Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda van de Informele Landbouwraad van 22-24 september 2019 (beantwoording overige vragen)
Landbouw- en Visserijraad
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2019D39826, datum: 2019-10-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-32-1200).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ooit GroenLinks-PvdA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: F.C.G. Goorden, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 32-1200 Landbouw- en Visserijraad.
Onderdeel van zaak 2019Z19112:
- Indiener: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2019-10-10 15:05: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-10-30 11:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2019-10-31 14:20: Aansluitend aan het afscheid: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1200 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 9 oktober 2019
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 12 september 2019 inzake de geannoteerde agenda van de Informele Landbouwraad van 22–24 september 2019 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1196).
De vragen en opmerkingen zijn op 16 september 2019 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 18 september 2019 is een deel van de vragen beantwoord (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1197). Bij brief van 8 oktober 2019 zijn de overige vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Kuiken
Adjunct-griffier van de commissie,
Goorden
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief van 11 juli 2019 (Kamerstuk 27 858, nr. 482) dat de Europese Commissie (EC) voornemens is de toelating van een aantal werkzame stoffen wel of niet te verlengen. Kan de Minister aangeven of aan elk voornemen een advies van de European Food Safety Authority (EFSA) of van een andere wetenschappelijke organisatie ten grondslag ligt en of de EC in alle gevallen het wetenschappelijk advies gevolgd heeft? Zo nee, voor welke delen (en stoffen) is er een uitzondering gemaakt? En op basis van welke onderbouwing is deze uitzondering gemaakt?
Aan ieder voorstel van de EC over het wel of niet (hernieuwd) goedkeuren van een werkzame stof ligt een EFSA beoordeling ten grondslag. De eerste risicobeoordeling van de werkzame stof wordt door de rapporterende lidstaat uitgevoerd waarop EFSA vervolgens, in afstemming met alle lidstaten, haar beoordeling baseert. In deze beoordeling worden de mogelijke risico’s van de werkzame stof beschreven. De EC bepaalt vervolgens of deze risico’s met aanvullende maatregelen kunnen worden beperkt en of er een voorstel voor (hernieuwde) goedkeuring of niet-goedkeuring aan de lidstaten wordt voorgelegd. Wanneer een voorstel aan de lidstaten wordt voorgelegd, laat ik mij hierop adviseren door het College voor de toelating van gewasbescherming en biociden (Ctgb). Het Ctgb heeft voor al de stoffen van deze vergadering geadviseerd om in te stemmen met het voorstel van de EC.
Deze leden vragen wat de wetenschappelijke onderbouwing is voor het niet verlengen van de werkzame stof difenoconazool. Daarnaast vragen ze wat het advies van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) in dezen is.
De tijdelijke verlenging van de goedkeuringstermijn van de werkzame stof difenoconazool was onderdeel van een pakket van 29 werkzame stoffen waarvan de EC voorstelde de goedkeuringstermijn tijdelijk te verlengen. Dit voorstel van de EC is in overeenstemming met artikel 17 van Verordening EU 1107/2009. Aangezien het gaat om een procedurele verlenging op grond van de Verordening, ligt hier geen wetenschappelijk advies van EFSA aan ten grondslag. Wel heeft het Ctgb mij, op juridische en procedurele gronden, geadviseerd in te stemmen met het voorstel van de EC. Zoals aangekondigd in mijn brief van 11 juli jl. (Kamerstuk 27 858, nr. 482) heb ik ingestemd met het voorstel van de EC, maar heb ik mij via een stemverklaring verzet tegen de tijdelijke verlenging van de stof difenoconazool. Dit overeenkomstig mijn reactie op de aangenomen motie van het lid Ouwehand (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1181). Aan de stemverklaring ligt dus geen wetenschappelijk advies ten grondslag, maar een verzoek van een meerderheid van uw Kamer. Overigens is het voorstel van de EC met een gekwalificeerde meerderheid aangenomen.
Naar aanleiding van het verslag van de vorige Raad vragen de leden van de VVD-fractie hoe de inzet op de laagrisicomiddelen zich verhoudt tot het gebruik en de aanpassingen in regelgeving met betrekking tot de biostimulanten. Deze leden verwijzen hierbij naar de eerder door het lid Lodders gestelde vragen (2019Z15321). Kan de Minister aangeven hoe vaak er de afgelopen drie jaar voor toelatingsprocedures in de Europese Unie dan wel in Nederland gebruik is gemaakt van studies uitgevoerd in andere delen van de wereld?
Binnen de goedkeuringsprocedure voor stoffen in de EU en de toelatingsprocedure voor middelen in Nederland bestaat de mogelijkheid om gebruik te maken van studies uit dossiers van buiten de EU. De aanvrager levert studies ter onderbouwing van een aanvraag voor goedkeuring van een stof of toelating van een middel die moeten voldoen aan Europese datavereisten die veelal ook zijn afgestemd binnen de OECD en EPPO. Indien de studies hieraan voldoen en representatief zijn voor Europese omstandigheden (klimaat, landbouwkundig), zijn studies uitgevoerd in niet-Europese landen acceptabel in de EU.
