Antwoord op vragen van de leden Weverling en Van Haga over de verkoop en distributie van pakketjes door Alibaba in Nederland
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2019D36814, datum: 2019-09-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20192020-86).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (Ooit BBB kamerlid)
- Mede namens: S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van zaak 2019Z13602:
- Gericht aan: M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
- Gericht aan: S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
- Indiener: A. Weverling, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: W.R. van Haga, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
86
Vragen van de leden Weverling en Van Haga (beiden VVD) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de beantwoording van vragen over de verkoop en distributie van pakketjes door Alibaba in Nederland (ingezonden 27 juni 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken en Klimaat), mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (ontvangen 23 september 2019).
Vraag 1
Kunt u zich uw antwoorden op de eerdere gestelde Kamervragen over de verkoop en distributie van pakketjes door Alibaba in Nederland herinneren?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe reëel is het om van Nederlandse ondernemers in de e-commercesector te verwachten dat zij hun webwinkels nog innovatiever en klantgerichter inrichten, wanneer sprake is van oneerlijke concurrentie door staatssteun, productie tegen lagere standaarden en onevenredig gunstige verzendingstarieven?
Antwoord 2
Het creëren van een gelijk speelveld in de handelsrelatie met China en het tegengaan van oneerlijke handelspraktijken door China zijn belangrijke doelstellingen van het kabinet, zoals ook geformuleerd in de Chinanotitie2. Zoals in de antwoorden op de vorige set Kamervragen van de VVD (Aanhangsel Handelingen 2018–2019, nr. 2958, 11 juni 2019) aangegeven hebben de aandachtspunten voor de Nederlandse overheid in dat kader vooral betrekking op verschil in regelgeving ten aanzien van milieu en kwaliteitseisen. Daarnaast worden maatregelen genomen tegen onevenredig gunstige verzendingstarieven. De tarieven voor de afhandeling van Chinese pakketjes zijn sinds 2018 met 26% gestegen. Het totale verschil is in 2021 opgeheven: dan zijn de geldende tarieven voor China en geïndustrialiseerde landen geharmoniseerd (zie verder antwoord bij vraag 6). Bovendien zijn de servicekaders waar we het over hebben onvergelijkbaar. De overkomstduur van een pakket binnen Europa betreft enkele dagen, vanuit China zijn dit meestal meerdere weken. Ook verschilt de kwaliteit en beschikbaarheid van diensten als track & trace sterk.
Ook brancheorganisatie Thuiswinkel.org constateert dat de overeengekomen tariefaanpassingen in Wereldpostunie-verband en het afschaffen van de BTW vrijstelling leiden tot een gelijker speelveld. Thuiswinkel.org stelt wel dat export bevorderende subsidies die de Chinese overheid hanteert een aandachtspunt zijn. Daarnaast zijn voor Europese bedrijven de kwaliteits- en milieueisen waaraan producten moeten voldoen omvangrijker dan voor Chinese, wat ook een effect heeft op de prijs. In de China-strategie heeft het kabinet aangegeven in te zetten op het tegengaan van oneerlijke handelspraktijken en daarbij te streven naar meer evenwicht en wederkerigheid in de handelsrelatie met China. Dat doet het kabinet door via de WTO, de EU en door in samenwerking met gelijkgezinde landen internationale druk uit te oefenen om China aan te sporen zich te houden aan internationale spelregels. Striktere handhaving en het gebruik van geschilbeslechting binnen de WTO horen daarbij.
Vraag 3
Kan PostNL de bevestiging dat het aantal brievenbuspakjes uit China de afgelopen jaren is toegenomen, zoals vermeld in het antwoord op vraag 5, kwantificeren?
