[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van Koninkrijksrelaties (IV) en BES-fonds (H) op 8 oktober 2019

Brief regering

Nummer: 2019D40074, datum: 2019-10-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2019Z19245:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


 

Tijdens de behandeling van de begroting Koninkrijksrelaties (IV) en het
BES-fonds (H) heeft uw Kamer vragen gesteld. Het antwoord op een deel
van deze vragen doe ik u – gezien de feitelijkheid van de
beantwoording – schriftelijk toekomen. De overige gestelde vragen zal
ik beantwoorden tijdens mijn eerste termijn van het debat op donderdag
10 oktober a.s.

 

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

drs. R.W. Knops

Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de
begrotingsbehandeling van de ontwerpbegroting Koninkrijksrelaties (IV)
en BES-fonds (H) voor het jaar 2020

Vragen van het lid Graaf, M. de (PVV)

Vraag:

Wat bedoelt de staatssecretaris met “stuurmiddel” om de inzet van
bedrijven in het Koninkrijk bij de wederopbouw van Sint Maarten te
stimuleren?

Antwoord:

De stuurgroep waarin Nederland, Sint Maarten en de Wereldbank
participeren gebruikt een strategisch kader als hulpmiddel bij de
verdeling van de wederopbouwmiddelen. Daarbij wordt een routekaart voor
de wederopbouw geschetst en prioritering aangebracht. Op mijn verzoek
is in dit strategisch kader opgenomen dat de Wereldbank samenwerking met
bedrijven uit het Koninkrijk zal bevorderen. Het strategisch kader is
door de hele stuurgroep, waaronder Sint Maarten en de Wereldbank,
omarmd.

Vraag:

De staatssecretaris heeft eerder toegezegd met de Wereldbank te
bespreken hoe Nederlandse bedrijven voorrang kunnen krijgen bij de
aanbesteding van middelen voor de wederopbouw van Sint Maarten. Welk
percentage van het aanbestede geld/projecten is nu in Nederland
aanbesteed?

Antwoord: 

De Wereldbank meldt in haar halfjaarlijkse rapportages, waarvan ik u de
meest recente op 8 oktober jl. heb gestuurd, geen specifieke informatie
over de uitvoerende bedrijven. 

Uit actuele cijfers die ik via de Wereldbank heb verkregen, blijkt dat
de verhouding van aanbestedingen met het trustfonds binnen en buiten
het Koninkrijk rond de 50% ligt. 

Vragen van het lid Bosman, A. (VVD)

Vraag:

Maar wat zijn dan de onderwerpen die de landen raken? Want ik mag
aannemen dat als er over defensie wordt gesproken, dat het gaat over een
belang dat de landen raakt.

Antwoord:

Ik ben het met de heer Bosman eens dat de belangen van Aruba, Curaçao
en Sint Maarten betrokken kunnen worden bij van tal van onderwerpen, van
defensie tot economie. Wat betreft de door de heer Bosman gebezigde term
‘raken’, is het echter goed om erop te wijzen dat deze term in het
kader van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden alleen
gerelateerd kan zijn aan Koninkrijksaangelegenheden – dat wil zeggen,
aan de voornamelijk in artikel 3 van het Statuut genoemde
beleidsterreinen waarop het Koninkrijk bevoegd is op te treden. Een
kwestie die zich afspeelt op het terrein van defensie, een
Koninkrijksaangelegenheid, is zo bezien een onderwerp dat de landen kan
raken, maar een kwestie op het terrein van Nederlands monetair beleid,
een landsaangelegenheid, niet.

De term ‘raken’ komt men in het Statuut onder meer tegen in artikel
10 en 11. In deze bepalingen komt het uitgangspunt tot uitdrukking dat
Aruba, Curaçao en Sint Maarten te allen tijde over
Koninkrijksaangelegenheden behoren te kunnen meespreken, maar dat zij
vrijwillig afstand kunnen doen van overleg hierover.

Vraag:

Waar is het miljoen per jaar ten behoeve van de dienst Landbouw,
Veeteelt en Visserij Landbouw heen gegaan?

Antwoord:

Het bedrag dat voor de post landbouw, veeteelt en visserij wordt
gereserveerd, is door het Openbaar Lichaam Bonaire zelf begroot en
betreft eigen middelen van het openbaar lichaam. Dit geld wordt besteed
binnen de Dienst Landbouw, Veeteelt en Visserij (LVV) van het Openbaar
Lichaam Bonaire. De beoordeling van de jaarlijkse effecten van de inzet
van deze middelen, zowel inhoudelijk als financieel, is aan het Openbaar
Lichaam Bonaire. Het onderwerp landbouw is een belangrijk onderwerp,
dat is opgenomen in het Bestuursakkoord Bonaire 2018-2022. De
herinrichting van de Dienst LVV is daarbij essentieel. Het plan van
aanpak herinrichting Dienst LVV is bij het Bestuurscollege en het
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd ter
besluitvorming. De volgende fase is de implementatie van de
aanbevelingen en de start van de herinrichting van de dienst. In mijn
brief van 4 oktober jl. over de voortgang van het Bestuursakkoord
(Kamerstukken II 2019/20, 35300, nr. 12) heb ik uw Kamer ook op dit
punt geïnformeerd.

 

Vraag:

Het Openbaar Lichaam Bonaire heeft nieuwe auto’s aangeschaft en dat
het dan ook nog een aantal in de dieselversie zijn gekocht. Zoveel
kilometer zijn er toch niet te maken op dat eiland en waarom is er niet
gekozen voor elektrisch vervoer? Het is een beperkte afstand, er is heel
veel zon je kunt opladen met zonne-energie. 

Antwoord:

Het klopt dat het Openbaar Lichaam Bonaire bezig is met de aanschaf van
auto’s die rijden op fossiele brandstoffen. Het gaat hier vooral om
buitendienstauto’s waar nog geen acceptabele alternatieve elektrische
auto’s voor beschikbaar zijn. Het Openbaar Lichaam Bonaire heeft bij
het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat aangegeven dat men
geïnteresseerd is in elektrisch rijden. Het Ministerie van
Infrastructuur en Waterstaat zoekt momenteel uit hoe Caribisch Nederland
kan aansluiten bij de maatregelen omtrent duurzaam en elektrisch vervoer
van het onlangs afgesloten Klimaatakkoord. Ook is het Ministerie van
Infrastructuur en Waterstaat in gesprek met Bonaire over de
mogelijkheden inzake vergroening van het wagenpark en het optuigen van
de benodigde laadinfrastructuur voor elektrische auto’s. In de
stuurgroep mobiliteit, waarin het Openbaar Lichaam Bonaire, het
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en mijn ministerie actief
zijn, staat het onderwerp op de agenda.

Vraag:

Waarom behouden de voormalige koloniën het recht tot uittreding, nadat
zij gekozen hebben voor de status als autonoom land? In zijn
beantwoording schrijft de staatssecretaris dat het gaat om ongeschreven
Koninkrijksrecht. Is dat eeuwigdurend en waarom? En als het gaat om de
erkenning door de partners binnen het Koninkrijk van het eenzijdig
uittreden, wanneer kan Nederland dan op die erkenning rekenen? Hoe
krijgen wij als Nederland die erkenning tot uittreding? Want uittreding
uit het Koninkrijk heeft nu niets meer met kolonialisme te maken. Dat
gaat dus kennelijk om wederzijdse erkenning.

