[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

35256, bijgewerkt t/m nr. 8 (Tweede NvW d.d. 14 januari 2020)

Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2019D38820, datum: 2019-09-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2019Z15077:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 8 (Tweede NvW d.d. 14 januari 2020)



	35 256	Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere
wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en
nadeelcompensatierecht







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



		Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden,
Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat wenselijk is in de Algemene
wet bestuursrecht een nieuwe regeling te treffen voor de coördinatie
van samenhangende besluiten en enige andere wijzigingen aan te brengen
in verband met de inwerkingtreding van de Omgevingswet en enkele wetten
aan te passen met het oog op de invoering van de algemene regeling over
nadeelcompensatie in titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht;

	Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE WET BESTUURSRECHT

Artikel 1 

	De Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:

A

	Na afdeling 3.4 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 3.4A INFORMATIE OVER SAMENHANGENDE BESLUITEN

Artikel 3:19

	1. Indien er sprake is van besluiten die nodig zijn om een bepaalde
activiteit te mogen verrichten of besluiten die strekken tot het
vaststellen van een financiële aanspraak met het oog op die activiteit,
bevordert het bestuursorgaan dat een aanvrager in kennis wordt gesteld
van andere op aanvraag te nemen besluiten waarvan het bestuursorgaan
redelijkerwijs kan aannemen dat deze nodig zijn voor de door de
aanvrager te verrichten activiteit.

	2. Bij de kennisgeving wordt per besluit in ieder geval vermeld:

	a. naam en adres van het bestuursorgaan, bevoegd tot het nemen van het
besluit;

	b. krachtens welk wettelijk voorschrift het besluit wordt genomen.

B

	Afdeling 3.5 komt te luiden:

AFDELING 3.5 COÖRDINATIE VAN SAMENHANGENDE BESLUITEN

Artikel 3:20

	Deze afdeling is van toepassing op besluiten ten aanzien waarvan dat is
bepaald:

a. bij wettelijk voorschrift; of 

	b. bij besluit van de tot het nemen van die besluiten bevoegde
bestuursorganen (coördinatiebesluit).

Artikel 3:21

	1. Bij of krachtens het wettelijk voorschrift, bedoeld in artikel 3:20,
onderdeel a, of in het coördinatiebesluit wordt een coördinerend
bestuursorgaan aangewezen.

	2. Indien het in een coördinatiebesluit als coördinerend
bestuursorgaan aan te wijzen bestuursorgaan niet bevoegd is tot het
nemen van een of meer van de te coördineren besluiten, behoeft de
aanwijzing de instemming van dat bestuursorgaan.

	3. Indien redelijkerwijs niet valt te verwachten dat toepassing van
deze afdeling op een besluit de voortgang van de besluitvorming over de
te coördineren besluiten in betekenende mate zal versnellen of dat aan
deze toepassing anderszins aanmerkelijke voordelen zijn verbonden, kan
het coördinerend bestuursorgaan besluiten deze afdeling ten aanzien van
dat besluit niet, niet verder of later toe te passen.

Artikel 3:22

	1. Het coördinerend bestuursorgaan bevordert een doelmatige en
samenhangende voorbereiding van besluiten, waarbij de bestuursorganen
bij de beoordeling van de aanvragen in ieder geval rekening houden met
de onderlinge samenhang tussen de aanvragen en tussen de te nemen
besluiten.

	2. De bevoegde bestuursorganen verlenen de medewerking die voor het
welslagen van de coördinatie nodig is.

Artikel 3:23

	1. De besluiten worden zoveel mogelijk gelijktijdig aangevraagd bij het
coördinerend bestuursorgaan, met dien verstande dat de laatste aanvraag
niet later wordt ingediend dan zes weken na ontvangst van de eerste
aanvraag. Het coördinerend bestuursorgaan kan bepalen dat voor het
indienen van de aanvragen een andere termijn geldt.

	2. Het coördinerend bestuursorgaan zendt terstond na ontvangst van de
aanvragen een afschrift daarvan aan de bevoegde bestuursorganen.

	3. Indien een aanvraag later dan de termijn, bedoeld in het eerste lid,
wordt ingediend, wordt die aanvraag niet betrokken bij de
gecoördineerde voorbereiding van de andere besluiten, tenzij het
coördinerend bestuursorgaan anders bepaalt.

	4. Bij wettelijk voorschrift kan worden bepaald dat de aanvraag om een
besluit niet wordt behandeld indien niet tevens de aanvraag om een ander
besluit is ingediend.

	5. Het coördinerend bestuursorgaan is mede bevoegd tot het indienen
van een aanvraag bij het bevoegde bestuursorgaan, indien het besluit
waarop de aanvraag betrekking heeft, strekt tot uitvoering van een
besluit dat door het coördinerend bestuursorgaan is genomen. De
aanvraag kan mede namens een van de andere betrokken bestuursorganen
worden ingediend.

Artikel 3:24

	Onverminderd artikel 3:23, vierde lid, vangt de termijn voor het nemen
van de besluiten, bedoeld in artikel 3:23, eerste lid, aan met ingang
van de dag waarop de laatste aanvraag is ontvangen.

Artikel 3:25

	1. Indien op de voorbereiding van een van de besluiten afdeling 3.4 van
toepassing is, is die afdeling van toepassing op alle besluiten, met
inachtneming van het volgende:

	a. de ingevolge de artikelen 3:11, 3:14 en 3:44, eerste lid, onderdeel
a, vereiste terinzageleggingen geschiedt in ieder geval ten kantore van
het coördinerend bestuursorgaan;

	b. het coördinerend bestuursorgaan draagt er zorg voor dat de
gelegenheid tot het mondeling naar voren brengen van zienswijzen wordt
gegeven met betrekking tot alle ontwerpbesluiten gezamenlijk;

	c. zienswijzen worden bij het coördinerend bestuursorgaan naar voren
gebracht;

	d. indien over een ontwerpbesluit zienswijzen naar voren kunnen worden
gebracht door een ieder geldt dit eveneens met betrekking tot de andere
ontwerpbesluiten;

	e. indien een ontwerpbesluit strekt tot uitvoering van een ander
besluit dat geen onderdeel uitmaakt van de coördinatie, kunnen
zienswijzen geen betrekking hebben op dat andere besluit;

	f. het in de gelegenheid stellen te reageren op naar voren gebrachte
zienswijzen geschiedt door het coördinerend bestuursorgaan;

	g. de ingevolge die afdeling en afdeling 3.6 vereiste mededelingen,
kennisgevingen en toezendingen geschieden door het coördinerend
bestuursorgaan;

	h. in afwijking van artikel 3:18 worden de besluiten genomen binnen een
door het coördinerend bestuursorgaan te bepalen termijn, doch uiterlijk
binnen de termijn die geldt voor het besluit met de langste
beslistermijn;

	i. mededelingen en kennisgevingen worden tevens gedaan in de
Staatscourant en voorts langs elektronische weg;

	j. de dag van terinzagelegging van de besluiten door het coördinerend
bestuursorgaan is bepalend voor de aanvang van de beroepstermijn
ingevolge artikel 6:8, vierde lid.

