Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over verkenning markt voor groene financiering (Kamerstuk 32013-220)
Toekomst financiële sector
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2019D39261, datum: 2019-10-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2019D39261).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: J.F.C. Freriks, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2019Z16133:
- Indiener: W.B. Hoekstra, minister van Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2019-09-04 13:55: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-09-11 10:30: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2019-10-03 14:00: Verkenning markt voor groene financiering (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Financiën
- 2020-09-23 13:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2019D39261 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 3 oktober 2019 enkele vragen en opmerkingen aan de Minister van Financiën voorgelegd over zijn brief van 29 augustus 2019 over de verkenning markt voor groene financiering (Kamerstuk 32 013, nr. 220).
De voorzitter van de commissie,
Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie,
Freriks
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister en het daarbij behorende stuk. De markt voor «groene» investeringen – en maatschappelijk verantwoorde beleggingen in het algemeen – is sterk aan het groeien. Zowel bij financiers als bij ondernemingen bestaat steeds meer behoefte aan structuur en zekerheid in dit marktsegment.
Uit gesprekken met institutionele beleggers komen dan ook punten naar voren die de Minister ook benoemt: de behoefte aan transparantie, informatie en standaardisatie, bij voorkeur in de vorm van een breed gedragen Europese taxonomie.
Institutionele beleggers benoemen ook zorgen die in dit stuk niet worden benoemd. Waar dit stuk nog gaat over het «opdoen van ervaring» of het «meewegen van klimaateffecten», leert de praktijk dat het aanbod van financiering vele malen groter is dan de beschikbare investeringsprojecten. Wat kan het kabinet doen om dat volume in korte tijd te doen toenemen? Liggen er kansen in de verduurzaming van woningen en ander vastgoed? In de ontwikkeling van duurzame vervoersmodaliteiten? In andere projecten die zijn gerelateerd aan de klimaatinspanning voor het Verdrag van Parijs?
In dit kader merken de leden van de VVD-fractie ook op dat al te verstrekkende informatieverplichtingen, bijvoorbeeld met een prospectus of ecolabel, geen aanmoediging zijn voor duurzame start-ups die uitbreiding overwegen.
Een andere zorg van de leden van de VVD-fractie is dat de beoogde standaardisatie niet moet leiden tot een dichotomie tussen «groene» en «grijze» beleggingen. Een containerschip dat overschakelt van stookolie op een schonere fossiele brandstof wordt allicht aangemerkt als «grijze» investering, terwijl de milieuwinst van zo’n investering zeer groot kan zijn. Met andere woorden: in de taxonomie zou de «duurzame delta» moeten worden meegenomen. Deelt de Minister die mening?
Daarnaast hebben deze leden nog enkele praktische vragen. Zij lezen, niet voor het eerst, dat vergroening van balansen in de financiële sector zou leiden tot meer stabiliteit. Is dit een vermoeden of ligt hieraan empirisch onderzoek ten grondslag? Ook zien deze leden dat overwogen wordt de accountants een grotere rol te geven. Hoe verhoudt zich dat tot de werkzaamheden van de commissie toekomst accountancysector?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Verkenning markt groene financiering. Deze leden denken dat het belang om de klimaatdoelstellingen te halen niet alleen door overheidsbeleid kan worden gerealiseerd. Ook de samenleving kan daaraan bijdragen. De financiële markten kunnen ook een belangrijke bijdrage leveren door de klimaateffecten mee te wegen in hun beleid.
De leden van de CDA-fractie willen dat groene financiering ook echt groen is. Voorkomen moet worden dat aanbieders financiële producten gaan verkopen als groen, terwijl ze dat in werkelijkheid niet zijn. Dat vraagt in eerste instantie om inspanningen van de aanbieders. Dat zal ter bescherming van de consument ook toezicht vereisen. Zijn de toezichthouders Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) daartoe voldoende geëquipeerd? Moet de toezichtcapaciteit worden uitgebreid? En zo ja, hoe wordt dat gefinancierd? Komt dat alleen ten laste van aanbieders van groene financiële producten of wordt dat over alle aanbieders aangeslagen? En op welke wijze gaan andere EU-lidstaten daarmee om? Financiële producten zijn immers steeds meer grensoverschrijdend. Ten slotte vragen deze leden zich af hoe het zit met toezicht op producten van aanbieders die gevestigd zijn in niet EU-lidstaten. Op welke wijze kunnen consumenten van deze financiële producten verzekerd zijn van het groene karakter van deze producten?
