[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voorstel van wet

Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten in verband met de invoering van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Invoeringswet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen)

Voorstel van wet

Nummer: 2019D40639, datum: 2019-10-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35311-2).

Onderdeel van kamerstukdossier 35311 -2 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten in verband met de invoering van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Invoeringswet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen).

Onderdeel van zaak 2019Z19538:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

35 311 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten in verband met de invoering van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Invoeringswet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen)

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten te wijzigen in verband met de invoering van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdelen A en E, vervalt.

B

Artikel I, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 36f, eerste lid, komt te luiden:

1. Voor de elektronische overdracht, bedoeld in artikel 36b, tweede lid, wordt een bericht gezonden aan degene voor wie de gerechtelijke mededeling is bestemd.

2. Artikel 36i, eerste lid, onder d, vervalt, onder verlettering van onderdeel e tot onderdeel d.

C

In artikel I, onderdeel H, wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door «Onze Minister van Justitie en Veiligheid».

D

In artikel I, onderdeel L, wordt «achtste lid» vervangen door «negende lid».

E

In artikel I, onderdeel Z, wordt «vierde lid» vervangen door «vijfde lid».

F

Artikel I, onderdeel AA, vervalt.

G

Artikel I, onderdeel EE, komt te luiden:

EE

Aan artikel 491 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

3. Voor de veroordeelde die geen raadsman heeft, wijst het bestuur van de raad voor rechtsbijstand een raadsman aan, indien de veroordeelde diens bijstand behoeft gelet op de aard van een krachtens de artikelen 6:6:3 of 6:6:37, in verband met artikel 6:6:4, derde lid, af te nemen verhoor.

H

In artikel I, onderdeel MM, wordt «artikel 552ff» vervangen door «artikel 5.3.14».

I

In artikel I, onderdeel NN, komt artikel 531, tweede lid, eerste volzin, te luiden: De kosten van het nakomen van een vordering tot het verstrekken van gegevens of tot het medewerking verlenen aan het ontsleutelen van gegevens krachtens de artikelen 125k, 126m, 126n, 126na, 126nc tot en met 126ni, 126t, 126u, 126ua, 126uc tot en met 126ui, 126zg, 126zh, 126zi en 126zja tot en met 126zp kunnen de betrokkene uit ’s Rijks kas worden vergoed.

J

In artikel I, onderdeel OOa, wordt «artikel 5:4:6, vierde lid, laatste volzin» vervangen door «artikel 5.8.6, vierde lid».

K

Artikel I, onderdeel QQ, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan artikel 6:1:18, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde, bedoeld in artikel 38z, eerste lid, aanhef en onder b en c, van het Wetboek van Strafrecht, wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen of indien dit ter voorkoming van ernstig belastend gedrag jegens slachtoffers of getuigen noodzakelijk is, kan de rechter, op vordering van het openbaar ministerie, de proeftijd telkens met ten hoogste twee jaren verlengen.

2. In artikel 6:1:24 wordt «de derde afdeling van titel X van het vierde boek» vervangen door «Titel 3 van het Vijfde Boek».

3. In artikel 6:2:1 wordt «inrichting» telkens vervangen door «inrichting of instelling» en wordt in het eerste lid «artikel 1 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden» vervangen door «artikel 1.1 van de Wet forensische zorg».

4. Artikel 6:2:8 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid komt te luiden:

1. Een veroordeelde tot gevangenisstraf die wegens een psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap daarvoor in aanmerking komt, kan worden geplaatst in een instelling voor verpleging van ter beschikking gestelden. In dat geval is artikel 6:2:16 van overeenkomstige toepassing.

b. Het derde lid komt te luiden:

3. De plaatsing, bedoeld in het eerste lid, gebeurt overeenkomstig de Wet forensische zorg.

5. In de artikelen 6:2:9, tweede lid, en 6:2:12, eerste lid, onder a, wordt «de gebrekkige ontwikkeling of psychische stoornis van zijn geestvermogens» vervangen door «een psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap».

6. In artikel 6:2:10, derde lid, onder c, wordt «artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000» vervangen door «artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000».

7. In de artikelen 6:2:11 en 6:3:14 wordt «de reclassering» telkens vervangen door «de reclasseringsinstelling».

8. In artikel 6:2:12, eerste lid, onder c, wordt «gebruik» vervangen door «gebruiker».

9. Artikel 6:2:15 vervalt.

10. Artikel 6:2:17 komt te luiden:

Artikel 6:2:17

1. Beëindiging door de rechter van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege vindt niet plaats dan nadat de verpleging van overheidswege gedurende minimaal een jaar voorwaardelijk beëindigd is geweest.