	2. Indien afdeling 3.4 niet van toepassing is, geschiedt de
voorbereiding met toepassing of overeenkomstige toepassing van de
onderdelen b tot en met h van het eerste lid.

Artikel 3:26

	1. De bevoegde bestuursorganen zenden de door hen genomen besluiten zo
spoedig mogelijk toe aan het coördinerend bestuursorgaan.

	2. Het coördinerend bestuursorgaan maakt de besluiten gelijktijdig
bekend en legt deze, indien tevens terinzagelegging wettelijk is
voorgeschreven op grond van afdeling 3.4, gelijktijdig ter inzage.

Artikel 3:27

	1. Indien tegen een van de besluiten bezwaar kan worden gemaakt of
administratief beroep kan worden ingesteld, geschiedt dit in afwijking
van artikel 6:4 door het indienen van het bezwaar- of beroepschrift bij
het coördinerend bestuursorgaan. Het coördinerend bestuursorgaan zendt
terstond na ontvangst van het bezwaar- of beroepschrift een afschrift
daarvan aan het bevoegde bestuursorgaan.

	2. Het coördinerend bestuursorgaan draagt er zorg voor dat de
gelegenheid tot het gebruik maken van het recht te worden gehoord wordt
gegeven met betrekking tot alle bestreden besluiten gezamenlijk.

	3. De bevoegde bestuursorganen zenden de door hen genomen beslissingen
op het bezwaar of beroep zo spoedig mogelijk toe aan het coördinerend
bestuursorgaan. Het coördinerend bestuursorgaan maakt de beslissingen
gelijktijdig bekend en doet de ingevolge artikel 7:12, derde lid, of
artikel 7:26, vierde lid, vereiste mededelingen.

	4. Een beslissing op een verzoek in te stemmen met rechtstreeks beroep
bij de bestuursrechter, bedoeld in artikel 7:1a, vierde lid, wordt
genomen door het coördinerend bestuursorgaan. Onverminderd artikel
7:1a, tweede lid, wijst het coördinerend bestuursorgaan het verzoek in
ieder geval af indien tegen een van de andere besluiten een
bezwaarschrift is ingediend waarin eenzelfde verzoek ontbreekt.

Artikel 3:28

	Voor de mogelijkheid van beroep bij de bestuursrechter worden besluiten
die zijn voorbereid met toepassing van deze afdeling aangemerkt als
één besluit.

Artikel 3:29

	1. Tenzij het tweede lid van toepassing is, staat tegen besluiten die
zijn voorbereid met toepassing van deze afdeling beroep open bij de
rechtbank binnen het rechtsgebied waar het coördinerend bestuursorgaan
zijn zetel heeft.

	2. Tegen besluiten die zijn voorbereid met toepassing van deze afdeling
staat beroep open bij:

	a. de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien tegen
een of meer van de besluiten beroep kan worden ingesteld bij de
Afdeling;

	b. het College van Beroep voor het bedrijfsleven, indien tegen een of
meer van de besluiten beroep kan worden ingesteld bij het College en
onderdeel a niet van toepassing is;

	c. de Centrale Raad van Beroep, indien tegen een of meer van de
besluiten beroep kan worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep en
de onderdelen a en b niet van toepassing zijn.

	3. Indien inzake één van de besluiten die met toepassing van deze
afdeling gecoördineerd zijn voorbereid hoger beroep kan worden
ingesteld bij:

	a. de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, staat inzake
alle besluiten hoger beroep open bij de Afdeling;

	b. het College van Beroep voor het bedrijfsleven en onderdeel a niet
van toepassing is, staat inzake alle besluiten hoger beroep open bij het
College;

	c. de Centrale Raad van Beroep en de onderdelen a en b niet van
toepassing zijn, staat inzake alle besluiten hoger beroep open bij de
Centrale Raad van Beroep.

	4. De ingevolge het eerste lid bevoegde rechtbank of de ingevolge het
tweede of derde lid bevoegde bestuursrechter kan de behandeling van de
beroepen dan wel hoger beroepen verwijzen naar een rechtbank
onderscheidenlijk een andere bestuursrechter die voor de behandeling
ervan meer geschikt wordt geacht. Artikel 8:13, tweede en derde lid, is
van overeenkomstige toepassing.

C

	Aan artikel 5:20 worden twee leden toegevoegd, luidende:

	3. Het bestuursorgaan onder verantwoordelijkheid waarvan de
toezichthouder werkzaam is, is bevoegd tot oplegging van een last onder
bestuursdwang ter handhaving van het eerste lid.

	4. Indien de gevorderde medewerking strekt ter handhaving van het
bepaalde bij of krachtens een regeling die is genoemd in hoofdstuk 2, 3
of 4 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling
bestuursrechtspraak of in de bij deze wet behorende Regeling verlaagd
griffierecht, wordt de last onder bestuursdwang voor de toepassing van
de twee laatstgenoemde regelingen aangemerkt als een besluit, genomen op
grond van de eerstbedoelde regeling.

D

	Aan artikel 5:32 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. Indien de last onder dwangsom strekt ter handhaving van het bepaalde
bij of krachtens een regeling die is genoemd in hoofdstuk 2, 3 of 4 van
de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak of in
de bij deze wet behorende Regeling verlaagd griffierecht, wordt de last
onder dwangsom voor de toepassing van de twee laatstgenoemde regelingen
aangemerkt als een besluit, genomen op grond van de eerstbedoelde
regeling.

E

	Het eerste lid, onderdeel e, van artikel 8:4 komt te luiden:

	e. als bedoeld in artikel 3:20, onderdeel b, 3:21, derde lid, of 3:25,
eerste lid, onderdeel h,.

Ea

	Aan artikel 8:7, derde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien
beroep wordt ingesteld tegen een besluit als bedoeld in artikel 4:126
dat betrekking heeft op schade die is veroorzaakt door een besluit als
bedoeld in de eerste zin of door een handeling ter uitvoering van een
zodanig besluit, is in afwijking van het eerste en tweede lid eveneens
slechts die rechtbank bevoegd.

F

	In de artikelen 2 en 4 van bijlage 2 wordt de zinsnede met betrekking
tot de Algemene wet bestuursrecht geschrapt.

HOOFDSTUK 2. WIJZIGING VAN DE OMGEVINGSWET EN ENKELE BEPALINGEN VAN
BIJZONDERE WETTEN

Artikel 2.1

	De Omgevingswet wordt gewijzigd als volgt:

A

	Na artikel 5.45 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.45a (bevoegdheid tot indeplaatstreding)

	1. Als gedeputeerde staten als het coördinerend bestuursorgaan voor de
besluiten ter uitvoering van een projectbesluit optreden, kunnen zij in
plaats van het oorspronkelijk bevoegde bestuursorgaan voorzien in het
nemen van een besluit, als dat bestuursorgaan geen bestuursorgaan van
het Rijk is en:

	a. dat bestuursorgaan een besluit niet of niet tijdig heeft genomen, of

	b. het besluit van dat bestuursorgaan de uitvoering van het
projectbesluit belemmert.

