Beleidsinzet bescherming democratie tegen desinformatie
Nationale Veiligheid
Brief regering
Nummer: 2019D41916, datum: 2019-10-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-30821-91).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- The Politics of Social Media Manipulation
- Actielijnen tegengaan desinformatie
- De verspreiding van desinformatie via internetdiensten en de regulering van politieke advertenties. Tussenrapportage (oktober 2019)
Onderdeel van kamerstukdossier 30821 -91 Nationale Veiligheid.
Onderdeel van zaak 2019Z20078:
- Indiener: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2019-10-29 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-11-14 11:30: Procedurevergadering vaste commissie voor Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2020-05-14 14:00: Democratie, kiesrecht en desinformatie (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2021-04-06 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
30 821 Nationale Veiligheid
Nr. 91 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 oktober 2019
In deze brief ga ik, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, in op de beleidsinzet voor de bescherming van de Nederlandse samenleving tegen desinformatie. Zoals toegezegd in het plenaire debat naar aanleiding van het algemeen overleg desinformatie en digitale inmenging van 13 maart jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 62, item 5) informeer ik de Tweede Kamer voor de begrotingsbehandeling welke acties er lopen en nodig zijn. Daarmee geef ik uitvoering aan de motie van de leden Middendorp (VVD) en Verhoeven (D66).1 Ook ga ik in op de voortgang van de uitvoering van andere door uw Kamer aanvaarde moties2. Nu de verkiezingen van 2019 voorbij zijn en enkele van de lopende onderzoeken zijn opgeleverd, is het ook een natuurlijk moment om terug en vooruit te kijken. In december 2018 heb ik uw Kamer geïnformeerd over het tegengaan van desinformatie en de beïnvloeding van verkiezingen3, waarna in januari 2019 een BNC-fiche over het Europese Actieplan tegen desinformatie volgde4. Verder heb ik in mei uw Kamer een brief gestuurd over de voortgang van het EU actieplan tegen desinformatie5. Het kabinet zal nog separaat reageren op het rapport van de Raad voor het Openbaar Bestuur «Zoeken naar waarheid».
1. Strategie en uitgangspunten
De strategie van het kabinet tegen desinformatie kent drie actielijnen: preventie, de informatiepositie verstevigen en (zo nodig) reactie. Preventieve acties hebben het doel om te voorkomen dat desinformatie impact heeft en zich verspreidt. Versteviging van de informatiepositie en informatiedeling geeft tijdig zicht op en duiding van de (potentiële) dreigingen. Reactieve acties behoren tot het handelingsperspectief wanneer er desinformatie is. De nadruk ligt, mede gezien de aard van de dreiging in ons land en de door het kabinet gehanteerde uitgangspunten, op dit moment op preventieve acties. Het kabinet benadrukt dat, waar het gaat om niet strafbare content, zij wegblijft van het inhoudelijk beoordelen van berichten. Het adresseren van desinformatie is primair geen taak van overheden of EU-instituties maar van niet-gouvernementele actoren zoals, onafhankelijke media, online platforms en wetenschappers. De actielijnen worden uitgewerkt in de bijlage en in paragraaf 4.
Doelstelling van het beleid is de stabiliteit en kwaliteit van onze democratische rechtsorde en onze open samenleving te beschermen, met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting en pers.
Uitgangspunt is dat burgers zelf informatie op waarde schatten. Daarbij is transparantie over de herkomst van informatie van fundamenteel belang. De insteek van het beleid richt zich daarmee eerder op het beperken van de impact van desinformatie, dan op het actief tegenspreken/ontkrachten van bestaande desinformatie. Waar de nationale veiligheid, economische en/of politieke stabiliteit in het geding is, of strafrechtelijke grenzen worden overschreden, is actiever ingrijpen van de overheid noodzakelijk, op basis van de actuele dreiging.