Antwoord:

Zoals ik in mijn antwoorden op de vragen van de heer Bosman
(Aanhangsel Handelingen II, 2019/20, nr. 113) heb beschreven, werd het
proces van dekolonisatie van de voormalige Nederlandse Antillen afgerond
in de jaren 1954 en 1955 – na de vrijwillige aanvaarding door
Suriname, de Nederlandse Antillen en Nederland van het Statuut van het
Koninkrijk der Nederlanden en daarna de internationale erkenning van het
Statuut door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.

In de jaren hierna – met name vanaf het onafhankelijkheidsproces van
Suriname – is door de partners binnen het Koninkrijk meermaals
gezamenlijk het standpunt ingenomen dat de Caribische eilanden over het
recht beschikken om eenzijdig te bepalen uit het Koninkrijk te treden.

Zodanig vaak dat inderdaad inmiddels kan worden gezegd dat deze
uittreedmogelijkheid voor die eilanden waarvoor zij niet is
gecodificeerd – alle Caribische delen behalve Aruba – de status
heeft van ongeschreven Koninkrijksrecht. Dat dit recht niet ter
discussie staat, volgt ook uit het besluit van de Ministers-Presidenten
van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties van Nederland, tijdens de op 14 december
2011 in Den Haag gehouden Koninkrijksconferentie, om bij een volgende
wijziging van het Statuut het uittredingsrecht tevens voor Curaçao en
Sint Maarten te codificeren.

Aan de basis van het zojuist genoemde ongeschreven recht ligt, net zoals
onder bepalingen uit het Statuut, het principe van consensus. Mocht er
een bestendige rechtsovertuiging ontstaan onder de Koninkrijkspartners
dat de Caribische eilanden niet over dit eenzijdige uittreedrecht
beschikken, dan houdt dit op te bestaan. Het is dus niet in principiële
zin eeuwigdurend. In zijn betoog geeft de heer Bosman aan dat het bij
het recht op uittreding draait om wederzijdse erkenning. Dat is
inderdaad de crux. Zoals ik zojuist heb toegelicht, hebben de partners
binnen het Koninkrijk, Nederland incluis, in de afgelopen decennia
meermaals gezamenlijk erkend dat de Caribische eilanden over een recht
op uittreding beschikken. Voor Nederland is die erkenning er nooit
gekomen. De vraag heeft naar mijn weten ook nooit serieus op tafel
gelegen – hetgeen kan worden verklaard uit de vroegere koloniale
verhoudingen en de dominante positie van Nederland binnen het
Koninkrijk. In theorie is het dus niet onmogelijk dat ook Nederland een
uittredingsrecht verwerft. Net als de bevolkingen van de Caribische
eilanden, komt ook de Nederlandse bevolking het zelfbeschikkingsrecht
toe.

In een postkoloniale context kan dit zelfbeschikkingsrecht echter alleen
tot resultaten leiden, indien alle betrokken partners hiermee instemmen.
Zonder deze instemming van de andere partners kan Nederland niet het
Koninkrijk verlaten of de stekker uit het Statuut trekken.

De deadline die de heer Bosman de andere landen – Curaçao, Aruba en
Sint Maarten – wil stellen om rigoureuze stappen af te dwingen, acht
ik juridisch dan ook niet werkbaar.

Hier bovenop wil ik graag nog aandacht vragen voor de internationale
dimensie van het vraagstuk van uittreding. Weliswaar verkeert het
Koninkrijk met het Statuut in een postkoloniale fase, dit betekent niet
dat Nederland zijn constitutionele zaken binnen het Koninkrijk kan
regelen zonder dat de buitenwereld meekijkt. Onder meer vanuit de
Verenigde Naties zal men nauwlettend in de gaten houden, hoe wij omgaan
met onze voormalige koloniën. Ook om die reden is het dus van belang om
alles volgens het staatsrecht te blijven doen.  

Vraag:

Het Koninkrijk bestaat altijd en de belangen binnen het Koninkrijk zijn
gedeelde belangen. Waarom is er dan geen sprake van een permanent
bestuur met een permanente bezetting? Graag een toelichting. Want als
het Koninkrijk altijd bestaat dan moet de Koninkrijksregering van
samenstelling veranderen. Dan kan het niet meer zo zijn dat er een
“vertegenwoordiger” van een van de landen aanschuift, maar dan dient
de vertegenwoordiging conform het door Nederland zelf aangegeven
statement, en ik citeer in het Engels voorzitter: "if States are not
conducting themselves in compliance with the principle of equal rights
and self-determination of peoples as described above and thus possessed
of a government representing the whole people belonging to the territory
without distinction as to race, creed or colour". Einde citaat. Dan moet
de regering van het Koninkrijk een heel andere vorm gaan krijgen? Is de
staatssecretaris dat met mij eens? 

Antwoord:

Ik deel de mening van de heer Bosman dat af en toe moeilijk te
doorgronden is op welke wijze het Koninkrijk is ingericht en
functioneert. In het bijzonder de manier waarop de Caribische landen in
de instituties van het Koninkrijk zijn vertegenwoordigd, zorgt bij tijd
en wijle voor conceptuele hoofdbrekens. Dat gezegd hebbende, kan ik niet
meegaan met de conclusie van de heer Bosman over de afwezigheid van een
permanent bestuur met een permanente bezetting.

Het is waar dat de Rijksministerraad niet wekelijks vergadert. Dat wil
echter niet zeggen dat het Koninkrijk geen permanent bestuur heeft. De
regering van het Koninkrijk, gevormd door de Koning en de ministers, is
permanent in functie en treedt daar op, waar Koninkrijksaangelegenheden
aan de orde zijn en deze om optreden vragen. In de Caribische landen
wordt de Koning vertegenwoordigd door de Gouverneur, ook in de
hoedanigheid van orgaan van het Koninkrijk. Ook in deze landen heeft het
Koninkrijksbestuur dus een permanente aanwezigheid. De constatering dat
het Koninkrijk altijd bestaat rechtvaardigt, in het licht van het
bovenstaande, dus niet de gevolgtrekking dat de Koninkrijksregering van
samenstelling moet veranderen. De gekozen institutionele inrichting van
het Koninkrijk is al onderdeel van het Statuut voor het Koninkrijk der
Nederlanden sinds 1954. Deze inrichting is door alle partijen bij het
Statuut vrijwillig aanvaard en daarna goedgekeurd door de Algemene
Vergadering van de Verenigde Naties. Deze inrichting is ook in
overeenstemming met de passage uit resolutie 2625 van de Algemene
Vergadering uit 1970, die door de heer Bosman in zijn vraag wordt
geciteerd.