	2. Als Onze Minister die het aangaat als het coördinerend
bestuursorgaan voor de besluiten ter uitvoering van een projectbesluit
optreedt, kan hij in plaats van het oorspronkelijk bevoegde
bestuursorgaan voorzien in het nemen van een besluit, als:

	a. dat bestuursorgaan een besluit niet of niet tijdig heeft genomen, of

	b. het besluit van dat bestuursorgaan de uitvoering van het
projectbesluit belemmert.

	3. Bij de toepassing van het eerste of tweede lid treedt het besluit
van het coördinerend bestuursorgaan in de plaats van het besluit dat
het oorspronkelijk bevoegde bestuursorgaan had moeten nemen of heeft
genomen.

	4. Als het oorspronkelijk bevoegde bestuursorgaan voor het in
behandeling nemen van een aanvraag om een besluit waarvoor toepassing is
gegeven aan het eerste of tweede lid rechten heeft geheven, stort dat
bestuursorgaan de ontvangen rechten in de kas van de provincie waartoe
het coördinerend bestuursorgaan behoort respectievelijk in de kas van
het Rijk.

B

	Artikel 16.7, derde lid, komt te luiden:

	3. De artikelen 3:21, derde lid, en 3:23, eerste en derde lid, van de
Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op de gevallen,
bedoeld in het eerste lid, onder a en b.

C

	In artikel 16.8, tweede lid, wordt "Artikel 3:30 van de Algemene wet
bestuursrecht" vervangen door "Artikel 3:28 van de Algemene wet
bestuursrecht".

D

	Na paragraaf 16.2.2 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 16.2.2a Coördinatie omgevingsplan en omgevingsvergunning voor een
omgevingsplanactiviteit

Artikel 16.14a (coördinatie omgevingsplan en omgevingsvergunning)

	Als afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegepast op
de voorbereiding van een omgevingsplan en de beslissing op een aanvraag
om een omgevingsvergunning en de beslissing op die aanvraag wordt
genomen gelijktijdig met of na de vaststelling van dat omgevingsplan,
wordt bij de beslissing uitgegaan van de regels in dat omgevingsplan.

E

	Na artikel 18.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 18.4a (herstelsanctie en rechtsopvolger)

	Het bestuursorgaan dat een besluit neemt tot het opleggen van een last
onder bestuursdwang of een last onder dwangsom gericht op naleving van
een bij of krachtens deze wet gestelde regel kan daarbij bepalen dat het
besluit ook geldt voor de rechtsopvolgers van degene aan wie de last
wordt opgelegd. In dat geval kan het bestuursorgaan het besluit tegen de
rechtsopvolgers ten uitvoer leggen en de kosten van die
tenuitvoerlegging of een verbeurde dwangsom bij die rechtsopvolgers
invorderen.

Artikel 2.2

	Indien het bij koninklijke boodschap van 29 juni 2018 ingediende
voorstel van wet tot aanvulling en wijziging van de Omgevingswet,
intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van
andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de
Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet) (34986) tot wet wordt verheven
en artikel 2.13 (Kernenergiewet), onderdeel I, van die wet in werking
treedt of is getreden, wordt in artikel 83a van de Kernenergiewet na
“18.4” ingevoegd “18.4a,”.

Artikel 2.3

	Indien het bij koninklijke boodschap van 29 juni 2018 ingediende
voorstel van wet tot aanvulling en wijziging van de Omgevingswet,
intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van
andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de
Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet) (34986) tot wet wordt verheven
en artikel 2.34 (Wet bescherming Antarctica), onderdeel B, van die wet
in werking treedt of is getreden, wordt in artikel 28 van de Wet
bescherming Antarctica na “18.4,” ingevoegd “18.4a,”.

Artikel 2.4

	Indien het bij koninklijke boodschap van 29 juni 2018 ingediende
voorstel van wet tot aanvulling en wijziging van de Omgevingswet,
intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van
andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de
Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet) (34986) tot wet wordt verheven
en artikel 2.45 (Wet milieubeheer), onderdeel CT, van die wet in werking
treedt of is getreden, wordt in artikel 18.1a, eerste lid, van de Wet
milieubeheer na “18.4,” ingevoegd “18.4a,”.

HOOFDSTUK 3. AANPASSING VAN BIJZONDERE NADEELCOMPENSATIEREGELINGEN AAN
TITEL 4.5 VAN DE ALGEMENE WET BESTUURSRECHT

Artikel 3.1

	Artikel 49e van de Kernenergiewet wordt gewijzigd als volgt:

	1. Het eerste, tweede en zesde lid vervallen onder vernummering van het
derde tot en met vijfde lid tot eerste tot en met derde lid.

	2. Het eerste lid (nieuw) komt te luiden:

	1. Het in het derde lid aangewezen bestuursorgaan kan regels stellen,
waarbij wordt bepaald dat een vergoeding kan worden toegekend indien de
vaststelling vooraf of zich uit de toepassing van artikel 46, 49b of 49d
of uit de toepassing van artikel 175 of 176 van de Gemeentewet bij een
ongeval met een categorie B-object al dan niet schade voordoet, zou
leiden tot onredelijke vertraging in de behandeling van de aanvraag van
schadevergoeding op grond van artikel 4:126 van de Algemene wet
bestuursrecht of tot kosten ten aanzien waarvan in redelijkheid niet kan
worden gevergd dat de belanghebbende deze draagt.

	3. In het tweede lid (nieuw) wordt “derde lid” vervangen door
“eerste lid”.

	4. In het derde lid (nieuw) wordt “tweede en derde lid” vervangen
door “eerste lid”.

Artikel 3.2

	Artikel 4 van de Plantenziektenwet vervalt.

Artikel 3.3

	Artikel 18.9, vijfde lid, van de Telecommunicatiewet vervalt.

Artikel 3.4

	De Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige
besluiten wordt gewijzigd als volgt:

aA

	Artikel I, onderdeel Ca, vervalt.

A

	Artikel V komt te luiden:

ARTIKEL V

	1. Op schade, veroorzaakt door besluiten of andere handelingen van de 
Belastingdienst/Toeslagen of van andere bestuursorganen voor zover
genomen of verricht in het kader van aan de Belastingdienst opgedragen 
taken, is titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht eerst van
toepassing:

	a. voor besluiten en andere handelingen ter uitvoering van de Wet op de
vennootschapsbelasting 1969: met ingang van twee jaar na het tijdstip
van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A;

	b. voor overige besluiten en andere handelingen: met ingang van vijf
jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A.

