Gewijzigd amendement van het Hijink t.v.v. nr. 9 over een vaccinatieplicht in de kinderopvang bij vaccinatiegraad onder een bepaald niveau
Voorstel van wet van het lid Raemakers tot wijziging van de Wet kinderopvang teneinde te bevorderen dat ouders kunnen kiezen tussen kindercentra die wel of niet kinderen toelaten die niet deelnemen aan het rijksvaccinatieprogramma
Amendement (gewijzigd/nader/vervangend)
Nummer: 2019D40071, datum: 2019-10-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35049-10).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.P.M. Hijink, Tweede Kamerlid (Ooit SP kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 35049 -10 Voorstel van wet van het lid Van Meenen tot wijziging van de Wet kinderopvang teneinde te bevorderen dat ouders kunnen kiezen tussen kindercentra die wel of niet kinderen toelaten die niet deelnemen aan het rijksvaccinatieprogramma.
Onderdeel van zaak 2019Z19242:
- Indiener: H.P.M. Hijink, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
35 049 Voorstel van wet van het lid Raemakers tot wijziging van de Wet kinderopvang teneinde te bevorderen dat ouders kunnen kiezen tussen kindercentra die wel of niet kinderen toelaten die niet deelnemen aan het Rijksvaccinatieprogramma
Nr. 10 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID HIJINK TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 9
Ontvangen 9 oktober 2019
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In het opschrift wordt «teneinde te bevorderen dat ouders kunnen kiezen tussen kindercentra die wel of niet kinderen toelaten die niet deelnemen aan het Rijksvaccinatieprogramma» vervangen door «in verband met deelname aan het Rijksvaccinatieprogramma in de kinderopvang».
II
In de beweegreden wordt na «Rijksvaccinatieprogramma» het volgende ingevoegd: en dat deelname aan het Rijksvaccinatieprogramma verplicht kan worden gesteld voor personeel van kindercentra, gastouders en kinderen die in kindercentra of voorzieningen voor gastouderopvang worden opgevangen».
III
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef wordt vervangen door:
De Wet kinderopvang wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1, eerste lid, wordt in alfabetische volgorde ingevoegd:
Rijksvaccinatieprogramma: het vaccinatieprogramma, genoemd in artikel 6b, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid.
B
Na artikel 1.49 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:.
2. Artikel 1.49a wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid wordt «vaccinatieprogramma, genoemd in artikel 6b, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid» vervangen door: «Rijksvaccinatieprogramma».
b. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
1a. De gastouder kan bepalen dat uitsluitend of nagenoeg uitsluitend kinderen worden toegelaten die aantoonbaar deelnemen aan het Rijksvaccinatieprogramma.
3. Er wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 1.49b
1. Indien een door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ingestelde onafhankelijke commissie vaststelt dat de vaccinatiegraad lager is dan de door die commissie vastgestelde grens, kan Onze Minister, handelende in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn, en Sport, in afwijking van artikel 1.49a, besluiten dat:
a. de houder van een kindercentrum uitsluitend personeel in enigerlei vorm in dienst heeft en voorts uitsluitend kinderen opvangt die aantoonbaar deelnemen aan het Rijksvaccinatieprogramma, met uitzondering van kinderen jonger dan veertien maanden of kinderen, onderscheidenlijk personeel, ten aanzien van wie aan de houder van een kindercentrum een schriftelijke verklaring van een arts is overgelegd waaruit blijkt dat degene op wie de verklaring betrekking heeft om medische redenen niet kan deelnemen aan het Rijksvaccinatieprogramma.
b. de gastouder aantoonbaar deelneemt aan het Rijksvaccinatieprogramma en voorts uitsluitend kinderen opvangt die aantoonbaar deelnemen aan het Rijksvaccinatieprogramma, met uitzondering van kinderen, onderscheidenlijk gastouders, ten aanzien van wie aan de gastouder, onderscheidenlijk aan het gastouderbureau, een schriftelijke verklaring van een arts is overgelegd waaruit blijkt dat degene op wie de verklaring betrekking heeft om medische redenen niet kan deelnemen aan het Rijksvaccinatieprogramma.
2. Onze Minister, handelende in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn, en Sport, stelt nadere regels over de wijze waarop de in het eerste lid genoemde maatregelen worden uitgevoerd.
