerkt. Dat is niet alleen een kwestie van geld. Geld kan soms wel helpen, maar het is ook een kwestie van attitude, van houding. Het is een kwestie van bereidheid om samen te werken en niet in je eigen domeintje te blijven zitten en dat te bewaken, zodat anderen niet te dichtbij kunnen komen. Dat heeft soms ook een beetje met een cultuur te maken die in mijn ogen niet goed is. Ik heb het voor mezelf echt als een opdracht gezien om de samenwerkingen tussen de verschillende platforms te versterken. Ik ben daar nu al twee jaar mee bezig en ik hoop daar nog even mee door te kunnen gaan. Er moet niet alleen sprake zijn van samenwerking, omdat er ergens een zak geld staat. Men moet intrinsiek beseffen dat men elkaar gewoon nodig heeft en iets voor elkaar kan betekenen. Samenwerking levert namelijk voor de mensen in het voedingsgebied van de omroep – om het maar even zo te noemen – die gebruikmaken van de diensten een meerwaarde op. Die mensen krijgen daardoor betere informatie. Ze krijgen misschien meer informatie, bijvoorbeeld als er aan onderzoeksjournalistiekachtige projecten wordt gewerkt. Dat beoog ik. Ik hoef daar niet over te praten met de gedeputeerden, maar ik kijk dan bij wijze van spreken de heer Schuiteman aan. Tegen hem zeg ik dan – dat heb ik al gezegd – dat hij daarover met de mensen moet spreken met wie hij heel vaak om tafel zit, omdat er al heel veel goede voorbeelden zijn die verdere verspreiding zouden moeten krijgen. Ik hoop dat mensen denken: wauw, dat is iets waar we mee aan de slag kunnen; dat moeten we gaan doen.
De heer El Yassini (VVD):
Dat lijkt me niet meer dan goed nieuws. Ik ben heel blij dat de Minister dat aangeeft. De Minister geeft zelf aan dat het te maken heeft met attitude, dus met de wil om dat te doen. Hij zegt zelf dat een deel van het geld gereserveerd is om dat te versterken. Dan luidt mijn vervolgvraag: welke instrumenten heeft de Minister om dat daadwerkelijk van de grond te krijgen? Het is namelijk van belang dat het echt gebeurt. Hij zegt zelf dat geld niet het issue is. Geld hebben we dus en dat gaan we investeren. Dan is het de vraag hoe we iedereen in beweging krijgen.
Minister Slob:
Daar kan ik u ook bij gebruiken. Maar als ik gewoon even naar mezelf kijk: ik spreekt dit uit op alle plekken waar ik kom. Ik ga op heel veel plekken langs. Ik heb alle regionale omroepen bezocht, sommige zelfs meer dan één keer. Dat bleek bijzonder te zijn. Men was dat niet gewend. Nou, zo ben ik. Ik wil het gewoon zien. Ik wil horen wat ze meemaken. Ik ben bij lokale omroepen geweest, ook bij meer dan één. Waar ik maar kan, benadruk ik dat dit belangrijk is. De goede voorbeelden moeten we in de schijnwerpers zetten. Die zijn er. We moeten de mensen aanspreken en verleiden. Dit soort subsidiepotjes is zeer geschikt voor verleiding, maar ik zou het heel plat vinden als het alleen maar om geld gaat. Ik wil dat het intrinsiek is. We kunnen verder nadenken over meer sturing daarop in de regelgeving. We zijn nu bijvoorbeeld bezig om de regio meer plek te geven binnen de nationale omroep en om dit wettelijk te verankeren. We zoeken die verbindingen. We zijn met ontzettend belangrijke dingen bezig. Dit zal best wel even tijd kosten, maar we gaan daar onverminderd mee door.