Zoals ik de beantwoording van de schriftelijke vragen van de heer Bosman
over het dekolonisatieproces van de Nederlandse Antillen uiteen heb
gezet (Aanhangsel Handelingen II, 2019/20, nr. 113), heeft het begrip
‘government’ in AVVN-resolutie 2625 overigens een brede strekking.
Er wordt niet slechts de (centrale) regering van een staat mee bedoeld,
maar de overheid in ruime zin, dus inclusief de wetgevende en
rechtsprekende organen van een staat. In de context van het Koninkrijk
vervullen bijgevolg meerdere actoren een rol bij het vertegenwoordigen
van de bevolking.          

 

Vragen van het lid Özütok, N. (GL)

Vraag:

In Nederland bieden we bed, bad en brood en humane opvang. Het Rode
Kruis wil meer hulp voor Venezolaanse vluchtelingen. Hoe moeten we
zorgen voor mensen in nood?

Antwoord:

Zoals de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en ik bij brief van
27 september jl. (Kamerstukken I 2019/20, 29653, nr. I) aan de Eerste
Kamer hebben gemeld, acht het kabinet het van belang dat de landen
binnen het Koninkrijk zich houden aan de internationale verplichtingen
waaraan zij zijn gebonden. Uit artikel 3 EVRM volgt geen algemene
verplichting tot het bieden van opvang en andere vormen van bijstand.
Wel kan uit artikel 3 EVRM een verantwoordelijkheid voor opvang
voortkomen in het geval een vreemdeling geheel van de staat afhankelijk
is en zich in een situatie bevindt die wegens een gebrek aan
ondersteuning onverenigbaar is met de menselijke waardigheid. Dit vraagt
een individuele beoordeling door het land, in dit geval Aruba en
Curaçao. Of Aruba en Curaçao opvang bieden en in welke mate, is
daarmee aan de landen zelf. Dat betreft een autonome aangelegenheid.
Zowel Aruba als Curaçao geven aan dat voor bepaalde kwetsbare groepen
gekeken wordt naar mogelijke vormen van tijdelijke opvang. Nederland
draagt als onderdeel van de hulp en bijstand financieel bij aan de
realisatie van circa 30 en 36 opvangvangplekken op respectievelijk Aruba
en Curaçao.

Vraag:

Kan de staatssecretaris ingaan op de brief van Unicef over
Kinderrechten, monitoring en evaluatie van alle projecten en ervoor te
zorgen dat alle noodzakelijke expertise voorhanden is?

Antwoord:

Ik zal de betrokken bewindspersonen vragen om in nieuw beleid en
wetgeving meer aandacht te besteden aan gegevensverzameling, monitoring
en evaluatie. In het nieuwe programma UNICEF 2019-2021 zal ook expliciet
aandacht worden besteed aan gegevensverzameling en monitoring. UNICEF
zal met anderen bijdragen aan de ontwikkeling van de Jeugdmonitor van
het CBS. Het programma BES(t) 4 kids heeft als doel kwalitatief goede,
veilige en toegankelijke kinderopvang en buitenschoolse opvang aan te
bieden. Hiervoor zal bijvoorbeeld een aparte monitoraanpak worden
uitgewerkt. Daarbij zal gekeken worden of dit mee kan lopen in de
Jeugdmonitor van het CBS.

Vraag:

Gaat de staatssecretaris meer onderzoek doen om verschillen weg te nemen
in sociale voorzieningen, zoals kinderopvang, gehandicapten uitkering?

Antwoord:

De sociale voorzieningen in Caribisch Nederland zijn anders dan in
Europees Nederland. Hier heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid (SZW) veelvuldig met u van gedachten over gewisseld. Zo
heeft zij onlangs Bonaire bezocht en is hierover met de partners in de
sociale dialoog van gedachten gewisseld. In Caribisch Nederland is ten
opzichte van Europees Nederland onder meer geen sprake van een
Werkloosheidswet en van de toeslagen zoals Europees Nederland die kent
(zorgtoeslag, huurtoeslag, kinderopvangtoeslag, kindgebonden budget). 

De inhoudelijke verschillen, waaronder verschillen in het
voorzieningenniveau, hebben onder meer te maken met de eigen
ontstaansgeschiedenis van de regelingen in Caribisch Nederland. Ook
spelen de economische- en sociale omstandigheden, het absorptievermogen
en de draagkracht van de economie en de arbeidsmarkt hierin een rol.
Alleen al vanwege de context waarin de sociale voorzieningen uitgevoerd
worden, zullen de sociale voorzieningen in Europees Nederland en
Caribisch Nederland inhoudelijk moeten verschillen. Het wegnemen van
verschillen tussen sociale voorzieningen in Europees Nederland en
Caribisch Nederland is dan ook geen doel op zich.  

Zoals ik ook heb gezegd in mijn reactie op de voorlichting van de Raad
van State is het doel om een gelijkwaardig voorzieningenniveau binnen de
mogelijkheden van de Caribische context te bereiken. Met het ijkpunt
voor het sociaal minimum wordt hier bijvoorbeeld op ingezet, Ook bij

nieuwe wet- en regelgeving en aanpassing van bestaande wet- en
regelgeving moet steeds worden bezien of en hoe deze wetgeving van
toepassing kan worden verklaard in Caribisch Nederland én of
differentiatie nodig en wenselijk is. Hierbij heb ik aangekondigd om in
lijn met de aanbeveling van de Raad van State nadere heldere, eenduidige
criteria op te stellen wanneer differentiatie kan of moet worden
toegepast. Ik neem met mijn collega, de Staatssecretaris van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid, op hoe de Kamer te informeren over de
feitelijke verschillen tussen beide stelsels.

Vraag:

Ik ben blij dat er stappen worden gezet om invoerheffingen op
hulpgoederen uit te zonderen. Ik hoor graag preciezer wat daaronder
wordt verstaan. Valt daar ook pedagogisch verantwoord speelgoed voor
kinderopvang zoals in de kinderopvangvoorziening is aangegeven. En wordt
overwogen om met het oog op het enorm hoge prijspeil ook voor de eerste
levensbehoefte maatregelen te treffen?

Antwoord:

Er zijn maatregelen om hulpgoederen uit te zonderen van algemene
bestedingsbelasting (ABB). De Douane- en accijnswet BES kent namelijk al
een vrijstelling van ABB voor goederen voor de bestrijding van rampen.
Hier is ook gebruik van gemaakt na orkaan Irma. De vrijstelling geldt
voor goederen die worden ingevoerd door de overheid om gratis te worden
verstrekt aan slachtoffers van rampen die op de BES-eilanden
plaatsvinden. De vrijstelling geldt ook voor goederen die worden
ingevoerd door de overheid om ter beschikking te worden gesteld van de
slachtoffers van dergelijke rampen, en voor goederen die door
buitenlandse hulpeenheden worden ingevoerd om voor de duur van hun
bijstand in hun behoeften te voorzien. De regelgeving valt onder de
verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Financiën, maar ik zie
niet snel in hoe pedagogisch verantwoord speelgoed onder deze
voorwaarden valt te brengen. Veel van de eerste levensbehoeften in
Caribisch Nederland zijn reeds vrijgesteld van ABB. Hierbij kan
bijvoorbeeld gedacht worden aan de volgende goederen: melk- en
zuivelproducten, eetbare producten van dierlijke oorsprong, groenten,
fruit, planten, koffie, thee, specerijen, granen, bereidingen van graan,
van meel, van zetmeel of van melk en gebak.