De leden van de CDA-fractie zien het belang van een gemeenschappelijke taal. In de verkenning lezen deze leden dat de taal nu als uitgangspunt heeft het meten van en sturen op CO2-gehalte. Dat is zeker niet onbegrijpelijk, maar is dat in de ogen van het kabinet een eerste stap of is de uiteindelijke wens om ook te sturen op andere voor het klimaatverstorende elementen zoals stikstof en ammoniak?
De leden van de CDA-fractie zien grote kansen voor de Nederlandse financiële sector. Klopt het beeld dat de financiële sector in Nederland vooroploopt wanneer het gaat om kennis van groene producten? Is de vraag in Nederland naar groene financiële producten ook groter dan elders in Europa? Op welke wijze kan de kennis van Nederlandse financiële sector vermarkt worden in andere Europese landen en misschien wel daarbuiten? En kan de Nederlandse overheid daarin een rol spelen, of ziet het kabinet voor zichzelf daarin geen rol?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over groene financiering. De leden van de D66-fractie delen de inzet om verduurzaming van de investeringen van de financiële sector te stimuleren. Zij zijn van mening dat hiervoor één meet- en rapportagemethode moet komen voor de hele financiële sector, zodat de inzet van financiële instellingen vergelijkbaar is. Daarnaast hebben klanten het recht op duidelijke informatie over waar hun spaargeld in wordt geïnvesteerd, zoals door de motie Sneller (Kamerstuk 32 013, nr. 208) is voorgesteld.
De leden van de D66-fractie constateren dat DNB duurzaamheid meeneemt in het toezicht en daarmee de rol die de financiële sector kan spelen in duurzaamheid onderstreept. Hoe kan de klimaatintensiteit van leningen en investeringen van Nederlandse financiële instellingen transparanter worden? Hoe staat het met de uitvoering van de motie Sneller (Kamerstuk 32 013, nr. 208) om te komen tot een duurzame bijsluiter zodat klanten weten wat er met hun spaargeld gebeurt?
De leden van de D66-fractie constateren instemmend dat de Minister beoogd om tot één meetmethode te komen, in lijn met de motie Sneller (Kamerstuk 32 013, nr. 207), omdat een eenduidige, controleerbare meetmethode van de klimaatimpact van investeringen essentieel is voor de transparantie over de klimaatimpact van de financiële sector. Welke stappen gaat het kabinet zetten om in Nederland tot één meetmethode te komen?
De leden van de D66-fractie constateren dat het kabinet zich vooral richt op groene investeringen zelf, maar dat zij niet kijkt naar investeringen die niet duurzaam zijn, zoals investeringen in kolencentrales. Focust het kabinet zich ook op investeringen die niet duurzaam zijn en die de klimaatdoelen van Parijs tegenwerken? Ziet het kabinet mogelijke maatregelen om niet duurzame investeringen te verminderen?
De leden van de aan het woord zijnde fractie constateren ook dat het kabinet zich vooral focust op fossiele brandstoffen als het gaat over klimaat en niet op bijvoorbeeld ontbossing of de effecten op het klimaat van landbouw, veeteelt, transport en andere sectoren. Zal het kabinet zich breder inventariseren als het gaat om klimaatbeleid dan alleen fossiele brandstoffen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GL
De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van Financiën over de toekomst van de financiële sector (32 013 nr. 220). Deze leden zijn blij dat de Minister stappen neemt om de verduurzaming van de financiële sector aan te jagen en zien hierin een hoopvolle koerswijziging ten opzichte van eerder beleid. Wel hebben zij een aantal vragen ten aanzien van de invloed van klimaat op het regelgevend kader voor de financiële sector en de manier waarop informatie over de ecologische impact van beleggingen verschaft gaat worden.
De leden van de fractie van GroenLinks zien dat de Minister aandacht besteedt aan de incorporatie van klimaatgerelateerde risico’s in regelgeving en toezicht. Deze regelgeving en dit toezicht heeft, zo zien de leden van GroenLinks, met name het karakter van monitoring, bijvoorbeeld via klimaatstresstesten. Deze leden vragen zich af of de Minister bereid is regelgevende interventies te plegen om de aantrekkelijkheid van niet-duurzame activa verder terug te dringen, mocht (bijvoorbeeld uit klimaatstresstesten) blijken dat het niet voldoende rekenschap geven van klimaatrisico’s een negatieve invloed heeft op de financiële stabiliteit dan wel noodzakelijke verduurzaming.