2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de rechter bij de beslissing de maatregel van terbeschikkingstelling niet te verlengen met toepassing van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:5, aanhef en onderdeel a, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, dan wel een rechterlijke machtiging voor opname en verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten afgeeft.

3. Een terbeschikkingstelling vervalt bij het onherroepelijk worden van een rechterlijke uitspraak waarbij dezelfde persoon wederom ter beschikking wordt gesteld.

11. In artikel 6:2:18, zesde lid, komt de derde volzin te luiden: Indien de veroordeelde geen raadsman heeft, geeft de voorzitter aan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand last tot aanwijzing van een raadsman.

12. In de artikelen 6:3:3, eerste lid, en 6:3:10, eerste lid, wordt «openbaar Ministerie» vervangen door «openbaar ministerie».

13. Aan artikel 6:3:13, tweede lid, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. de tenuitvoerlegging van een straf of maatregel waarvan de rechter heeft gelast dat deze geheel of gedeeltelijk niet ten uitvoer wordt gelegd.

14. Artikel 6:3:14 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid, onderdeel a, onder 6°, komt te luiden:

6°. de last tot terbeschikkingstelling;

b. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na «betreffen» ingevoegd «of diens vrijheid beperken».

c. In het tweede lid wordt «een andere aangewezen reclasseringsinstelling» vervangen door «een andere aangewezen stichting, gecertificeerde instelling of reclasseringsinstelling».

d. In het vierde lid wordt «de veroordeelde» vervangen door «de verdachte of de veroordeelde».

15. Artikel 6:4:2 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Betalingen door de veroordeelde aan de staat gedaan ter zake van een maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, worden geacht in de eerste plaats te strekken tot voldoening van de hoofdsom, vervolgens tot de in rekening gebrachte administratiekosten en ten slotte tot de krachtens het eerste en tweede lid ingetreden verhogingen.

b. Onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

6. Betalingen door de veroordeelde aan de staat gedaan ter zake van een andere geldelijke sanctie, worden geacht in de eerste plaats te strekken tot voldoening van de in rekening gebrachte administratiekosten, vervolgens tot de krachtens het eerste of tweede lid ingetreden verhogingen en ten slotte tot de geldelijke sanctie.

c. In het zevende lid (nieuw) wordt «aan het slachtoffer dat geen rechtspersoon is» vervangen door «aan het slachtoffer of de personen genoemd in artikel 51f, tweede lid».

16. In artikel 6:4:5 wordt in het eerste lid «artikel 94a, derde en vierde lid» vervangen door «artikel 94a, vierde en vijfde lid» en wordt in het derde lid «de ambtenaar die het dwangbevel heeft uitgevaardigd» vervangen door «de officier van justitie».

17. In de artikelen 6:4:12, eerste lid, onder c, en 6:4:16, eerste lid, wordt «artikel 126la» vervangen door «artikel 138g».

18. In artikel 6:4:15, eerste lid, wordt «artikel 126la» vervangen door «artikel 138h».

19. Artikel 6:6:3, derde lid, komt te luiden:

3. Indien niet blijkt dat de veroordeelde een raadsman heeft, en het openbaar ministerie vordert dat de beslissing zal worden genomen, geeft het openbaar ministerie kennis van deze vordering aan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand dat voor de veroordeelde een raadsman aanwijst. In geval van een beslissing die niet op vordering van het openbaar ministerie zal worden genomen, geeft de rechter, indien niet blijkt dat de veroordeelde een raadsman heeft, voorafgaand aan het onderzoek aan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand last tot aanwijzing van een raadsman. De artikelen 38, 43 tot en met 46 zijn van overeenkomstige toepassing.

