[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. het verslag Voorjaarsvergadering van de Wereldbankgroep van 11 tot en met 13 april 2019 in Washington

Vergaderingen Interim Committee en Development Committee

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2019D40623, datum: 2019-10-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-26234-230).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 26234 -230 Vergaderingen Interim Committee en Development Committee.

Onderdeel van zaak 2019Z19532:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

26 234 Vergaderingen Interim Committee en Development Committee

Nr. 230 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 17 oktober 2019

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 4 oktober 2019 over Inzet Jaarvergadering Wereldbankgroep 2019 (Kamerstuk 26 234, nr. 228) en over de brief van 15 mei 2019 over het Verslag Voorjaarsvergadering van de Wereldbankgroep van 11 tot en met 13 april 2019 in Washington (Kamerstuk 26 234, nr. 227).

De vragen en opmerkingen zijn op 9 oktober 2019 aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 11 oktober 2019 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
De Roon

De adjunct-griffier van de commissie,
Meijers

Algemeen

De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor haar brieven d.d. 15 mei en 4 oktober jl. over de vorige vergadering van de Wereldbank en de Nederlandse inzet bij de aanstaande Jaarvergadering van de Wereldbank. Dit jaar is het 75 jaar geleden dat werd besloten om de Wereldbank op te richten. Sindsdien heeft de Wereldbank veel belangrijk werk verricht op het gebied van armoedebestrijding. De leden van de VVD-fractie hebben naar aanleiding van de brieven van de Minister enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de Nederlandse inzet bij de Jaarvergadering van de Wereldbankgroep van 18 tot en met 20 oktober aanstaande. Zij onderschrijven het belang dat het kabinet hecht aan de Bank als middel in het realiseren van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDGs) voor 2030 en de internationale klimaatagenda. Helaas moeten de leden van de fractie van D66 constateren dat de noodzaak van het bestaan van de Wereldbank, gezien het aantal mensen dat wereldwijd onder de armoedegrens leeft, nog niet aan belang heeft ingeboet. Zij ondersteunen dan ook de proactieve inzet van Nederland op de (herstructurering van de) werkwijze en inzet van de Bank. Zeker gezien het feit dat de afgelopen jaren het multilaterale systeem steeds verder onder druk is komen te staan, hechten zij juist aan het behoud van belangrijke instrumenten als de Wereldbank om welzijn wereldwijd te vergroten en armoede wereldwijd te bestrijden. Grotendeels kunnen de aan het woord zijnde leden zich vinden in de Nederlandse inzet in de aankomende Jaarvergadering. De leden danken de regering daarbij voor de uitgebreide toelichting op het financieel overzicht van de Bank en de Nederlandse bijdrage eraan.

De leden hebben naar aanleiding van de inzet nog enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kamerbrief over de Nederlandse inzet bij de Jaarvergadering 2019 van de Wereldbankgroep. Deze leden ondersteunen de voorgenomen inzet in algemene zin, maar hebben nog wel een aantal vragen.

De leden van de SP-fractie hebben de onderliggende stukken gelezen en bestudeerd en hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

World Development Report 2020

De leden van de CDA-fractie menen met het kabinet dat er een belangrijke rol is weggelegd voor de private sector voor de verduurzaming van de waardeketen. Deze leden vragen de Minister om in het verslag van de jaarvergadering van de Bank de besproken best practices hierover mee te nemen.

1. Antwoord van het kabinet

In het verslag over de jaarvergadering van de Wereldbankgroep licht ik graag eventueel besproken best practices over de rol van de private sector in de verduurzaming van de waardeketen toe.

De Bank roept op om meer diepgaande handelsakkoorden te sluiten. Daarbij steunt het kabinet de oproep om daarin sectoren mee te nemen die tot op heden buiten de akkoorden bleven. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven om welke (nieuwe) akkoorden het gaat en om welke sectoren het gaat. Daarbij vragen deze leden de Minister ook of er naar een intensivering van handelsakkoorden met Afrika gekeken kan worden.

2. Antwoord van het kabinet

Het kabinet onderschrijft het standpunt van de Bank dat het voor een goede integratie van ontwikkelingslanden in mondiale waardeketens belangrijk is dat er naast handelsafspraken voor goederen, ook afspraken zijn gemaakt voor de dienstensector en investeringen. Het kabinet onderschrijft tevens het belang om relevante wet- en regelgeving op elkaar af te stemmen waar mogelijk, bijvoorbeeld op het gebied van belastingen, douaneprocedures, voedselveiligheid en intellectuele eigendomsrechten.

Om optimaal te profiteren van de voordelen van mondiale waardeketens is een voorwaarde dat de landen een duurzaam en inclusief sociaal-economisch beleid voeren. Het kabinet vindt het daarom belangrijk dat in een handelsakkoord ambitieuze afspraken staan over maatschappelijk verantwoord ondernemen en het naleven van internationale verdragen o.a. op het gebied milieu, klimaat, biodiversiteit en de ILO conventies.

Het sluiten van handelsakkoorden is een bevoegdheid van de EU. De EU heeft de afgelopen jaren handelsakkoorden gesloten met o.a. Vietnam, Japan, Zuid Korea waarin afspraken staan over bovengenoemde gebieden en een hoofdstuk over handel en duurzaamheid is opgenomen.

In het kader van de AfricaEuropAlliance is de Europese Commissie onlangs gesprekken begonnen met 5 Afrikaanse landen (Comoros, Madagascar, Mauritius, Seychellen en Zimbabwe) om de bestaande economische partnerschapovereenkomst, omvattend handel in goederen en ontwikkelingshulp, uit te breiden naar diensten, investeringen en het bevorderen van duurzame ontwikkeling.

Deze leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd om te lezen dat Nederland de Bank op zal roepen om zich meer in te zetten voor een duurzaam en inclusief productieproces. Hoe is de Minister van plan om concreet invulling te geven aan die oproep? Is het kabinet bijvoorbeeld bereid om de Wereldbank op te roepen tot een aanscherping van de criteria voor financiering van het bedrijfsleven vanuit de International Finance Corporation (IFC) op het gebied van duurzaamheid, mensenrechten en belastingontwijking?

