Verslag Raad Buitenlandse Zaken van 14 oktober 2019
Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Brief regering
Nummer: 2019D40955, datum: 2019-10-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-02-2074).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 02-2074 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken .
Onderdeel van zaak 2019Z19654:
- Indiener: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2019-10-29 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-10-31 12:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2019-11-07 15:30: Raad Buitenlandse Zaken (Algemeen overleg), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2019-11-13 14:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2074 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 oktober 2019
Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken van 14 oktober 2019.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
VERSLAG RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 14 OKTOBER 2019
Current affairs
Onder het agendapunt «current affairs» werd kort stilgestaan bij Libië, Iran c.q. de Golf en Venezuela, mede naar aanleiding van de bijeenkomsten die plaatshadden en marge van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN). Op alle dossiers werd het belang van EU eenheid benadrukt. Er bestond brede steun in de Raad voor de door Duitsland te organiseren conferentie over Libië, die beoogt een bijdrage te leveren aan een politiek duurzame oplossing voor het conflict in het land. Ten aanzien van Venezuela benoemde Hoge Vertegenwoordiger (HV) Mogherini de geslaagde bijeenkomst van de International Contact Group en de Limagroep en wees zij op de Internationale Conferentie voor Solidariteit met de Venezolaanse vluchtelingen- en migrantencrisis op 28 en 29 oktober aanstaande in Brussel. Tot slot was er onder dit agendapunt aandacht voor Iran. Er was brede steun voor het behoud van het nucleaire akkoord JCPOA, maar dan moest Iran zich ook scrupuleus aan de voorwaarden houden. Daarnaast werd aangedrongen op het de-escaleren van de spanningen in de regio. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk vroegen in dit verband aandacht voor het belang van het opzetten van een – al dan niet Europese – maritieme missie in de Straat van Hormuz die de vrijheid van navigatie moet waarborgen.
Syrië
De meeste aandacht ging vanzelfsprekend uit naar de Turkse inval in Noordoost-Syrië. Alvorens te spreken over de concept Raadsconclusies, sprak VN Speciaal-Gezant Pedersen de Raad bij over de ontwikkelingen ten aanzien van het recent opgerichte Grondwettelijk Comité en de situatie in Noordoost-Syrië en Idlib. Speciaal-Gezant Pedersen uitte zich zeer bezorgd over het ontbreken van de SDF in het Grondwettelijk Comité, over de oorlogsmisdaden in het Noordoosten van Syrië, waarover momenteel wordt bericht, en de mogelijke escalatie van geweld rondom Idlib in de komende weken. Pedersen sprak zijn vrees uit dat de ontwikkelingen in Idlib en Noordoost-Syrië het fragiele politieke proces, waarvan het Grondwettelijk Comité deel uitmaakt, zullen ondergraven. Hij benadrukte tot slot dat Rusland, de EU en de VS veel gemeenschappelijke belangen hebben in Syrië en dat in dialoog veel te behalen valt. Nederland heeft daarbij bij Pedersen bijzondere aandacht gevraagd voor het vraagstuk van de bewaking van de kampen.
De discussie richtte zich vervolgens op de Raadsconclusies. Conform de motie van het lid Voordewind c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2065) heeft Nederland in deze discussie hard ingezet op het veroordelen van de Turkse militaire actie in Noordoost-Syrië en het komen tot stevige maatregelen van de EU. Ook benadrukte Nederland, in overeenstemming met de motie van het lid Voordewind c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2066), het belang van het stopzetten van wapenleveranties aan Turkije. Conform de motie van het lid Van der Graaf c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2058) en eerdere moties, riep Nederland voorts op tot het stopzetten van pre-accessiesteun aan Turkije. Bovendien benoemde Nederland de grote verantwoordelijkheid van Turkije voor het bewaken van de kampen, opdat IS-strijders niet zullen ontsnappen en onderstreepte, samen met Frankrijk, nogmaals het belang van een spoedige bijeenkomst van de Anti-ISIS coalitie. Tot slot sprak Nederland zijn zorg uit over de humanitaire schrijnende situatie en vroeg aandacht voor de berichten die binnenkomen over eventuele oorlogsmisdaden. Nederland stelde dat daartoe de internationale bewijzenbank voor Syrië (International, Impartial and Independent Mechanism to Assist in the Investigation and Prosecution of Persons Responsible for the Most Serious Crimes under International Law Committed in Syria, oftewel IIIM) bewijsmateriaal over de mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden zou moeten gaan vergaren.