20. In artikel 6:6:8, eerste lid, wordt «openbaar Ministerie» vervangen door «openbaar ministerie».

21. Artikel 6:6:10 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

i. In onderdeel c wordt na «voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege» ingevoegd «, al dan niet onder wijziging, aanvulling of opheffing van een voorwaarde».

ii. Onderdeel f komt te luiden:

f. gedurende de looptijd van de terbeschikkingstelling: de tijdelijke opname van de ter beschikking gestelde in een door de rechter aangewezen instelling voor de duur van maximaal zeven weken;

b. Voor de tekst van het tweede lid wordt een volzin ingevoegd, luidende: De rechter die de terbeschikkingstelling verlengt met een jaar of twee jaren kan tevens de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigen.

c. Het derde lid komt te luiden:

3. Indien het proefverlof van een ter beschikking gestelde ten minste twaalf maanden onafgebroken heeft voortgeduurd, zonder dat in deze periode de terbeschikkingstelling is verlengd, wordt de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd.

d. Het vierde tot en met zesde lid vervallen.

e. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. De tijdelijke opname als bedoeld in het eerste lid, onder f, kan door de rechter-commissaris op vordering van het openbaar ministerie met ten hoogste zeven weken worden verlengd. De opname kan plaatsvinden zonder bereidverklaring van de ter beschikking gestelde.

22. Na artikel 6:6:10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6:6:10a

1. De rechter kan in afwijking van artikel 6:2:17, eerste lid, ten aanzien van een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000, de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege beëindigen onder de voorwaarde dat de vreemdeling niet naar Nederland terugkeert.

2. De terbeschikkingstelling herleeft, indien de vreemdeling de voorwaarde niet naar Nederland terug te keren, niet naleeft. In dat geval kan de rechter een last tot hervatting van de verpleging van overheidswege geven. De termijn van de terbeschikkingstelling begint te lopen op het tijdstip waarop de vreemdeling is aangehouden. Indien tussen de datum van uitzetting van de veroordeelde en de datum van indiening van de vordering door het openbaar ministerie een periode van drie jaar of meer is gelegen, is artikel 37a, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht van overeenkomstige toepassing.

3. De terbeschikkingstelling die op grond van het tweede lid is herleefd, eindigt van rechtswege indien de officier van justitie een vordering als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend en de rechter deze heeft afgewezen.

23. Artikel 6:6:11 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het vierde lid komt te luiden:

4. Zolang niet onherroepelijk is beslist, blijft de terbeschikkingstelling van kracht. In het geval dat een vordering tot verlenging wordt toegewezen na de dag waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop zou zijn geëindigd indien geen vordering tot verlenging was ingediend, gaat de nieuwe termijn niettemin op die dag in. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing indien gelijktijdig met de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling, een vordering tot verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege aanhangig is.

b. Het zevende lid vervalt, onder vernummering van het achtste tot en met tiende lid tot zevende tot en met negende lid.

c. In het zevende lid (nieuw) wordt «het vijfde, zesde of zevende lid» vervangen door «het vijfde of zesde lid of artikel 6:6:10, vierde lid».

24. In artikel 6:6:12 wordt «inrichting» telkens vervangen door «instelling», wordt in het derde lid na «de totale duur van de terbeschikkingstelling» ingevoegd «met bevel tot verpleging van overheidswege» en wordt in het derde lid «een periode van zes jaar of van een veelvoud van zes jaar» vervangen door «een periode van vier jaar of van een veelvoud van vier jaar».

25. Artikel 6:6:13 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt «artikel 6:6:10» vervangen door «de artikelen 6:6:11 en 6:6:12» en komt de tweede volzin te luiden: Voor de beslissingen als bedoeld in artikel 6:6:10 of bij een bevel tot voorlopige verpleging dan wel een bevel tot voorlopige hervatting van de verpleging, vindt het onderzoek in elk geval plaats binnen een maand na ontvangst van de vordering.

b. In het derde lid wordt «verhoor» vervangen door «gehoor».

c. In het vierde lid wordt «de gestelde termijn» vervangen door «een redelijke termijn».

26. Artikel 6:6:16, derde lid, komt te luiden:

3. De voorzitter kan, hangende de beslissing, de verpleging van overheidswege voorlopig beëindigen of de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders beëindigen wanneer de vordering tot verlenging of de vordering tot voortzetting door de rechtbank is afgewezen.

27. In de artikelen 6:6:20, derde lid, en 6:6:21, vijfde lid, wordt «De artikelen 40 en 191» vervangen door «De artikelen 39 en 191».

28. Na artikel 6:6:23 worden zes artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 6:6:23a

1. De maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking kan niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij het openbaar ministerie een vordering tot tenuitvoerlegging indient bij de rechter die in eerste aanleg heeft kennisgenomen van het misdrijf ter zake waarvan de maatregel is opgelegd.