Is de Minister in een dusdanige context bijvoorbeeld bereid, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks zich af, zich hard te maken voor het aanscherpen van de kapitaalstandaarden voor niet-duurzame activa. Welke andere maatregelen overweegt de Minister in een dergelijke context?
Ziet de Minister dergelijke maatregelen daarnaast als bevorderend om de discrepantie te verkleinen tussen wat de Minister «de horizon van de investeerder» en termijn van de economische transitie noemt? Welke andere maatregelen ziet de Minister voor zich deze discrepantie te verkleinen?
Bovendien vragen deze leden zich af of de Minister extra redenen ziet aandeelhouders (via een bail-in) in plaats van belastingbetalers (via een bail-out) een in nood verkerende bank financieel te redden op het moment dat deze financiële nood voortkomt uit gebrek van rekenschap van klimaatrisico’s.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de Minister schrijft dat de concentratie van uitzettingen in sectoren die het leeuwendeel van de CO2-uitstoot veroorzaken het grootste is bij pensioenfondsen. Ziet de Minister een relatie tussen deze concentratie en langere termijn risico’s voor de kapitaalgedekte pensioenvoorziening? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen heeft de Minister al gezet en gaat de Minister de komende tijd zetten om deze risico’s te adresseren?
Ook geeft de Minister aan dat financiële instellingen uiterlijk in 2022 aangeven wat hun reductiedoelstelling voor 2030 zijn. Welke stappen overweegt de Minister op het moment dat het ambitieniveau van deze stappen niet proportioneel is met de in het Klimaatakkoord, waar de financiële sector zich aan gecommitteerd heeft, gestelde doelen?
Daarnaast hebben deze leden een aantal vragen over de groene taxonomie. De Minister schrijft dat hij groenwassen tegen wil gaan. De leden van de fractie van GroenLinks vinden het daarbij een goede zaak dat de standaarden om van een duurzame investering te spreken zoals deze binnen de groene taxonomie geoperationaliseerd zijn relatief streng zijn. Tegelijkertijd roept dit enkele vragen op.
Ten eerste vragen de leden van de fractie van GroenLinks zich af waarom de Minister zich beroept op het argument van het tegengaan van disproportionele administratieve lasten in zijn pleidooi tegen een uitbreiding van de taxonomie naar alle activa, maar diezelfde administratieve lasten niet als doorslaggevend problematisch beschouwt in zijn pleidooi voor een taxonomie voor groene investeringen.
Deelt de Minister de mening dat de te ontstane asymmetrie in administratieve lasten juist die financiële instellingen die nu al meer in «groen» zitten benadeelt ten opzichte van instellingen met een relatief grote «niet-groene» portfolio?
Deelt de Minister daarnaast de mening van de leden van de fractie van GroenLinks dat het gelijktrekken van administratiekosten voor alle activa een hobbel wegneemt die nu ontstaat voor instellingen om hun portfolio te verduurzamen, omdat deze gelijktrekking waarborgt dat verduurzaming niet langer voor extra lastendruk zorgt?
Hoe beziet de Minister zijn nadruk op het tegengaan van kosten door administratieve lasten in het licht van het feit dat de grootste vervuilende financiële instellingen ook de instellingen zijn met relatief hoge marges, winsten en financiële reserves?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn zich ervan bewust dat financiële instellingen dienen aan te geven in hoeverre duurzaamheidsrisico’s zijn meegewogen in het beleggingsbeleid en beleggingsadvies, maar benadrukken dat dit vereiste minder streng is dan een «bruine taxonomie» zou zijn, omdat dit vereiste in tegenstelling tot een bruine taxonomie (1) geen transparantie biedt op het niveau van individuele investeringen en (2) instellingen de ruimte biedt aan te geven dat ze duurzaamheidsrisico’s hebben meegewogen zonder ook daadwerkelijk te verduurzamen. Daarom vragen de leden van de fractie van GroenLinks zich ten tweede af waarom de Minister vanuit duurzaamheidsoogpunt wel belang hecht aan het nemen van maatregelen die de markt voor duurzame financiering bevorderen, maar geen maatregelen van dezelfde soort neemt om de markt voor bruine financieringen transparanter te maken. Zowel «meer groen» als «minder bruin» dragen immers bij aan terugdringing van de uitstoot.