Er zijn dus goede voorbeelden. Ik ga daarmee gelijk in op de vraag van de heer Van der Molen over het regiovenster. Het heeft inderdaad even geduurd voordat het van start is gegaan. Als je met de mensen spreekt over de resultaten, lijken die op het oog goed. Dat zie ik zelf ook zo. We moeten wel nog even de evaluatie afwachten om dit zorgvuldig te doen. De heer Kwint denkt: dit is een schot voor open doel, dus inschieten; laten we het gelijk gaan verlengen. Het lijkt me belangrijk om even de evaluatie af te wachten die eind van de maand wordt verwacht. Ik heb in het vorige algemeen overleg aangegeven dat er ruimte is om het door te zetten. Ik zal heel eerlijk zeggen dat ik toen nog dacht – dat is inmiddels anders – dat men al volmondig had gezegd «dat gaan we doen». Het laatste nieuws is dat er toch nog discussie is over de vraag of er gebruik zal worden gemaakt van de drie maanden extra die we gegeven hebben. Dat is een discussie tussen NPO en RPO. De RPO wil graag dat het niet om 18.00 uur maar ook nog om 20.00 uur doorgezet wordt. Dat betekent dat er een nieuwe pilot moet komen. Mijn oproep is in alle ernst: ga gewoon drie maanden door op de manier zoals we het nu doen. De mogelijkheden zijn er. Ik zou het zeer teleurstellend vinden als dat nu opeens stil gaat liggen en er een discussie over de voorwaarden komt, want dan zitten we precies in de verkeerde groef. We moeten over onze schaduwen heen springen. We moeten de bereidheid hebben om samen te werken. We moeten niet in competenties blijven vastzitten. Er moet samengewerkt worden. Ik zag aan het begin van het debat een prachtige foto van de voorman van de lokale omroep samen met de voorman van de regionale omroep rondgaan. Dat is de power die ik wil hebben, ook bij een onderwerp als dit, maar dan tussen regionaal en nationaal.
Ik wil nu niet in een discussie terechtkomen. Mevrouw Westerveld lokte me een beetje uit door te vragen: zij krijgen zoveel en zij krijgen zoveel, moet dat niet anders? Ik snap dat je op bepaalde momenten, bijvoorbeeld aan het begin van een concessieperiode, de bedragen noemt: dit gaat er nationaal of regionaal rond en hier moeten de lokalen het mee doen. U kent de systematiek van de gemeentes en het Gemeentefonds en daar komt nog extra geld van ons bij. Als we dat helemaal over de kop gooien en overhoop halen, weet ik één ding zeker: alle doelen waar we nu mee bezig zijn, zijn voor de komende tijd echt even helemaal weg, want dan gaat het alleen nog maar hierom. Ik vraag ook aan het veld om die discussie niet iedere keer op deze wijze te voeren, want dat is niet vruchtbaar. Het helpt niet.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Het was allerminst mijn bedoeling om te zeggen: zij krijgen zoveel en zij krijgen zoveel, zoals de Minister het uitlegt. Het was vooral mijn bedoeling om even een schets te geven van wat er overblijft voor de lokale omroepen. Van daaruit ging ik naar een aantal vragen. Krijgen ze in principe wel voldoende om aan hun wettelijke taken te voldoen? Het was dus meer een inleiding dan dat ik de suggestie wilde wekken dat ik verschillende omroepen tegen elkaar aan het afzetten ben.
Minister Slob:
Excuus dat mijn woorden op deze wijze helemaal op mevrouw Westerveld neerdalen, maar dit is wel een discussie die ik veel hoor in het land. Ik vind het een beetje de dood in de pot. Natuurlijk moet je nadenken over de financiering van de lokale omroepen. Er ligt nu een kersvers advies van de Raad voor Cultuur en de ROB waarin staat dat we nog eens heel goed naar de structuur moeten kijken. Moet die anders ingericht worden? Dat heb ik vorige week al gekregen en het werd me deze week nog een keer officieel overhandigd. Ik ga nog even tijd nemen voor dat advies en ik moet daar ook samen met mijn collega over spreken, maar mijn eerste reactie is dat daar prachtige dingen in staan. Als het sec, alleen maar, gaat over het overdragen van het geld dat vanuit het Gemeentefonds hiervoor wordt uitgekeerd, dan ben ik bevreesd dat de gemeentes die ver boven het richtsnoerbedrag zitten, denken: in de knip, we gaan het aan iets anders uitgeven. Dan ben je verder van huis dan met de huidige systematiek.
Wat mij betreft blijft het dus een heel serieus onderwerp. Een structuurwijziging is volgens mij dus ook heel erg link. Dat kan ook niet zomaar even, want dat gaat tijd kosten. We gaan daar goed naar kijken. Ik ga daar gesprekken over voeren. Er komt ook nog een vervolgonderzoek, dus we zijn hier nog wel eventjes mee zoet. De toekomst van de lokale omroepen en de wijze van financiering – wat we er met elkaar voor overhebben – staan hoog geagendeerd. Op dit moment hoop ik dat hierover ook discussie is in de gemeente. Daar kunt u ook uw lokale fracties, als u die heeft, op aansporen.
