[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Rapport ‘Ruimte voor economische activiteit tot 2030’

Nationale Omgevingsvisie

Brief regering

Nummer: 2019D36876, datum: 2019-09-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-34682-31).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 34682 -31 Nationale Omgevingsvisie.

Onderdeel van zaak 2019Z17688:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

34 682 Nationale Omgevingsvisie

Nr. 31 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 september 2019

Voor de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in ons land, is een duurzaam economisch groeipotentieel van wezenlijk belang. In de ontwerpNationale Omgevingsvisie (NOVI) die u op 20 juni jl. van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), namens het kabinet, heeft ontvangen is duurzaam economisch groeipotentieel dan ook één van de vier prioriteiten. Voldoende ruimte voor economische activiteiten is cruciaal voor de bijdrage aan dat duurzaam economisch groeipotentieel. Om in dat kader een goed beeld te hebben van de behoefte aan bedrijfs- en kantoorlocaties tot 2030 heb ik opdracht gegeven tot het uitvoeren van een behoefteraming. Hierbij bied ik u het resultaat daarvan ter informatie aan: het rapport «Ruimte voor economische activiteit tot 2030».1

Het rapport is, in opdracht van mijn ministerie, uitgevoerd door Buck Consultants International (BCI) en het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB). De onderzoekers werden daarbij begeleid door een begeleidingsgroep met deskundigen van de ministeries van BZK en EZK, het Centraal Planbureau (CPB), het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en de provincie Gelderland (namens het IPO).

Om tot een goed economisch beeld voor de ruimtevraag te komen is eerst een verkenning gemaakt van de groeiverwachtingen van achttien bedrijfstakken op basis van twee scenario’s die zoveel mogelijk aansluiten bij de WLO-studie van het Centraal Planbureau en het Planbureau voor de Leefomgeving.

Uit het rapport kunnen een aantal belangrijke conclusies worden getrokken.

Afhankelijk van het tempo van economische groei zal er in de periode van 2018 tot 2030 nog een groeiende behoefte zijn aan bedrijventerreinen. Uitgaande van 54.000 ha in 2018 neemt in het behoedzame scenario het ruimtegebruik met 10% toe tot ruim 59.000 hectare; in het gunstige scenario betekent dit een toename van het ruimtegebruik met 17% tot 63.000 hectare.

Wat betreft kantoorruimte neemt, bij een oppervlakte van 42 miljoen m2 in 2018, in het behoedzame scenario het ruimtegebruik toe met 6% toe tot 45 miljoen m2 in 2030. In het gunstige scenario neemt dit ruimtegebruik met 11% toe tot ruim 47 miljoen m2 in 2030.

De vraag naar werklocaties varieert sterk per sector en per regio. De grootste ruimtegebruikers zijn de groothandel, detailhandel en horeca en de zakelijke dienstverlening. De grootste behoefte aan bedrijventerreinen zal ontstaan in het westen en het zuiden van het land. De grootste vraag naar kantoorruimte in het westen van het land. Uit de resultaten blijkt dat ook bij een lagere economische groei het ruimtegebruik op zowel bedrijventerreinen als voor kantoren in het komende decennium naar verwachting in alle landsdelen zal toenemen.

De verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke ordening en de afwegingen die daarmee samenhangen ligt bij de provincies en gemeenten. Het rapport stelt dat, gelet op de onzekerheid rond de verwachte groei, het raadzaam kan zijn om voldoende ruimte te reserveren om ook de vraag bij een gunstige economische ontwikkeling te kunnen opvangen. De uitgifte van nieuwe locaties voor bedrijventerreinen en kantoren kan dan vervolgens later worden afgestemd op de actuele vraagontwikkeling. Deze afwegingen moeten uiteraard regionaal worden gemaakt, waarbij ook de regionale aanbodsituatie en mogelijke alternatieve bestemming van ruimte moet worden betrokken.

De bevindingen uit dit rapport zijn betrokken bij de totstandkoming van de ontwerpNOVI.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes


  1. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