Het tegengaan van desinformatie vraagt een gezamenlijke inspanning van alle betrokken actoren, zoals internetdiensten, maatschappelijke organisaties, media en politieke partijen. Het kabinet ondersteunt de bevordering van mediawijsheid en bewustwording van burgers en politieke ambtsdragers. Ook onderzoekt en neemt het kabinet maatregelen ter bevordering van de transparantie door internetdiensten van het aanbod van informatie. Verder vraagt het aandacht voor de rol die internetdiensten spelen in de verspreiding van desinformatie.
Bij het nemen van maatregelen staan daarom de volgende uitgangspunten centraal:
1. Rechtsstatelijke waarden en grondrechten staan voorop: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van pers, het recht op informatie en het bevorderen van transparantie.
2. De kracht van onafhankelijke journalistiek. Een pluriform medialandschap is onontbeerlijk voor een gezonde democratie met open en eerlijke verkiezingen.
3. Statelijke actoren hebben de capaciteit en middelen om desinformatie te verspreiden, mede als onderdeel van hybride conflictvoering. De bescherming van de nationale veiligheid tegen desinformatie is ingebed in de bredere aanpak van statelijke dreigingen6.
4. Mediawijsheid en digitale geletterdheid zijn belangrijke elementen in het preventief tegengaan van de impact van desinformatie.
5. Het kabinet ondersteunt de bewustwording van het (lokale) bestuur.
6. Internetdiensten dragen eigen verantwoordelijkheid, met inachtneming van de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid. Waar hun zelfregulering tekort schiet, kan regulering worden overwogen.
7. Kennisontwikkeling door de wetenschap over het bestaan van desinformatie wordt verwelkomd.
8. Het kabinet ondersteunt de coördinatie in Europees en internationaal verband. Desinformatie houdt niet op bij de grenzen.
De wijze waarop desinformatie zich manifesteert en verspreidt, is in beweging, evenals de wetenschappelijke inzichten over de aanpak daarvan. De strategie van het kabinet moet zich steeds dienen te verhouden tot de aard van de dreiging en nieuwe (wetenschappelijke) inzichten. Verdere opbouw en behoud van expertise is daarbij noodzakelijk.
Desinformatie is ook niet aan nationale grenzen gebonden. Het kabinet herijkt het beleid dan ook voortdurend op de Europese en internationale ontwikkelingen en levert daaraan zijn eigen bijdrage.
2. Vrij online debat en desinformatie
In onze democratische samenleving is de vrijheid van meningsuiting van essentieel belang. Onze samenleving veronderstelt vrij publiek debat, met ruimte voor diversiteit, inclusie en deliberatie. Het grondwettelijke recht op vrijheid van meningsuiting beschermt burgers tegen onrechtmatige inperking van dit recht door de overheid. De vrijheid van meningsuiting impliceert ook de vrijheid om informatie te ontvangen en kennis daarvan te nemen. De democratische samenleving en het maatschappelijk debat functioneren niet zonder een goed geïnformeerd publiek. Transparantie over de herkomst en verspreiding van informatie is essentieel om heimelijke beïnvloeding tegen te gaan.
Het internet is een van de meest toegankelijke en invloedrijke middelen voor burgers om informatie tot zich te nemen en te verspreiden. Sociale mediaplatforms bieden mensen mogelijkheden om deel te nemen aan politieke en maatschappelijke discussies. Er is tegelijk sprake van nieuwe digitale risico’s voor het democratisch proces. De democratische rechtsstaat behoeft betere bescherming op dit punt.7 Het toenemende belang van internet als toegankelijke informatiebron betekent ook dat desinformatie zich gemakkelijker kan verspreiden dan voorheen. Desinformatie is het doelbewust, veelal heimelijk, verspreiden van misleidende informatie, met het doel om schade toe te brengen aan het publieke debat, democratische processen, de open economie of nationale veiligheid.