 

Vraag:

Om milieuverontreiniging te monitoren, inclusief de schade dat door
aanspoelend sargassum wordt gericht aan het milieu, zijn adequate
laboratoriumfaciliteiten van belang. Kan de staatsecretaris aangeven wat
op dit vlak wordt ondernomen?

Antwoord:

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onderschrijft het
belang van laboratoriumfaciliteiten voor het analyseren en monitoren van
het effect van schadelijke stoffen in het milieu. Op basis van meer
beschikbare data kan milieubeleid verder worden aangescherpt. In het
kader van het Natuurbeleidsplan Caribisch Nederland beziet de Minister
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, in samenwerking met de
Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de mogelijkheden voor het
opzetten van adequate laboratoriumfaciliteiten voor milieu en
biodiversiteit. Zowel Wageningen Universiteit als lokale milieu- en
natuurorganisaties worden hierbij betrokken. Ook de aanpak voor
aanspoelende sargassum wordt in het Natuurbeleidsplan betrokken. Dit
plan wordt eind dit jaar met de Kamer gedeeld.

 

Vragen van het lid Dam, C.J.L. van (CDA)

Vraag:

Wat is het beleid ten aanzien van de leningen voor de landen? Is er
hierbij sprake van een voorwaarde kader?

Antwoord:

Curaçao en Sint Maarten kunnen conform de ‘Rijkswet financieel
toezicht Curaçao en Sint Maarten’ (Rft) voor kapitaalinvesteringen
leningen aantrekken. De Nederlandse Staat heeft een lopende inschrijving
op deze leningen. Als uitzondering mag Sint Maarten in 2018 en 2019
onder voorwaarden ook lenen in het kader van de liquiditeitssteun. Dit
kan slechts door toepassing van artikel 25 Rft, waarvoor de
overeenstemming van Rijksministerraad (RMR) is vereist. Voor Aruba is er
geen sprake van een lopende inschrijving door Nederland. De leningen aan
Aruba betreffen enkel oude leningen vanuit de periode voor 10-10-10 en
zijn aflopend. 

Leningaanvragen van Curaçao en Sint Maarten worden door het College
financieel toezicht getoetst aan de normen in de Rft zoals beschreven in
artikel 15, inclusief de rentelastnorm. Er moet worden voldaan aan de
afspraken over de verbeteringen van het financieel beheer voor zover
deze betrekking hebben op het aantrekken van leningen. Het moeten
uitgaven zijn voor investeringen op de kapitaaldienst (conform
SNA-criteria: System of National Accounts van de Verenigde Naties). Het
toetsen aan het functioneren van de rechtstaat is geen onderdeel van de
Rft. Dat zou een wijziging vragen die enkel mogelijk is in
overeenstemming met de landen Curaçao en Sint Maarten, omdat de Rft
een consensus-rijkswet is.

Vraag:

Kan de staatssecretaris aangeven hoe het staat met de Rekenkamer
Caribisch Nederland?

Antwoord:

De instelling van een gezamenlijke rekenkamer is geregeld in artikel 95
en 96 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba
(WolBES). Bij de instelling is nadrukkelijk een rol voor de Eilandraden
opgenomen. Ondanks diverse initiatieven tussen mijn ministerie en de
openbare lichamen, is er tot op heden niet tot de instelling van een
gezamenlijke rekenkamer gekomen. Dat neemt niet weg dat het onderwerp
rekenkamer op mijn agenda staat, ook om de bestuurlijke kaders en checks
and balances te versterken. Op dit moment worden er dan ook vanuit mijn
ministerie gesprekken gevoerd met de Openbare Lichamen Bonaire, Saba en
Sint Eustatius om de rekenkamer op korte termijn in te voeren. Voor Sint
Eustatius is de instelling van de rekenkamer ook als voorwaarde genoemd
om tot een terugkeer naar de normale bestuurlijke verhoudingen te komen.
Ik heb uw Kamer hierover ook per brief van 14 november 2018
(Kamerstukken II 2018/19, 35000 IV, nr. 29) en in de bijlage van de
septemberbrief over Sint Eustatius (Kamerstukken II, 2019/20 35300 IV,
nr. 6) geïnformeerd. Momenteel lijkt een rekenkamer per eiland, die
aansluit bij de lokale behoeften en die kan voorzien in maatwerk, de
meeste kans van slagen te hebben. Indien wij dit model overeenkomen met
de openbare lichamen dan ligt een wetswijziging in de rede. Ik zou
tussentijds willen bezien hoe reeds op praktische wijze invulling
gegeven kan worden aan de wens de rekenkamer op korte termijn in te
stellen. Ik onderzoek of wij hierbij technische ondersteuning uit
Europees Nederland kunnen benutten.

 

Vraag:

Kamerlid Van Dam stelde de vraag naar de mogelijkheden die de
staatssecretaris ziet om Aruba en Curaçao ook vanuit ODA budgetten te
helpen en met name organisaties te helpen die heel veel doen voor
Venezolaanse vluchtelingen.

Antwoord:

Omdat Aruba en Curaçao niet op de OESO-DAC (Development Assistance
Committee) lijst staan van landen die in aanmerking komen voor Official
Development Aid (ODA), zijn de ODA middelen daar niet inzetbaar. Dit
betreft het beleidsterrein van de Minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking (BHOS).

Vraag:

Welke mogelijkheden zijn er om de landen te helpen bij het benutten van
de verschillende soorten budgetten die beschikbaar zijn op terrein
rechtshandhaving?

Antwoord:

Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op uw vraag over de rechtsstaat.  

Vraag:

Wat is de voortgang betreffende de infrastructuur in Caribisch
Nederland, in het bijzonder ten aanzien van de wegen in Sint Eustatius?

Antwoord:

In Caribisch Nederland is veel aandacht voor het verbeteren van de
infrastructuur voor de zeehavens, luchthavens en wegen. Voor de aanpak
van wegen zijn extra middelen - bovenop de eigen middelen van de
openbare lichamen - door het Rijk beschikbaar gesteld.

Op Sint Eustatius wordt met een financiële impuls van het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat en mijn eigen ministerie gewerkt aan
het inhalen van achterstallig onderhoud aan het wegennet en de
verharding van de wijk Cherry Tree. In totaal is voor de wegen op Sint
Eustatius € 9,5 mln. voor de jaren 2018 tot en met 2020 ter
beschikking gesteld. Als eerste is dit jaar het project Cherry Tree van
start gegaan. Dit project heeft helaas vertraging opgelopen, met name
wegens een verschil van inzicht over de te gebruiken materialen. Ik
betreur deze vertraging ten zeerste, dat heb ik ook aangegeven aan de
bevolking van Sint Eustatius tijdens de Town Hall meeting van 23
september jl.. Het openbaar lichaam en de aannemer hebben inmiddels
nieuwe afspraken gemaakt waardoor het project alsnog, uiterlijk in het
voorjaar van 2020, kan worden opgeleverd. Naast het project Cherry Treek
is recent ook het project Jeems road van start gegaan.

Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft de afgelopen
zomer, zoals ook afgesproken in het Bestuursakkoord, € 8,5
mln. overgemaakt naar het Openbaar Lichaam Bonaire voor achterstallig
onderhoud aan de wegen. Hiermee worden allereerst de wegen naar de
scholen aangepakt. In de aanpak op de wegen werkt Bonaire samen met
Europees Nederlandse gemeenten. Deze samenwerking draagt bij aan de
kwaliteit en de snelheid van de uitvoering van het project. Dit creëert
positieve effecten op zowel de korte als de lange termijn.

Op Saba is de staat van de wegen goed. Met de structurele middelen van
€ 1 mln. uit het Regeerakkoord is de weg van Booby Hill naar The Level
verbreed als ook een gedeelte van de weg in St. Johns gerenoveerd.
Daarbij is het Saba in de afgelopen jaren gelukt het onderhoud en beheer
van de wegen grotendeels zelfstandig vorm te geven.

Vraag:

Wat is de reactie van de staatssecretaris ten aanzien van
luchtvaartverbindingen en de daarmee samenhangende postvoorziening in
Caribisch Nederland?

Antwoord:

Mijn collega-bewindspersoon van het Ministerie van Infrastructuur en
Waterstaat werkt aan de uitwerking van de adviezen van de werkgroep
connectiviteit. Om de postvoorziening in Caribisch Nederland te
verbeteren, gaat het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat in
samenwerking met PostNL en de Belastingdienst testzendingen uitsturen.
In deze testzendingen zit een zogenaamde gps-tracker die door de
ontvanger moet worden teruggestuurd. Via deze aanpak kan de gehele route
in kaart worden gebracht en kunnen de bottleneck(s) met de
postverzending en -bezorging worden geïdentificeerd. Met de uitkomst
kan het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat in samenwerking met
het lokale postbedrijf actie ondernemen.

 

Vragen van het lid Raak, A.A.G.M. van (SP)

Vraag:

Is in 2015 toegezegd dat Saba zelf de werkvergunningen mocht uitgeven.
Waarom kan de staatsecretaris dit niet regelen? Wie is hier
verantwoordelijk voor?

Antwoord:

Verschillende Kamerleden hebben aandacht gevraagd voor de wens om Saba
meer bevoegdheden toe te kennen. Daarbij is het voorbeeld van de
verstrekking van de tewerkstellingsvergunningen (TWV’s) meerdere keren
genoemd. 

 

Ik vind het belangrijk te benadrukken dat er in het heden en nu jn
onderlinge samenwerking gezocht wordt naar praktische mogelijkheden om
de verlening van TWV’s te bespoedigen. Vanwege de samenhang tussen
het proces van TWV-verlening en de afgifte van verblijfsvergunningen
spelen daarbij zowel het OLS, de Immigratie- en Naturalisatiedienst
(IND) als het Ministerie van SZW een rol. Tijdens het werkbezoek van de
Staatssecretaris van SZW aan Saba op 26 juni jl. heeft zij met het
bestuurscollege van Saba goede samenwerkingsafspraken gemaakt. Ook in de
Saba Package is opgenomen dat het ministerie van SZW en Saba toewerken
naar verbetering en versoepeling van het TWV-proces en dat partijen het
gesprek over de rol van Saba in dat proces voeren.

De Staatssecretaris van SZW heeft met het bestuurscollege van Saba
afgesproken dat de Rijksdienst Caribisch Nederland (unit SZW), de IND en
het openbaar lichaam Saba het proces rond tewerkstellingsvergunningen
gezamenlijk doorlichten. Het doel is om praktische mogelijkheden in
kaart te brengen om het proces voor de verlening van een
tewerkstellingsvergunning te vereenvoudigen en te versnellen. Er vindt
op dit moment casusoverleg plaats om te kijken waar in het proces nog
winst te behalen valt. Dit doet het Ministerie van SZW samen met de IND
en met Saba, zodat ze een integrale blik hebben op de
vergunningverlening.

In november 2019 zullen gezamenlijk de uitkomsten worden besproken en
daarna wordt de Kamer daarover geïnformeerd door de staatssecretaris
van SZW. Ik kan op de uitkomsten nog niet vooruitlopen. 

Vragen van het lid Diertens, A.E. (D66)

Vraag:

Wat is de basisvergoeding waar de Staatssecretaris van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid (SZW) over spreekt? Gaat deze vergoeding direct naar de
kinderopvang of naar de ouders? Moeten ouders straks toch een deel
betalen? Zo ja, hoe moeten arme ouders dit betalen gezien het ijkpunt? 

Antwoord:

Het programma BES(t) 4 kids is een programma dat er op gericht is om
kwalitatief goede kinderopvang te realiseren en de kinderopvang
betaalbaar te houden. Het programma BES(t) 4 kids is begin 2019 gestart.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister
van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, de Staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik hebben eind juni een brief naar
de Tweede Kamer gestuurd waarin de hoofdlijnen van het programma BES(t)
4 kids zijn beschreven. In de brief staat dat van de ouders een eigen
bijdrage wordt verwacht en dat de basisvergoeding niet naar de ouders
gaat, maar naar de kinderopvangorganisaties.

De hoogte van de basisvergoeding is nog onderwerp van gesprek met de
eilanden. In de uitgangspunten die we samen met de openbare lichamen
hebben geformuleerd is opgenomen dat de kinderopvang voor alle ouders
financieel toegankelijk moet zijn. Maar ook dat kinderopvang niet gratis
is. Daarbij is de situatie van de mensen die in armoede leven een
serieus aandachtspunt.

Enkele Kamerleden hebben in dat verband ook vragen gesteld over de
hoogte van de eigen bijdrage en pleiten in sommige gevallen zelfs voor
gratis opvang in Caribisch Nederland. Ik kan daar nu niet inhoudelijk op
reageren. Dit is ten eerste de verantwoordelijkheid van mijn collega
de Staatssecretaris van SZW en ik vind dan ook dat die discussie in haar
aanwezigheid zal moeten worden gevoerd. Vervolgens is met de openbare
lichamen afgesproken dat we samen de komende maanden de financiële
regeling zullen uitwerken en op basis daarvan ook zal worden gesproken
over de hoogte van de eigen bijdrage van de ouders.

Juist omdat ook uw Kamer aandringt op een goed overleg met de openbare
lichamen wil ik u vragen om nog even geduld te betrachten. Ik kan u,
namens de Staatssecretaris van SZW, toezeggen dat u uiterlijk in het
eerste kwartaal van 2020 geïnformeerd wordt over de uitkomsten van de
overleggen en de stand van zaken van het programma.

Vraag:

Ik wil graag aan de staatssecretaris zijn reactie vragen op het feit dat
Bonaire niet zelf maatregelen kan treffen zoals gratis kinderopvang
vanwege de geldende regelgeving.