3. Antwoord van het kabinet

Het kabinet zal in haar interventie tijdens de jaarvergadering van de Wereldbankgroep aandacht vragen voor het belang van de duurzaamheid en inclusiviteit van waardeketens. Nederland heeft over dit onderwerp regelmatig contact met de Wereldbank. Tevens zal de Wereldbank deelnemen aan een paneldiscussie tijdens de Leefbaar Loon Conferentie op 5 en 6 november 2019.

Het kabinet bepleit een grotere rol voor internationale afspraken over aanpak van belastingontwijking, fiscale gegevensuitwisseling en bestrijding van witwaspraktijken bij de projecttoetsing door IFC. Momenteel wordt het beleid van IFC met betrekking tot het gebruik van Offshore Financial Centres herzien. Daarbij pleit Nederland voor aanscherping van het beleid voor de projecttoetsing door IFC, onder meer door aansluiting bij de meest recente internationale standaarden voor de aanpak van belastingontwijking, zoals ontwikkeld in het Base Erosion and Profit Shifting (BEPS) project, en voor fiscale gegevensuitwisseling, zoals overeengekomen in het Global Forum on Transparency and Exchange of Information for Tax purposes. IFC loopt voorop met hoge milieu- en sociale standaarden waarvoor Nederland zich ook sterk heeft ingezet.

Ondanks recente stappen van het IFC om investeringen in vervuilende sectoren zoals steenkool uit te faseren, blijven er zorgen bestaan over investeringen van het IFC die direct of indirect (via investeringen in andere financiële instellingen) bijdragen aan klimaatverandering en verlies van biodiversiteit. Deelt het kabinet deze zorgen?

4. Antwoord van het kabinet

Het kabinet vraagt de Wereldbankgroep om ambitieus te zijn ten aanzien van klimaat en in het bijzonder de uitfasering van de financiering van fossiele brandstoffenprojecten. In lijn hiermee heeft IFC een klimaatfinancieringsdoelstelling van 32 procent als onderdeel van het kapitaalverhogingspakket opgenomen. Verder zal de Wereldbankgroep als eerste IFI, inclusief IFC, vanaf volgend jaar niet meer investeren in upstream olie- en gasprojecten. Bij de vorige jaarvergadering heeft IFC erkend dat er inderdaad nog indirect kolencentrales gefinancierd werden via investeringen van IFC in financiële instellingen. IFC heeft beleid aangekondigd om hier een eind aan te maken. Het kabinet verwelkomt deze aankondiging en volgt de uitvoering nauwlettend. Bovendien werkt Nederland met IFC samen in de ondersteuning van de vergroening van financiële instellingen in ontwikkelingslanden via het «30x30zero» initiatief, dat zich erop richt dat 30% van de financiering van de financiële instellingen in 2030 naar klimaat gaat en 0% naar kolencentrales.

De leden van de SP-fractie constateren dat uit de stukken blijkt dat de Wereldbank blijft vasthouden aan de ideologische kleur van weleer. Ondanks de ontkenning van de Minister tijdens het vorige Algemeen Overleg, menen de leden nog steeds een neoliberale koers waar te nemen in het beleid van de Wereldbank. Zo wordt gesteld dat de Wereldbank nog steeds een belangrijke plaats weggelegd ziet voor «integratie van ontwikkelingslanden in mondiale waardeketens als instrument voor ontwikkeling». Dit lijkt een verhulde pleidooi voor meer vrijhandel, aldus de leden van de SP-fractie. Kan de Minister dit bevestigen of ontkennen? Kan zij haar antwoord toelichten?

De leden van de SP-fractie stellen dat het idee dat de Minister in haar brief schrijft over de betekenis van de mondiale waardeketens voor ontwikkeling, namelijk «Zij kunnen een belangrijke stimulans voor economische groei en werkgelegenheid zijn. Ook betalen bedrijven die deelnemen aan mondiale waardeketens vaak hogere lonen en hebben deze relatief meer vrouwen in dienst.», achterhaald is aangezien deze ketens juist korter neigen te worden. De Minister spreekt veel bedrijven, gaat naar Davos en de Bilderberg conferenties, en spreekt CEO’s. Kan zij ook bevestigen dat mondiale waardeketens door politieke én technologische ontwikkelingen korter lijken te worden, en dat globalisering op zijn retour is, en dat het daarom gek is dat de Wereldbank er nog steeds zo positief over spreekt?

De leden van de SP-fractie stellen dat de economie van de toekomst helemaal niet richting mondiale waardeketens lijkt te gaan, maar juist richting meer lokale economieën. Dus waarom richt de Wereldbank zich dan nog steeds op een achterhaald denken, vragen deze leden zich af. Zij vragen om een reactie van de Minister.

5. Antwoord van het kabinet

De analyses van de Bank wijzen uit dat mondiale waardeketens nog altijd een belangrijke rol spelen in het kader van verhogen van de productiviteit en inkomens in ontwikkelingslanden. De Bank geeft aan dat dat vooral het gevolg is van verregaande specialisatie en de onderlinge vertrouwensband tussen bedrijven in de waardeketens.

De analyses wijzen ook uit dat de handel binnen waardeketens in relatieve zin iets is gedaald en dat wijst inderdaad op kortere waardeketens. Of dit een structurele daling betreft, zoals de SP-fractie opmerkt, is niet duidelijk. De huidige situatie kenmerkt zich door mondiale politieke spanningen die zich direct vertaald hebben in een toename van handels- en investeringsbarrières. Dat kan ook mede een verklaring zijn voor de daling in handel binnen waardeketens. Op langere termijn is volgens de Bank een trend naar verdere globalisering mogelijk. Dat draagt in principe bij tot hogere lonen, betere banen en toegang tot technologie voor ontwikkelingslanden. Een transparant wereldhandelssysteem is daarbij van essentieel belang, met name voor ontwikkelingslanden. Een stelling die door het kabinet wordt onderschreven.