	2. Op schade, veroorzaakt door besluiten of andere handelingen van de 
Belastingdienst/Toeslagen of van andere bestuursorganen voor zover
genomen of verricht in het kader van aan de Belastingdienst opgedragen 
taken, met uitzondering van besluiten en andere handelingen ter
uitvoering van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, is titel 8.4
van de Algemene wet bestuursrecht eerst van toepassing met ingang van
vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel
A. 

	3. Indien voor het verstrijken van de termijn, genoemd in het eerste
lid, onder a of onder b, onderscheidenlijk tweede lid, een voorstel van
wet is ingediend dat in het onderwerp van het eerste lid, onder a of
onder b, onderscheidenlijk tweede lid, voorziet, is, in afwijking van
het eerste onderscheidenlijk tweede lid, titel 4.5 onderscheidenlijk
titel 8.4 van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van de in het
eerste lid, onder a of onder b, onderscheidenlijk het tweede lid
bedoelde besluiten en andere handelingen eerst van toepassing op een bij
koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

	4. Op schade waarop ingevolge dit artikel titel 4.5 of 8.4 van de
Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is, blijft, in afwijking
van artikel IV, het recht van toepassing zoals dat gold voor 1 juli
2013.

B

	In artikel VI, tweede lid, wordt “bij wet of beleidsregel”
vervangen door “bij de in dat koninklijk besluit genoemde wetten”.

HOOFDSTUK 4. WIJZIGINGEN IN VERBAND MET DE AANPASSING VAN ARTIKEL 5:20
AWB

§ 1. Algemene Zaken

Artikel 4.1

	De Vorderingswet wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 29 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het derde lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	5. Onze Ministers zijn bevoegd tot overeenkomstige toepassing van
artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien
van de in het tweede lid bedoelde personen.

B

	In artikel 33, tweede lid, wordt “5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de
Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.2

	In artikel 11, derde lid, van de Wet beschikbaarheid goederen wordt
“5:20 van de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door “5:20,
eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht”.

§ 2. Buitenlandse Zaken

Artikel 4.3

	Artikel 6, vierde lid, van de Kaderwet subsidies Ministerie van
Buitenlandse Zaken vervalt.

§ 3. Justitie en Veiligheid

Artikel 4.4

	In artikel 16 van de Uitvoeringswet Algemene verordening
gegevensbescherming vervalt, onder vernummering van het derde lid tot
tweede lid, het tweede lid.

Artikel 4.5

	Artikel 49 van de Vreemdelingenwet 2000 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste en tweede lid van de wordt “5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht” telkens vervangen door “5:20, eerste en tweede lid,
van de Algemene wet bestuursrecht”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. Onze Minister is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van artikel
5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van de in
het eerste en tweede lid bedoelde bevoegdheden en taken.

Artikel 4.6

	In artikel 1 van de Wet op de economische delicten wordt in onderdeel
2, betreffende de Wet toezicht trustkantoren 2018, “5:20 van de
Algemene wet bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.7

	De Wet op het notarisambt wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 61a wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het tweede lid wordt “5:20, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de
Algemene wet bestuursrecht”.

	2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde
lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

	3. Het bestuur van de KNB is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van
artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien
van de in het eerste lid bedoelde deskundigen.

B

	In artikel 99a wordt onder vernummering van het vijfde tot en met elfde
lid tot zesde tot en met twaalfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

	5. Het bestuur van de KNB is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van
artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien
van het in het eerste lid bedoelde vooronderzoek en de in het tweede lid
bedoelde personen.

Artikel 4.8

	In artikel 7, tweede lid, onderdeel d, van de Wet precursoren voor
explosieven wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht” vervangen
door “5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.9

	In artikel 10, onderdeel c, van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen
wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door
“5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.10

	De Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve
beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten wordt gewijzigd als
volgt:

A

	Artikel 16 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het tweede lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. Het College van Toezicht is bevoegd tot overeenkomstige toepassing
van artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten
aanzien van de in het eerste lid bedoelde taakuitoefening.

B

	In artikel 19, eerste lid, vervalt “, of overtreding van artikel
5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.11

	Artikel 57 van de Wet veiligheidsregio’s wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het derde lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Onze Minister is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van artikel
5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van de
ambtenaren van de inspectie.

Artikel 4.12

	Artikel 28 van de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen komt
te luiden:

Artikel 28 (last onder bestuursdwang)

	De bevoegde autoriteit is bevoegd tot oplegging van een last onder
bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

§ 4. Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Artikel 4.13

	In de artikelen 124e en 124g, tweede lid, van de Gemeentewet wordt
“5:20 van de Algemene wet bestuursrecht” telkens vervangen door
“5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.14

	Artikel 10.5 van de Omgevingswet wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het derde lid wordt “5:20” vervangen door “5:20, eerste en
tweede lid,”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat of het dagelijks
bestuur van een waterschap zijn bevoegd tot overeenkomstige toepassing
van artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten
aanzien van de in het eerste lid bedoelde personen.

Artikel 4.15

	In de artikelen 121c en 121e, tweede lid, van de Provinciewet wordt
“5:20 van de Algemene wet bestuursrecht” telkens vervangen door
“5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht ”.

Artikel 4.16

	Artikel 5.14 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vervalt.

Artikel 4.17

	In de artikelen 32g en 32i, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke
regelingen wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht” telkens
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

Artikel 4.18

	In artikel 16, tweede lid, van de Wet grondslagen ruimtelijke
ontwikkelingsplanning BES wordt “5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de
Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.19

	Indien het bij koninklijke boodschap van 29 juni 2018 ingediende
voorstel van wet tot aanvulling en wijziging van de Omgevingswet,
intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van
andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de
Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet) (34986) tot wet wordt verheven
en artikel 2.55 (Woningwet), onderdeel Q, van die wet in werking treedt
of is getreden, komt artikel 92 van de Woningwet te luiden:

Artikel 92

	Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de
bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens
hoofdstuk III.

§ 5. Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Artikel 4.20

	In artikel 1a, tweede lid, van de Leerplichtwet 1969 wordt “5:20 van
de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste lid, van
de Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.21

	De Mediawet 2008 wordt gewijzigd als volgt:

A

	In de artikelen 2.33, tweede lid, 2.68, eerste lid, onderdeel b, 3.4,
tweede lid, onderdeel b, 7.12, eerste lid en 7.14, wordt “5:20 van de
Algemene wet bestuursrecht” telkens vervangen door “5:20, eerste
lid, van de Algemene wet bestuursrecht”.

