[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op het verzoek van het lid Van Dam, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 18 september 2019, over de liquidatie van de advocaat die een kroongetuige bijstond

Rechtsstaat en Rechtsorde

Brief regering

Nummer: 2019D40869, datum: 2019-10-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29279-542).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29279 -542 Rechtsstaat en Rechtsorde.

Onderdeel van zaak 2019Z19622:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 542 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 oktober 2019

Tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 18 september 2019 verzocht uw Kamer bij monde van het Lid Van Dam (CDA) een debat naar aanleiding van het bericht «Advocaat kroongetuige geliquideerd» (Handelingen II 2019/20, nr. 2, item 4). Bij brief van diezelfde datum informeerde ik uw Kamer over deze schokkende gebeurtenis en zei ik toe uw Kamer waar mogelijk op de hoogte te houden over het strafrechtelijk onderzoek naar de moord op advocaat Derk Wiersum (Kamerstuk 29 279, nr. 536). In navolging op voormelde brief bericht ik uw Kamer als volgt.

Inleiding

Op 18 september 2019 werd Nederland geschokt door de moord op Derk Wiersum. Hiermee is een grens overschreden en is als gevolg daarvan maatschappelijke onrust ontstaan over de weerbaarheid van onze rechtsstaat. Uiteraard onder de betrokken beroepsgroepen, de dragers van onze rechtsstaat, maar ook onder burgers, wiens vrijheden te allen tijde dienen te worden beschermd. Liquidaties, witwassen, de versmelting van de onder- en bovenwereld; het gevaar dat uitgaat van ondermijnende criminaliteit is duidelijk en mag niet worden onderschat.

Opsporingsonderzoek

De voorzitter van het College van procureurs-generaal berichtte mij dat het strafrechtelijk onderzoek naar de moord in volle gang is en bij het Openbaar Ministerie en de politie de hoogste prioriteit heeft. Op 1 oktober jl. is een verdachte aangehouden in verband met de moord op de advocaat. Aangezien het strafrechtelijk onderzoek nog loopt, kan ik – zoals bij uw Kamer bekend – geen nadere mededelingen doen.

Veiligheidssituatie en beveiligingsmaatregelen

Naast de stand van zaken in het opsporingsonderzoek ben ik geïnformeerd over de feiten in relatie tot de veiligheidssituatie en beveiligingsmaatregelen die jegens de advocaat zijn genomen in de periode voorafgaand aan de moord. De voorzitter berichtte mij dat op meerdere momenten een dreigingsinschatting is gemaakt. Deze dreigingsinschattingen zijn telkens gemaakt in opdracht van de hoofdofficier van justitie in het kader van het stelsel bewaken en beveiligen in het decentraal domein. Hij berichtte verder dat op grond van de uitkomsten van de dreigingsinschatting conform de uitvoering van het stelsel bewaken en beveiligen in het decentraal domein geen beveiligingsmaatregelen waren geïndiceerd. Niettemin zijn in opdracht van de hoofdofficier van justitie diverse beveiligingsmaatregelen getroffen. Over de inhoud van de getroffen maatregelen kan ik – zoals bij uw Kamer bekend – vanwege het risico dat daardoor kan ontstaan in andere zaken geen mededelingen doen.

Bewaken en beveiligen

Bij brief van 18 september 20191 heb ik uw kamer geïnformeerd dat in één gecentraliseerd team onder regie van de NCTV, met vertegenwoordigers van het Openbaar Ministerie, politie en Koninklijke Marechaussee, de bevoegdheden zijn samengebracht om de beveiliging en bewaking van personen, die beschermd dienen te worden, te activeren en/of te intensiveren. Daarnaast is op verzoek van het Openbaar Ministerie besloten een aantal personen in deze zaak tijdelijk toe te voegen aan het rijksdomein. Het stelsel bewaken en beveiligen biedt deze mogelijkheid. Dit team is niet betrokken bij het strafrechtelijk onderzoek naar de moord. De opsporing en vervolging van verdachten van strafbare feiten is voorbehouden aan de politie en het Openbaar Ministerie.