Daarmee is niet gezegd dat het kabinet alleen maar positieve ontwikkelingen ziet. Het kabinet is zich bewust van het feit dat verregaande integratie via waardeketens, en daarbij maakt het niet uit of deze kort of lang zijn, negatieve effecten kan hebben voor de inclusiviteit en duurzaamheid. Het is dan ook noodzakelijk flankerend beleid in te zetten om negatieve effecten te vermijden. De Bank geeft dat ook aan in haar rapport, hetgeen door het kabinet wordt onderschreven.

Wat dit allemaal nog kwalijker maakt is dat het beleid van de Wereldbank niet in staat is geweest de schuldenlast voor lage- en middeninkomenslanden te verminderen, zo kunnen de leden van de SP-fractie lezen in de stukken. Sterker nog, er is een toenemende groep landen die een «toegenomen kwetsbaarheid [...] voor risico’s op het terrein van schuldenhoudbaarheid» eraan overhoudt. De leden van de SP fractie vragen zich af wat dit precies betekent? Zijn er ontwikkelingslanden waarvan de schuldenberg alleen maar toeneemt? Wat is het effect daarvan op de armoedebestrijding? Is armoedebestrijding niet de allerbelangrijkste doelstelling van de Wereldbank? Zo ja, dan willen de leden van de SP-fractie graag een grondige analyse van de oorzaken voor het falen in deze doelstelling. Is de Minister het met de leden van de SP-fractie eens dat er eerst een analyse moet zijn van de oorzaken voor de toegenomen schulden, alvorens de inzet van de Wereldbank te onderschrijven die stelt dat ze haar eigen instrumenten «nog sterker» moet inzetten? Is de Minister bereid te onderzoeken of er andere, mogelijk effectievere, methodes zijn om de schulden te verminderen, met als gevolg minder armoede, dan op dit moment wordt gevoerd?

6. Antwoord van het kabinet

Zoals aangegeven in mijn brief aan de Kamer deelt het kabinet de zorgen over het aanzienlijke aantal landen, met name arme en fragiele landen, die problemen hebben aangaande de houdbaarheid van hun schulden. Hoewel de armoede in deze landen onderdeel is van een brede problematiek, waarvoor de Wereldbankgroep terecht een divers palet aan beleid en instrumenten inzet, is een ernstige schuldensituatie zeker niet bevorderlijk voor armoedebestrijding. Het kabinet is dan ook blij met de grote aandacht die de Wereldbankgroep geeft aan het voorkomen en verminderen van schulden, onder meer door het uitsluitend verstrekken van schenkingen (i.p.v. zeer concessionele leningen) aan de meest verschuldigde landen, het actief ondersteunen van schuldenmanagement van landen met Technische Assistentie (TA) en het verhogen van inzicht in en transparantie van de eigen schuldensituatie van landen. Tegelijkertijd zet het kabinet in op een verdere versterking van dit beleid, onder meer door intensivering van de TA, het verstrekken van meer financiering in lokale valuta, beloning van goed schuldenmanagement en verstandig inleenbeleid bij de allocatie van schenkingen en intensivering van de dialoog met (niet traditionele) crediteuren over de door hen gehanteerde voorwaarden.

In dit kader verbaast het de leden van de SP-fractie in het bijzonder dat het kabinet de oproep van de Wereldbank om meer diepgaande internationale handelsakkoorden te sluiten onderschrijft en ondersteunt. De leden van de SP-fractie wijzen op het groeiende verzet tegen o.a. CETA en het Mercosur-verdrag. De leden van de SP-fractie vragen zich dan ook af of het niet bevorderend voor het draagvlak voor de Wereldbank zou zijn als zij zich neutraler op zouden stellen in dit soort politiek beladen discussies. Is de Minister van plan de Wereldbank hierop te wijzen, of komt het haar wel goed uit dat de politieke kleur van de Wereldbank overeen lijkt te komen met die van haar, vragen de leden van de SP-fractie zich af. Een kritische houding op dit punt zou passen bij de inzet van het kabinet om de Wereldbank op te roepen om meer aandacht te hebben voor de verduurzaming van waardeketens, en zich in haar beleidsdialoog en ander werk op dit terrein in te zetten voor een duurzaam en inclusief productieproces met respect voor mensenrechten en gelijkheid van kansen op eerlijk werk en een leefbaar loon. De leden van de SP-fractie steunen de inzet van de Minister op dit punt, maar benadrukken dat verduurzaming van de waardeketen vaak ook verkorting kan betekenen, wat dus ook steeds vaker gebeurt. Is de Minister dit met de leden van de SP-fractie eens, en is zij bereid dit te benadrukken tijdens de vergadering?

7. Antwoord van het kabinet

Het kabinet onderschrijft het belang voor een op regels gebaseerd mondiaal handelssysteem. Ook ontwikkelingslanden hebben baat bij een transparant, voorspelbaar en op regelgeving gebaseerd handelssysteem. Als relatief kleine economische spelers zijn ze extra kwetsbaar voor protectionistische handelsmaatregelen en handelsspanningen. Het kabinet zet daarbij ook in op ambitieuze afspraken op het gebied van duurzaamheid in handelsakkoorden en de naleving daarvan. Nederland zal de Bank op het belang wijzen van afspraken over duurzaamheid in de discussie over de rol van mondiale waardenketens om armoede te bestrijden.

Het kabinet is daarom blij te lezen dat de Wereldbankgroep het belang van duurzaamheid in haar rapport benadrukt en overheden oproept om hun verantwoordelijkheid te nemen in het vaststellen van handhaven van goed beleid, zoals effectieve arbeidswetgeving. In de verduurzaming van een waardeketen zijn partijen vaak geholpen met transparantie en traceerbaarheid naar de productielocatie. Hoe dit in de praktijk uitpakt is context- en ketenspecifiek. Een korte keten kan hierbij instrumenteel zijn, maar kan ook ontwikkelingslanden de kans ontnemen om zelf waarde toe te voegen in een keten. Het kabinet stuurt daarom primair op verduurzaming van de gehele keten, ongeacht de lengte.