Ik ben net na de gemeenteraadsverkiezingen bij de noodlijdende regionale en lokale omroepen geweest. Toen heb ik ze gevraagd of het een onderwerp was bij de lokale verkiezingen. Het antwoord was soms dat erover werd gesproken, maar vaak was het antwoord ook nee. Ik heb vervolgens gevraagd of het onderdeel was van het collegeakkoord dat afgesproken is en dan was het antwoord meestal nee. Lokaal is er dus geen overdadig groot gevoel van urgentie voor de lokale omroepen die zo dicht bij het eigen gemeente- of stadhuis gevestigd zijn. En daar moet het als eerste beginnen. Ik ben volledig aanspreekbaar op alles, maar wel in de goede volgorde.
Goed, we gaan hiermee aan de slag. Dat rapport ligt er. Het is een mooi rapport. Daarin vraagt men zich ook af of je de verplichting voor al die platforms eens moet loslaten. Dat is een interessante vraag, want als je zo veel ballen omhoog moet houden, loop je inderdaad het risico dat er een paar uit je handen vallen. Daar gaan we dus mee aan de slag. Wat mij betreft komen we daar ook bij u op terug.
Dan nog even de vensterprogrammering. Ik hoop dat die nu gewoon doorgaat. We hebben de evaluatie. We gaan zorgvuldig bekijken wat er allemaal mogelijk is. Dat is echt niet zo eenvoudig, met name niet als het erom gaat het overal op deze wijze door te zetten en dan ook nog een keer op andere momenten. Na deze eerste betekenisvolle stap gaan we de evaluatie gebruiken om te kijken of we verder kunnen, want dat zou heel mooi aansluiten op wat we in de visiebrief hebben aangegeven, namelijk dat we de regio meer in positie willen brengen op de nationale zender.
Voorzitter. Dan was er nog een vraag over diversiteit. Ik probeer dit even te duiden. Er is een Charter Diversiteit ondertekend. Dat klopt. Daar zitten bepaalde verplichtingen in voor degenen die dat charter hebben ondertekend. Zij moeten daarmee aan de slag gaan. Dan hebben we het met name over de landelijke mediaorganisaties die dat als hun opgave zien. Als u zou hebben gezegd dat het heel erg wenselijk zou zijn dat men zich daar regionaal en lokaal bij aansluit en dit als een inspanning ziet, zou ik zeggen: dat lijkt me een heel goede gedachte. Misschien is het goed om dat eens te bespreken, want ook de lokale en regionale omroepen kunnen aansluiting vinden bij dit soort initiatieven. Maar we moeten ook reëel zijn, want we zien nu al met hoeveel moeite ze hun opdracht kunnen vervullen. Moeten we ze dan belasten met iets dat zo belastend is dat ze helemaal niet meer verder kunnen? We proberen daar dus een goede maatvoering in te hebben.
Voorzitter. Ik geloof dat ik alle gestelde vragen beantwoord heb.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag van de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Ik heb een vraag over de 9 miljoen voor het stimuleren van samenwerking tussen de lokale en regionale omroepen. De Raad voor Cultuur zegt dat het belangrijk is om die samenwerking te stimuleren. Vervolgens zal de raad een vervolgadvies maken over de organisatievorm die daar in de verre toekomst beter bij zou passen. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat die 9 miljoen wordt ingezet om dat meer abstracte en theoretische onderzoek te ondersteunen met eventuele praktijktoetsen?
Minister Slob:
Dat was inderdaad een vraag die u had gesteld, en wel een heel interessante. Er komt nu extra geld beschikbaar, ook voor de samenwerking, zelfs al in 2019. Dat bedrag is dus aardig opgehoogd met een deel van de Snellergelden. Het is dan inderdaad goed om te kijken of er misschien concepten of een bepaalde aanpak te bedenken zijn die naar de toekomst toe vruchtbaar kunnen zijn voor het goed functioneren. Maar het gaat om een vervolgonderzoek, waarvan ik niet weet hoe lang het gaat duren. Mij wordt nu ingefluisterd dat dat 2020 wordt. Dat klinkt heel ver weg, maar aan de andere kant is het ook best heel snel. Ik vraag mijn ambtenaren even of dat begin of eind 2020 is. In het voorjaar, hoor ik. Dat is alweer hoopvol. Als daar goede adviezen uit komen, denk ik dat we inderdaad moeten kijken of die kunnen worden aangehaakt. Misschien kan dat dan niet voor 2020, omdat de regeling dan al gaat lopen, maar dan zou het voor 2021 kunnen. Laten we dat inderdaad even goed in de gaten houden. Daar zitten misschien perspectieven in. Maar dat moeten we nog even afwachten, want het is ook een beetje ingewikkeld om vooruit te lopen op een advies dat er nog niet is.