B

	In artikel 7.12, derde lid, vervalt “, of van artikel 5:20 van de
Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.22

	Indien het bij koninklijke boodschap van 25 september 2018 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met
aanscherping van de nieuwedienstenprocedure, modernisering van
procedures voor de benoeming van raden van toezicht en besturen,
modernisering van het bestuur en verduidelijking van de positie van de
Ster, alsmede technische verbeteringen onder meer in verband met taken
van het Commissariaat voor de Media (35042) tot wet wordt of is verheven
en artikel I, onderdeel FF, van die wet nog niet in werking is getreden,
wordt in artikel I, onderdeel FF, onder 1, van die wet “5:20 van de
Algemene wet bestuursrecht” telkens vervangen door “5:20, eerste
lid, van de Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.23

	In de artikelen 6.2.2, eerste lid, onderdeel c, en 11.1, tweede lid,
van de Wet educatie en beroepsonderwijs wordt “5:20 van de Algemene
wet bestuursrecht” telkens vervangen door “5:20, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.24

	Artikel 3.6 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES wordt gewijzigd
als volgt:

	1. In het tweede lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. Onze Minister is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van artikel
5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van de in
het eerste lid bedoelde ambtenaren.

Artikel 4.25

	In artikel 146, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra wordt
“5:20 van de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door “5:20,
eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.26

	In artikel 22 van de Wet op de vaste boekenprijs vervalt het tweede
lid, alsmede de aanduiding “1.” voor het eerste lid.

Artikel 4.27

	De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt
gewijzigd als volgt:

A

	In de artikelen 5.20, tweede lid, en 5.29, tweede lid, wordt “5:20
van de Algemene wet bestuursrecht” telkens vervangen door “5:20,
eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht”.

B

	In artikel 15.1, tweede lid, wordt “5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

Artikel 4.28

	Artikel 9 van de Wet op het onderwijstoezicht wordt gewijzigd als
volgt:

	1. In het eerste lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot vierde
tot en met zesde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

	3. Onze Minister is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van artikel
5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van de in
het tweede lid bedoelde personen.

Artikel 4.29

	In artikel 164, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs wordt
“5:20 van de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door “5:20,
eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.30

	De Wet primair onderwijs BES wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 29 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het tweede lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Er wordt lid toegevoegd, luidende:

	3. Onze Minister is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van artikel
5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van de in
het eerste lid bedoelde ambtenaren.

B

	In artikel 129, tweede lid, wordt “5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

Artikel 4.31

	Artikel 20 van de Wet sociale kanstrajecten jongeren BES wordt
gewijzigd als volgt:

	1. In het derde lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Onze Minister is bevoegd tot toepassing van artikel 5:20, derde lid,
van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van het toezicht, bedoeld
in het eerste en tweede lid.

Artikel 4.32

	In de artikelen 59 en 104, tweede lid, van de Wet op het voortgezet
onderwijs wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht” telkens
vervangen door “5:20, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

Artikel 4.33

	De Wet voortgezet onderwijs BES wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 70 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het tweede lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. Onze Minister is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van artikel
5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van de in
het eerste lid bedoelde taken.

B

	In de artikelen 115 en 184, tweede lid wordt “5:20 van de Algemene
wet bestuursrecht” telkens vervangen door “5:20, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.34

	De Wet register onderwijsdeelnemers wordt gewijzigd als volgt:

A

	In artikel 39, onderdeel F, betreffende artikel 59 WVO, wordt “5:20
van de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste lid,
van de Algemene wet bestuursrecht”.

B

	In artikel 53, derde lid, wordt “5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

§ 6. Financiën

Artikel 4.35

	Artikel 9c van de Bankwet 1998 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste lid vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het
slot van onderdeel b door een punt, onderdeel c.

	2. In het tweede lid wordt ”de in het eerste lid genoemde
artikelen” vervangen door “de in het eerste lid genoemde artikelen
en artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.36

	Artikel 11 van de Muntwet 2002 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste lid vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het
slot van onderdeel b door een punt, onderdeel c.

	2. In het tweede lid wordt ”de in het eerste lid genoemde
artikelen” vervangen door “de in het eerste lid genoemde artikelen
en artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.37

	Artikel 3 van de Wet op de verlening van bijstand aan de Europese
Commissie bij controles en verificaties ter plaatse wordt gewijzigd als
volgt:

	1. In het tweede lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Onze Minister die het aangaat is bevoegd tot overeenkomstige
toepassing van artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde
functionarissen.

Artikel 4.38

	In artikel 56, eerste lid, van de Wet op het accountantsberoep vervalt
“, van deze wet en artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.39

	De Wet op het financieel toezicht wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 1:52 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het tweede lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. De toezichthouder is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van
artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien
van de in het eerste lid bedoelde taak.

B

	Artikel 1:56 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het zesde lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	11. De toezichthouder is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van
artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien
van de in het zesde lid bedoelde taak.

C

	Artikel 1:57 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het tweede lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. De Nederlandsche Bank is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van
artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien
van een verificatie als bedoeld in het eerste lid.

D

	Artikel 1:68 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het tweede lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. De toezichthouder is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van
artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien
van de vordering van inlichtingen, bedoeld in het eerste lid.

E

	Artikel 1:71 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het derde lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. De Nederlandsche Bank is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van
artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien
van de in het eerste lid bedoelde onderzoeken en inspecties en de in het
tweede lid bedoelde bevoegdheid.

F

	Artikel 1:74 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het tweede lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot vierde
tot en met zesde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

	3. De toezichthouder is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van
artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien
van de in het eerste lid bedoelde inlichtingen.

G

	Artikel 1:79, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

	1. In onderdeel c wordt “; en” vervangen door een punt.

	2. Onderdeel d vervalt.

H

	In artikel 1:80 komt onderdeel d te luiden:

	d. artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

I

	Artikel 3a:8 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Onder vernummering van het tweede tot derde lid, wordt een lid
ingevoegd, luidende:

	2. De Nederlandsche Bank is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van
artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien
van de in het eerste lid bedoelde voorbereiding en uitvoering van
besluiten.

Artikel 4.40

	De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt
gewijzigd als volgt:

A

	In artikel 29 vervalt onderdeel f, onder verlettering van onderdeel g
tot f.

B

	In artikel 30, onderdeel f, wordt “5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

Artikel 4.41

	De Wet toezicht accountantsorganisaties wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 51 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het tweede lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. De Autoriteit Financiële Markten is bevoegd tot toepassing van
artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien
van de vordering, bedoeld in het eerste lid.

B

	In artikel 53, eerste lid, vervalt de zinsnede “, artikel 5:20 van de
Algemene wet bestuursrecht”.

C

	In artikel 54, eerste lid, wordt “artikel 5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht” vervangen door “artikel 5:20, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht”.

D

	Artikel 63g wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste en tweede lid wordt “5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht” telkens vervangen door “5:20, eerste en tweede lid,
van de Algemene wet bestuursrecht”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. De Autoriteit Financiële Markten is bevoegd tot toepassing van
artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien
van de in het eerste lid bedoelde vordering en de in het tweede lid
bedoelde personen.

E

	Artikel 63h wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het tweede lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. De Autoriteit Financiële Markten is bevoegd tot toepassing van
artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien
van het in het eerste lid bedoelde onderzoek.