Nederland roept de Bank op, zo schrijft de Minister, «om meer aandacht te hebben voor demografische ontwikkelingen (sterke bevolkingsgroei), en daarbij ook het beleid op gender en op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) te betrekken». Tot welke inzet roept de Minister de Wereldbank op, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Wat wil ze dat de Wereldbank concreet doet?

8. Antwoord van het kabinet

Met deze oproep wil Nederland dat de Wereldbankgroep blijvende aandacht besteedt aan gendergelijkheid, in het bijzonder aan demografische ontwikkelingen en SRGR. Dit zijn geen nieuwe thema’s voor de Wereldbankgroep, maar het is wel nodig om consequent aandacht te vragen voor het feit dat vrouwen en meisjes niet altijd keuzevrijheid hebben om zelf te bepalen wanneer en of zij zwanger worden. De boodschap van het kabinet is dat dit hen kan beletten om volwaardig deel te nemen aan de maatschappij en waarmee zij niet volledig kunnen profiteren van economische transformatie en/of niet volledig kunnen bijdragen aan het human capital.

Nederland agendeerde recent binnen de Global Financing Facility samen met Canada het belang van aandacht voor gender binnen gezondheid en al eerder heeft Nederland actief bijgedragen aan het Wereldbankgroep-beleid op SRGR voor adolescenten.

Deelt de Minister ook de prioriteiten van David Malpass, zoals infrastructuur en werkgelegenheid?

9. Antwoord van het kabinet

President Malpass heeft zich gecommitteerd aan de voor zijn aantreden vastgelegde strategie van de Wereldbank, de Duurzame Ontwikkelingsdoelen, het Klimaatakkoord van Parijs en de twee hoofddoelstellingen van de Wereldbankgroep, te weten het beëindigen van extreme armoede in 2030 en het bevorderen van gedeelde welvaart. Voor het kabinet is het van belang dat ook onder deze President de samenwerking en partnerschappen met de Wereldbank op de voor Nederland prioritaire terreinen (zoals fragiliteit, menselijk kapitaal, klimaat, gender) kan worden voortgezet. Voorts onderschrijft het kabinet dat duurzame infrastructuur en werkgelegenheid, vooral ook voor jongeren en vrouwen, belangrijke doelstellingen zijn van de Wereldbankgroep.

Kan de Minister aangeven of de afweging bij de selectieve kapitaalverhoging van IFC in 2010, dat wil zeggen het afzien van deelname door Nederland om ruimte te geven aan opkomende economieën om hun aandeel binnen IFC te vergroten, ook een rol speelt bij het bepalen van de hoogte van de Nederlandse inbreng bij IDA19? Kan de Minister inzichtelijk maken in hoeverre het feit dat IDA inmiddels zelf ook financiering op de kapitaalmarkt ophaalt gevolg heeft voor de hoogte van de Nederlandse inbreng bij IDA19?

10. Antwoord van het kabinet

Het kabinet beschouwt deelname aan de kapitaalverhoging van IFC, het private sectoronderdeel van de Wereldbankgroep, en de middelenaanvulling van IDA, het onderdeel van de Wereldbankgroep voor lage inkomenslanden, als afzonderlijke trajecten met eigen afwegingen en bijbehorende (budgettaire) trajecten. Het aandeel van landen in de selectieve kapitaalverhogingen van IBRD en IFC is gebaseerd op de door de aandeelhouders van de WBG gemaakte afspraken om via de vijfjaarlijkse IBRD/IFC Shareholding Reviews de verhoudingen binnen de IBRD en IFC beter te laten aansluiten op de veranderende verhoudingen in de wereldeconomie en hierbij recht te doen aan de positie van ontwikkelingslanden binnen de Bank.

Dit speelt geen rol bij het bepalen van de hoogte van de Nederlandse bijdrage aan IDA19. Gezien de in de Kamerbrief geschetste mondiale uitdagingen, het belang om de SDGs te halen en de daarmee samenhangende grote behoefte aan concessionele middelen voor de armste landen, zet Nederland net als het IDA-management en andere donoren – erop in dat alle IDA-donoren optimaal bijdragen aan de 19e middelenaanvulling. Evenwichtige bijdragen van donoren zijn daarnaast ook een essentiële factor in de AAA-rating die IDA van de grote rating agencies heeft gekregen, waarmee het tegen gunstige voorwaarden kan lenen op de kapitaalmarkt, en zo een hefboomwerking kan bereiken op de donorbijdragen. Daarbij bepleit Nederland overigens dat ook opkomende markten of zogeheten nieuwe donoren geleidelijk naar vermogen en draagkracht bijdragen aan IDA.

Het productiepotentieel van jonge Afrikanen is schrikbarend laag, namelijk rond de veertig tot vijftig procent. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om aan te geven hoe met het huidige Nederlandse beleid deze productiviteit verhoogd wordt en de conclusies hieromtrent tijdens deze jaarvergadering van de Bank op te nemen in het verslag.

11. Antwoord van het kabinet

Nederland deelt de analyse van de Wereldbankgroep dat er een gat dreigt te ontstaan tussen beschikbare banen en het aantal werknemers dat de arbeidsmarkt instroomt. Economische transformatie, met name aandacht voor de private sector, is daarom cruciaal.

De Afrikaanse economie kan enorm profiteren van digitalisering, maar alleen als er snel en voldoende wordt geïnvesteerd in kritieke randvoorwaarden zoals onderwijs en ondernemerschap. Hiermee onderbouwt de Bank de urgentie en de prioriteiten van de Digitale Agenda voor BHOS (mei 2019) en het WBG initiatief Digital Moonshot Africa, dat als doel heeft om elk individu, bedrijf en overheid in Afrika tegen 2030 digitaal te verbinden, om zo de economie te laten groeien, banen te creëren en armoede te bestrijden. In dit kader is ook het Human Capital Project van de WBG essentieel.