Vanuit deze lacunes vragen de leden van de GroenLinks-fractie zich ten derde af hoe voorkomen gaat worden dat investeringen die niet voldoen aan de standaarden zoals uiteengezet binnen de groene taxonomie alsnog als ecologisch acceptabel in de markt gezet kunnen worden (groenwassen). De redenering is hier als volgt. De standaarden van de taxonomie zijn dusdanig streng dat investeringen die in de buurt komen van maar niet voldoen aan deze standaarden – bij gebrek aan een taxonomie over de gehele breedte van het meer groene en meer bruine spectrum – alsnog als relatief duurzaam gezien kunnen gaan worden. Hoe wil de Minister dit risico ondervangen?
Ten vierde vragen de leden van de GroenLinks-fractie zich af wat de voornaamste reden van de Minister is om in het kader van de definiëring van «niet-duurzame» investeringen nog drie jaar te wachten op de evaluatie van de groene taxonomie door het Europees parlement en niet nu al een koplopersrol neemt om zich voor deze definiëring hard te maken.
De Minister schrijft dat Invest-NL helpt bij het financieren van kansrijke ondernemingen in hun investeringen, vooral ook als daarmee maatschappelijke transities kunnen worden versneld. De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af hoe de Minister het verschil beziet tussen de doelstellingen van Invest-NL en het in de Miljoenennota aangekondigde investeringsfonds.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister en het daarbij behorende stuk. De markt voor «groene» investeringen – en maatschappelijk verantwoorde beleggingen in het algemeen – is sterk aan het groeien. Zowel bij financiers als bij ondernemingen bestaat steeds meer behoefte aan structuur en zekerheid in dit marktsegment.
Uit gesprekken met institutionele beleggers komen dan ook punten naar voren die de Minister ook benoemt: de behoefte aan transparantie, informatie en standaardisatie, bij voorkeur in de vorm van een breed gedragen Europese taxonomie.
Institutionele beleggers benoemen ook zorgen die in dit stuk niet worden benoemd. Waar dit stuk nog gaat over het «opdoen van ervaring» of het «meewegen van klimaateffecten», leert de praktijk dat het aanbod van financiering vele malen groter is dan de beschikbare investeringsprojecten. Wat kan het kabinet doen om dat volume in korte tijd te doen toenemen? Liggen er kansen in de verduurzaming van woningen en ander vastgoed? In de ontwikkeling van duurzame vervoersmodaliteiten? In andere projecten die zijn gerelateerd aan de klimaatinspanning voor het Verdrag van Parijs?
In dit kader merken de leden van de VVD-fractie ook op dat al te verstrekkende informatieverplichtingen, bijvoorbeeld met een prospectus of ecolabel, geen aanmoediging zijn voor duurzame start-ups die uitbreiding overwegen.
Een andere zorg van de leden van de VVD-fractie is dat de beoogde standaardisatie niet moet leiden tot een dichotomie tussen «groene» en «grijze» beleggingen. Een containerschip dat overschakelt van stookolie op een schonere fossiele brandstof wordt allicht aangemerkt als «grijze» investering, terwijl de milieuwinst van zo’n investering zeer groot kan zijn. Met andere woorden: in de taxonomie zou de «duurzame delta» moeten worden meegenomen. Deelt de Minister die mening?
Daarnaast hebben deze leden nog enkele praktische vragen. Zij lezen, niet voor het eerst, dat vergroening van balansen in de financiële sector zou leiden tot meer stabiliteit. Is dit een vermoeden of ligt hieraan empirisch onderzoek ten grondslag? Ook zien deze leden dat overwogen wordt de accountants een grotere rol te geven. Hoe verhoudt zich dat tot de werkzaamheden van de commissie toekomst accountancysector?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Verkenning markt groene financiering. Deze leden denken dat het belang om de klimaatdoelstellingen te halen niet alleen door overheidsbeleid kan worden gerealiseerd. Ook de samenleving kan daaraan bijdragen. De financiële markten kunnen ook een belangrijke bijdrage leveren door de klimaateffecten mee te wegen in hun beleid.