F

	Artikel 63k wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste en tweede lid wordt “5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht” telkens vervangen door “5:20, eerste en tweede lid,
van de Algemene wet bestuursrecht”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. De Autoriteit Financiële Markten is bevoegd tot toepassing van
artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien
van de in het eerste lid bedoelde vordering en de in het tweede lid
bedoelde personen.

Artikel 4.42

	De Wet toezicht effectenverkeer 1995 wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 29 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het derde lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Onze Minister is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van artikel
5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van de in
het derde lid bedoelde personen.

B

	In artikel 48b, eerste lid, vervalt de zinsnede “29, tweede en derde
lid, voor zover het betreft het voorschrift van artikel 5:20 van de
Algemene wet bestuursrecht en het voorschrift inzage te verlenen in
zakelijke gegevens en bescheiden,” en “39, derde lid, voor zover het
betreft het voorschrift op grond van artikel 5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht inzage te verlenen in zakelijke gegevens en
bescheiden,”.

Artikel 4.43

	De Wet toezicht financiële verslaggeving wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het zesde lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	7. De Autoriteit Financiële Markten is bevoegd tot overeenkomstige
toepassing van artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde nadere
toelichting.

B

	In artikel 4, eerste lid, wordt “5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

Artikel 4.44

	De Wet toezicht trustkantoren 2018 wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 43 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het tweede lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. De Nederlandsche Bank is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van
artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien
van de in het eerste lid bedoelde inlichtingen.

B

	Artikel 45 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het derde lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. De Nederlandsche Bank is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van
artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien
van de in het eerste lid bedoelde inlichtingen en onderzoeken.

C

	Artikel 48 komt te luiden:

Artikel 48. Last onder dwangsom en bestuurlijke boete

	1. De Nederlandsche Bank kan een last onder dwangsom opleggen ter zake
van:

	a. overtreding van bij of krachtens de hoofdstukken 2 tot en met 5 en 8
gestelde regels;

	b. het geen dan wel niet tijdig of onvolledig gevolg geven aan een
krachtens artikel 47 gegeven aanwijzing.

	2. De Nederlandsche Bank kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake
van:

	a. overtreding van bij of krachtens de hoofdstukken 2 tot en met 5 en 8
gestelde regels;

	b. overtreding van artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht;

	c. het geen dan wel niet tijdig of onvolledig gevolg geven aan een
krachtens artikel 47 gegeven aanwijzing.

§ 7. Defensie

Artikel 4.45

	In artikel 13, derde lid, van de Wet medewerking
verdedigingsvoorbereiding wordt “5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de
Algemene wet bestuursrecht”.

§ 8. Infrastructuur en Waterstaat

Artikel 4.46

	In artikel 47, eerste lid, van de Binnenvaartwet wordt “5:20 van de
Algemene wet bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste en tweede
lid, van de Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.47

	In artikel 19, derde lid, van de Havennoodwet wordt “5:20 van de
Algemene wet bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste en tweede
lid, van de Algemene wet bestuursrecht ”.

Artikel 4.48

	De Kernenergiewet wordt gewijzigd als volgt:

A

	In artikel 59, eerste lid, wordt “5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de
Algemene wet bestuursrecht”.

B

	In artikel 65, tweede lid, wordt “5.20 van de Algemene wet
bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de
Algemene wet bestuursrecht”.

C

	Artikel 66 komt te luiden:

Artikel 66

	Het bevoegd gezag is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van artikel
5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ter handhaving van de
artikelen 59, eerste lid, en 65, tweede lid, voor zover het betreft de
verplichting tot het verlenen van medewerking aan een krachtens artikel
58, tweede en derde lid, aangewezen ambtenaar of een krachtens artikel
65 toegelaten persoon.

D

	In artikel 83b, eerste lid, wordt “5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de
Algemene wet bestuursrecht ”.

Artikel 4.49

	In artikel 49, derde lid, van de Loodsenwet wordt “5:20 van de
Algemene wet bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste en tweede
lid, van de Algemene wet bestuursrecht ”.

Artikel 4.50

	In artikel 25, vijfde lid, van de Meetbrievenwet 1981 wordt “5:20 van
de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste lid, van
de Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.51

	In artikel 32, derde lid, van de Scheepvaartverkeerswet wordt “5:20
van de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste en
tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht ”.

Artikel 4.52

	Artikel 66 van de Spoorwegwet wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het tweede lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Onder vernummering van het derde tot vierde lid wordt na het tweede
lid een lid ingevoegd, luidende:

	3. Onze Minister is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van artikel
5:20, derde lid, van de Algemeen wet bestuursrecht ter handhaving van
het tweede lid.

Artikel 4.53

	In artikel 24 van de Vaarplichtwet wordt “5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de
Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.54

	De Waterwet wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 5.20 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het derde lid wordt “5:20” vervangen door “5:20, eerste en
tweede lid,”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Onze Minister of het bestuur van een waterschap is bevoegd tot
overeenkomstige toepassing van artikel 5:20, derde lid, van de Algemene
wet bestuursrecht ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde
personen.

B

	Artikel 8.7 vervalt.

Artikel 4.55

	In artikel 8 van de Wet behoud scheepsruimte 1939 wordt “5:20 van de
Algemene wet bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste en tweede
lid, van de Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.56

	In artikel 33a, tweede lid, van de Wet explosieven voor civiel gebruik
wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door
“5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.57

	In artikel 17, eerste lid, van de Wet havenstaatcontrole wordt “5:20
van de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste en
tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.58

	Artikel 25 van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en
zwemgelegenheden wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het tweede lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Onze Minister is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van artikel
5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van de in
het eerste lid bedoelde ambtenaren.

Artikel 4.59

	De Wet lokaal spoor wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 16 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het derde lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt na het
derde lid een lid ingevoegd, luidende:

	4. Gedeputeerde staten onderscheidenlijk het dagelijks bestuur zijn
bevoegd tot overeenkomstige toepassing van artikel 5:20, derde lid, van
de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van de toepassing van het
derde lid.

B

	In artikel 42, derde lid, wordt “5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de
Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.60

	In artikel 18.4, derde lid, van de Wet milieubeheer wordt “5:20 van
de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste lid, van
de Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.61

	In artikel 91 van de Wet personenvervoer 2000 wordt “5:20 van de
Algemene wet bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste en tweede
lid, van de Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.62

	In artikel 10.1, zesde lid, van de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke
ordening en milieubeheer BES wordt “5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de
Algemene wet bestuursrecht”.

§ 9. Economische Zaken en Klimaat

Artikel 4.63

	In artikel 54 van de Dienstenwet wordt na “6.3” ingevoegd “, met
dien verstande dat, indien de bevoegde instantie geen bestuursorgaan is,
de bevoegdheid van artikel 5:20, derde lid, wordt uitgeoefend door het
bestuursorgaan onder verantwoordelijkheid waarvan de bevoegde instantie
werkzaam is”.