Antwoord:

Op dit moment werken Bonaire, Sint Eustatius en Saba samen in het
programma BES(t) 4 kids. In de begin januari gemaakte bestuurlijke
afspraken (ook met Bonaire) is vastgelegd dat ouders een eigen bijdrage
voor de kinderopvang dienen te betalen. Daarbij is nadrukkelijk
uitgesproken dat de positie van ouders die in armoede leven in het oog
zal worden gehouden. Ook is afgesproken dat in afwachting van de
structurele financiële regeling geen stappen worden gezet die straks
niet kunnen worden waargemaakt. Op dit moment wordt samen met de
openbare lichamen de regeling BES(t) 4 kids uitgewerkt en worden de
financiële gevolgen in kaart gebracht. Hierover zult u door de
Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het eerste
kwartaal van 2020 worden geïnformeerd.

Vraag:

Ik vraag de staatssecretaris of hij het met mij eens is of we ook
onderzoek moeten doen naar het effect van kinderopvang, en kan dat
wellicht aansluitend bij het CBS meegenomen worden?

Antwoord:

Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op de vraag van mevrouw Özütok
over kinderrechten.

 

Vraag:

In maart 2018 heeft de Kamer een motie van Kamerlid Diertens aangenomen
over bibliotheken in Caribisch Nederland. Is de staatssecretaris bereid
om met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) te praten
over de uitvoering van mijn motie over welke acties we kunnen
versnellen? Zijn er gesprekken geweest tussen het kabinet en de lokale
bestuurders over de bijdrage aan de bouw of een nieuw gebouw of een
bestaand gebouw voor een moderne bibliotheek?

Antwoord:

De Koninklijke Bibliotheek heeft, op verzoek van de Minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), als eerste stap de bibliotheken
van Caribisch Nederland aangesloten op haar digitale bibliotheek.
Verdere stappen zijn nodig. Op ambtelijk niveau is er contact tussen het
Ministerie van OCW en de eilandbesturen, alwaar de eerste
verantwoordelijkheid voor dit onderwerp overigens belegd is. De
verbetering van het bibliotheekwerk blijft onderwerp van gesprek. De
Minister van OCW zal bij de evaluatie van de Wet stelsel openbare
bibliotheekvoorzieningen (Wsob) ook bezien wat er verder nodig is voor
een goed bibliotheekstelsel op Caribisch Nederland, met inbegrip van de
huisvesting van de bibliotheken.

 

Vraag:

Bonaire werkt aan het profiel van Blue Destination. Kan de
staatssecretaris bevestigen of er op Bonaire nieuwe wegen worden
aangelegd? Is de staatssecretaris bereid om met de betrokken bestuurders
in gesprek te gaan en misschien ook met de Kamer van Koophandel in het
kader van Blue Destination over de aanleg van fietspaden. 

Antwoord:

Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) heeft de
afgelopen zomer, zoals ook afgesproken in het Bestuursakkoord, € 8,5
mln. overgemaakt naar Bonaire voor achterstallig onderhoud aan de wegen.
Hiermee worden allereerst de wegen naar de scholen aangepakt. In het
bestek van de wegen naar de scholen zijn fietspaden opgenomen. In de
stuurgroep mobiliteit, waarin het openbaar lichaam, het Ministerie van
IenW en mijn ministerie actief zijn, is er aandacht voor dit onderwerp.
Het is echter aan het openbaar lichaam om fietspaden op te nemen in de
overige wegenplannen en het gesprek met de Kamer van Koophandel hierover
aan te gaan in het kader van Blue Destination.

 

Vraag:

Het olieplatform heeft een strook van 60 meter koraal vernield bij de
kust van Curaçao. Curaçao is een autonoom land met een eigen minister
voor natuur, maar ik vraag onze staatssecretaris: is er niet een manier
hoe ons koninkrijk hier samen kan optrekken? Bijvoorbeeld met het delen
van kennis en inzet van de grenswacht?

Antwoord:

Ik heb kennisgenomen van de berichtgeving over de schade aan zo’n 60
meter koraal in de baai van Boca Sami door een mobiel olieplatform. Dat
is zeer schadelijk voor de onderwaternatuur en het is goed dat de
Curaçaose Minister van Gezondheid, Milieu en Natuur aangekondigd heeft
hier actie op te zullen ondernemen om lessen te leren voor de toekomst.
Ten alle tijde ben ik uiteraard bereid om hier met onze kennis aan bij
te dragen, binnen de bestaande verantwoordelijkheden.

Vraag:

Vluchtelingenproblematiek: Wordt de (soort van) procedure van asiel ook
toegepast op Curaçao, en is de staatssecretaris bekent of de overheid,
advocaten en rechters er ook echt klaar voor zijn?

Antwoord:

De aangepaste aanvraagprocedure om bescherming op basis van artikel 3
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is deze zomer door
de Raad van Ministers van Curaçao aangenomen en online gepubliceerd, in
lijn met de adviezen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De
aanvraagprocedure voldoet daarmee aan de internationale vereisten waar
Curaçao aan is gehouden. Als onderdeel van de ondersteuning die
Nederland binnen de vreemdelingenketen levert, zijn ook middelen
gereserveerd voor een betere bekendmaking van dit beleid. Nederland
levert daarnaast technische bijstand voor de implementatie van de
beschermingsprocedure op basis van artikel 3 EVRM door het geven van
opleidingen en trainingen voor lokaal personeel. In deze
beschermingsprocedure is aangegeven dat migranten tegen deze beslissing
bezwaar kunnen maken dan wel beroep kunnen instellen. Deze
rechtsmiddelen worden in de beschikking vermeld. Het is aan het land
Curaçao om erop toe te zien dat op goede wijze invulling wordt gegeven
aan de procedure en zorg te dragen voor het bestaan van effectieve
rechtsmiddelen.

Vraag:

Er zijn studies waaruit blijkt dat mogelijk 50.000 Venezolanen overwegen
naar Curaçao of Aruba af te reizen. Mijn fractie hoopt dat er nu een
plan klaar ligt mocht de druk opeens fors toenemen zodat we niet verrast
worden. Mijn vraag is: wat is het plan? 

Antwoord:

Zoals aangegeven bij de beantwoording van de schriftelijke vragen bij
vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het
BES-fonds (H) voor het jaar 2020 (Kamerstukken II 2019/20, 35300, nr.
10), zijn de landen binnen het Koninkrijk ieder zelf verantwoordelijk
voor het opstellen van noodzakelijke crisisplannen. Waar nodig en
gevraagd ondersteunt Nederland de andere landen in het Koninkrijk
hierbij. Voor Bonaire heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid
(JenV) in samenspraak met het Openbaar Lichaam Bonaire, de
uitvoeringsorganisaties te Bonaire (o.a. Koninklijke Marechaussee
Caribisch Nederland (KMar CN), Korps Politie Caribisch Nederland (KPCN)
en Immigratie- en Naturalisatiedienst Caribisch Nederland (IND CN) en
het Ministerie van Defensie een noodplan ontwikkeld.

Vraag:

Kan de staatssecretaris toelichten of er bijvoorbeeld via
non-gouvernementele organisaties (NGO’s) niet sneller resultaten
geboekt kunnen worden voor mensen op Sint Maarten, met name in het
psychosociaal domein?