Antwoord 3
Dit betreft bedrijfsvertrouwelijke informatie. Daarnaast is de afhandeling van de bezorging van pakketpost in Nederland verdeeld over meerdere pakketvervoerders. De Thuiswinkel Marktmonitor van april 2019 geeft wel informatie over totale online bestedingen in euro’s (25,7 mld) en het deel wat daarvan in Chinese webwinkels wordt besteed (namelijk 31% van de 880 mln die Nederlandse consumenten uitgeven aan online aankopen via anderstalige websites).3
Vraag 4
Welk deel van de voor Nederland bestemde zendingen wordt door PostNL afgehandeld, aangezien volgens het door u genoemde persbericht sprake is van een belangrijk deel?4
Antwoord 4
Het aangehaalde persbericht betrof de klant AliExpress die er voor gekozen heeft om een deel van haar bestellingen door PostNL te laten verzorgen. Uit de Post- en Pakketmonitor van de ACM kan worden afgeleid dat het totaal volume van voor Nederland bestemde pakketten uit het buitenland in 2018 47 mln stuks bedroeg. Qua marktaandelen werd het grootste deel daarvan afgehandeld door UPS (25–30%), gevolgd door DPD en PostNL. Daarnaast is PostNL als UPD verlener 100% verantwoordelijk voor de stroom die op basis van de Wereldpostunie afspraken wordt afgehandeld (omdat de Wereldpostunie afspraken alleen gelden voor poststromen die worden bezorgd door de nationale postvervoerder die is aangewezen als UPD verlener).
Vraag 5
Is PostNL, ongeacht het feit dat er sprake is van een commercieel contract, bereid toe te lichten hoeveel zij gemiddeld ontvangt voor de distributie van een zending van Alibaba/AliExpress en in hoeverre de vergoeding proportioneel is in relatie tot de gemaakte kosten, aangezien enkel wordt vermeld dat de vergoeding positief bijdraagt aan het resultaat van PostNL?
Antwoord 5
Informatie over commerciële afspraken tussen partijen zijn bedrijfsvertrouwelijk en het publiek maken daarvan zou de internationale concurrentiepositie van PostNL schaden. Uit navraag bij PostNL blijkt dat de tarieven die worden gehanteerd voor zendingen van opdrachtgever Alibaba/AliExpress positief bijdragen aan het totale resultaat.
Vraag 6
Welke inhoudelijke mededelingen kunt u doen over de uit het Wereldpostunie Verdrag voortvloeiende afspraken tussen PostNL en China Post? Kunt u, indien deze afspraken vertrouwelijk zijn, toelichten hoe of in hoeverre de Nederlandse overheid de inhoud en de mate van overeenstemming met de afspraken binnen de Wereldpostunie kan verifiëren en monitoren?
Antwoord 6
De afspraken die tussen postvervoerders op basis van het Wereldpostunie Verdrag gelden, zijn openbaar. De Wereldpostunie afspraken van 2016 hebben er toe geleid dat tussen 2018 en 2021 de tarieven die PostNL van ChinaPost ontvangt hoger zijn dan wat PostNL andersom afdraagt aan ChinaPost. Bovendien stijgen de tarieven die ChinaPost moet betalen jaarlijks met 13%. Alle afspraken die deel uitmaken van het Wereldpostunie Verdrag zijn bekrachtigd door de lidstaten.
China zit op dit moment in landengroep III van de Wereldpostunie, zoals uitgelegd in de antwoorden op de eerdere vragen van de VVD over dit onderwerp van 11 april 2019. Nederland behoort tot groep I. Het tariefsysteem bestaat uit een plafond (cap) en een bodem (floor) en is gerelateerd aan het geldende binnenlandse tarief. Op basis van de wijziging van de tariefafspraken die begin 2018 zijn ingegaan betaalt PostNL aan ChinaPost een vergoeding die ligt op het niveau van het zgn «floortarief» (de rode lijn in de onderstaande figuur). Dat tarief stijgt jaarlijks met 2,8%. ChinaPost betaalt PostNL op basis van het zgn. «captarief» dat geldt voor de groep III landen (de stippellijn). Dit tarief stijgt in vier jaar tijd met jaarlijks 13% totdat de captarieven van zowel de groep I als groep III landen op hetzelfde niveau liggen. Dit betekent dat het tarief dat ChinaPost aan de landen in groep I moet betalen voor het afhandelen van post in die landen tot 2021 op een hoger niveau ligt dan andersom (de rode lijn versus de stippellijn). In 2021 zijn zowel het plafondtarief als het bodemtarief voor alle landen geharmoniseerd, behalve voor de groep IV landen (ontwikkelingslanden). De tarieven die deze landen moeten betalen liggen op een lager niveau.