De leden van de CDA-fractie willen dat groene financiering ook echt groen is. Voorkomen moet worden dat aanbieders financiële producten gaan verkopen als groen, terwijl ze dat in werkelijkheid niet zijn. Dat vraagt in eerste instantie om inspanningen van de aanbieders. Dat zal ter bescherming van de consument ook toezicht vereisen. Zijn de toezichthouders Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) daartoe voldoende geëquipeerd? Moet de toezichtcapaciteit worden uitgebreid? En zo ja, hoe wordt dat gefinancierd? Komt dat alleen ten laste van aanbieders van groene financiële producten of wordt dat over alle aanbieders aangeslagen? En op welke wijze gaan andere EU-lidstaten daarmee om? Financiële producten zijn immers steeds meer grensoverschrijdend. Ten slotte vragen deze leden zich af hoe het zit met toezicht op producten van aanbieders die gevestigd zijn in niet EU-lidstaten. Op welke wijze kunnen consumenten van deze financiële producten verzekerd zijn van het groene karakter van deze producten?
De leden van de CDA-fractie zien het belang van een gemeenschappelijke taal. In de verkenning lezen deze leden dat de taal nu als uitgangspunt heeft het meten van en sturen op CO2-gehalte. Dat is zeker niet onbegrijpelijk, maar is dat in de ogen van het kabinet een eerste stap of is de uiteindelijke wens om ook te sturen op andere voor het klimaatverstorende elementen zoals stikstof en ammoniak?
De leden van de CDA-fractie zien grote kansen voor de Nederlandse financiële sector. Klopt het beeld dat de financiële sector in Nederland vooroploopt wanneer het gaat om kennis van groene producten? Is de vraag in Nederland naar groene financiële producten ook groter dan elders in Europa? Op welke wijze kan de kennis van Nederlandse financiële sector vermarkt worden in andere Europese landen en misschien wel daarbuiten? En kan de Nederlandse overheid daarin een rol spelen, of ziet het kabinet voor zichzelf daarin geen rol?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over groene financiering. De leden van de D66-fractie delen de inzet om verduurzaming van de investeringen van de financiële sector te stimuleren. Zij zijn van mening dat hiervoor één meet- en rapportagemethode moet komen voor de hele financiële sector, zodat de inzet van financiële instellingen vergelijkbaar is. Daarnaast hebben klanten het recht op duidelijke informatie over waar hun spaargeld in wordt geïnvesteerd, zoals door de motie Sneller (Kamerstuk 32 013, nr. 208) is voorgesteld.
De leden van de D66-fractie constateren dat DNB duurzaamheid meeneemt in het toezicht en daarmee de rol die de financiële sector kan spelen in duurzaamheid onderstreept. Hoe kan de klimaatintensiteit van leningen en investeringen van Nederlandse financiële instellingen transparanter worden? Hoe staat het met de uitvoering van de motie Sneller (Kamerstuk 32 013, nr. 208) om te komen tot een duurzame bijsluiter zodat klanten weten wat er met hun spaargeld gebeurt?
De leden van de D66-fractie constateren instemmend dat de Minister beoogd om tot één meetmethode te komen, in lijn met de motie Sneller (Kamerstuk 32 013, nr. 207), omdat een eenduidige, controleerbare meetmethode van de klimaatimpact van investeringen essentieel is voor de transparantie over de klimaatimpact van de financiële sector. Welke stappen gaat het kabinet zetten om in Nederland tot één meetmethode te komen?
De leden van de D66-fractie constateren dat het kabinet zich vooral richt op groene investeringen zelf, maar dat zij niet kijkt naar investeringen die niet duurzaam zijn, zoals investeringen in kolencentrales. Focust het kabinet zich ook op investeringen die niet duurzaam zijn en die de klimaatdoelen van Parijs tegenwerken? Ziet het kabinet mogelijke maatregelen om niet duurzame investeringen te verminderen?
De leden van de aan het woord zijnde fractie constateren ook dat het kabinet zich vooral focust op fossiele brandstoffen als het gaat over klimaat en niet op bijvoorbeeld ontbossing of de effecten op het klimaat van landbouw, veeteelt, transport en andere sectoren. Zal het kabinet zich breder inventariseren als het gaat om klimaatbeleid dan alleen fossiele brandstoffen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GL
De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van Financiën over de toekomst van de financiële sector (32 013, nr. 220). Deze leden zijn blij dat de Minister stappen neemt om de verduurzaming van de financiële sector aan te jagen en zien hierin een hoopvolle koerswijziging ten opzichte van eerder beleid. Wel hebben zij een aantal vragen ten aanzien van de invloed van klimaat op het regelgevend kader voor de financiële sector en de manier waarop informatie over de ecologische impact van beleggingen verschaft gaat worden.