De Afrikaanse context is uniek door het hoge percentage laagopgeleiden en de geringe omvang van de formele economie. Daarom zouden investeringen ook de productiviteit van de informele sector ten goede moeten komen.

In het verslag aan de Kamer zal ingegaan worden op het verloop van de discussies over menselijk kapitaal en economische transformatie tijdens de Jaarvergadering.

De Bank beschrijft dat de ontwikkelingslanden een economische transformatie moeten doormaken. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister wat hier precies onder wordt verstaan en op welke manier Nederland bijdraagt aan deze transformatie.

12. Antwoord van het kabinet

Economische transformatie vindt plaats wanneer de inzet van de beroepsbevolking en middelen in een land verschuiven naar activiteiten met hogere productiviteit binnen en tussen sectoren en bedrijven. Dit is essentieel voor het op een duurzame manier creëren van kwalitatief hoogwaardigere banen op grotere schaal. De lijst aan mogelijke beleidsmaatregelen om economische transformatie te realiseren is lang en de optimale mix hangt af van elke specifieke landencontext. Wel is een gemeenschappelijke factor dat het bevorderen van duurzame groei van de private sector essentieel is, gefaciliteerd door een effectieve publieke sector. Mede daarom zet Nederland er binnen de IDA19-onderhandelingen op in dat «werkgelegenheid en economische transformatie» een apart prioritair thema blijft binnen IDA, dat er verdere aanscherpingen komen op het prioritaire thema governance, dat het private sectorloket binnen IDA wordt voorgezet, en dat menselijk kapitaal en technologie nieuwe dwarsdoorsnijdende thema’s worden binnen IDA. De Wereldbankgroep is goed gepositioneerd om enerzijds data en analyses en anderzijds beleidsadvies en financieringsinstrumenten bij elkaar te brengen.

Op alle beleidsrelevante Nederlandse OS-thema’s speelt de Bank een leidende rol. Dat resulteert in de meeste gevallen ook in intensieve samenwerking. Nederland werkt bijvoorbeeld intensief samen met de WBG op private sector terrein, in het bijzonder met IFC. Nederland zet bilateraal actief in op o.a. de vaardigheden van jongeren in Afrika om de aansluiting van jongeren op de arbeidsmarkt te verbeteren en op baancreatie omdat er een gat dreigt te ontstaan tussen beschikbare banen en het aantal jongeren dat de arbeidsmarkt instroomt. Dit doet Nederland o.a. via de programma’s Nexus Onderwijs en Werk voor Jongeren en het Challenge Fund for Youth Employment in de MENA-regio, de Sahel en de Hoorn van Afrika.

Zo stelt de Minister in haar brief dat het nodig is dat landen wereldwijd de betrokkenheid van burgers bij overheidsbeleid en de verantwoording door de overheid moeten versterken. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre dat prioriteit heeft in ontwikkelingslanden, of dat dit juist betrekking heeft op de westerse landen, en welke suggesties de Minister kan doen om dit te realiseren.

13. Antwoord van het kabinet

Zoals uiteengezet in de BHOS-nota 2018 Investeren in Perspectief (Kamerstuk 34 952, nr. 1), is de inzet voor de betrokkenheid van burgers bij overheidsbeleid en de verantwoording door de overheid belangrijk voor het versterken van de legitimiteit van bestuur. Juist ook in ontwikkelingslanden, en in het bijzonder in fragiele staten en landen in (post-)conflict, is dit van belang om het uiteenvallen van landen en samenlevingen te helpen voorkomen.

De Wereldbankgroep besteedt daarom aandacht in haar werk met klantlanden aan het opbouwen van inclusieve instituties die verantwoording afleggen. Dit gebeurt zowel op landenniveau, zoals neergelegd in de landenstrategieën, als meer in het algemeen in de Governance Global Practice. Het kabinet zet er tevens op in dat goed bestuur en instituties een prioritair thema blijft in IDA19.

In 2030 zal naar verwachting 80 procent van de allerarmsten in sub Sahara Afrika wonen, constateert de Bank. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om er bij de Wereldbank op aan te dringen om op korte termijn een strategie te ontwikkelen om deze ontwikkeling tegen te gaan.

14. Antwoord van het kabinet

De missie van de Wereldbankgroep is het beëindigen van extreme armoede en het bevorderen van gedeelde welvaart. Dat wil zeggen dat een zeer groot deel van de operaties van de Bank direct of indirect gericht is op het verminderen van armoede. Sub-Sahara Afrika neemt hierbij vanzelfsprekend een belangrijke plaats in, vooral binnen IDA, het zachte loket van de Bank. Mede op aandrang van Nederland zet de Bank al enige tijd in op een aantal specifieke programma’s en beleidslijnen die van bijzonder belang zijn van Afrika. Zo is bekend dat de armoede in Afrika zich in toenemende mate concentreert in fragiele staten. De Wereldbankgroep werkt daarom op dit moment aan een specifieke strategie voor een effectieve inzet van de Bank in fragiele staten. Deze wordt naar verwachting eind dit jaar afgerond. Nederland is hier actief bij betrokken en zet zich ervoor in dat deze strategie voldoende ambitieus, concreet en operationeel wordt. Naast algemene beleidslijnen, zoals gedegen analyses van de grondoorzaken van fragiliteit en een vertaling daarvan in de operaties van de Bank/IDA, gaat het ook om hele praktische zaken als het bevorderen van prikkels voor WBG-medewerkers om in deze gebieden te werken en het bevorderen van nauwere samenwerking met de VN. Ook in IDA-19 zet het kabinet erop in dat er nog meer aandacht komt voor preventie van conflicten, onder andere door een specifieke allocatie om landen te ondersteunen bij maatregelen ter voorkoming van (escalatie van) conflicten. Verder zet het kabinet erop in dat het IDA-loket voor regionale projecten zich voor minimaal driekwart zal richten op Afrika, en in het bijzonder op de Sahel en de hoorn van Afrika. Een ander belangrijk voorbeeld is het Wereldbankgroep initiatief Digital Moonshot Africa, dat als doel heeft om elk individu, bedrijf en overheid in Afrika tegen 2030 digitaal te verbinden, om zo de economie te laten groeien, banen te creëren en armoede te bestrijden.