Vraag 7
Hoe vaak is sprake geweest van strafrechtelijke onderzoeken op het gebied van vervalsing of inbreuk op merkrecht, zoals beschreven in het antwoord op vraag 4, en hoe vaak is er opgetreden?
Antwoord 7
In de afgelopen jaren heeft het OM zich in de strafrechtelijke onderzoeken voornamelijk gericht op handelaren in merkvervalste goederen die hun handel vanuit Nederland dreven. In 2017 zijn door het Openbaar Ministerie 128 zaken op grond van artikel 337 Sr afgedaan, in 2018 waren dat er 100. In de vraag gaat het over brievenbuspakketten. Bij (kleine) postpakkethoeveelheden, die veelal aan particulieren zijn gericht, wordt in het algemeen niet strafrechtelijk ingegrepen. Dit heeft te maken met de door de wetgever gekozen vrijstelling van artikel 337 lid 2 Sr voor het in voorraad hebben van enkele vervalste waren/merken voor eigen gebruik. In die gevallen heeft de merkhouder een eigenstandige rol om zijn merkrechten te beschermen.
Vraag 8
In hoeverre hebben Nederland of de Europese Unie (EU) gebruikgemaakt van de mogelijkheid binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO) om nadere afspraken te maken of signalen af te geven over inbreuk op rechten, al dan niet specifiek in relatie tot China?
Antwoord 8
Op moment van schrijven lopen formele consultaties tussen de EU en China in WTO-verband over de vermeende gebrekkige bescherming van intellectueel eigendom door China. Consultatie is de stap die doorlopen moet worden voordat een panel kan worden ingesteld dat zich uitspreekt over het geschilpunt. De consultaties zijn gestart op 1 juni 2018.5
Vraag 9
Hoeveel duurder is het vanuit China versturen van e-commercepost geworden sinds 1 januari 2018?
Antwoord 9
Voor niet-Wereldpostunie-stromen betreffen dit bedrijfsvertrouwelijke tarieven, die alleen bekend zijn bij de pakketvervoerder en hun klanten. Voor wat betreft de Wereldpostunie-stroom stijgen de tarieven voor China vanaf 2018 tot 2021 elk jaar met 13%. Inmiddels bedraagt de stijging dus 26%. Voor aangetekende post is sprake van een nog sterkere verhoging. In 2018 bedroeg deze 64% en daarna stijgt het tarief dat ChinaPost moet betalen voor aangetekende post met 8% per jaar. Hierbij dient opgemerkt te worden dat dit enkel de kosten van de distributie in Nederland betreft. De ontwikkeling van collectie-, handling- en transportkosten die in China worden gemaakt, is hierin niet meegenomen.
Vraag 10
Wat wordt bedoeld met de op China betrekking hebbende bijzin «voor zover zijn (sic) nog lagere tarieven betalen»? Is daar thans wel of geen sprake van?
Antwoord 10
De gefaseerde tariefhervorming die in 2016 is afgesproken betekent dat China jaarlijks tot 2021 een steeds hoger tarief betaalt (zie het antwoord op vraag 6). Dit proces is pas in 2021 afgerond en tot die tijd ligt het tarief dus nog op een lager niveau dan het afgesproken doel van 2021.
