[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Het zonder waarschuwing incasseren van een openstaande toeslagschuld

Schriftelijke vragen

Nummer: 2019D39558, datum: 2019-10-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2019Z18990).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2019Z18990:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020 Vragen gesteld door de leden der Kamer

2019Z18990

Vragen van de leden Leijten en Jasper van Dijk (beiden SP) aan de staatssecretarissen van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het zonder waarschuwing incasseren van een openstaande toeslagschuld (ingezonden 7 oktober 2019).

Vraag 1

Is het een «normale» procedure dat iemand met een betalingsregeling in verband met een toeslagschuld bij het missen van een termijn binnen twee weken de hele openstaande schuld moet betalen?1

Vraag 2

Hoe lang is de procedure al zo?

Vraag 3

Hoeveel mensen zijn geconfronteerd met deze procedure omdat ze een betalingstermijn gemist hebben in de afgelopen jaren?

Vraag 4

Erkent u dat een betalingsregeling niet voor niets afgesloten wordt en dat het vreemd is om ervan uit te gaan dat door het missen van een betalingstermijn wél de toeslagschuld in één keer kan worden voldaan? Kunt u verklaren wat de logica achter deze procedure is?

Vraag 5

Hoe verhoudt deze procedure zich tot het manifest van de Belastingdienst, UWV, SVB, CJIB, CAK en DUO voor een zorgvuldige en maatschappelijk verantwoorde incasso en tot de Rijksincassovisie (waarin onder andere staat dat de overheid, indien betaling binnen de reguliere termijn uitblijft, zoveel mogelijk in een vroeg stadium contact met de schuldenaar zoekt om afspraken te maken over de afbetaling om zo dwangincasso zo veel mogelijk te voorkomen en dat de overheid van haar uitvoeringsorganisaties verlangt dat zij, daar waar de beperkte afloscapaciteit daarom vraagt, maatwerk bieden)?2

Vraag 6

Erkent u dat deze werkwijze op geen enkele manier aan te merken is als beleid met een «menselijke maat»? Kunt u uw antwoord toelichten?


  1. Onderhands meegestuurd met de Kamervragen↩︎

  2. Tweede Kamer, 2015–2016, 24 515, nr. 336↩︎