Tijdens verkiezingen kan desinformatie extra impact hebben door pogingen om het stemgedrag te beïnvloeden of het vertrouwen in open en eerlijke verkiezingen te ondermijnen. Door de intentie om schade aan de belangen van de samenleving te berokkenen, onderscheidt het zich van misleidende reclame zoals misleidende bitcoinadvertenties8, misinformatie, satire of parodie. Desinformatie hoeft niet altijd onjuiste informatie te bevatten. Het kan een combinatie zijn van feitelijke, onjuiste of deels onjuiste informatie, maar altijd met de intentie om te misleiden en te schaden.
3. Aard van de dreiging
Statelijke dreigingen
Statelijke actoren kunnen gebruik maken van beïnvloeding en misleiding door gemanipuleerde informatievoorziening, al dan niet als onderdeel van hybride conflictvoering9. Zij kunnen hierbij de intentie hebben om politieke besluitvorming in een ander land te manipuleren en om gedrag en opvattingen van het publiek te beïnvloeden, zoals dat van mediaorganisaties, de samenleving en politieke leiders. Dit heeft veelal tot doel om verwarring en verdeeldheid te creëren en zo de tegenstander te raken om geopolitieke en strategische doelstellingen te bereiken. Hiermee is desinformatie één van de beschikbare middelen in de gereedschapskist van staten, naast bijvoorbeeld economische middelen, digitale middelen en ongewenste buitenlandse inmenging via diaspora. Waar de nationale veiligheid in het geding is, is de aanpak van desinformatie ingebed in de bredere aanpak van statelijke dreiging waarover de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer op 18 april jl. heeft geïnformeerd10.
Eerder heb ik uw Kamer gemeld geen aanwijzingen te hebben dat er bij onze provinciale staten en Europees parlementsverkiezingen door statelijke actoren grootschalig desinformatie is verspreid.11
Wel is blijvende waakzaamheid geboden, die verder reikt dan de context van verkiezingen, aangezien desinformatie zich ook bij actuele maatschappelijke discussies of economische aangelegenheden kan voordoen.
De AIVD constateert dat er sprake is van voortdurende (online) beïnvloedingsactiviteiten op sociale media vanuit Rusland. De Russische Federatie beschikt hiertoe over steeds meer geavanceerde technische capaciteiten en IT-systemen. De invloed van de online beïnvloedingsactiviteiten op het publiek-maatschappelijke debat in Nederland is waarschijnlijk niet significant. De dienst heeft al eerder gemeld dat uit Rusland, met beperkt effect, pogingen zijn gedaan tot online beïnvloeding in het Nederlands op sociale media12.
Een van de onderwerpen waarover doelbewust desinformatie verspreid wordt is MH17. Zoals de Minister van Justitie en Veiligheid, als coördinerend Minister voor statelijke dreigingen, ook aankaartte tijdens het algemeen overleg over nationale veiligheid en crisisbeheersing gaan er veel verschillende theorieën rond over de toedracht van de ramp. Veel van die theorieën zijn inmiddels onjuist gebleken. In sommige gevallen bleken ze bewust gecreëerd te zijn om verwarring te scheppen. Het kabinet heeft bij monde van de Minister van Justitie en Veiligheid eerder aangegeven dat we ons moeten voorbereiden op desinformatie in aanloop naar en tijdens het strafproces rondom MH17 met als doel het strafproces negatief te beïnvloeden en het vertrouwen in de onafhankelijke rechtspraak te ondermijnen.