Vraag 11
In hoeverre deelt u het Amerikaanse standpunt dat China nog steeds oneigenlijk profiteert van het huidige systeem, zoals geparafraseerd in het antwoord op vraag 10? Kunt u uitgebreid toelichten in hoeverre dit, in het licht van de nieuwe maatregelen, nog steeds het geval is of zal zijn?
Antwoord 11
In het geval van landen waar de binnenlandse bezorgkosten op een hoger niveau liggen dan de vergoeding die geldt tussen dat land en China is er sprake van een onevenwichtige situatie. Het kan daardoor voorkomen dat de vergoeding die landen ontvangen voor het bezorgen van de post daardoor niet altijd kostendekkend is. Veel landen zijn daarom voorstander van hogere tarieven. Daarom hebben de lidstaten van de Wereldpostunie in 2016 gestemd voor de afspraken waarbij het tarief dat Groep II en III landen betalen, waaronder dus ook China, gefaseerd gelijk wordt getrokken met de tarieven die de Groep I landen betalen. Hierdoor wordt de tariefongelijkheid tussen landen weggenomen en zal ook China meer gaan betalen. Een aantal landen, waaronder de VS, stelt nu dat dit proces niet ver genoeg gaat. Nederland is niet in staat om voor andere landen te beoordelen of en in hoeverre daarbij sprake is van een onredelijke situatie. Daarbij spelen namelijk allerlei factoren een rol, zoals de geografische omstandigheden in een land, de efficiëntie van de postvervoerder, of er sprake is van netto-import of -export van e-commerce pakketjes en de internationale commerciële positionering van de postvervoerder. Wel kan worden vastgesteld dat Nederland op deze factoren goed scoort, zoals eerder ook bleek uit de benchmarkstudie van de Wereldpostunie.6 In 2016 heeft Nederland voor de hervorming van de tariefafspraken gestemd, omdat de inkomende volumes vanuit China dusdanig toenamen, dat ook voor PostNL de te ontvangen vergoeding te laag dreigde te worden om de binnenlandse bezorgkosten op te vangen. Door de tariefverhoging van inmiddels 26% voor brievenbuspakjes en 64% voor aangetekende post is dit probleem in de Nederlandse situatie opgelost. De verhoging van de tarieven leidt in Europees kader tot een verbetering van het gelijk speelveld voor e-commerce aanbieders.
Vraag 12
Welke «zeer verregaande hervormingen van de eindkostenvergoedingen» hebben de Verenigde Staten (VS) voorgesteld en waarom wordt de impact hiervan als ingrijpend ervaren?
Antwoord 12
Het voorstel van de VS maakt het mogelijk dat de nationale postvervoerder ervoor kiest om zelf tarieven vast te stellen (zgn. «self declared rates») in plaats van het hanteren van de vastgestelde Wereldpostunie-tarieven. De enige regel die zou gelden is dat er per land een plafond wordt ingesteld op basis van de geldende binnenlandse losse posttarieven, om excessieve tarieven te voorkomen (eindkosten die in rekening worden gebracht mogen niet hoger zijn dan de geldende binnenlandse tarieven). Voorts zou dit nieuwe systeem al vanaf 1 januari 2020 moeten ingaan.
Het voorstel van de VS heeft een aantal negatieve consequenties:
het tariefplafond in het Amerikaanse voorstel ligt op een (fors) hoger niveau dan in het huidige Wereldpostuniesysteem, waarbij het ingestelde plafond niet altijd een reflectie is van de geldende kosten of onder enige regulering valt. Daardoor zullen de tarieven in 2020 in veel gevallen zeer forse stijgingen laten zien.
verder zorgt de huidige Wereldpostunie tariefregulering voor voorspelbaarheid zodat plotselinge tariefstijgingen van het ene op het andere jaar niet mogelijk zijn. In het Amerikaanse voorstel wordt deze regel geschrapt waardoor er jaar op jaar een sterke mate aan onzekerheid ontstaat, zowel voor postvervoerders als e-commercebedrijven.