Daarnaast is er een werkgroep genaamd «bredere aanpak beroepsgroepen» ingesteld. Deze werkgroep bekijkt welke consequenties deze gebeurtenis heeft voor het bewaken en beveiligen en voor de weerbaarheid van betrokken beroepsgroepen, te weten onder andere: rechters, griffiers, officieren van justitie, parketsecretarissen, politiefunctionarissen, advocaten, burgemeesters en journalisten. Het doel van de werkgroep is om een verkenning en inventarisatie uit te voeren naar de mogelijkheden en knelpunten bij het verhogen van de weerbaarheid van beroepsgroepen tegen de dreiging vanuit de georganiseerde ondermijnende criminaliteit. Het huidige stelsel bewaken en beveiligen is hierbij het uitgangspunt; er wordt gekeken hoe personen zelf in staat gesteld kunnen worden om hun veiligheid en weerbaarheid te verhogen, wat de werkgever hierin kan betekenen en of er aanvullende maatregelen van de overheid nodig zijn. Ook spreek ik – samen met de Minister voor Rechtsbescherming – de vertegenwoordigers van de rechtsstaat zelf: rechters, officieren van justitie en advocaten. Zij moeten hun werk zonder beperking of angst kunnen blijven doen. Dat geldt tevens voor journalisten. Daarom heb ik onlangs weer gesproken met de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) en het Genootschap van Hoofdredacteuren.

Door de moord op de advocaat is een situatie ontstaan waarin de betrokken diensten en eenheden extra ingezet worden met het oog op de bescherming van personen. Dit geldt zowel in het rijksdomein als in het decentrale domein. Onder regie van de NCTV wordt in nauw en voortdurend overleg met de betrokken diensten, eenheden en de lokale gezagsdragers bezien hoe deze taak het best uitgevoerd kan worden mede in relatie tot de andere taken die uitgevoerd moeten worden. Er wordt onderzocht wat deze situatie voor nu en in de toekomst betekent voor de benodigde inzet van mensen en middelen binnen de stelsels bewaken en beveiligen en getuigenbescherming.

Aanpak ondermijnende criminaliteit

De aanpak van ondermijnende criminaliteit verdient topprioriteit. Met de extra middelen die het kabinet reeds beschikbaar heeft gesteld zijn de eerste stappen gezet om ondermijnende criminaliteit krachtig te bestrijden. Er is een stevige impuls gegeven met het incidentele ondermijningsfonds en de structurele investering in de integrale aanpak in combinatie met de zogenoemde «ondermijningswetgeving» die bestaat uit meerdere (lopende en nieuwe) voorstellen.

We constateren nu dat er meer nodig is. Ondermijnende criminaliteit betreft een landelijk probleem dat inmiddels zo ernstig en diep geworteld is in onze samenleving dat het zich niet in een paar jaar laat oplossen. Het kabinet beziet welke aanvullende maatregelen nodig zijn om tot een robuuste en toekomstbestendige aanpak te komen, waarmee de ondermijnende criminaliteit effectief wordt teruggedrongen. Een intensievere integrale aanpak vraagt om toereikende middelen en bevoegdheden, zowel op het vlak van repressie als met betrekking tot preventie. Bij de analyse wordt ook gekeken naar de inrichting van een landelijk interventieteam ondermijning («anti-drugsbrigade»), zoals verwoord in de motie van de leden Pieter Heerma (CDA) en Dijkhoff (VVD) van 19 september 2019.2 Maar de analyse gaat veel breder: zoals ik al vaker heb aangegeven, vergt het tegengaan van ondermijnende criminaliteit een maatschappelijk gedragen preventieve en sociale aanpak. Onderwijs, welzijn en wijkenaanpak spelen hierbij een belangrijke rol.

De aanpak van ondermijnende criminaliteit kent geen makkelijke oplossing. Een breed pakket van met elkaar samenhangende maatregelen moet worden genomen om deze vorm van criminaliteit te bestrijden en de samenleving hiertegen te beschermen.

Voorafgaand aan de begrotingsbehandeling informeer ik uw Kamer nader over de voortgang van de bestaande en de nieuw te nemen maatregelen.

De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus


  1. Kamerstuk 29 279, nr. 536.↩︎

  2. Kamerstuk 35 300, nr. 13.↩︎