Deze stevige Nederlandse positie heeft er mede toe geleid dat de Raad, na een intensief politiek debat, de Turkse militaire acties in Noordoost-Syrië heeft veroordeeld. Ook besloten lidstaten tot een strikte interpretatie van criterium 4 van het EU Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie. Dit betekent dat lidstaten zich committeren aan het afwijzen van alle wapenexportverzoeken richting Turkije indien de kans bestaat dat de wapens de regionale stabiliteit ondermijnen (i.e. als ze worden ingezet in de strijd in Noordoost-Syrië). Hiermee worden wapenleveranties aan Turkije die kunnen worden ingezet in Noordoost-Syrië de facto opgeschort, zoals HV Mogherini ook onderstreepte in de persconferentie na afloop van de Raad.
Zowel de expliciete veroordeling, als de wapenexport maatregelen, zijn betekenisvolle stappen van de EU richting (NAVO bondgenoot en kandidaat-lidstaat) Turkije.
Ook het idee om IIIM de opdracht te geven om bewijsmateriaal te vergaren over de mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden die momenteel worden begaan, kon op brede weerklank rekenen in de Raad.
Ik heb na afloop van de Raad telefonisch contact gehad met mijn Turkse ambtsgenoot, Minister Çavuşoğlu, waarin ik het Nederlandse standpunt bij hem heb uitgedragen. Daarbij heb ik bijzondere aandacht gevraagd voor de noodzaak tot het bewaken van de kampen met IS-strijders alsmede het direct adresseren van de humanitaire noden in het door Turkije binnengevallen gebied.
Turkse gasboringen in de Middellandse Zee
Op verzoek van Cyprus werd ook gesproken over de Turkse activiteiten in de Oostelijk-Middellandse Zee. Nederland heeft daarbij steun betuigd aan Cyprus en er bestond brede overeenstemming binnen de Raad om te besluiten tot het instellen van een sanctieregime gericht tegen individuen en entiteiten die betrokken zijn bij illegale gasboringen in de oostelijk Middellandse Zee.
Afghanistan
In verband met de actualiteiten rondom de Turkse inval in Noordoost-Syrië was geen tijd meer voor het agendapunt Afghanistan. Dit punt wordt waarschijnlijk doorgeschoven naar de Raad Buitenlandse Zaken van november.
Informele lunch met Oekraïense Minister van Buitenlandse Zaken
Na afloop van de Raad werd tijdens een informele lunch gesproken met de Oekraïense Minister van Buitenlandse Zaken, Vadym Prystaiko. De EU heeft het belang van het lopende Oekraïense hervormingsproces onderstreept en zich uitgesproken voor het voortzetten van EU-steun aan dit proces op basis van conditionaliteit. Er is ook stilgestaan bij de lopende besprekingen over het conflict in het oosten van Oekraïne, waarbij sinds 2014 meer dan 13.000 doden vielen. De EU heeft het belang van volledige implementatie van de Minskakkoorden onderstreept. Nederland heeft tot slot de goede samenwerking met Oekraïne in het Joint Investigation Team benoemd en het belang onderstreept van waarheidsvinding, gerechtigheid en rekenschap voor de slachtoffers van MH17 en de nabestaanden. Minister Prystaiko benadrukte in deze context het grote ongemak van Oekraïne om dhr. Tsemach onderdeel te laten zijn van de recente gevangenenruil met Rusland.