de ingangsdatum van 1 januari 2020 levert operationeel grote problemen en risico’s op. Onderhandelingen over bilaterale contracten en implementatie van de tariefafspraken in de reguliere bedrijfsvoering vergen de nodige tijd.
het Amerikaanse voorstel ondermijnt tevens het multilaterale karakter van de Wereldpostunie als VN organisatie. Het legitimeert een stelsel van bilaterale overeenkomsten en faciliteert protectionisme. Voorts anticipeert de VS op een situatie waarbij zij de Wereldpostunie verlaten en daaraan niet langer bijdragen, maar bilateraal wél gebruik blijven maken van de Wereldpostuniespelregels en -faciliteiten.
tenslotte zorgt het Amerikaanse voorstel voor een stijging van de transactiekosten. Het voorstel zou ertoe kunnen leiden dat landen in beginsel kiezen voor het opgeven van maximale self-declared rates en vervolgens met een groot aantal (belangrijke) landen in de wereld aparte overeenkomsten af te sluiten. In vergelijking met een multilateraal overeengekomen afsprakenstelsel leidt dat tot hoge transactiekosten, welvaartsverlies en onvoorspelbare handelsstromen.
voor Nederlandse ondernemers kan dit onzekerheid opleveren voor wat betreft verzendtarieven die worden gehanteerd. Ook is de kans op stijging van de tarieven aanzienlijk. Positief is dat de concurrentiepositie van Nederlandse ten opzichte van Chinese webwinkels naar alle waarschijnlijkheid zal verbeteren.
In een studie naar het systeem van self declared rates stellen onderzoekers vast dat in geval van een forse stijging van de totale bezorgkosten (vanwege hogere tarieven, transactiekosten en het verleggen van handelsstromen), deze kosten zullen worden doorberekend aan de consument.
Als gevolg daarvan is de verwachting dat consumenten minder grensoverschrijdende e-commerce aankopen zullen doen.7
Vraag 13
Wanneer wordt er over de drie opties, zoals beschreven in het antwoord op vraag 10, gestemd? Bent u bereid de Kamer op de hoogte te houden van de ontwikkelingen en de Nederlandse positie in dezen?
Antwoord 13
De Wereldpostunie-leden hebben besloten om eind september dit jaar tijdens een buitengewoon congres te stemmen over de voorliggende opties. Nederland heeft tot nu toe een voorkeur uitgesproken van de optie die uitgaat van versnelling van de in 2016 overeengekomen transitieafspraken waarbij de tarieven voor groep II en III landen (waaronder China) gelijkgetrokken worden met die van de groep I landen. Tweede onderdeel van deze optie is om verdere afspraken over gewenste tariefhervormingen pas te maken tijdens het reguliere congres in 2020, zodat zorgvuldige besluitvorming op basis van een gedegen impactanalyse kan plaatsvinden. Te drastische stappen tijdens het buitengewone congres van 24-26 september 2019 kunnen negatieve consequenties, die zijn geschetst in het antwoord op vraag 12, als gevolg hebben. Ik zal de Kamer informeren over de voortgang van dit proces.
Vraag 14
Wat bedoelt u met de zin dat de zorgen die Nederland had met betrekking tot de eindvergoedingensystematiek goeddeels zijn weggenomen? Welke zorgen zijn met de nieuwe afspraken nog niet weggenomen? Kunt u dit toelichten?
Antwoord 14
De in 2016 gemaakte afspraken over de hervorming van het systeem van eindvergoedingen heeft de zorgen van Nederland over de disbalans van tarieven weggenomen. De nieuwe afspraken brengen het eindvergoedingensysteem in lijn met de impact van de sterke groei van de Chinese e-commerce markt op de bezorgkosten van de nationale postvervoerders. De eerdere zorgen van PostNL over de netto kosten die werden veroorzaakt door Chinese pakketjes zijn hierdoor inmiddels vrijwel weggenomen, maar omdat deze afspraken gefaseerd worden ingevoerd, zijn de problemen pas in 2021 geheel weggenomen. Het is wel belangrijk dat de gemaakte afspraken ook daadwerkelijk worden uitgevoerd en niet worden vertraagd.