De leden van de fractie van GroenLinks zien dat de Minister aandacht besteedt aan de incorporatie van klimaatgerelateerde risico’s in regelgeving en toezicht. Deze regelgeving en dit toezicht heeft, zo zien de leden van GroenLinks, met name het karakter van monitoring, bijvoorbeeld via klimaatstresstesten. Deze leden vragen zich af of de Minister bereid is regelgevende interventies te plegen om de aantrekkelijkheid van niet-duurzame activa verder terug te dringen, mocht (bijvoorbeeld uit klimaatstresstesten) blijken dat het niet voldoende rekenschap geven van klimaatrisico’s een negatieve invloed heeft op de financiële stabiliteit dan wel noodzakelijke verduurzaming.
Is de Minister in een dusdanige context bijvoorbeeld bereid, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks zich af, zich hard te maken voor het aanscherpen van de kapitaalstandaarden voor niet-duurzame activa. Welke andere maatregelen overweegt de Minister in een dergelijke context?
Ziet de Minister dergelijke maatregelen daarnaast als bevorderend om de discrepantie te verkleinen tussen wat de Minister «de horizon van de investeerder» en termijn van de economische transitie noemt? Welke andere maatregelen ziet de Minister voor zich deze discrepantie te verkleinen?
Bovendien vragen deze leden zich af of de Minister extra redenen ziet aandeelhouders (via een bail-in) in plaats van belastingbetalers (via een bail-out) een in nood verkerende bank financieel te redden op het moment dat deze financiële nood voortkomt uit gebrek van rekenschap van klimaatrisico’s.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de Minister schrijft dat de concentratie van uitzettingen in sectoren die het leeuwendeel van de CO2-uitstoot veroorzaken het grootste is bij pensioenfondsen. Ziet de Minister een relatie tussen deze concentratie en langere termijn risico’s voor de kapitaalgedekte pensioenvoorziening? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen heeft de Minister al gezet en gaat de Minister de komende tijd zetten om deze risico’s te adresseren?
Ook geeft de Minister aan dat financiële instellingen uiterlijk in 2022 aangeven wat hun reductiedoelstelling voor 2030 zijn. Welke stappen overweegt de Minister op het moment dat het ambitieniveau van deze stappen niet proportioneel is met de in het Klimaatakkoord, waar de financiële sector zich aan gecommitteerd heeft, gestelde doelen?
Daarnaast hebben deze leden een aantal vragen over de groene taxonomie. De Minister schrijft dat hij groenwassen tegen wil gaan. De leden van de fractie van GroenLinks vinden het daarbij een goede zaak dat de standaarden om van een duurzame investering te spreken zoals deze binnen de groene taxonomie geoperationaliseerd zijn relatief streng zijn. Tegelijkertijd roept dit enkele vragen op.
Ten eerste vragen de leden van de fractie van GroenLinks zich af waarom de Minister zich beroept op het argument van het tegengaan van disproportionele administratieve lasten in zijn pleidooi tegen een uitbreiding van de taxonomie naar alle activa, maar diezelfde administratieve lasten niet als doorslaggevend problematisch beschouwt in zijn pleidooi voor een taxonomie voor groene investeringen.
Deelt de Minister de mening dat de te ontstane asymmetrie in administratieve lasten juist die financiële instellingen die nu al meer in «groen» zitten benadeelt ten opzichte van instellingen met een relatief grote «niet-groene» portfolio?
Deelt de Minister daarnaast de mening van de leden van de fractie van GroenLinks dat het gelijktrekken van administratiekosten voor alle activa een hobbel wegneemt die nu ontstaat voor instellingen om hun portfolio te verduurzamen, omdat deze gelijktrekking waarborgt dat verduurzaming niet langer voor extra lastendruk zorgt?