Aard van de dreiging ontwikkelt zich
We moeten ons ervan bewust zijn dat de aard van de dreiging zich blijft ontwikkelen. De Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid hebben in hun recente rapport ook geconstateerd dat in plaats van met grote operaties actoren zich nu steeds meer lijken te richten op kleinere, meer lokale operaties die lastiger te detecteren, attribueren en openbaren zijn13. Daarnaast worden de manieren om desinformatie te verspreiden, ongeacht de afzender, steeds geavanceerder, betaalbaarder en moeilijker te detecteren. Hiermee worden de middelen om desinformatie en misinformatie te verspreiden ook steeds toegankelijker voor niet-statelijke actoren om het publieke debat te misleiden, bijvoorbeeld rond de antivaccinatiecampagnes op online platforms, of om bij lokaal hoogoplopende kwesties informatie te verspreiden die grenst aan smaad en laster. Ook technologie ontwikkelt zich snel. Bots (geautomatiseerde accounts) op sociale media gedragen zich steeds meer als echte mensen (bijvoorbeeld in netwerken en met aan elkaar gelinkte pagina’s van nepaccounts) en met deepfaketechnieken (manipuleren van beeld en geluid) wordt het mogelijk om in realistisch ogende video’s mensen «woorden in de mond te leggen». De samenleving dient weerbaar te zijn tegen de potentieel verstorende effecten van deze nieuwe technologieën die informatie kunnen manipuleren.
Uitkomst onderzoek sociale media bij verkiezingen
Ter uitvoering van de motie van de leden Middendorp (VVD) en Verhoeven (D66)14 heeft de Universiteit van Amsterdam onderzoek gedaan naar de impact van sociale media en zoekmachines op de verkiezingen. Het eindrapport «Politiek en sociale media manipulatie» bied ik u hierbij aan15. De onderzoekers concluderen op basis van open bronnenonderzoek dat zij op sociale media en internetzoekmachines geen Nederlandstalige buitenlandse desinformatiecampagne of nep-actiegroepen gevonden hebben rond de Provinciale Staten- en Europese parlementsverkiezingen van 2019. Wel constateren de onderzoekers dat er sprake is van de verspreiding van aanzienlijke hoeveelheden tendentieus en nep/junknieuws. De onderzoekers verstaan onder nep/junknieuws; complottheorieën, clickbait, extremistische, sensationalistische, tendentieuze en politiek sterk gekleurde («hyperpartisan») bronnen en verhalen.
Op verzoek van uw Kamer richtte het onderzoek zich op sociale media en internetzoekmachines. De onderzoekers hebben in navolging van de meest recente wetenschappelijke inzichten een grondige analyse gemaakt van de bronnen waarnaar de berichten op sociale media of zoekresultaten verwijzen. Daarbij past de kanttekening dat het onderzoek veelomvattend, maar niet alomvattend is. Discussies op nieuwssites en individuele bijdragen op sociale media zonder verwijzingen naar bronnen vallen niet onder het onderzoek. Ook beperkt het onderzoek zich tot de Nederlandse taal, terwijl discussies in Nederland ook aanhaken op Engelstalige berichten. Daarbij merk ik op dat kwalificaties en onderscheidingen in het onderzoek voor rekening van de onderzoekers komen. Het past de overheid niet daarover een positie in te nemen. De aanbevelingen die de onderzoekers doen over de aanpak van desinformatie zijn betrokken bij de maatregelen van het kabinet die in de bijlage16 van deze brief zijn weergegeven.