Vraag 15
Kunt u toelichten waaruit blijkt dat de in 2016 overeengekomen maatregelen nu reeds effect sorteren? Kunt u dit toelichten en indien mogelijk ook kwantificeren?
Antwoord 15
Ik verwijs u hiervoor naar de antwoorden op vragen 6, 9 en 10.
Vraag 16
Waarom zijn er geen gegevens beschikbaar over het aantal e-commerce pakketjes dat jaarlijks vanuit Nederland naar China wordt verzonden en kan tegelijkertijd wel worden geconstateerd dat die stroom, zij het bij tijd en wijle, zeer substantieel is? Over welke gegevens hieromtrent beschikt u wel?
Antwoord 16
De pakketmarkt is een concurrerende markt. Hierop zijn meerdere pakketvervoerders actief die om concurrentiële redenen geen of weinig informatie hierover publiek maken. Volgens de Post- en Pakketmonitor van ACM van 2018 bedroeg het totale volume grensoverschrijdende pakketten in 2018 153 mln stuks. Een onderscheid naar bestemming wordt niet gemaakt. Wel kan PostNL op individuele basis uitspraken doen over uitgaande e-commerce pakketstromen die door PostNL worden afgehandeld naar bepaalde landen. Op basis van een vergelijking tussen deze stromen wordt vastgesteld dat de Chinese e-commerce volumes in bepaalde perioden substantieel zijn.
Vraag 17
Welke gevolgen zouden bewijzen van directe of indirecte – naar Europese maatstaven geoorloofde – staatssteun vanuit China ten gunste van Alibaba hebben voor diens activiteiten binnen de Europese markt? Beschikken Nederland of de EU over instrumenten om dit te sanctioneren? Zo ja, welke?
Antwoord 17
Ik veronderstel dat u in uw vraag ongeoorloofde in plaats van geoorloofde staatssteun bedoelt. Alibaba kan gewoon op de Europese markt opereren als zij van een Chinese overheid staatssteun zou hebben gekregen. Vanuit het staatssteunrecht zoals geregeld in het VWEU (artikel 107/108) kan dat niet worden tegengehouden. De regel in het VWEU dat staatssteun in beginsel verboden is, richt zich namelijk tot de lidstaten van de EU en niet tot overheden van derde landen buiten de EU. Op dit moment regelt het EU mededingingsrecht (artikel 101/102 VWEU) wel dat ondernemingen uit derde landen die op de Europese interne markt economische activiteiten verrichten zich aan het EU mededingingsrecht moeten houden (kartelverbod, misbruik van economische machtspositie, concentratietoezicht) en kan de EC de in het EU mededingingsrecht geregelde bevoegdheden toepassen op ondernemingen uit derde landen bij verstoring van de mededinging op de interne markt.
De EU kan ook in WTO-verband bepaalde acties starten als blijkt dat China oneerlijke subsidies heeft gegeven aan haar ondernemingen voor zover deze subsidies onder de Agreement on subsidies and countervailing measures (ASCM) vallen.
Vraag 18
Welke resultaten heeft de Nederlandse inzet op het versterken van de monitoringsfunctie van de WTO op het gebied van subsidies aan bedrijven reeds opgeleverd? Welke winst valt er volgens u nog op dit vlak te behalen en hoe groot is de kans dat hierover overeenstemming wordt bereikt?