2. De vordering moet worden ingediend uiterlijk dertig dagen voor de beëindiging van de terbeschikkingstelling dan wel dertig dagen voor ommekomst van de termijn, bedoeld in artikel 6:1:18, dan wel dertig dagen voordat de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf wordt beëindigd. Het openbaar ministerie is in een later ingediende vordering niettemin ontvankelijk indien het aannemelijk maakt dat de grond, bedoeld in artikel 6:6:23b, eerste lid, zich eerst nadien heeft voorgedaan.

3. Bij de vordering legt het openbaar ministerie een recent opgemaakt, met redenen omkleed en ondertekend advies over van een reclasseringsinstelling. Indien de gevorderde voorwaarde betrekking heeft op behandeling of opname in een zorginstelling, wordt tevens een medische verklaring overgelegd waaruit de noodzaak van behandeling of opname blijkt.

4. Indien de vordering achterwege blijft, vervalt de maatregel van rechtswege op het moment van beëindiging van de terbeschikkingstelling dan wel bij ommekomst van de termijn, bedoeld in artikel 6:1:18, dan wel indien voorwaardelijke invrijheidstelling niet heeft plaatsgevonden op het moment dat de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf wordt beëindigd.

Artikel 6:6:23b

1. De rechter kan de tenuitvoerlegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking gelasten indien:

a. er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan waarvoor de rechter een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking kan opleggen; of

b. dit noodzakelijk is ter voorkoming van ernstig belastend gedrag jegens slachtoffers of getuigen.

2. De rechter kan bij de last één of meer van de volgende voorwaarden opnemen:

a. een verbod op het gebruik van verdovende middelen of alcohol en de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;

b. opneming van de veroordeelde in een zorginstelling;

c. een verplichting zich onder behandeling te stellen van een deskundige of zorginstelling;

d. het verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang;

e. het deelnemen aan een gedragsinterventie;

f. een verbod vrijwilligerswerk van een bepaalde aard te verrichten;

g. andere voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende;

h. een verbod zich op of in de directe omgeving van een bepaalde locatie te bevinden;

i. een verbod contact te leggen of te laten leggen met bepaalde personen of instellingen;

j. een verplichting op bepaalde tijdstippen of gedurende een bepaalde periode op een bepaalde locatie aanwezig te zijn;

k. een verplichting zich op bepaalde tijdstippen te melden bij een bepaalde instantie;

l. een beperking van het recht om Nederland te verlaten;

m. een verbod zich te vestigen in een bepaald gebied;

n. de plicht te verhuizen uit een bepaald gebied.

3. Indien de rechter een bijzondere voorwaarde opneemt, zijn daaraan van rechtswege de voorwaarden verbonden dat de veroordeelde:

a. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en

b. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 6:3:14, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

4. Aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, kan elektronisch toezicht worden verbonden.

5. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten voor een periode van twee, drie, vier of vijf jaren. De termijn vangt aan op de dag waarop de rechter de tenuitvoerlegging heeft gelast.

6. Bij de tenuitvoerlegging zijn artikel 38w van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 537, 6:3:15, 6:6:3, 6:6:4, 6:6:20, 6:6:21 en 6:6:22 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6:6:23c

1. De termijn van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking kan telkens op vordering van het openbaar ministerie met twee, drie, vier of vijf jaren worden verlengd indien:

a. er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan waarvoor de rechter een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking kan opleggen; of

b. dit noodzakelijk is ter voorkoming van ernstig belastend gedrag jegens slachtoffers of getuigen.

2. De vordering moet uiterlijk dertig dagen voor het tijdstip waarop de maatregel door tijdsverloop zal eindigen worden ingediend bij de rechter, bedoeld in artikel 6:6:23a, eerste lid. Het openbaar ministerie is in een later ingediende vordering niettemin ontvankelijk indien het aannemelijk maakt dat de grond, bedoeld in het eerste lid, zich eerst nadien heeft voorgedaan.

3. Bij de vordering legt de officier van justitie een recent opgemaakt, met redenen omkleed en ondertekend advies over van een reclasseringsinstelling. Indien de gevorderde voorwaarde betrekking heeft op behandeling of opname in een zorginstelling, wordt tevens een medische verklaring overgelegd waaruit de noodzaak van die behandeling of opname blijkt.

4. De termijn loopt niet gedurende de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen en gedurende de tijd dat hij uit zodanige vrijheidsontneming ongeoorloofd afwezig was.