4. Actielijnen
In de bijlage zijn de in paragraaf 1 genoemde actielijnen rond desinformatie nader geconcretiseerd. Schematisch kan dit als volgt worden weergegeven:
Preventie | ||
A. Weerbaarheid burgers versterken | Het kabinet stimuleert mediawijsheid en ondersteunt initiatieven maatschappelijk middenveld. – Bewustwordingscampagne t/m de verkiezingen Europees Parlement. – Kabinet brengt bewustwording onder in bestaande netwerken en verleent subsidie aan Netwerk Mediawijsheid voor doelgroep volwassenen. |
BZK i.s.m. OCW |
In de herziening van het curriculum voor primair en voortgezet onderwijs loopt het thema mediawijsheid mee als onderdeel van het leergebied digitale vaardigheden. | OCW | |
B. Weerbaarheid politieke ambtsdragers vergroten | Inzet op opleiding en toerusting wethouders, raadsleden en statenleden door middel van een game over desinformatie en mogelijke handelingsperspectieven. – Onderzoek via Netwerk Weerbaar Bestuur en Democratie in Actie naar de ervaringen van lokale ambtsdragers en algehele behoefte handelingsperspectief |
BZK |
C. Transparantie vergroten | Monitoren implementatie gedragscode middels gesprekken met techbedrijven. Verkennen in EU-verband (evaluatie gedragscode desinformatie) hoe verplichtingen hieruit kunnen worden afgedwongen. | BZK |
Onderzoek naar wettelijk kader inzake verspreiding desinformatie. Tussenrapportage transparantie politieke advertenties. Oordeel aanvullende wetgeving (moties Kuiken/Verhoeven en Asscher/Van der Molen) voorjaar 2020. | BZK | |
Transparantieverplichtingen voor politieke partijen in nieuwe Wet op de Politieke Partijen (WPP) | BZK | |
D. Pluriform medialandschap behouden | Nederland kent een kwalitatief sterke en pluriforme nieuwsvoorziening. Het kabinet ondersteunt dit, onder meer met middelen en de Samenwerkingsagenda Nederlandse Mediasector. | OCW |
Publieke en private partijen ontwikkelen kwaliteitsstandaarden of nieuwe tools voor nieuwsmakers, zoals Social Media Observatory van de Europese Unie. Journalistieke innovaties worden ondersteund door Stimuleringsfonds voor de Journalistiek. Het kabinet gaat in gesprek met de journalistieke sector over vertrouwen in nieuws. |
OCW | |
Informatiepositie verstevigen | ||
E. Verbetering informatiepositie | Er wordt ingezet op de verbetering van de informatiepositie en informatiedeling tussen en met gelijkgestemde partijen. Daarbij gaat onder meer om het samenbrengen van informatiestromen rond landenspecifieke kennis, newsrooms en analysecapaciteit in een gezamenlijk beeld. Nederland neemt in EU-verband deel aan het Rapid Alert System, waar direct informatie wordt uitgewisseld in geval van desinformatiecampagnes. |
BZ, BZK, DEF, JenV |
F. Internationale samenwerking | Ook in andere informatienetwerken vindt uitwisseling plaats. Nederland is aangesloten bij het G7 Rapid Response Mechanism, het Integrity Security Initiative (Duitsland, wetenschap en enkele internetdiensten) en de Counter Hybrid Support Teams (NAVO). Nederland is voorts betrokken bij het netwerk- en expertiseplatform European Centre of Excellence on Countering Hybrid Threats waar ook desinformatie aan de orde komt. | BZ, BZK, DEF, JenV |
G. Kennisontwikkeling | Een verkenning wordt gestart naar de impact van nieuwe technologieën op de aanpak van desinformatie. | BZK |
Reageren | ||
H. Fact-checking | Inhoudelijk adresseren van desinformatie is primair geen taak van overheden, maar van journalistiek en wetenschap, al dan niet in samenwerking met internetdiensten. Het kabinet zet zich er voor in dat fact-checkers onafhankelijk van overheden kunnen functioneren. | BZK, OCW |