3. Artikel 1.49a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Toelichting
Het voorliggende amendement voorziet in een wijziging van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet kinderopvang teneinde te bevorderen dat ouders kunnen kiezen tussen kindercentra die wel of niet kinderen toelaten die niet deelnemen aan het Rijksvaccinatieprogramma (35 049). Het betreffende wetsvoorstel regelt dat kinderopvangcentra zelf kunnen gaan bepalen dat uitsluitend of nagenoeg uitsluitend kinderen worden toegelaten die aantoonbaar deelnemen aan het rijksvaccinatieprogramma. Het doel van dit wetsvoorstel is om transparantie op de markt van kinderopvangcentra tot stand te brengen, zodat ouders een goed geïnformeerde keuze kunnen maken voor de opvang van hun kind. Voor een kinderopvangcentrum moet het daarnaast duidelijk zijn dat het niet-gevaccineerde kinderen mag weigeren en in dat verband aan ouders een bewijs van vaccinatie mag vragen.
Volgens de indiener van dit amendement zou de nadruk in het voorliggende wetsvoorstel echter niet moeten liggen op transparantie voor kinderopvangcentra en/of keuzevrijheid voor ouders aangezien dit volgens de indiener niet voldoende bijdraagt aan een oplossing van het daadwerkelijke probleem. Het daadwerkelijke probleem is volgens de indiener de situatie (aangaande de volksgezondheid) die is ontstaan door een daling van de vaccinatiegraad dan wel een stijging van het besmettingsrisico. Om deze zorgwekkende situatie daadwerkelijk aan te pakken regelt de indiener middels dit amendement dat alle kinderopvangcentra en voorzieningen voor gastouderopvang in Nederland enkel nog gevaccineerde kinderen mogen opvangen als de vaccinatiegraad tot beneden een bepaald niveau daalt. Voor kinderen van jonger dan 14 maanden wordt hiervoor een uitzondering gemaakt. Ook voor personeel, gastouders en kinderen die een doktersverklaring kunnen overleggen waaruit blijkt dat zij om medische redenen niet kunnen deelnemen aan het Rijksvaccinatieprogramma wordt voorzien in een uitzondering. Oftewel, door dit amendement is het kinderopvangcentra en voorzieningen voor gastouderopvang niet langer toegestaan om niet-gevaccineerde kinderen op te vangen of om de opvang te laten plaatsvinden door niet-gevaccineerde personen. Deze verplichting geldt dan zowel voor kinderen en personeel die al in opvang zijn/werkzaam zijn bij het kinderopvangcentrum als voor nieuwe kinderen en nieuw personeel. De indiener sluit met dit amendement aan op het advies van de kabinetscommissie kinderopvang om in het geval van het bereiken van een kritieke grens, ouders die hun kind naar een kinderopvangcentrum willen brengen wettelijk te verplichten om deel te nemen aan het Rijksvaccinatieprogramma.
Voor het vaststellen van het moment van ingang van een dergelijke verplichting tot vaccinatie bij kinderopvangcentra en voorzieningen voor gastouderopvang zal een onafhankelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 2, onder b, van de Kaderwet Adviescolleges worden ingesteld en samengesteld door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), waarbij bijvoorbeeld het RIVM lid kan zijn van deze adviescommissie. Deze onafhankelijke adviescommissie stelt allereerst een kritieke vaccinatieondergrens vast en stelt vervolgens het moment vast waarop de kritieke vaccinatieondergrens is bereikt. De onafhankelijke adviescommissie zal Onze Ministers van SZW en VWS op basis van die bevindingen adviseren tot het overgaan tot een verplichting van vaccinatie van kinderen bij kinderopvangcentra en voorzieningen voor gastouderopvang. Onze Ministers zullen op basis van dit onafhankelijke advies bepalen of de geadviseerde verplichting tot vaccinatie daadwerkelijk wordt ingesteld. In deze beslissing van de Minister weegt het advies van de onafhankelijke adviescommissie zwaar mee; van het advies dient gemotiveerd te worden afgeweken.
Middels een ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de wijze waarop de vaccinatieplicht wordt uitgevoerd. Bijvoorbeeld met betrekking tot het moment van de inwerkingtreding van de vaccinatieplicht. Bij dit moment van inwerkingtreding wordt rekening gehouden met de tijd en logistiek die nodig is voor personeel en kinderen om zich te laten vaccineren.
Hijink