Antwoord 18
De Nederlandse en EU-inzet ten aanzien van het versterken van de monitoringsfunctie van de WTO heeft nog niet geresulteerd in multilaterale afspraken. Het is gebruikelijk dat dit soort multilaterale onderhandelingen tijdrovend zijn; immers de WTO besluit bij unanimiteit en bestaat uit 164 leden. De winst van de voorliggende voorstellen is dat het secretariaat van de WTO meer ruimte krijgt om zich uit te spreken over in hoeverre WTO-leden bestaande notificatieverplichtingen naleven. Betere notificaties, bijvoorbeeld over industriële subsidies, dragen bij aan meer feitelijke discussies over de maatregel in kwestie en kan voorkomen dat WTO-leden zich genoodzaakt voelen een WTO-zaak te starten om de maatregel aan te vechten. De kans dat overeenstemming wordt bereikt is onzeker, maar de EU zet erop in om bij de 12e Ministeriële Conferentie in Nur-Sultan, Kazachstan (8-11 juni 2020) tot strengere notificatieregels te komen.
Vraag 19
Zet de EU zich, in het kader van eerlijke concurrentie, ook buiten de WTO in voor meer transparantie over de relatie tussen de Chinese overheid en bedrijven als Alibaba en China Post? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 19
Transparantie, openheid, eerlijke concurrentie en non-discriminatie zijn onderdeel van de voortgaande dialoog tussen de EU en China. Tijdens de EU-Chinatop van dit jaar is afgesproken dat deze (en andere) principes de basis dienen te zijn van de economische relatie tussen de EU en China. Daarbij is tevens afgesproken dat de EU en China zich zullen inspannen om te komen tot oplossingen voor een aantal belangrijke handelsbarrières. De EU wil een meer gebalanceerde en wederkerige economische relatie opbouwen met China door subsidies en gedwongen technologieoverdracht te verminderen en een bilateraal investeringsverdrag te sluiten. Om eerlijke concurrentie te bevorderen voeren de EU en China tevens een Competition Policy Dialogue.
Vraag 20
Kunt u toelichten waarom post- en e-commerce weinig tot geen expliciete aandacht hebben gekregen in de recent door het kabinet gepubliceerde Chinanotitie?8 Kunt u desondanks toelichten welke (nieuwe) maatregelen het kabinet als gevolg van de Chinanotitie voornemens is te treffen op deze terreinen?
Antwoord 20
De Chinanotitie beschrijft in brede zin de kabinetsinzet binnen de bilaterale relatie met China gebaseerd op de Nederlandse doelstellingen van buitenlands beleid, en hoe deze inzet gerealiseerd gaat worden. Ook komen e-commerce en aanverwante zaken zoals intellectueel eigendom en productiestandaarden aan de orde in de notitie (p.76). De notitie gaat niet specifiek in op verschillende industrieën.
Het creëren van een gelijk speelveld in de handelsrelatie met China en het tegengaan van oneerlijke handelspraktijken door China zijn belangrijke doelstellingen van het kabinet, zoals ook geformuleerd in de Chinanotitie. De aandachtspunten voor de Nederlandse overheid in dat kader hebben vooral betrekking op verschil in regelgeving ten aanzien van milieu en kwaliteitseisen. Het kabinetsbeleid is er verder op gericht om bij het maken van afspraken met China op het gebied van intellectueel eigendom in EU-verband op te trekken. Markttoegang en productiestandaarden en -veiligheid (waaronder ook e-commerce) vallen onder competentie van de EU.
Aanhangsel handelingen 2018–2019, nr. 2526.↩︎
Kamerstuk 35 207, nr. 1.↩︎
https://www.thuiswinkel.org/kennis/publicatie/19/thuiswinkel-markt-monitor.↩︎
https://www.postnl.nl/over-postnl/pers-nieuws/persberichten/2017/mei/postnl-bezorgt-pakjes-voor-het-chinese- aliexpress-in-nederland.html.↩︎
Zie voor meer informatie over deze zaak: https://www.wto.org/english/tratop_e/dispue/casese/ds549_e.htm.↩︎
«Integrated Index for Postal Development», UPU Bern, 2018.↩︎
https://www.copenhageneconomics.com/publications/publication/global-coordination-vs-unilateralism↩︎
Kamerstuk 35 207, nr. 1↩︎