Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de inzet van sectorplannen voor fundamenteel onderzoek (Kamerstuk 29338-206)
Wetenschapsbudget
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2019D40048, datum: 2019-10-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiĂŤle HTML versie (nds-tk-2019D40048).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: R. la Rocca, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2019Z14935:
- Indiener: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-09-04 13:55: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-09-12 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-10-09 10:00: Inzet van sectorplannen voor fundamenteel onderzoek (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-10-16 14:10: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-11-07 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-06-24 10:00: Wetenschapsbeleid (Algemeen overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (đ origineel)
2019D40048 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 juli 2019 over de inzet van sectorplannen voor fundamenteel onderzoek (Kamerstuk 29 338, nr. 206).
De voorzitter van de commissie,
Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie,
La Rocca
Inhoud | blz. | |
I | Vragen en opmerkingen uit de fracties | 2 |
⢠Inbreng van de leden van de VVD-fractie | 2 | |
⢠Inbreng van de leden van de CDA-fractie | 2 | |
⢠Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie | 2 | |
II | Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | 3 |
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het besluit om de âŹÂ 18 miljoen bestemd voor bèta/techniek in zijn geheel beschikbaar te stellen voor bèta/techniek aan de algemene universiteiten. Hierover hebben zij nog enkele vragen.
Deze leden vragen de Minister hoe zij waarborgt dat dit geld ook daadwerkelijk wordt besteed aan bèta/techniek. Klopt het dat het aan universiteiten zelf is om te kiezen hoe zij deze middelen inzetten? In hoeverre is het oormerk voor bèta/techniek afdwingbaar jegens de algemene universiteiten, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister van onderwijs, cultuur en wetenschap d.d. 10Â juli 2019 inzake de inzet van de sectorplanmiddelen. Hierover hebben zij nog een enkele vraag.
De leden van deze fractie vragen de Minister hoe deze gaat borgen dat met het herverdelen van de bèta/techniek-middelen richting algemene universiteiten deze middelen beschikbaar blijven voor het sectorplan bèta en techniek, en niet in de lumpsum verdwijnen waardoor instellingen deze middelen ook aan andere zaken zouden kunnen besteden.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister betreffende de inzet van middelen voor de sectorplannen voor fundamenteel onderzoek. Zij zijn verheugd dat het kabinet gehoor heeft gegeven aan de oproep die zowel de commissie-Van Rijn als zijzelf hebben gedaan om de sectorplanmiddelen, die aanvankelijk via de tweede geldstroom in competitie zouden worden verdeeld, nu over te hevelen naar de eerste geldstroom. Op deze manier kunnen middelen, tijd en aandacht effectiever ingezet worden op fundamenteel onderzoek. Deze leden hebben nog wel enkele vragen over verdere in de brief genoemde punten, die hieronder nader uiteengezet worden.
De leden van deze fractie horen uit het veld algemene instemming met betrekking tot deze investeringen van het kabinet. Ook daar wordt de overheveling van de tweede naar de eerste geldstroom als positief gezien. Wel zijn er nog vragen met betrekking tot de invulling van die eerste geldstroom. Hoewel het belang van thematisch onderzoek onderschreven wordt, is er wel de reĂŤle angst dat het nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek hierdoor in het gedrang komt. Kan de Minister borgen dat ook het vrije onderzoek een plek behoudt bij de hernieuwde invulling van themaâs in de sectorplannen? Op welke manier kan dit concreet ingevuld worden? En hoe zorgt de Minister ervoor dat het vrije onderzoek ook in de toekomst zijn plek behoudt?
Zoals gezegd, zijn de leden van deze fractie blij met de inzet van âŹÂ 60 miljoen aan eerstegeldstroommiddelen voor de sectorplannen. Deze leden zien echter wel een grote discrepantie in de verhouding van toekenning: âŹÂ 51,4 miljoen voor bèta/techniek enerzijds en âŹÂ 8,6 miljoen voor sociale en geesteswetenschappen anderzijds. Dat betekent dat bijna 90% van de beschikbare middelen ingezet wordt op bèta/techniek. Deze leden begrijpen en ondersteunen de wens om de bèta/techniek-sector verder te versterken. Zij zien hier echter wel een erg grote discrepantie tussen het ene onderzoeksveld en het andere. Kan de Minister uitleggen waarom voor deze specifieke verhouding is gekozen? Welke rekenmodellen en beleidsstandpunten liggen aan deze verhouding ten grondslag?
Uiteraard kunnen deze leden zich tevens vinden in het versterken van de positie van de wetenschappelijke staf. De leden vragen zich af of de Minister kan schetsen hoe deze versterking er concreet uit zal zien. Is de verwachting dat dit zich zal uiten in minder flexcontracten, verlaging van de werkdruk en versterking van de medezeggenschap van de meer kwetsbaren onder de wetenschappelijke staf, zoals postdocs? En kan de Minister aangeven op welke manier precies deze sectorplannen proberen bij te dragen aan de diversiteit van de wetenschappelijke staf?
Verder zijn er schattingen dat de uitkomsten van de commissies sectorplannen plus de herverdelingsplannen van de commissie-Van Rijn in totaal zoân 1.200 fteâs zullen opleveren. In principe mooi nieuws, maar kan de Minister ook aangeven waar de invulling van dat grote aantal fteâs gevonden zal gaan worden, juist gezien de huidige tekorten in de bèta- en technieksector? Zijn er plannen om bijvoorbeeld ook (tijdelijk) internationaal talent aan te trekken? En zo ja, waar kan dit gevonden worden?
De leden van deze fractie steunen het afwikkelen van de call in het kader van de Digitale SSH1. Zij zijn echter benieuwd hoe de onder andere door hen ingediende motie over voldoende aandacht voor de geesteswetenschappen2 hierin uitgewerkt is. Hoe is de Digitale SSH verenigd met de doelstelling van deze motie tot bescherming van de richtingen die van hoge kwaliteit zijn maar een kwetsbare omvang hebben? Tot slot vragen deze leden hoe de Minister er concreet voor gaat zorgen dat er bij de overheveling van de middelen voldoende aandacht blijft voor de geesteswetenschappen.