Hoe beziet de Minister zijn nadruk op het tegengaan van kosten door administratieve lasten in het licht van het feit dat de grootste vervuilende financiële instellingen ook de instellingen zijn met relatief hoge marges, winsten en financiële reserves?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn zich ervan bewust dat financiële instellingen dienen aan te geven in hoeverre duurzaamheidsrisico’s zijn meegewogen in het beleggingsbeleid en beleggingsadvies, maar benadrukken dat dit vereiste minder streng is dan een «bruine taxonomie» zou zijn, omdat dit vereiste in tegenstelling tot een bruine taxonomie (1) geen transparantie biedt op het niveau van individuele investeringen en (2) instellingen de ruimte biedt aan te geven dat ze duurzaamheidsrisico’s hebben meegewogen zonder ook daadwerkelijk te verduurzamen. Daarom vragen de leden van de fractie van GroenLinks zich ten tweede af waarom de Minister vanuit duurzaamheidsoogpunt wel belang hecht aan het nemen van maatregelen die de markt voor duurzame financiering bevorderen, maar geen maatregelen van dezelfde soort neemt om de markt voor bruine financieringen transparanter te maken. Zowel «meer groen» als «minder bruin» dragen immers bij aan terugdringing van de uitstoot.
Vanuit deze lacunes vragen de leden van de GroenLinks-fractie zich ten derde af hoe voorkomen gaat worden dat investeringen die niet voldoen aan de standaarden zoals uiteengezet binnen de groene taxonomie alsnog als ecologisch acceptabel in de markt gezet kunnen worden (groenwassen). De redenering is hier als volgt. De standaarden van de taxonomie zijn dusdanig streng dat investeringen die in de buurt komen van maar niet voldoen aan deze standaarden – bij gebrek aan een taxonomie over de gehele breedte van het meer groene en meer bruine spectrum – alsnog als relatief duurzaam gezien kunnen gaan worden. Hoe wil de Minister dit risico ondervangen?
Ten vierde vragen de leden van de GroenLinks-fractie zich af wat de voornaamste reden van de Minister is om in het kader van de definiëring van «niet-duurzame» investeringen nog drie jaar te wachten op de evaluatie van de groene taxonomie door het Europees parlement en niet nu al een koplopersrol neemt om zich voor deze definiëring hard te maken.
De Minister schrijft dat Invest-NL helpt bij het financieren van kansrijke ondernemingen in hun investeringen, vooral ook als daarmee maatschappelijke transities kunnen worden versneld. De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af hoe de Minister het verschil beziet tussen de doelstellingen van Invest-NL en het in de Miljoenennota aangekondigde investeringsfonds.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de Verkenning markt voor groene financiering. Zij zijn positief over het feit dat deze is uitgevoerd, omdat er in de financiële sector veel verandering nodig is om een duurzame wereld op tijd mogelijk te maken. Wel kijken zij kritisch naar de gepresenteerde stappen en de tijd die het kost om deze vooruitgang te bewerkstelligen. Volgens deze leden zou het tempo van verandering veel hoger kunnen en moeten liggen.
De leden van de SP-fractie lezen dat de Minister sterk leunt op de «EU taxonomy for sustainable activities». Dit vinden zij niet in principe een probleem, maar in de praktijk zien zij hier grote tekortkomingen. Net zoals dat het geval bleek bij EU-inzet op de uitstoot van auto’s en rondom de tabaksindustrie vermoeden deze leden de invloed van lobbyisten bij deze taxonomie. Zij vragen zich af welk bewijs er is dat deze EU-inzet wel verregaand genoeg is en niet ook is afgezwakt door een lobby. Daarbij bestaat de vraag of deze taxonomie voldoende sterk geformuleerd is en of de scope niet te beperkt is. Zij vragen zich af of het kabinet dan vooral wil kijken naar wat groene investeringen zijn, maar minder naar wat er nu de wereld vervuilt. Zij vragen daarom of deze taxonomie compleet is en ons land op tijd op de benodigde vergroening zal brengen. Daarbij zijn zij benieuwd of de Europese taxonomie waar nu aan gewerkt wordt als voldoende «ambitieus» word gezien.