I. Desinformatie weerspreken | Bij dreiging voor de politieke, economische stabiliteit of nationale veiligheid ligt hier een rol voor de overheid. Nationaal en internationaal wordt geoefend op identificatie van en respons op statelijke dreigingen en gewerkt aan een effectief diplomatiek responskader bij concrete incidenten. Daarnaast heeft de overheid zelf ook een rol in het publieke debat en het uitdragen van haar beleid. Dit kan ook betekenen dat de overheid zich hier actief in mengt. |
BZ, BZK, DEF, JenV, VWS |
J. Online manipulatie en modereren van content | N.a.v. de motie Asscher/Van der Molen vindt een verkenning plaats naar de huidige wettelijke c.q. strafrechtelijke mogelijkheden rond online manipulatie. De Kamer wordt daarover in het voorjaar van 2020 geïnformeerd. | BZK, JenV |
De Adviesraad Internationale Vraagstukken doet een onderzoek naar de internationale ontwikkelingen rond regulering van online content en verhouding tot democratische waarden en mensenrechten. | BZ | |
Volgen ontwikkelingen van nieuwe Digital Service Act waarin mogelijk gekeken wordt naar de rol, verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van online platforms en anderen bij het bestrijden van illegale, onrechtmatige, en schadelijke informatie. | EZK |
Mediawijsheid versterken
Op verzoek van uw Kamer, bij motie in 201717 en de begrotingsbehandeling van 2018, is een bewustwordingscampagne over desinformatie gestart op 11 maart jl., die tot 14 juli 2019 liep. In de bijlage18 is de uitkomst van de effectmeting samengevat. De campagne heeft in de context van de verkiezingen gelopen en het materiaal is in beginsel herbruikbaar bij volgende verkiezingen. Op dit moment zie ik geen concrete aanleiding om de algemene publiekscampagne voort te zetten. Wel wil het kabinet de bewustwording onderbrengen in een bredere strategie van het stimuleren van mediawijsheid door bestaande netwerken. Ik ben daarom voornemens, in overleg met mijn collega voor Basis-, Voortgezet Onderwijs en Media, een subsidie te verlenen aan het Netwerk Mediawijsheid om initiatieven te ontplooien voor het verder bevorderen van mediawijsheid onder (jong)volwassenen in het kader van desinformatie/nepnieuws.
Transparantie creëren door het verkennen van regulering
Internetdiensten19 spelen een belangrijke rol in het tegengaan van desinformatie. De acties die zij nemen, dienen te passen binnen het fundamentele recht op vrijheid van meningsuiting en binnen een open internet. Het kabinet is voorstander van meer transparantie op online platforms en overweegt of, in aanvulling op de zelfregulering, wettelijke regels de transparantie kunnen afdwingen. Met het uitvoeren van de Europese gedragscode tegen desinformatie hebben enkele internetdiensten al goede stappen gezet in het verbeteren van transparantie op hun platforms. Maar verbetering is nodig en daarnaast is de gedragscode niet ondertekend door alle internetdiensten die politieke advertenties plaatsen en mogelijk een verspreidingsbron vormen voor desinformatie. Gezien het belang van transparantie op deze platforms en de wens om burgers online meer middelen te geven om informatie op waarde te kunnen schatten, vindt het kabinet het opportuun om transparantie van deze platforms te kunnen afdwingen, en wil het de invulling hiervan de komende periode nader verkennen. In de komende maanden wil ik daarom met de Europese Commissie en de andere EU-lidstaten in gesprek hoe dat in het licht van de bestaande gedragscode, die wordt geëvalueerd begin 2020, vorm zou kunnen krijgen. Dit mede in het licht van de plannen van de nieuwe Commissie. Daarbij blijft zelfregulering het vertrekpunt en moeten de proportionaliteit, subsidiariteit, en handhaafbaarheid van eventuele regulerende maatregelen in ogenschouw worden genomen. Ook mag eventuele regulering geen inbreuk vormen op het recht op vrijheid van meningsuiting.