Artikel 6:6:23d

De maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking of de voorwaarden daarbij kunnen door de rechter, bedoeld in artikel 6:6:23a, eerste lid, ambtshalve, op verzoek van de veroordeelde of op vordering van het openbaar ministerie worden gewijzigd of opgeheven.

Artikel 6:6:23e

1. De maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking vervalt bij het onherroepelijk worden van een rechterlijke uitspraak waarbij:

a. dezelfde persoon ter beschikking wordt gesteld; of

b. dezelfde persoon wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf en in de rechterlijke uitspraak een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking is opgelegd.

2. Indien de maatregel van rechtswege eindigt, wordt dit zo spoedig mogelijk ter kennis gebracht aan de betrokkene.

Artikel 6:6:23f

1. Het openbaar ministerie en degene die is veroordeeld tot een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking kunnen binnen veertien dagen na de beslissing van de rechter beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden tegen:

a. de beslissing tot tenuitvoerlegging van de maatregel;

b. de beslissing tot verlenging van de termijn van de maatregel; en

c. de beslissing tot opheffing of wijziging van de maatregel of de voorwaarden daarbij.

2. De artikelen 409, eerste lid, 410, 449, eerste lid, 450 tot en met 454, 455, eerste lid, 6:6:3, derde en vierde lid, 6:6:16, eerste en tweede lid, en 6:6:17 zijn van overeenkomstige toepassing.

3. De beslissingen, bedoeld in het eerste lid, zijn dadelijk uitvoerbaar. De dadelijke uitvoerbaarheid kan door de rechter die kennisneemt van het beroep ambtshalve, op verzoek van de veroordeelde of op vordering van het openbaar ministerie worden opgeheven.

L

In artikel II, onderdeel C, onder 1, wordt «de reclassering» telkens vervangen door «de reclasseringsinstelling».

M

Artikel II, onderdeel DD, vervalt.

N

In artikel II, onderdeel KK, wordt in artikel 77, eerste lid, «de derde afdeling van titel X van het vierde boek van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door «Titel 3 van het Vijfde Boek van het Wetboek van Strafvordering».

O

Artikel II, onderdeel MM, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 1 wordt «artikel 14c, vijfde lid» vervangen door «artikel 14c, zesde lid».

2. Onderdeel 2 komt te luiden:

2. In het tweede lid vervallen de laatste drie volzinnen.

P

Artikel II, onderdeel GGG, vervalt.

Q

Artikel VIII wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A komt te luiden:

A

In artikel 1, onderdeel i, wordt «artikel 37b of 38c van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door «artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht of artikel 6:6:10, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering».

2. Onderdelen B en C vervallen.

R

In artikel X, onderdeel A, komt het eerste lid te luiden:

1. In het eerste lid komt de definitie van «openbaar ministerie» als volgt te luiden:

openbaar ministerie: het openbaar ministerie dat de voor tenuitvoerlegging vatbare rechterlijke beslissing, waarop het verzoek om gratie betrekking heeft, heeft verstrekt aan Onze Minister;

S

In artikel XIII wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door «Onze Minister van Justitie en Veiligheid».

T

In artikel XIV wordt «artikel 6:1:10 van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door «artikel 6:1:12 van het Wetboek van Strafvordering».

U

Artikel XXI komt te luiden:

ARTIKEL XXI

Artikel 5, vijfde lid, eerste volzin, van de Uitvoeringswet Speciale Kamers Kosovo komt te luiden: De artikelen 29, 29f, 30, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, 32, 33, eerste en tweede lid, 41 tot en met 47 – met uitzondering van de verwijzing in artikel 47, derde lid, naar artikel 552d, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering – en 52 tot en met 60 van de Uitleveringswet zijn van overeenkomstige toepassing.

V

Artikel XXIII wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «A» geplaatst.

2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

B

In artikel 106, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 wordt «De artikelen 90 en 93 van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: De artikelen 534 en 536 van het Wetboek van Strafvordering.

W

Artikel XXIV, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «6:1:16, tweede lid» vervangen door «6:1:16, derde lid».

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

3. Het vierde lid komt te luiden:

4. De houder van een rijbewijs is, tenzij het is ingevorderd en niet is teruggegeven, verplicht dat rijbewijs in te leveren op de plaats genoemd in het schrijven, bedoeld in het derde lid, uiterlijk op het tijdstip van ingang van de ontzegging.