Jobs and Economic Transformation

De leden van de D66-fractie zijn positief over het agendapunt «Jobs and Economic Transformation». Zij delen de analyse van de Wereldbank dat er een gat dreigt te ontstaan tussen beschikbare banen en het aantal werknemers dat de arbeidsmarkt instroomt. Een economische transformatie is daarom cruciaal en daarvoor is, zoals het kabinet terecht noemt, de rol van de private sector belangrijk. De leden wijzen daarbij tevens naar de al bestaande hoge werkloosheid onder jongeren in niet alleen lage-inkomenslanden, maar ook middeninkomenslanden die met deze problematiek te kampen hebben. Zij hadden echter meer concrete stappen van de Wereldbank op dit punt verwacht. De discussie tijdens de Jaarvergadering is een eerste stap in het ontwikkelen van een bredere strategie, zo lezen zij, maar is de regering bereid hier in te zetten op meer concretisering en – met name – meer actie op dit punt? Zeker omdat, zoals de regering terecht noemt, de Bank hiertoe goed gepositioneerd is. De leden zien graag een meer proactieve en concrete agenda op dit punt. Deze leden ontvangen hierop graag een reactie.

De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven de kabinetsinzet op het beter integreren van het onderwerp Jobs and Economic Transformation in het werk van de Bank. De private sector speelt uiteraard een belangrijke rol, zoals de Minister beschrijft. Is het kabinet het er echter mee eens dat de rol van de publieke sector verder gaat dan slechts het faciliteren van de private sector en dat een duidelijke industriepolitiek cruciaal is voor het op gang brengen van een inclusieve economische transformatie in ontwikkelingslanden? Is zij bereid om hier aandacht voor te vragen in de bredere strategie die de Bank zal ontwikkelen op dit thema?

15. Antwoord van het kabinet

Zoals ook aangegeven in mijn brief aan de Kamer dient ook in ontwikkelingslanden een goede balans gevonden te worden tussen de rol van de overheid als werkgever en verlener van primaire diensten enerzijds en het faciliteren van een goed functionerende private sector anderzijds. Bij dit laatste gaat het zeker niet alleen om het wegnemen van obstakels voor een goede marktwerking, maar ook om het gebruik van o.a. regelgeving en fiscale maatregelen voor het actief bevorderen van een innovatieve, levensvatbare, duurzame en inclusieve bedrijfssector. Naar de mening van het kabinet moet echter tegelijkertijd – vooral ook in veel ontwikkelingslanden – gewaakt worden voor een te dirigistische centraal gestuurde economische politiek die juist afbreuk kan doen aan genoemde doelstellingen.

Herziening stemrechtraamwerk en Negentiende middelenaanvulling van IDA

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de Nederlandse prioriteiten bij de onderhandelingen over de aanstaande middelenaanvulling van de Wereldbank, IDA19, onvoldoende afgebakend zijn. In de brief noemt de Minister klimaat, fragiliteit, onderwijs en private sectorontwikkeling als haar prioriteiten. Welke thema’s zijn voor haar niet prioritair? Thema’s zijn immers pas prioritair wanneer andere dat niet zijn. Daarnaast valt het de genoemde leden op dat er licht zit tussen deze prioriteiten en de prioriteiten van het beleid voor ontwikkelingssamenwerking zoals geformuleerd in het regeerakkoord. Hoe verklaart de Minister dat?

16. Antwoord van het kabinet

De thema’s klimaat, fragiliteit, onderwijs en private sectorontwikkeling zijn onlosmakelijk verbonden met de inzet van het Nederlandse kabinet zoals uiteengezet in de BHOS-nota 2018 Investeren in Perspectief, namelijk het voorkomen van conflict en instabiliteit, het verminderen van armoede en maatschappelijke ongelijkheid en het bevorderen van inclusieve groei en klimaatactie wereldwijd. Deze doelstellingen zijn gericht op de bestrijding van de grondoorzaken van armoede, migratie, terreur en klimaatverandering, in lijn met het regeerakkoord. Nederland is in dit kader dan ook actief betrokken bij de ontwikkeling van de strategie voor de Wereldbankgroep voor haar activiteiten in fragiele staten en landen in conflict. Tevens zet Nederland erop in dat het IDA-loket voor regionale projecten zich voor minimaal driekwart zal richten op Afrika, en in het bijzonder op de Sahel en de Hoorn van Afrika, focusregio’s voor Nederland.

De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse de agendapunten rondom de International Development Association (IDA) gelezen, zowel de herziening van het stemrechtraamwerk als de inzet voor de negentiende middelenaanvulling. De leden zijn benieuwd, met het oog op het eerste punt, of de regering de haalbaarheid van de voorgestelde herziening kan schetsen? Wat is hierin het speelveld en welke obstakels om tot de voorgestelde herziening te komen ziet de regering? Kan de regering tevens het speelveld schetsen voor de onderhandelingen betreffende de negentiende middelenaanvulling van IDA?

17. Antwoord van het kabinet

Het IDA stemrechtensysteem is complex en is sinds 1971 niet herzien. Deze complexiteit komt voor een groot deel voort uit het tweeledige doel van het systeem, waar ook Nederland belang aan hecht: (i) stemrecht geven aan IDA-donoren («Part I-landen», hoge inkomenslanden) en hun relatieve bijdragen reflecteren, en (ii) stemrecht behouden voor de overige landen («Part II-landen», vooral lagere inkomenslanden). Verschillende pogingen om dit systeem te herzien strandden onder meer vanwege deze complexiteit.