De heer Sneller (D66):
Zo veel variëteit is er niet in de mogelijkheden die ze hebben, dus je zou bepaalde hypotheses kunnen testen. Daar is een pilot juist voor. Hoe werkt het met een vaste voet? Hoe werkt het zonder vaste voet? Landelijk? Lokaal? Verschillende organisatievormen qua samenwerking? Redacties voor bepaalde gemeenten die onder een regio hangen of juist naast elkaar bestaan? Er zijn verschillende modellen denkbaar, die je hier alvast zou kunnen testen.
Minister Slob:
Zeer mee eens, want er is nu inderdaad wat geld. Laten we dat overigens niet groter maken dan het is, want het is zo op als je niet oppast. Daarom is het des te belangrijker om het op een effectieve manier in te zetten. Innovaties horen daar ook bij, dus dat zou kunnen. We hebben in ieder geval nog voor twee jaar geld, voor 2020 en 2021. U zult dat dan als bewaker van de Snellergelden kunnen blijven volgen.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de linkerkant of er behoefte is aan een tweede termijn. De heer Kwint had nog een vraag. Gaat uw gang.
De heer Kwint (SP):
Die is wel van belang. Ik had gevraagd naar een datum. Wanneer gaat de pilot uiteindelijk van start? Dat is voor mij een vrij essentiële vraag.
Minister Slob:
Als de uitkomsten half oktober binnen zijn, gaan we het zo snel mogelijk doen. Ik hoop dat dat gewoon in november kan. We willen dat het nog dit kalenderjaar van start gaat. Liever gisteren dan vandaag.
De voorzitter:
Dan kijk ik nogmaals naar de linkerzijde of er behoefte is aan een tweede termijn. Ja, de heer Kwint heeft behoefte aan een tweede termijn. Dan geef ik hierbij het woord aan de heer Kwint.
De heer Kwint (SP):
Ja. Dank aan de Minister voor zijn antwoorden. Hij heeft gelijk: het is hartstikke goed dat er nu geld is. Ik zal nalaten om daar naamgrapjes over te maken en die op het proces te plakken.
Wat nu nog overblijft, is de precaire positie van een aantal streekomroepen. Dat is een heel breed gedeelde zorg. Ik snap eerlijk gezegd ook nog wel dat de Minister zegt dat hij niet nu al, terwijl hij net een verkenner op pad heeft gestuurd, alvast allerlei voorwaarden gaat hangen aan wat die moet doen. Ik blijf wel met de zorg zitten dat we straks een uitkomst hebben die we allemaal onwenselijk vinden en die we allemaal hadden willen voorkomen, maar die toch niet voorkomen is. Ik zal dus nog even met collega's de hoofden bij elkaar steken of we daar op dit moment al iets aan moeten doen. Hoe zeg je dat dan? Met een potlood een VAO aanvragen? Is dat procedureel gezien een optie?
De voorzitter:
Volgens mij is dat eerder een kwestie van ja of nee. Dan noteren we hierbij dat de heer Kwint een VAO heeft aangevraagd. Dan is het woord aan de heer Van der Molen.
De heer Van der Molen (CDA):
Ja. Ik stel mijn kop dan alvast ter beschikking, zodat we kunnen kijken wat we met het VAO gaan doen.
Ik wil de Minister graag bijvallen in zijn oproep, die volgens mij toch vooral aan de NPO is gericht, als het gaat om het inplannen van het doorzetten van het regiovenster, dat soebatten. Ik zie dat de Minister zijn hoofd schudt, dus dat zijn dan mijn eigen woorden. Volgens mij moet het niet om tijdstippen gaan. Dat moet niet het euvel zijn waardoor men niet de rest van het jaar kan nemen om de vensterprogrammering mogelijk te maken...
Minister Slob:
Voorzitter, mag ik even? Misschien even ter verduidelijking, want dan is er een misverstand ontstaan. Het tijdstip was gewoon afgesproken. Dat tijdstip is 18.00 uur. Dat willen we doortrekken. Daar is ruis op de lijn, omdat sommigen naar 20.00 uur willen. Dat is niet de NPO, maar de RPO.