Het Ctgb heeft mij laten weten dat een aanzienlijk deel van de studies afkomstig is uit andere delen van de wereld. Het Ctgb houdt niet bij op welke locaties studies worden uitgevoerd. Gezien het grote aantal aanvraagdossiers in de EU en Nederland en de grote hoeveelheid studies per dossier, is zonder een grootschalig onderzoek niet precies te achterhalen hoe vaak het Ctgb en andere lidstaten de afgelopen drie jaar studies hebben ontvangen uit andere delen van de wereld.
Ik zal de antwoorden op de eerdergestelde Kamervragen van het lid Lodders (VVD) over biostimulanten op korte termijn naar uw Kamer sturen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben nog altijd ernstige zorgen over automatische, ofwel «procedurele» verlenging van pesticiden als de toelating van die pesticiden eigenlijk is verstreken. Deze zorgen zijn naar aanleiding van de laatste brief van de Minister over de agenda van het Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) nog verder toegenomen.
Voortdurend wordt er tijdens de overleggen binnen SCoPAFF ingestemd met voorstellen van de Europese Commissie voor de procedurele verlenging van werkzame stoffen. Stoffen die mogelijk gevaarlijk zijn voor de menselijke gezondheid of voor de biodiversiteit, maar ook stoffen waarvan allang bekend is dat deze gevaarlijk zijn, worden op deze manier jarenlang op de markt gehouden zonder dat er opnieuw wordt getoetst of dit wel veilig of verantwoord is. Dit terwijl het uitvoeren van een wetenschappelijke veiligheidstoets voordat het besluit wordt genomen om de stof al dan niet toe te staan, wettelijk is voorgeschreven. Als deze toets zou zijn uitgevoerd, zou een deel van deze stoffen direct van de markt worden gehaald. Zo is de stof thiacloprid, een neonicotinoïde, nu al vier keer procedureel verlengd, terwijl afgelopen maanden bleek dat deze stof in de natuur 2500 keer schadelijker is voor onder andere waterdieren dan al bekend was. Al die tijd wordt dit middel gebruikt, met alle schadelijke gevolgen van dien. Recenter nog bleek uit Canadees onderzoek dat neonicotinoïden niet alleen schadelijk zijn voor bijen, maar ook voor trekvogels. Als trekvogels deze stoffen binnenkrijgen, verliezen ze lichaamsgewicht en kracht en vertrekken later dan hun soortgenoten naar broedgebieden. Alle neonicotinoïden moeten direct van de markt, vinden de leden van de Partij voor de Dieren-fractie. Door de toelating van deze stoffen ongezien te verlengen, wordt welbewust grote schade aangebracht aan de biodiversiteit.
In 2018 riep het Europees Parlement de Europese Commissie op om te stoppen met het ongezien verlengen van (mogelijk) gevaarlijke stoffen en onmiddellijk een verbod in te stellen op stoffen die niet aan de veiligheidscriteria voldoen. Kort daarop sprak ook de Tweede Kamer zich uit tegen de procedurele verlengingen en riep de Minister op om tegen voorstellen van de Europese Commissie te stemmen voor de automatische («procedurele») verlenging van toelatingen van stoffen waarvan bekend is dat ze een grote bedreiging vormen voor de biodiversiteit (in het bijzonder bijen en hommels) of die kankerverwekkend, mutageen, hormoonverstorend en/of giftig voor de voortplanting zijn (aangenomen motie-Ouwehand, Kamerstuk 21 501-32, nr. 1176). Ondanks deze aangenomen motie, stemt de Nederlandse delegatie nog altijd in met de procedurele verlengingen van grote aantallen gevaarlijke stoffen.
In haar brief van 11 juli schreef de Minister dat zij wederom zou instemmen met een voorstel van de Europese Commissie voor de procedurele verlenging van een pakket met 29 werkzame stoffen. Met een stemverklaring zou ze zich verzetten tegen de verlenging van één stof in dit pakket (difenoconazool), vanwege de wens van de Kamer om azolen (middelen om schimmels te bestrijden die resistentie in de hand werken) van de markt te weren. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben een aantal vragen en opmerkingen over deze brief van de Minister en haar stemgedrag in SCoPAFF. Heeft de Minister ook gezien dat de agenda van het SCoPAFF-overleg op 16 en 17 juli 2019 is aangemaakt op 25 juni 2019 en op die dag ook voor het laatst is gewijzigd? Wanneer heeft het ministerie deze agenda ontvangen? Heeft de Minister overwogen om de agenda voor het zomerreces aan de Kamer te sturen, zodat deze nog kon worden besproken? Zo ja, waarom heeft zij besloten om dit niet te doen?