Het kabinet is bezig met het voorbereiden van een Wet op de politieke partijen (Wpp). De aanbevelingen van de staatscommissie-Remkes over digitale campagnevoering en microtargeting worden waar het de politieke partijen betreft hierbij betrokken. Op dit moment wordt verkend op welke wijze regulering op deze punten mogelijk en wenselijk is. Waar het gaat om een transparantieverplichting rondom politieke advertenties geplaatst door politieke partijen en/of hun neveninstellingen wordt bezien of een soortgelijk proces kan worden ingericht zoals het publiceren van het overzicht giften en schulden zoals vastgelegd in de Wet financiering politieke partijen (Wfpp). Daarnaast loopt er een onderzoek bij de Universiteit van Amsterdam naar de mogelijkheden die de huidige wetgeving biedt tegen de verspreiding van desinformatie. De tussenrapportage naar het juridisch kader rond de transparantie van politieke advertenties bied ik u bij deze aan. Daarin wordt ook ingegaan op de moties van de leden Kuiken (PvdA) en Verhoeven (D66) naar een wettelijke transparantieplicht voor politieke advertenties20 en de motie van de leden Asscher (PvdA) en Van der Molen (CDA) om bij wet te regelen dat alleen in Nederland gevestigde personen en organisaties politieke advertenties kunnen plaatsen.21
Ik betrek de uitkomsten van de tussenrapportage, het eindrapport van de Universiteit van Amsterdam naar het huidige wetgevingskader (verwacht in november/december) en de evaluatie van de Europese gedragscode (verwacht 1e kwartaal 2020) bij mijn oordeel over de wenselijkheid van aanvullende regelgeving, en de vraag of dit op nationaal of Europees niveau geregeld zou moeten worden. Ik verwacht uw Kamer daarover in het voorjaar van 2020 te kunnen berichten.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
De motie (Kamerstuk 30 821, nr. 63) constateert dat met nieuwe technologie zoals sociale media en internetzoekmachines onze democratische rechtsstaat kan worden beïnvloed en dat de dreiging van dit soort (buitenlandse) digitale inmenging concreter wordt. De motie verzoekt een actieplan tegen deze digitale inmenging te maken, aan te geven hoe de regering dit gaat voorkomen, signaleren en sanctioneren, en daarbij de aanbevelingen van de commissie-Remkes over digitale campagnes te betrekken.
Digitale inmenging die raakt aan kwetsbaarheden in de context van cybersecurity valt buiten de scope van deze brief. Daartoe zij o.a. verwezen naar de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid van 12 juni jl. over het Cybersecurity Beeld Nederland 2019 (Kamerstuk 26 643,nr. 614).↩︎
Kamerstuk 30 821, nrs. 63, 62, 68 en nr. 61 en Kamerstuk 32 761, nr. 145.↩︎
Kamerstuk 30 821, nr. 51.↩︎
Kamerstuk 22 112, nr. 2760.↩︎
Kamerstuk 30 821, nr. 74.↩︎
Kamerstuk 30 821, nr. 72.↩︎
Kamerstuk 34 430, nr. 10, p. 3.↩︎
Zie daartoe ook de beantwoording door de Minister van Justitie en Veiligheid van Kamervragen over misleidende bitcoinadvertenties, Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 3415.↩︎
Zie NCTV (2019) Chimaera: Een duiding van het fenomeen «hybride dreiging», NCTV, Den Haag, p. 10.↩︎
Kamerstuk 30 821, nr. 72.↩︎
Kamerstuk 35 165, nr. 9.↩︎
Jaarverslag AIVD 2018.↩︎
Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, Verslag over de uitvoering van het actieplan tegen desinformatie (JOIN (2019) 12), 14 juni 2019.↩︎
Kamerstuk 35 000 VII, nr. 14.↩︎
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.↩︎
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.↩︎
Motie van de leden Verhoeven (D66), Van der Molen (CDA), Middendorp (VVD), Kuiken (PvdA) en Van der Graaf (CU) om een voorlichtingscampagne te starten om het bewustzijn te vergroten over beïnvloeding door statelijke actoren van de interne aangelegenheden en democratische processen in Nederland (Kamerstuk 34 775 VII, nr. 21).↩︎
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.↩︎
Onder internetdiensten vallen diensten die via internet een relevant aanbod leveren, bijvoorbeeld middels een website of mobiele applicatie; elektronische communicatiediensten; audiovisuele mediadiensten. Zie ook: Van Hoboken, et al. (2019). De verspreiding van desinformatie via internetdiensten en de regulering van politieke advertenties. Instituut voor Informatierecht (IViR), Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Universiteit van Amsterdam.↩︎
Kamerstuk 32 761, nr. 145.↩︎
Kamerstuk 30 821, nr. 61.↩︎