De heer Van der Molen (CDA):
Oké. Ik bedoel dat partijen niet zelf moeten frustreren. Ik snap dat, maar de oproep van mijn kant is dat het op dat soort dingen uiteindelijk niet fout moet lopen. Volgens mij wil niemand dat. Zeker in het licht van de visiebrief die de Minister naar de Kamer heeft gestuurd, zou het goed zijn als men eruit komt. Ik zie ook de evaluatie graag tegemoet. Die komt al eind deze maand, dus dat geeft ons de gelegenheid om er snel met de Minister over van gedachten te wisselen.
Ik had nog een vraag gesteld over de wettelijke verplichting om middelen uit het Gemeentefonds aan lokale omroepen ter beschikking te stellen. Ik denk dat ik het antwoord heb gemist. Het kan ook zijn dat het nog niet gegeven is. Daarom stel ik de vraag nog maar een keer.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter. Het is wel duidelijk dat we nog een heel aantal keren door moeten praten over de positie van lokale en regionale media. Ik ben blij dat er nu een aantal concrete afspraken zijn gemaakt en dat ook de Minister aan de slag is gegaan. Ik hoop dat de pilots echt snel doorgang kunnen vinden.
Ik sluit me aan bij de zorgen van de heer Kwint. Wat nu als er in de tussentijd een aantal omroepen omvallen? Dan staan we er toch een beetje met z'n allen bij en kijken we ernaar, terwijl niemand het wil. Misschien kan de Minister daar in zijn reactie nog even op ingaan. Ik vind dat we met elkaar heel erg moeten uitkijken om niet in zo'n situatie terecht te komen.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Dank. Ik dank de Minister voor zijn beantwoording en voor zijn gevoel van urgentie. 1 november lijkt mij een hele mooie streefdatum. Ik snap zijn bestuurlijke verantwoordelijkheid ook heel goed; dat hij, als hij net iemand aan het werk heeft gezet met bepaalde kaders, daar niet op wil terugkomen. Maar ik hoorde hem zeggen: ik heb u gehoord. Ik denk dat hij de politieke wens aan deze kant van de tafel heel goed heeft gehoord. Noodlijdendheid is geen doel om de omroepen te redden, maar het mag ze ook zeker niet uitsluiten wat mij betreft.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer El Yassini tot slot.
De heer El Yassini (VVD):
Ik houd het lekker kort, dank u wel. Ik dank de Minister voor de beantwoording van de vragen, ook die van mijn collega's. Dat geeft mij ook wat nieuwe informatie. Ik ben heel blij dat hij aan de slag gaat met de pilots met betrekking tot de streekomroepen. Hopelijk kunnen we dan in november de volgende stappen zetten. Voor 2019 is 3 miljoen gereserveerd, maar zoals ik al zei, is dat over drie maanden afgelopen. Wij wachten met smart af.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, de heer El Yassini. Ik heb één vraag gehoord aan de Minister, van de heer Van der Molen.
Minister Slob:
Ik heb drie dingen genoteerd. Het klopt dat ik nog niet was ingegaan op de wettelijke verplichting voor het richtsnoerbedrag. Dat was nog even blijven liggen. We hebben gedacht: oké, dat is een gegeven; de Kamer heeft daar een duidelijke uitspraak over gedaan. Er komt nog een advies van de ROB en de Raad voor Cultuur over het stelsel. Dit raakt daar ook aan. Nu zitten we natuurlijk in een situatie met twee dingen. Ga je door op de oude manier, dan is dat inderdaad een mogelijkheid die je hebt. Als je toch het advies van de Raad voor Cultuur en de ROB zou volgen, komen we natuurlijk in een heel andere situatie terecht, want dan praten we niet meer over richtsnoerbedragen voor gemeenten. In dat traject nemen we dit mee. We zullen er uiteraard op terugkomen.