Nederland is een voorstander van de voorgestelde herziening met inachtneming van de leidende principes, maar beseft ook dat dit geen gemakkelijke opgave zal zijn. Naast de complexiteit heeft dit te maken met het krachtenveld. Naast veel voorstanders zijn er naar verwachting ook landen die deze herziening geen warm hart zullen toedragen, waaronder naar verwachting met name landen die een nadeel (denken te) kunnen ondervinden van de herziening. Dit zijn vooral inmiddels welvarender geworden landen die in dit systeem nog altijd als Part II worden geclassificeerd. Onder het huidige systeem kunnen deze landen namelijk hun stemgewicht handhaven zonder substantiële (verhoging van hun) bijdragen aan IDA.

De huidige voorgestelde vormgeving voor de herziening vergroot echter de kans op een succes, onder meer vanwege de in de Kamerbrief genoemde principes die als basis dienen voor de herziening. Een breede consensus hierover op politiek niveau in het Development Committee zou voor extra draagvlak kunnen zorgen. Daarnaast zal Nederland pleiten voor een duidelijk tijdspad voor de herziening en goede communicatie gedurende het herzieningsproces. Ook zal Nederland druk houden op de uitvoering van de herziening in de Raad van Bewindvoerders van de WBG.

De leden van de GroenLinks-fractie ondersteunen de inzet van Nederland op behoud van de bestaande thematische speerpunten (fragiliteit, klimaat, gender, werkgelegenheid en bestuur) onder IDA19. Wel hebben zij nog een vraag op het gebied van klimaat. De brief gaat in op hernieuwbare energie en adaptatie. In hoeverre is er ook aandacht voor biodiversiteit en verdient dit thema niet een apart speerpunt?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook of de Minister bij de Bank wil pleiten voor het opstellen van een Wereldbank-brede strategie op het gebied van biodiversiteit en ecosystemen, zodat de Bank zo goed als mogelijk kan bijdragen aan het ondersteunen van partnerlanden bij inclusief beheer en behoud van cruciale ecosystemen.

18. Antwoord van het kabinet

De wereldwijde achteruitgang van biodiversiteit is inderdaad reden tot grote zorg. Zoals deze week toegezegd aan uw Kamer, zal ik u samen met mijn collega van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in een separate brief nader informeren over de versterkte internationale inzet op biodiversiteit. Hierin zal ook de inzet ten aanzien van de Wereldbankgroep worden meegenomen. Naar verwachting zal IDA19 landen meer steunen met meer nature-based solutions in hun NDCs en helpen met de voorbereiding van nationale biodiversiteitsstrategieën en actieplannen. Ook zullen biodiversiteit en ecosystemen worden versterkt als onderdeel van de bredere klimaatadaptatiestrategie.

Overig

De leden van de VVD-fractie hechten veel waarde aan transparantie en controleerbaarheid van de uitgaven op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Tijdens het vorige algemeen overleg over de Wereldbank van 4 april jl. (Kamerstuk 26 234, nr. 225) heeft de Minister de toezegging gedaan om bij de Wereldbank na te gaan of er meer gedaan kan worden om de toegankelijkheid van informatie die aan derden beschikbaar wordt gesteld over de uitgaven van de Wereldbank te vergroten. Hier is zij in haar brieven van 15 mei en 4 oktober jl. niet meer op terug gekomen. Deelt de Minister de mening dat meer transparantie over de uitgaven van de Wereldbank noodzakelijk is? Hoe gaat zij vorm geven aan haar toezegging om hier bij de Wereldbank op aan te dringen?

19. Antwoord van het kabinet

De toezegging uit het algemeen overleg van 4 april jl. is gestand gedaan met de Bijlage bij de Kamerbrief waarin financieel overzicht van de Wereldbankgroep wordt gegeven. Het Access to information-beleid van de Wereldbankgroep dat in 2010 werd vastgesteld kan als baanbrekend worden aangemerkt. Sinds 2015 overstijgt de Wereldbankgroep de vereisten van het Aid International Transparency Initiative (IATI). In de Aid Transparency Index van 2018 staat de Wereldbankgroep in de hoogste categorie van performers, op plek 6 met een score van 88%.

De leden van de VVD-fractie hebben zorgen over het leengedrag van China bij de Wereldbank. China wordt niet genoemd in de inzetbrief, maar wat de leden van de VVD-fractie betreft kan China niet ontbreken in een overleg over de Wereldbank. De genoemde leden kunnen zich dan ook goed vinden in de eerdere uitspraken van David Malpass, de nieuwe president van de Bank, die stelt dat de Wereldbank haar relatie met China moet herzien. China leent immers nog altijd tegen zeer gunstige tarieven veel geld bij de Wereldbank. De leden van de VVD-fractie begrijpen dat het gaat om miljarden per jaar. Kan de Minister inzichtelijk maken hoeveel geld China jaarlijks van de Wereldbank ontvangt?

De leden van de VVD-fractie vinden het extra bevreemdend dat China zo veel geld tegen zulke gunstige tarieven mag lenen wanneer de cijfers over de rol van China als uitlenende partij onder de loep genomen worden. Bekend is dat China aan ontwikkelingslanden overal ter wereld met behulp van schimmige constructies leningen verstrekt voor bijvoorbeeld infrastructuur. Deze leningen brengen deze ontwikkelingslanden dan vaak in de financiële problemen, waarna de Wereldbank vervolgens weer de reddende hand mag komen bieden. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister of zij het redelijk vindt dat de grootste uitlener van geld ter wereld nog zo veel mag lenen bij de Wereldbank. Ziet de Minister de ontwikkelingsstatus van China en de onterechte voordelen die China op dit moment geniet niet als probleem? Wat is de inzet van de Minister ten aanzien van de herevaluatie van de ontwikkelingsstatus van China in het kader van de nieuwe landenstrategie van de Wereldbank? Is zij voornemens de rol van China te adresseren en coalities te smeden om een einde te maken aan het ten onrechte behandelen van China als een ontwikkelingsland om zo de concurrentiepositie van de Nederlandse economie te beschermen?