De leden van de SP-fractie zijn positief wanneer zij lezen dat de Minister doorheeft dat de wereld voor een transitie staat naar een economie die niet meer leunt op fossiele energie. Wanneer van financiële instellingen wordt gevraagd om klimaateffecten «sterker» te laten meewegen, vragen deze leden zich af «hoe sterk?» dan, en hoe hierop zal worden toegezien. Wanneer gevraagd wordt om meer transparantie en informatie dan vragen zij zich af «hoeveel transparantie en informatie en op welke punten precies?». De leden van de SP-fractie vragen al sinds de initiatiefnota Merkies over duurzaam bankieren uit 2014 (34 101) om openheid van de financiële sector over de producten waar zij in beleggen. Daarom steunen zij natuurlijk dit verzoek, maar vragen zij ook daadkracht en concretisering. Ook de uitvoering van motie Grashoff (34 101, nr. 11) laat te wensen over aangezien alsnog niet duidelijk word gemaakt in welke bedrijven de beleggingen worden gedaan. Verder vragen deze leden of en waarom deze inzet alleen gevraagd zou worden op het gebied van klimaat en CO2. Zou dit niet op alle onderwerpen moeten zoals arbeidsomstandigheden en controversiële wapens? Daarbij vragen zij ook of deze openheid slechts met betrekking tot CO2 zal worden gegeven of dat er ook gekeken wordt naar andere broeikasgassen, zoals methaan en lachgas. Ten slotte vragen zij of deze ontsluiting van informatie wettelijk verplicht zal worden en er niet op basis van vrijwilligheid gewerkt zal worden aangezien dit keer op keer niet werkt wanneer er economische belangen spelen.
De leden van de SP-fractie lezen dat er ervaring moet worden opgebouwd met groene investeringen, dat is natuurlijk goed, maar zij vragen zich af wat dit precies inhoudt en wanneer er dan voldoende ervaring is? Ook lezen zij dat de regering inzet op «commitment» vanuit de sector, zij hopen daarbij dat de regering erkent dat dat oprecht commitment in de afgelopen jaren ontbrak en dat inzetten op zelfregulering in de sector niet goed uitpakt. Daarom vragen deze leden waarom niet is gekozen voor duidelijke en daadwerkelijk ambitieuze doelstellingen met bijbehorende sancties wanneer deze niet gehaald worden. Verder lezen zij dat externaliteiten «beter» moeten worden meegewogen bij investeringsafwegingen, hierbij vragen zij waarom dit niet «volledig» zou gebeuren daar deze kosten anders belanden bij anderen of de maatschappij.
De leden van de SP-fractie lezen dat verwacht wordt dat de maatregelen zullen leiden tot een belangrijke impuls voor de markt voor groene financiering en vragen zich af waar dit specifiek op gebaseerd is. Daarbij vragen zij wat er specifiek gedaan gaat worden om «greenwashing» te voorkomen ook wie er mogen meepraten over de definitie van greenwashing. Worden NGO’s en de klimaatbeweging daarbij uitgenodigd? Ook vragen zij om daadkracht, daar we nu al weten dat enorme geldhoeveelheden in de fossiele industrie geïnvesteerd zijn en worden, maar dat dit gegeven tot nu toe nog niet veel tegenreactie van het kabinet heeft opgeleverd.
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet waarom zij zo sterk inzetten op IMVO-convenanten terwijl enerzijds de beleidsevaluatie – en duidelijkheid over de effectiviteit – er nog niet is en anderzijds partijen en ngo’s op basis van hun bekende gegevens kritisch zijn over de gebrekkige effectiviteit. Daarnaast zien de leden dat veel verantwoordelijkheid op het gebied van IMVO afgeschoven wordt naar het Europese bestuursniveau, zij hopen hierbij dat dit geen ontduiking voor verantwoordelijkheden is en dat er ook op landelijk niveau en mondiaal niveau wordt doorgewerkt daar EU-inzet vaak lang duurt en sterk door de lobby wordt beïnvloed.
De leden van de SP-fractie lezen dat er ingezet gaat worden op het via meerdere wegen stimuleren van groene investeringen, echter vragen zij of ook ingezet zal worden op het duurder maken van fossiele investeringen. Daarnaast vragen zij wat er gedaan gaat worden aan investeringen die nu lopen in onwenselijke sectoren zoals fossiel, zal het kabinet inzetten op desinvestering? Daarbij zien zij ook dat sommige eisen afhankelijk worden gemaakt van het aantal medewerkers dat beursvennootschappen, banken of verzekeraars hebben. Hierover vragen deze leden waarom daarnaast niet is ingezet op ook een criterium dat de financiële omvang van de instelling en het beheerde vermogen behelst, omdat ook instellingen met weinig medewerkers grote en invloedrijke hoeveelheden geld kunnen rondschuiven. Ten slotte stelt het kabinet dat DNB voorop loopt in de vergroening van de financiële sector. Deze leden zijn tevreden dat te lezen.