Voorzitter. Ik snap de zorg van de Kamer over de omvallende omroepen. Ik heb u net aangegeven dat de eerste verantwoordelijkheid voor de lokale omroepen, al dan niet in streekvorm verenigd, bij de gemeentes ligt. Ik heb aangegeven dat ik het tegenhouden van omvallen niet als een doel in zichzelf beschouw, maar dat ik uiteraard wel hoop dat er met de middelen die beschikbaar komen straks goede dingen gaan gebeuren. De redenen waarom omroepen omvallen kunnen natuurlijk ook divers zijn. Je kunt ook omvallen omdat je bij wijze van spreken een ontzettend slechte financiële huishouding hebt gevoerd, waardoor het op een bepaald moment gewoon klaar is, wat bij bedrijven ook weleens gebeurt. Het kan ook zo zijn dat je hartstikke goed functioneert, maar dat het net te laat is doordat die extra impuls wegblijft. Dat kunnen we natuurlijk niet zomaar van de buitenkant zien. Dat is ook de reden geweest dat ik de afgelopen maanden een paar keer heb gezegd dat wij meer financiële informatie nodig hebben. Toen werden we verwezen naar wat er bij het Commissariaat voor de Media was ingediend, maar we hadden gewoon heel duidelijke begrotingen nodig, alsmede inzage in cijfers. Lange tijd hebben we dat niet gekregen. Volgens mij hebben we het nog niet eens overal volmondig gekregen. Er zitten dus heel veel mitsen en maren aan vast, maar laat één ding duidelijk zijn: we gaan gewoon tempo maken. Ik heb gezegd dat de uitkomsten van de verkenner half oktober komen. Ik weet niet of het dan meteen 1 november wordt, hoewel ik snap dat u dat er meteen van maakt. We hopen dat het in november kan starten. Hoe eerder, hoe beter.
Ik doe dit niet vaak, maar ik zeg in alle oprechtheid dat ik moties in dit debat eigenlijk een beetje ongepast zou vinden. We zijn eensgezind over waarmee we bezig zijn. Volgens mij zit daar geen licht tussen. We willen ook dat er snel gehandeld wordt. Ik kan er ook niet zoveel mee, omdat ik nu midden in een proces zit dat half oktober klaar is. Ik vraag dus ook om een beetje vertrouwen dat we dit met elkaar verder gaan trekken, met de middelen die er zijn. Die zijn niet onbeperkt. Als we gelijk structureel 30 miljoen hadden gehad, was iedereen tevreden geweest. Er zullen straks altijd teleurgestelde mensen zijn, maar er zullen ook mensen heel blij zijn dat er nu beweging komt. Maar goed, het is er nu.
Ik moet mijn plek ook kennen, dus dan stop ik maar, mevrouw de voorzitter.
De voorzitter:
De heer Kwint nog afrondend?
De heer Kwint (SP):
Het was eigenlijk wel een mooi moment toen de Minister dat zei. Want volgens mij zijn we er bijna. Niemand vraagt om streekomroepen in de lucht te houden die er waardeloos voor staan, die hun zaken totaal niet op orde hebben en die in mijn eigen woorden gewoon prutswerk leveren. Dat vraagt niemand. Het enige wat wij vragen, is dat de Minister, als hij ziet dat er langetermijnperspectief is en er misschien nu even een negatieve financiële positie is, bijvoorbeeld vanwege het wachten op de regeling – de Minister kan die inschatting maken, wij niet – hij niet bij voorbaat gaat zeggen: vanwege de huidige financiële positie, ondanks dat we wel perspectief zien, mag je niet in de pilots. Dat vragen wij. Op het moment dat u dat doet, schrappen we die motie gewoon.
Minister Slob:
Wij gaan op basis van de uitkomsten waar de verkenner mee komt uiteindelijk de criteria vaststellen en ook de monitoring goed regelen. Op dit moment is er wat mij betreft geen enkele begrenzing wie er wel of niet toegelaten moet worden. Maar ik weet wel dat er straks wat getrechterd zal moeten worden, omdat we willen dat het geld goed terechtkomt en we weten dat er op basis van de criteria ook instellingen zullen afvallen. Het zou heel goed kunnen dat er wel iemand door de trechteropening gaat die er financieel misschien niet goed voor staat, maar het zou ook heel goed kunnen dat er wel eentje achterblijft, waarvoor hetzelfde geldt. Maar dat hangt af van de definitieve criteria die we gaan vaststellen. U begrijpt, hebt u net gezegd, dat ik daarop niet vooruit wil lopen. Laten we nu meters gaan maken. We komen elkaar ongetwijfeld heel snel weer tegen bij dit onderwerp en bij andere onderwerpen, weet ik.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is hiermee ook een einde gekomen aan het tweede deel van deze marathon-mediadag. Ik wil de Minister en zijn equipe hartelijk danken voor hun aanwezigheid, de collega's voor hun inbreng, de onvolprezen griffie, en iedereen die hier in de zaal, thuis of elders dit debat op afstand heeft gevolgd. En natuurlijk onze bodes die ons continu voorzien van drankjes. Dank u wel en veilig thuis.
Sluiting 16.32 uur.