Ik streef ernaar om uw Kamer zo transparant en tijdig mogelijk te informeren over de SCoPAFF agenda en de Nederlandse standpunten op de zogenaamde B-punten (ter stemming). Ik heb uw Kamer eerder geïnformeerd over deze werkwijze (Kamerstuk 27 858, nr. 442). De agenda is eind juni beschikbaar gesteld aan de lidstaten. De EC publiceert de agenda ook op hun website. Voor de stempunten op de agenda komen de bijbehorende stukken uiterlijk 2 weken voor de vergadering beschikbaar. Vervolgens vraag ik het Ctgb om mij te adviseren over een standpunt en stem ik het Nederlandse standpunt af met de Ministeries van IenW, VWS en SZW. Vervolgens informeer ik uw Kamer over het voorgenomen Nederlandse standpunt. Dit laatste bleek voor het zomerreces niet meer mogelijk.
Wat heeft de Minister tot nu toe bereikt met haar «verzet» tegen de procedurele verlenging van gevaarlijke stoffen door na een stemverklaring alsnog in te stemmen met de verlenging? Deelt de Minister de mening dat dit een puur symbolisch, compleet tandeloos signaal is als zij vervolgens alsnog instemt? Wat heeft de Minister tot nu toe bereikt met haar pleidooi binnen SCoPAFF om niet meer over pakketten maar apart over de procedurele verlenging van werkzame stoffen te stemmen? Welke lidstaten steunen dit pleidooi en welke niet?
Door de stemverklaring heeft Nederland aangegeven, in lijn met de wens van uw Kamer, niet akkoord te gaan met de procedurele verlenging van de werkzame stof difenoconazool. Wanneer ik niet akkoord zou gaan met de tijdelijke verlenging van de goedkeuringstermijn van alle overige 28 werkzame stoffen, zou dit strijdig zijn met artikel 17 van Verordening (EG) 1107/2009. Daarnaast is het niet zorgvuldig naar de aanvragers en gebruikers van deze 28 werkzame stoffen, aangezien de betreffende werkzame stoffen opnieuw, na eerdere goedkeuring, nog in onderzoek zijn en het nog niet mogelijk bleek om een besluit tot hernieuwde goedkeuring of afwijzing te nemen.
Ik heb bij de EC gepleit om, wanneer een lidstaat dit verzoekt, individueel te stemmen over de tijdelijke verlenging van de goedkeuringstermijn van stoffen. Er zijn geen lidstaten die hier openlijk hun steun of afkeuring over hebben uitgesproken. De EC heeft vervolgens aangegeven geen voorstander van een individuele stemming te zijn omdat dit een flinke uitbreiding van de procedures zou betekenen en omdat de EC, conform de Europese regelgeving, gehouden is om de goedkeuringsperiode van al de betreffende stoffen tijdelijk te verlengen, namelijk zolang als nodig is om de aanvraag tot hernieuwde goedkeuring van de betreffende werkzame stof te onderzoeken en op die aanvraag een besluit te nemen.
Op de agenda van het betreffende SCoPAFF-overleg zagen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat er naast de stof difenoconazool nog acht stoffen stonden die ofwel hormoon verstorend zijn, ofwel toxisch, persistent of bioaccumulatief. Het gaat om de stoffen chlorotoluron, cypermethrin, diflufenican, fludioxonil, flufenacet, lenacil, nicosulfuron en triflusulfuron. Kan de Minister bevestigen dat de stoffen chlorotoluron, triflusulfuron, lenacil en cypermethrin als hormoon verstorend moeten worden gezien? Zo ja, waarom heeft zij, tegen de wens van de Kamer in, ingestemd met de verlenging van deze stoffen, zelfs zonder de minimale stemverklaring af te leggen? Kan de Minister bevestigen dat de stoffen diflufenican, fludioxonil, flufenacet en nicosulfuron toxisch, persistent of bioaccumulatief zijn en dat procedurele verlenging zonder veiligheidstoets zeer onwenselijk is? Als 8 van de 29 stoffen in een pakket serieuze gevaren vormen voor de biodiversiteit of de menselijke gezondheid; vindt de Minister het dan nog steeds verantwoord om in te stemmen met het procedureel verlengen van de toelating van het hele pakket?
De stoffen waarvoor procedurele verlenging is aangevraagd zijn allen eerder beoordeeld. Uit die beoordeling bleek dat er een veilig gebruik mogelijk was en derhalve zijn deze stoffen goedgekeurd. Bij de risicobeoordeling van werkzame stoffen gaat het niet alleen om de intrinsieke eigenschappen van een stof maar ook of bij gebruik een eigenschap er toe leidt dat een risico optreedt voor mens, dier of milieu. De EC zal een voorstel doen om de goedkeuring van de werkzame stof al dan niet te hernieuwen op basis van de uitkomst van de herbeoordeling die momenteel voor deze 29 stoffen plaatsvindt. De herbeoordeling van de genoemde stoffen bevindt zich in een dermate vroeg stadium dat het op dit moment nog niet mogelijk is om een uitspraak te doen over de intrinsieke eigenschappen met betrekking tot hormoonverstoring, toxiciteit, persistentie of bioaccumulatie. Ik kan dan ook niet vooruitlopen op de uitkomst van de herbeoordeling, en zie geen grond om te stemmen tegen de tijdelijke verlenging van de goedkeuringstermijn van een stof.