Artikel 4.64

	De Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en
netwerken wordt gewijzigd als volgt:

A

	In artikel 33 vervalt “, of van artikel 5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht”.

B

	In artikel 34, tweede lid, wordt “5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

Artikel 4.65

	In de artikelen 15.3b, derde lid, en 15.4, eerste en vierde lid, van de
Telecommunicatiewet wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
telkens vervangen door “5:20, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

Artikel 4.66

	In artikel 14 van de Uitvoeringswet EFRO wordt “5:20 van de Algemene
wet bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van
de Algemene wet bestuursrecht ”.

Artikel 4.67

	Artikel 7, derde lid, van de Wet goedkeuring en uitvoering
Markham-overeenkomst vervalt.

Artikel 4.68

	De Wet handhaving consumentenbescherming wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 3.4, zevende lid, vervalt, onder vernummering van het achtste
lid tot zevende lid.

B

	In de artikelen 3.6, derde lid, 3.8, derde lid, 3.10, derde lid, en
3.12, derde lid, wordt “3.4, zesde tot en met achtste lid,” telkens
vervangen door “3.4, zesde en zevende lid,”.

Artikel 4.69

	De Wet ruimtevaartactiviteiten wordt gewijzigd als volgt:

A

	In artikel 14, eerste lid, vervalt “en van artikel 5:20 van de
Algemene wet bestuursrecht”.

B

	In artikel 15, eerste lid, wordt “5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

Artikel 4.70

	Artikel 16 van de Wet uitvoering Internationaal Energieprogramma wordt
gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Onder vernummering van het tweede tot derde lid wordt een lid
ingevoegd, luidende:

	2. Onze Minister is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van artikel
5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van de in
het eerste lid bedoelde aangewezen ambtenaren die zijn belast met de
uitvoering van paragraaf 3 van deze wet.

§ 10. Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Artikel 4.71

	De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 115 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt na het
eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

	2. Onze Minister is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van artikel
5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van de in
artikel 114, tweede lid, bedoelde ambtenaren.

B

	In artikel 120 wordt “artikel 115” vervangen door “artikel 115,
eerste en derde lid.”.

Artikel 4.72

	De Plantenziektenwet wordt gewijzigd als volgt:

A

	In artikel 11 wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

B

	Artikel 12, eerste lid, komt te luiden:

	1. Onze Minister is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van artikel
5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van de in
artikel 10, tweede lid, bedoelde ambtenaren en personen.

Artikel 4.73

	In artikel 86 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden vervalt
“en artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover het de
verplichting betreft tot het verlenen van medewerking aan de ingevolge
artikel 82 aangewezen ambtenaren”.

Artikel 4.74

	Artikel 24 van de Wet op de dierproeven vervalt.

§ 11. Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Artikel 4.75

	In artikel 28b van de Arbeidsomstandighedenwet wordt “Een daartoe
door Onze Minister aangewezen, onder hem ressorterende ambtenaar”
vervangen door “Onze Minister” en vervalt “artikel 5:20 van de
Algemene wet bestuursrecht, voor zover het de verplichting betreft tot
het verlenen van medewerking aan de toezichthouder,”.

Artikel 4.76

	De Pensioenwet wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 168 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het tweede lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde
lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

	3. De toezichthouder is bevoegd tot toepassing van artikel 5:20, derde
lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van de in het eerste
lid bedoelde vordering.

B

	In artikel 175, eerste lid, vervalt “en van artikel 5:20 van de
Algemene wet bestuursrecht”.

C

	In artikel 176, eerste lid, wordt “5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

Artikel 4.77

	In artikel 22a, eerste lid, van de Pensioenwet BES wordt “5:20 van de
Algemene wet bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste en tweede
lid, van de Algemene wet bestuursrecht”.

Artikel 4.78

	In artikel 1.72 van de Wet kinderopvang wordt “5:20 van de Algemene
wet bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste lid, van de Algemene
wet bestuursrecht”.

Artikel 4.79

	Artikel 15 van de Wet op de loonvorming wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het tweede lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. Onze Minister die het aangaat is bevoegd tot overeenkomstige
toepassing van artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde ambtenaren.

Artikel 4.80

	De Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 163 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het tweede lid wordt “5:20” vervangen door “5:20, eerste en
tweede lid,”.

	2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde
lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

	3. De toezichthouder is bevoegd tot toepassing van artikel 5:20, derde
lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van de in het eerste
lid bedoelde vordering.

B

	In artikel 170, eerste lid, vervalt ‘en van artikel 5:20 van de
Algemene wet bestuursrecht’.

C

	In artikel 171, eerste lid, wordt “5:20” vervangen door “5:20,
eerste lid,”.

Artikel 4.81

	In artikel 18, eerste lid, van de Wet verplichte deelneming in een
bedrijfstakpensioenfonds 2000 vervalt “en van artikel 5:20 van de
Algemene wet bestuursrecht”.

§ 12. Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Artikel 4.82

	Artikel 44 van de Drank- en Horecawet vervalt.

Artikel 4.83

	Artikel 30 van de Embryowet vervalt.

Artikel 4.84

	In artikel 114 van de Geneesmiddelenwet vervalt “, en de bij artikel
5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht gestelde
verplichting”.

Artikel 4.85

	Artikel 39 van de Gezondheidswet wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt “5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de
Algemene wet bestuursrecht en wordt aan het slot een zinsnede ingevoerd,
luidende “en is Onze Minister bevoegd tot overeenkomstige toepassing
van artikel 5:20, derde lid, van de Algemeen wet bestuursrecht”.

	2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt “5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht” vervangen door “5:20, tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

Artikel 4.86

	Artikel 18.4.11 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint
Eustatius en Saba wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het tweede lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. Onze Minister die het aangaat is bevoegd tot overeenkomstige
toepassing van artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht ten aanzien van de in het tweede lid bedoelde onderzoek.

Artikel 4.87

	De Jeugdwet wordt gewijzigd als volgt:

A

	In artikel 9.1, derde lid, wordt “5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht” vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de
Algemene wet bestuursrecht”.

B

	In artikel 9.5, eerste lid, vervalt “de bij artikel 5:20, eerste lid,
van de Algemene wet bestuursrecht gestelde verplichting,” en wordt aan
het slot een zinsnede toegevoegd luidende “en tot overeenkomstige
toepassing van artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht ten aanzien van de in artikel 9.1, eerste lid, bedoelde
taak”.

Artikel 4.88

	Artikel 31a van de Noodwet Geneeskundigen wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het tweede lid wordt “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Onze Minister is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van artikel
5:20, derde lid, van de Algemeen wet bestuursrecht ter uitvoering van
het eerste lid.

Artikel 4.89

	Artikel 13c van de Opiumwet vervalt.