4. In het vijfde lid wordt «De officier van justitie geleidt in deze gevallen» vervangen door «Degene bij wie het rijbewijs is ingeleverd geleidt in deze gevallen» en wordt «geleidt de officier van justitie» vervangen door «geleidt degene bij wie het rijbewijs is ingeleverd».

X

Artikel XXVIII, onderdeel B, komt te luiden:

B

In artikel 8, tweede lid, wordt «artikel 38c van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door «artikel 38c van het Wetboek van Strafrecht of artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering».

Y

Artikel XXIX komt te luiden:

ARTIKEL XXIX

In artikel 13 van de Wet internationale misdrijven wordt «De artikelen 76 en 77d, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door «Artikel 6:1:22 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 77d, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht».

Z

In artikel XXX, onderdeel B, wordt «artikel 6:1:16, tweede lid» vervangen door «artikel 6:1:16, derde lid».

AA

Artikel XXXII komt te luiden:

ARTIKEL XXXII

Artikel 68, derde lid, tweede volzin, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg komt te luiden: Artikel 6:1:5 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.

BB

Artikel XXXIV vervalt.

CC

In artikel XXXIX worden na onderdeel Da twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Db

In artikel 51 vervalt «, met de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing belast,» en wordt «onder overlegging van het voor tenuitvoerlegging vatbare vonnis of arrest en eventuele andere met het oog op de tenuitvoerlegging van belang zijnde stukken» vervangen door «onder overlegging van eventuele met het oog op de tenuitvoerlegging van belang zijnde stukken».

Dc

In artikel 56 vervalt «met de tenuitvoerlegging belast».

DD

In artikel XLI, onderdeel A, onder 3, wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door «Onze Minister van Justitie en Veiligheid».

EE

In artikel XLI, onderdeel F, onder 1, wordt na «6:1:2,» ingevoegd «6:1:9,».

FF

Artikel XLI, onderdeel L, komt te luiden:

L

1. Het eerste lid, onder a, komt te luiden:

a. strekt tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, wordt de beslissing ten uitvoer gelegd overeenkomstig de artikelen 6:1:9, 6:4:9, eerste lid, en 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering, met dien verstande dat de rechtbank Noord-Nederland bevoegd is de vordering te behandelen tot het toepassen van het dwangmiddel gijzeling en daarbij artikel 36f, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht van overeenkomstige toepassing is;

2. In het eerste lid, onder b, wordt «de artikelen 577 en 577a» vervangen door «artikel 6:5:1».

3. In het tweede lid wordt «de artikelen 561, 572, 573, eerste en tweede lid, en 574 tot en met 576» vervangen door «de artikelen 6:1:1, 6:1:2, 6:1:9, 6:4:1 tot en met 6:4:6 en 6:4:8».

GG

Artikel XLI, onderdeel J, onder 3, komt te luiden:

3. In het zevende lid wordt «Artikel 564 van het Wetboek van Strafvordering is» vervangen door «De artikelen 6:1:6 en 6:1:15 van het Wetboek van Strafvordering zijn».

HH

Artikel XLIV komt te luiden:

ARTIKEL XLIV

De wijziging van artikel 136 van het Wetboek van Strafvordering is niet van toepassing op beslissingen die zijn genomen voor het tijdstip waarop artikel I, onderdeel I, van deze wet in werking treedt.

II

Na artikel XLIV wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XLIVA

1. De wijzigingen van de artikelen 36e en 36f van het Wetboek van Strafrecht hebben geen gevolgen voor de toepassing van een lijfsdwang of vervangende hechtenis die door de rechter is bepaald voor het tijdstip waarop artikel II, onderdelen W en X, van deze wet in werking treden.

2. Een lijfsdwang of vervangende hechtenis, bedoeld in het eerste lid, wordt toegepast met inachtneming van de daarop betrekking hebbende artikelen zoals die luidden voor de inwerkingtreding van deze wet, met dien verstande dat de artikelen 6:4:20, vierde lid, tweede volzin en 6:6:25, zevende lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing zijn.

JJ

Artikel XLV, onderdeel B, komt te luiden:

B

In artikel I wordt na onderdeel Ga een onderdeel ingevoegd, luidende:

Gb

In artikel 126e, derde lid, wordt «Artikel 36a» vervangen door «Artikel 36a, tweede lid,».

ARTIKEL II

Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 126jj, derde lid, onder b, wordt «artikel 564» vervangen door «artikel 6:1:6».

