Lijst van vragen over de beleidsdoorlichting artikel 12 schatkistbankieren en betalingsverkeer Rijk (Kamerstuk 31935-53)
Beleidsdoorlichting Financiën
Lijst van vragen
Nummer: 2019D40075, datum: 2019-10-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2019D40075).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: M. Schukkink, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2019Z14475:
- Indiener: W.B. Hoekstra, minister van Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2019-09-04 13:55: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-09-11 10:30: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2019-10-09 14:00: Beleidsdoorlichting artikel 12 schatkistbankieren en betalingsverkeer Rijk (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Financiën
- 2020-01-15 14:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2019D40075 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Financiën heeft over de brief van de Minister van Financiën van 4 juli 2019 Beleidsdoorlichting artikel 12 schatkistbankieren en betalingsverkeer Rijk)» (Kamerstuk 31 935, nr. 53) de navolgende vragen ter beantwoording aan de Minister voorgelegd.
De voorzitter van de commissie,
Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie,
Schukkink
1 | Kunt u aangeven of, en zo ja, hoeveel verliezen decentrale overheden dan wel andere partijen die verplicht moeten schatkistbankieren hebben geleden vanwege de vrijheid om een eigen beleid te kunnen voeren met betrekking tot het uitzetten van overtollige middelen? |
2 | Kunt u kwantificeren in hoeverre risico's zijn verkleind sinds de invoering van verplicht schatkistbankieren? |
3 | Welke risico's ontstaan er wanneer het drempelbedrag wordt verhoogd? |
4 | Kunt u aangeven hoe een andere berekening van het drempelbedrag positief kan uitpakken voor individuele decentrale overheden? |
5 | Wanneer denkt u de administratieve lasten voor deelnemers aan schatkistbankieren te kunnen verlagen door middel van digitalisering van de processen? |
6 | Kunt u aangeven in hoeverre de administratieve lasten worden verlaagd door middel van de digitalisering van schatkistbankieren? |
7 | Kunt u aangeven hoeveel risico er minder wordt gelopen als gevolg van schatkistbankieren, indachtig het feit dat de beleidsdoorlichting spreekt over 17,8 miljard euro, maar de deelnemende sociale fondsen daarin niet zijn meegenomen? |
8 | Hoe kijkt u aan tegen de optie om alleen decentrale overheden met structureel overtollige middelen te verplichten? Wat zijn de gevolgen van een dergelijke optie? |
9 | Wanneer gaat u meer duidelijkheid geven over de gevolgen van het verhogen van het drempelbedrag, dan wel het veranderen van de manier waarop het drempelbedrag wordt berekend? |
10 | Wanneer kan een digitale schatkistbankierenomgeving geïmplementeerd worden? |
11 | Kunt u, naast op enkele (niet alle) verbetermaatregelen die aan de orde komen in de beleidsdoorlichting, ook ingaan op de andere verbetermaatregelen, zoals het minimumbedrag instellen bij verevening en saldoregulatie decentrale overheden? |
12 | Wat zijn de gevolgen van die langjarige lagere rente voor het verplicht schatkistbankieren van decentrale overheden, in financiële zin? |
13 | Wanneer gaat u de uitsluitingsgrond «ernstige beroepsfout» in het kader van de aanbesteding van het betalingsverkeer van het Rijk uitwerken? |
14 | In hoeverre vindt u het wenselijk dat het betalingsverkeer van het Rijk door buitenlandse partijen uit sommige landen, waarvan we liever niet afhankelijk willen zijn, wordt uitgevoerd? |
15 | Hoe kijkt u aan tegen de optie om het verplicht schatkistbankieren uit te breiden, bijvoorbeeld naar onderwijsinstellingen of alle publieke lichamen? Wat zouden de effecten (op de EMU-schuld/het EMU-saldo en op de lichamen zelf) zijn van deze optie? |
16 | Heeft u onderzoek gedaan naar manieren waarop decentrale overheden schatkistbankieren bewust of onbewust «ontwijken», bijvoorbeeld door het doen van kapitaalstortingen in deelnemingen? Acht u dergelijke vormen van het ontwijken van het schatkistbankieren onwenselijk? |
17 | Wat zijn de effecten van het verhogen van het (macro)drempelbedrag of op het EMU-saldo/de EMU-schuld met 10%? Wat zouden de effecten zijn van het afschaffen van het drempelbedrag? Hoeveel instellingen vallen bij een verhoging van het drempelbedrag geheel of gedeeltelijk buiten het verplicht schatkistbankieren? |
18 | Welke verdere mogelijkheden ziet u om de risico’s die decentrale overheden met geld lopen te beperken? |
19 | Welke decentrale overheden precies hebben het meeste geld «gestald» bij de schatkistbankierenfaciliteit? Welke het minst? Kan figuur 6 (pagina 27) uitgebreid worden? |
20 | Wat zouden de budgettaire effecten zijn als onderwijsinstellingen geen toegang meer hebben tot het vrijwillig schatkistbankieren, daar zij nu naar verwachting per saldo een voordeel ervaren? Indien dit niet bekend is, kan een inschatting gemaakt worden? |
21 | Kan een budgettaire sleutel gegeven worden voor de gehanteerde rentetarieven? Wat zouden de budgettaire effecten zijn als structureel een 0,1%-punt lagere of hogere rente gehanteerd wordt? Kan dit zowel voor de leenfaciliteit gegeven worden als voor het stallen van gelden in de schatkist? |
22 | Kunnen de gegevens over de rentevoordelen gecombineerd worden met het gebruik van schatkistbankieren? Welke publieke lichamen hebben het meeste «voordeel» van schatkistbankieren? Welke het minst? |