20. Antwoord van het kabinet

De Wereldbankgroep deelt landen in vier inkomensgroepen in: laag, laag-midden, hoog-midden en hoog. China heeft dus geen «ontwikkelingsstatus» bij de Bank, maar wordt geclassificeerd als hoog-middeninkomensland. De International Bank for Reconstruction and Development (IBRD) is het onderdeel van de Wereldbankgroep voor midden-inkomenslanden.

Het kabinet is er voorstander van dat de IBRD ook nog in hoge-middeninkomenslanden investeert, zolang deze landen nog niet voldoen aan alle criteria voor graduatie als lenend land van IBRD (d.w.z. niet langer in aanmerking komen voor leningen). Veel hoge middeninkomenslanden hebben nog ontwikkelingsuitdagingen waar de expertise van de Wereldbankgroep meerwaarde kan bieden, bijvoorbeeld t.a.v. sociale en milieustandaarden, institutionele zwaktes, risicomanagement en projectstructurering. De internationale gemeenschap heeft er belang bij dat deze problemen worden geadresseerd. Ook is lenen aan deze landen belangrijk voor risicospreiding op de balans van de Bank en gaat het zodoende niet ten koste van andere kredietnemers.

Het kabinet is er tevens voorstander van dat de schaarse publieke middelen maximaal worden ingezet waar deze meest nodig en additioneel zijn. Daarom is – in lijn met de Nederlandse inzet – bij het vorig jaar overeengekomen kapitaalverhogingspakket voor de IBRD afgesproken dat een groter deel van de totale IBRD-financiering naar lagere middeninkomenslanden gaat. Ook zijn de prijzen voor leningen aan rijkere middeninkomenslanden omhoog gegaan (prijsdifferentiatie). Verder is afgesproken dat investeringen in hoge-middeninkomenslanden selectiever worden, bijvoorbeeld voor institutionele verbeteringen en mondiale en regionale publieke goederen, zoals klimaat. Dit past tevens bij de inzet op een eerlijk leenbeleid van Internationale Financiële Instellingen, zoals geformuleerd in de beleidsnotitie «Nederland-China: een nieuwe balans» (Kamerstuk 35 207, nr. 1).

De afgelopen jaren heeft de IBRD gemiddeld rond de USD 2 miljard per jaar aan leningen gecommitteerd aan China. Momenteel werkt de Wereldbankgroep aan een nieuwe landenstrategie voor China. De verwachting is dat deze, in lijn met het kapitaalverhogingspakket en de Nederlandse inzet, nog meer selectiviteit en een aanzienlijke daling van het leenvolume zal behelzen.

Tenslotte vragen de leden van de CDA-fractie de Minister of de status van China als ontwikkelingsland op enig moment tijdens deze vergadering besproken wordt. Wanneer dat het geval is vragen de leden de Minister om er op in te zetten dat China behandeld wordt als een ontwikkeld land. Wanneer dat niet het geval is vragen de leden de Minister dit waar mogelijk te adresseren.

21.Antwoord van het kabinet

De Wereldbankgroep kent aan geen enkel land de status «ontwikkelingsland» toe. De WBG deelt landen in vier inkomensgroepen in, (op basis van BNI per hoofd van de bevolking): laag, laag-midden, hoog-midden en hoog. De Wereldbankgroep classificeert China als hoog-middeninkomensland.

De leden van de D66-fractie herinneren zich een recente studie van de Wereldbank genaamd «Women, Business and the Law», over aantoonbare juridische obstakels voor vrouwen in landen over de gehele wereld. Om precies te zijn was volgens de studie in 187 landen sprake van genderdiscriminatie als het gaat om gelijke salarissen tussen mannen en vrouwen. De aan het woord zijnde leden vinden dit vanzelfsprekend resultaten waar zo snel mogelijk verandering in gebracht moet worden. De leden zijn daarom benieuwd wat de opvolging van deze studie is geweest en in hoeverre dit punt ook tijdens de komende Jaarvergadering besproken zal worden? Aangezien het niet specifiek op de agenda staat, is Nederland bereid dit punt alsnog op enige wijze in te brengen in de Jaarvergadering? De leden vragen dit tevens met het oog op de belangrijke plaats die gender heeft in de beleidsnota van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

22. Antwoord van het kabinet

Gendergelijkheid en vrouwenrechten is een dwarsdoorsnijdend thema bij de Wereldbankgroep net zoals in het Nederlandse BHOS beleid. De gendermainstreaming strategie van de Wereldbankgroep ligt hieraan ten grondslag. Gendergelijkheid zal bijvoorbeeld worden meegenomen bij de bespreking van het human capital project en de inzet van de Wereldbankgroep op jobs and economic transformation. Nederland neemt gender niet alleen als dwarsdoorsnijdend thema mee tijdens de jaarvergadering, maar ook in bilaterale besprekingen.

De studie «Women, Business and the Law» staat niet specifiek op de agenda, maar bevindingen in dit rapport worden meegenomen in de voorbereiding van de Nederlandse inzet en tijdens de besprekingen in de vergadering. Deze studie geeft goed inzicht in hoe ongelijkheid tot stand komt, in stand wordt gehouden en nog belangrijker waar mogelijkheden zijn om ongelijkheid te verminderen. Door periodieke updates van deze studie is het ook mogelijk om te zien waar veranderingen in wet- en regelgeving hebben plaatsgevonden. Deze gegevens worden gebruikt om inhoudelijke discussies te kunnen voeren tijdens de vergadering, gestoeld op feiten. Bijvoorbeeld in de discussie over hoe economische transformatie kan bijdragen aan het scheppen van banen, is het cruciaal om te weten waar obstakels zitten voor vrouwen om te kunnen werken.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook of de Minister bij de Bank wil pleiten voor het opstellen van een Wereldbank-brede strategie op het gebied van biodiversiteit en ecosystemen, zodat de Bank zo goed als mogelijk kan bijdragen aan het ondersteunen van partnerlanden bij inclusief beheer en behoud van cruciale ecosystemen.

23. Antwoord van het kabinet

Zie antwoord 19.