B

In artikel 5.3.14 wordt «de artikelen 52 tot en met 93» vervangen voor «de artikelen 52 tot en met 88 en 533 tot en met 536».

ARTIKEL III

Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 37a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dat eist, kan de rechter gelasten dat een verdachte ter beschikking wordt gesteld indien hij tot het oordeel komt dat:

1°. bij de verdachte tijdens het begaan van het feit gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond; en

2°. het door hem begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld dan wel behoort tot een van de misdrijven omschreven in de artikelen 132, 285, eerste lid, 285b, en 395 van het Wetboek van Strafrecht, 175, tweede lid, onderdeel b, of derde lid in verbinding met het eerste lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994, en 11, tweede lid, van de Opiumwet.

2. In het tweede lid wordt «bevindt» vervangen door «oordeelt».

3. In het derde lid wordt «De rechter geeft een last als bedoeld in het eerste lid, slechts nadat hij zich» vervangen door «Ten behoeve van het oordeel, bedoeld in het eerste lid, doet de rechter» en vervalt «heeft doen».

4. Aan het derde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over dit advies.

5. Het achtste lid vervalt.

6. Onder vernummering van het vijfde tot en met zevende lid tot zesde tot en met achtste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

5. Bij het geven van een last als bedoeld in het eerste lid neemt de rechter in aanmerking de inhoud van de overige adviezen en rapporten die over de persoonlijkheid van de verdachte zijn uitgebracht, alsmede de ernst van het begane feit of de veelvuldigheid van voorafgegane veroordelingen wegens misdrijf.

7. In het zevende lid (nieuw) wordt «achtste lid» vervangen door «vijfde lid».

B

De artikelen 38aa tot en met 38ag vervallen.

ARTIKEL IV

In artikel 3, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet wordt «artikel 5, vierde lid, onder b, c en h» vervangen door «artikel 5, vierde lid, onder b, c en i».

ARTIKEL V

In artikel 35b, vierde lid, van de Scheepvaartverkeerswet wordt «de artikelen 587 en 588 van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door «de artikelen 36d en 36e van het Wetboek van Strafvordering».

ARTIKEL VI

Indien artikel XIX van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (Stb. 2017, 110):

a. in werking treedt voor of op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel QQ, van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen in werking treedt, wordt in artikel I, onderdeel QQ, van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen in artikel 6:4:6, vijfde lid, na «artikelen 475a tot en met 475g» ingevoegd «en 475i, tweede tot en met vijfde lid,».

b. later in werking treedt dan artikel I, onderdeel QQ, van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, wordt in artikel XIX van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (Stb. 2017, 110) «artikel 576, vijfde lid» vervangen door «artikel 6:4:6, vijfde lid».

ARTIKEL VII

1. Indien de artikelen 14:25 en 14:26 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Stb. 2018, 37) in werking treden voor of op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel KK, van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen in werking treedt, wordt artikel I, onderdeel QQ, van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 6:6:13 wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. Indien de rechter toepassing van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg overweegt en hij het voor de vorming van zijn eindoordeel noodzakelijk acht zich nader te doen voorlichten omtrent de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de terugkeer van de ter beschikking gestelde in het maatschappelijk verkeer zou geschieden, kan hij zijn beslissing voor ten hoogste drie maanden aanhouden.

B

In artikel 6:6:32, zevende lid, wordt «een rechterlijke machtiging op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen» vervangen door «een rechterlijke machtiging op grond van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten of een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg».

2. Indien de artikelen 14:25 en 14:26 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Stb. 2018, 37) later in werking treden dan artikel I, onderdeel KK, van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, wordt de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Stb. 2018, 37) als volgt gewijzigd:

A

Artikel 14:25, onderdeel D, vervalt.

B

Artikel 14:26, onderdeel E, komt te luiden:

E

Aan artikel 6:6:13 wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. Indien de rechter toepassing van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg overweegt en hij het voor de vorming van zijn eindoordeel noodzakelijk acht zich nader te doen voorlichten omtrent de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de terugkeer van de ter beschikking gestelde in het maatschappelijk verkeer zou geschieden, kan hij zijn beslissing voor ten hoogste drie maanden aanhouden.

C

Aan artikel 14:26 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

H

In artikel 6:6:32, zevende lid, wordt «een rechterlijke machtiging op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen» vervangen door «een rechterlijke machtiging op grond van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten of een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg».

ARTIKEL VIII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL IX

Deze wet wordt aangehaald als: Invoeringswet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Rechtsbescherming,