Antwoord:

De inzet van non-gouvernementele organisaties (NGO’s) en
internationale organisaties is inderdaad van groot belang om zichtbare
en tastbare resultaten voor de bevolking van Sint Maarten te bereiken.
Zo wordt bijvoorbeeld op dit moment het Sint Maarten Development Fund
(SMDF) ingeschakeld bij het project huizenherstel en is de Wereldbank in
gesprek met het Nederlandse Rode Kruis over een project gericht op de
reparatie van daken. Verder wordt Unicef Nederland ingezet voor een
project dat zich richt op het vergroten van de weerbaarheid en het
versterken van en de gemeenschapszin onder kinderen en jongvolwassenen,
opdat zij beter zijn voorbereid op een eventuele volgende (natuur)ramp.
Ook wordt het trustfonds eenvoudig toegankelijk gemaakt voor kleine en
lokale NGO’s. Zo kunnen kleinschalige wederopbouwinitiatieven
gefinancierd worden met middelen uit het trustfonds, zonder de ballast
van alle administratieve vereisten die financiële ondersteuning vanuit
de Wereldbank met zich meebrengt. Dit project zal niet alleen de
toegang verbeteren, maar zal door het leveren van technische assistentie
aan de kleine NGO’s ook bijdragen aan de duurzame versterking van die
sector op Sint Maarten. 

Dit biedt ook mogelijkheden voor instanties zoals de Mental Health
Foundation (MHF). Op mijn verzoek is het onderwerp ‘mental health’
opgenomen in het strategisch kader dat door de stuurgroep van het
trustfonds als sturingsinstrument wordt gebruikt. Daarmee is er ruimte
voor de regering van Sint Maarten om financiering uit het trustfonds te
vragen voor een project dat zich richt op psychosociale zorg. Dit is tot
op heden nog niet gebeurd.

 

Ik onderstreep graag het belang van goede psychosociale zorg en heb
daarom Sint Maarten reeds rechtstreeks ondersteund door een bijdrage aan
het ‘Return to happiness’-programma van UNICEF en voert ‘VNG
International’ een project uit om de Sint Maartense diensten te
ondersteunen bij de psychologische voorbereiding op rampen. Daarnaast
heeft Staatssecretaris Blokhuis de Sint Maartense beroepsvereniging van
psychologen (Association of Psychologists and Allied Professionals St.
Maarten, APAP) financieel ondersteund. Dit komt ook de ‘Mental Health
Foundation’ ten goede.

  

 

Vragen van het lid Kuiken, A.H. (PvdA)

Vraag:

In 2014 is een nieuw schoolsysteem op de BES-eilanden ingevoerd, maar ik
begrijp dat het nog steeds niet helemaal helder is naar welk Nederlands
niveau de behaalde diploma’s omgezet moeten kunnen worden. Herkent de
staatssecretaris dit? En wat gaat hij hier aan doen?

Antwoord:

Momenteel is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), ter vervanging
van het Tijdelijk besluit Saba Comprehensive School en Gwendoline van
Puttenschool BES, in voorbereiding dat de diverse mogelijkheden voor
CXC-onderwijs (Caribisch Engelstalig onderwijssysteem) op Saba en Sint
Eustatius vastlegt. Dit besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap (OCW) regelt verder de mogelijkheden voor doorstroom van
leerlingen met een afgeronde CXC-opleiding naar Bonaire of Europees
Nederland. Het streven van de Minister van OCW is om deze AMvB volgend
schooljaar in werking te laten treden om het schoolsysteem verder te
verbeteren. Tot die tijd gelden de regels uit het Tijdelijk besluit Saba
Comprehensive School en Gwendoline van Puttenschool BES. Op Bonaire
geldt het Nederlandse onderwijs- en examensysteem.

Vragen van het lid Graaf, mw. S. van der (CU)

Vraag:

Kunnen de middelen voor de vluchtelingenaanpak en ondermijning ook benut
worden ten aanzien van het mensenhandel probleem, en kan Curaçao
daarbij ondersteund worden bijvoorbeeld via de rapporteur mensenhandel?

Antwoord:

Over de besteding van de € 23,8 mln. die het kabinet rijksbreed bij
Voorjaarsnota heeft vrijgemaakt voor enerzijds de respons op de
bijstandsverzoeken van Aruba en Curaçao en anderzijds maatregelen in
het kader van crisisbeheersing in de regio, is uw Kamer op 6 september
jl. per brief geïnformeerd (Kamerstukken II 2018/19, 29653, nr. 58).
Als onderdeel van deze ondersteuning levert Nederland een financiële
bijdrage en expertise bij het inrichten van opvang voor kwetsbare
groepen op Curaçao en Aruba. Zo stelt Nederland € 0,3 mln.
beschikbaar aan Aruba voor de stichting Fundacion pa Hende Muher den
Dificultad (FHMD), die opvang en capaciteit voor beschermd wonen biedt
aan slachtoffers van onder andere mensenhandel, mensensmokkel en
huiselijk geweld. Hiermee kan deze stichting de opvangcapaciteit
uitbreiden met circa 30 extra plekken. Ook voor Curaçao worden middelen
vrijgemaakt binnen de € 23,8 mln. voor de inrichting van circa 36
opvangplekken voor kwetsbare groepen, waaronder slachtoffers van
mensenhandel en mensensmokkel. Tot slot wordt binnen deze middelen op
verzoek van Aruba een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van een
campagne ter vergroting van het bewustzijn over mensenhandel en
mensensmokkel op Aruba.

Naast de ondersteuning in het kader van Venezuela heeft Nederland op het
terrein van mensenhandel ook een samenwerkingsverband met de andere
landen. Over deze samenwerking binnen het Koninkrijk en de mogelijke
ondersteuning van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel heb ik uw Kamer
op 28 augustus jl. geïnformeerd (Kamerstukken II 2018/19, 33845, nr.
35). In deze brief gaf ik aan dat in het ‘Memorandum of Understanding
(MoU) van samenwerking ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel en
mensensmokkel’ onderlinge afspraken en activiteiten zijn vastgesteld.
Een aangepast MoU is tijdens het Justitieel Vierpartijenoverleg (JVO)
van januari 2019 door de Ministers van Justitie van de landen
vastgesteld. In de betreffende brief is uitgelegd dat de Nationaal
Rapporteur Mensenhandel geen rechtsmacht heeft in de Caribische delen
van het Koninkrijk. Het staat de landen echter vrij om via hun eigen
regeringen rechtstreeks een verzoek te doen aan de Nationaal Rapporteur
om gebruik te maken van zijn expertise.

De middelen die vanuit artikel 1 ‘Versterken rechtsstaat’, hoofdstuk
IV Koninkrijksrelaties beschikbaar zijn gesteld ten behoeve van de
aanpak ondermijning zijn reeds bestemd en kunnen niet zomaar
gerealloceerd worden. Deze middelen worden gebruikt ter versterking van
het Recherchesamenwerking Team (RST), de lokale Openbare Ministeries en
het Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Voor zover zaken rond
mensenhandel volgens de betreffende diensten onderdeel uitmaken van
ondermijning, kan de capaciteit benut worden in de aanpak ervan.