Artikel 4.90

	In artikel 13 van de Tijdelijke wet ambulancezorg vervalt het tweede
lid, alsmede de aanduiding ‘1’ voor het eerste lid.

Artikel 4.91

	In artikel 32 van de Warenwet vervalt onderdeel c, onder vervanging van
de puntkomma aan het slot van onderdeel b door een punt.

Artikel 4.92

	In artikel 29, eerste lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen
zorg vervalt “de bij artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht gestelde verplichting,”.

Artikel 4.93

A

	Indien onderdeel G van de Wet van 22 maart 2017 tot wijziging van de
Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen en de
Geneesmiddelenwet in verband met de uitvoering van verordening 536/2014
op het gebied van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk
gebruik (Stb. 2017, 147) nog niet in werking is getreden wordt in
artikel 13j, tweede lid, “5:20 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door “5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

B

	Artikel 28a vervalt.

Artikel 4.94

	Indien artikel I, onderdeel Ra, van de Wet van 22 maart 2017 tot
wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen en de
Geneesmiddelenwet in verband met de uitvoering van verordening 536/2014
op het gebied van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk
gebruik (Stb. 2017, 147):

	a. later in werking treedt dan artikel 1, onderdeel C, van deze wet,
vervalt artikel I, onderdeel Ra, van die wet;

	b. eerder in werking treedt dan artikel 1, onderdeel C, van deze wet,
vervalt artikel 33b, derde lid, van de Wet medisch-wetenschappelijk
onderzoek met mensen.

Artikel 4.95

	In artikel 12 van de Wet op de medische hulpmiddelen vervalt “, en de
bij artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht gestelde
verplichting”.

Artikel 4.96

	Indien het bij koninklijke boodschap van 25 september 2018 ingediende
voorstel van wet houdende regels over de veiligheid en kwaliteit van
medische hulpmiddelen (Wet medische hulpmiddelen) (35043) tot wet is of
wordt verheven, vervalt artikel 13 van die wet.

Artikel 4.97

	Artikel 87a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
vervalt.

Artikel 4.98

	Artikel 10a van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting komt te
luiden:

Artikel 10a

	Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is bevoegd tot
oplegging van een last onder dwangsom ter handhaving van het bepaalde in
de artikelen 2 en 10, tweede lid.

Artikel 4.99

	Artikel 14b van de Wet afbreking zwangerschap vervalt.

Artikel 4.100

	Artikel 14 van de Wet foetaal weefsel vervalt.

Artikel 4.101

	Artikel 20a van de Wet inzake bloedvoorziening vervalt.

Artikel 4.102

	In artikel 10.4.3, tweede lid, van de Wet langdurige zorg vervalt “of
de bij artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
gestelde verplichting”.

Artikel 4.103

	In artikel 4.3.3, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning
2015 vervalt “de bij artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht gestelde verplichting,”.

Artikel 4.104

	Artikel 11a van de Wet op bijzondere medische verrichtingen vervalt.

Artikel 4.105

	Artikel 31b van de Wet op de orgaandonatie vervalt.

Artikel 4.106

	Artikel 12 van de Wet op het bevolkingsonderzoek vervalt.

Artikel 4.107

	In artikel 37, eerste volzin, van de Wet toelating zorginstellingen
vervalt “de bij artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht gestelde verplichting,”.

Artikel 4.108

	Indien het bij koninklijke boodschap van 4 september 2017 ingediende
voorstel van wet houdende regels in verband met de uitbreiding van het
toezicht op nieuwe zorgaanbieders (Wet toetreding zorgaanbieders) (34
767) tot wet is of wordt verheven, komt artikel 11 van die wet te
luiden:

Artikel 11

	Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom ter
handhaving van de artikelen 3 en 4, eerste lid.

Artikel 4.109

	Artikel 19a van de Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal
vervalt.

Artikel 4.110

	In artikel 13:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
vervalt het derde lid, onder vernummering van het vierde lid tot derde
lid.

Artikel 4.111

	Artikel 61, vierde lid, van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en
verstandelijk gehandicapte cliënten vervalt.

Artikel 4.112

	Indien het bij koninklijke boodschap van 12 juli 2018 ingediende
voorstel van wet houdende regels inzake een uniform experiment met teelt
en verkoop van hennep en hasjiesj voor recreatief gebruik in een
gesloten coffeeshopketen (Wet experiment gesloten coffeeshopketen)
(34997) tot wet wordt verheven en

	a. artikel 9 van die wet in werking treedt of is getreden, vervalt in
artikel 9 van die wet “en de bij artikel 5:20, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht gestelde verplichting”;

	b. artikel 10 van die wet in werking treedt of is getreden, vervalt in
artikel 10 van die wet “alsmede ter handhaving van de bij artikel
5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht gestelde
verplichting”.

Artikel 4.113

	Indien het bij koninklijke boodschap van 20 december 2017 ingediende
voorstel van wet houdende nieuwe bepalingen met betrekking tot de
medezeggenschap van cliënten in zorginstellingen (Wet medezeggenschap
cliënten zorginstellingen 2018) (34858) tot wet wordt verheven en
artikel 14 van die wet in werking treedt of is getreden, vervalt artikel
14, derde lid, van die wet.

HOOFDSTUK 5 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 5.1

	Onverminderd hoofdstuk 4 van de Invoeringswet Omgevingswet blijven de
artikelen 3:21 tot en met 3:29 van de Algemene wet bestuursrecht, zoals
deze luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 1,
onderdeel B, van deze wet, van toepassing op:

	a. besluiten die zijn aangevraagd voor dat tijdstip;

	b. ambtshalve te nemen besluiten waarvan de beslistermijn is
aangevangen vóór dat tijdstip;

	c. besluiten die zijn aangevraagd na dat tijdstip en ambtshalve
besluiten waarvan de beslistermijn is aangevangen na dat tijdstip,
indien:

	1º. de eerste aanvraag, bedoeld in artikel 3:23, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht, is ingediend vóór dat tijdstip;

	2º. de laatste aanvraag, bedoeld in artikel 3:23, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht, is ingediend na dat tijdstip doch binnen zes
weken na ontvangst van de eerste aanvraag of, indien toepassing is
gegeven aan artikel 3:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht,
binnen de door het coördinerend bestuursorgaan gestelde termijn.

Artikel 5.2

	1. Een voor de datum van de inwerkingtreding van artikel 1, onderdeel C
wegens overtreding van artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht oplegde last onder bestuursdwang berust met ingang van de
datum van inwerkingtreding van artikel 1, onderdeel C, mede op artikel
5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

	2. Een voor de datum van de inwerkingtreding van artikel 1, onderdeel C
wegens overtreding van artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht oplegde last onder dwangsom berust met ingang van de datum
van inwerkingtreding van artikel 1, onderdeel C, mede op artikel 5:20,
derde lid, gelezen in samenhang met artikel 5:32, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 5.3

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Rechtsbescherming,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

 

 

 PAGE    

 PAGE   9