Vraag:

Heeft de staatssecretaris een reactie ontvangen van de landen over het
bespreken van de verdeling van verantwoordelijkheden tussen de landen in
het Koninkrijk en de knelpunten daarbij?

Antwoord:

Ik heb de Ministers-Presidenten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten
vorige week schriftelijk bericht over de uitvoering van de motie Van
Raak c.s.. In deze brieven heb ik de ministers-presidenten gevraagd of
er in hun landen draagvlak bestaat voor een uitvoering van de motie.
Daarnaast heb ik voorgesteld om een ambtelijke werkgroep te vormen,
bestaande uit vertegenwoordigers uit alle landen van het Koninkrijk,
waarin bovenstaande knelpunten kunnen worden verkend. Op mijn brieven
heb ik gelet op de korte termijn, nog geen reactie ontvangen. Ik heb de
Ministers-Presidenten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten gevraagd deze
reactie uiterlijk 1 januari 2020 te geven. 

Vraag:

Op welke termijn denkt de staatssecretaris een voorstel voor de
kinderbijslagregeling te kunnen doen voor kinderen in Caribisch
Nederland die intensieve zorg nodig hebben? 

Antwoord:

In Caribisch Nederland is, in tegenstelling tot in Europees Nederland,
géén regeling voor dubbele kinderbijslag intensieve zorg. De
Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderzoekt de
mogelijkheden om te komen tot een dergelijke regeling in Caribisch
Nederland. Zij zal uw Kamer hierover bij de voortgangsrapportage ijkpunt
sociaal minimum voor het zomerreces van 2020 nader informeren.

Vraag:

Hoe staat het met de uitbreiding van de bevoegdheden van de Gaming
Control Board op Curaçao, kan deze potten breken, en kan de Nederlandse
Kansspelautoriteit hier ook een rol in spelen? 

Antwoord:

Toezicht op kansspelen is een autonome bevoegdheid van het land
Curaçao. De Nederlandse Kansspelautoriteit heeft zich bereid verklaard
om behulpzaam te zijn bij het opbouwen van de noodzakelijke kennis en
kunde en er zijn reeds goede contacten opgebouwd tussen partijen na een
werkbezoek afgelopen mei. De Curaçao Gaming Control Board zal de enige
toezichthouder op de kansspelen op Curaçao worden. Dat is voor zowel
fysieke casino’s en loterijen als voor online kansspelen. Dat is een
goede intentie, die Nederland ook toejuicht. Het is nu belangrijk dat
de organisatie van de toezichthouder wordt opgebouwd en slagvaardig
gaat optreden.

 

Vraag:

Hoe wordt er uitvoering gegeven aan motie van de ChristenUnie (CU) over
de humane opvang en het voorkomen van het terugsturen van vluchtelingen?

Antwoord:

Bij brief van 6 september 2019 (Kamerstukken II 2018/19, 29653, nr. 58)
ben ik nader ingegaan op de motie van het lid Drost (Kamerstukken II
2018/19, 29653, nr. 55). Op verzoek van uw Kamer heb ik in lijn met de
motie nogmaals bij de Minister-President van Curaçao aangedrongen op
het belang van individuele toetsing bij personen die vragen om
bescherming conform de internationaal geldende regelgeving, alsmede het
belang van een goed werkende vreemdelingenketen die conform de voor
Curaçao geldende internationale standaarden handelt. In het
ondersteuningsverzoek van Curaçao d.d. 10 januari 2019, is ook de
nadrukkelijke wens opgenomen van de regering van Curaçao om te voldoen
aan de internationale verdragen en regelingen waaraan Curaçao gebonden
is. Dit vormde ook de grondslag voor het betreffende
ondersteuningsverzoek waar momenteel uitvoering aan gegeven wordt.

Vraag:

Kan kindermishandeling wettelijk worden verboden in Caribisch Nederland?

Antwoord:

Kindermishandeling is in Caribisch Nederland al strafbaar gesteld. Dit
volgt uit artikel 313 van het Wetboek van Strafrecht BES waarin
mishandeling strafbaar is gesteld en artikel 317 waarin is bepaald dat
de straf voor mishandeling met een derde kan worden verhoogd als het
slachtoffer een kind betreft.

Vraag:

Is de staatssecretaris bereid samen met de Staatssecretaris van
Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) Caribisch Nederland te
ondersteunen bij het verbeteren van de positie van mensen met een
beperking, en welk tijdspad ziet hij daarbij? 

Antwoord:

Het vorige kabinet heeft in 2016 laten onderzoeken in welke mate
wetgeving, beleid en praktijk op de BES al voldoen aan het VN-verdrag
Handicap en wat er op de korte en lange termijn nodig is voor
medegelding. Het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport
(VWS) zet in op concrete acties om mensen met een beperking
gelijkwaardig te kunnen laten participeren. De openbare lichamen hebben
in 2018 plannen ingediend om hiermee aan de slag te gaan.  

Het Ministerie van VWS blijft in gesprek met de eilanden over wat een
lange termijn aanpak zou moeten inhouden, maar de focus ligt nu op het
daadwerkelijk een verschil maken in de levens van mensen. Zo heeft het
Ministerie van VWS per 1 juli 2018 op Bonaire een zorgaanbieder
gecontracteerd die onderdelen van maatschappelijke ondersteuning
aanbiedt, zoals hulp in de huishouding, maaltijdvoorzieningen,
vervoer-op-maat en woningaanpassingen. Ook op Saba en Sint Eustatius
zijn verschillende (zorg) partijen (ziekenhuis, maar ook openbare
lichaam) aan de slag de gaan om dit ook op de Bovenwinden vorm te
geven.

 Motie aan de Minister van OCW (Kamerstukken II, 2018/19 30012, nr. 83).


Pagina  PAGE 19  van  NUMPAGES 19 

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Directie Financieel Economische Zaken

Datum

  DOCPROPERTY  "Datum"  \* MERGEFORMAT  9 oktober 2019 

Kenmerk

  DOCPROPERTY  "Kenmerk"  \* MERGEFORMAT  2019-0000533144 

> Retouradres Postbus 20011 2500 EA  Den Haag

  DOCPROPERTY  "Aan"  \* MERGEFORMAT  Aan de Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA  Den Haag 



	Datum	9 oktober 2019

Betreft	  DOCPROPERTY  "Onderwerp"  \* MERGEFORMAT  Antwoorden op vragen
gesteld tijdens de behandeling van de begroting Koninkrijksrelaties en
het BES-fonds 



	

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Directie Financieel Economische Zaken

Turfmarkt 147

Den Haag

Postbus 20011

2500 EA  Den Haag

Kenmerk

  DOCPROPERTY  "Kenmerk"  \* MERGEFORMAT  2019-0000533144 

Uw kenmerk

  DOCPROPERTY  "UwKenmerk"  \* MERGEFORMAT   

Pagina  PAGE 1  van  NUMPAGES 19