[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Van der Graaf en Dik-Faber over de registratie van levend geboren kinderen die voor het doen van geboorteaangifte reeds waren overleden

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2019D42146, datum: 2019-10-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiƫle HTML versie (ah-tk-20192020-477).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2019Z17804:

Preview document (šŸ”— origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

477

Vragen van de leden Van der Graaf en Dik-Faber (beiden ChristenUnie) aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de registratie van levend geboren kinderen die voor het doen van geboorteaangifte reeds waren overleden (ingezonden 24Ā september 2019).

Antwoord van Staatssecretaris Knops (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 24Ā oktober 2019).

Vraag 1

Is het waar dat in het verleden (onder andere in de jaren ā€™70) kinderen, die geboren werden, kort leefden en waarvan door omstandigheden (bijvoorbeeld geboorte op een feestdag) pas na het overlijden geboorteaangifte kon worden gedaan, niet werden opgenomen in het Persoonsregister en dat dit juridisch gezien een sluitende procedure was?

Antwoord 1

Het is hier van belang om te wijzen op het onderscheid tussen de burgerlijke stand en de bevolkingsregistratie. Tot 1Ā januari 1995 werd door de ambtenaar van de burgerlijke stand een akte van levenloos geboren kind opgemaakt als een kind kwam te overlijden voordat er geboorteaangifte was gedaan. Het kind kon op grond van deze akte echter niet worden opgenomen in de bevolkingsregistratie; dat was op grond van de toen geldende wetgeving niet toegestaan. Niettemin was registratie van het kind in de bevolkingsregistratie wel mogelijk als de rechtbank op verzoek van de ouders had gelast dat er door de ambtenaar van de burgerlijke stand aparte akten van geboorte en overlijden van het kind zouden worden opgemaakt (art.Ā 1:52 lidĀ 4 BW oud). In dat geval kon het kind wel worden opgenomen in de bevolkingsregistratie.

Sinds 1Ā januari 1995 is het niet meer nodig dat de ouders van een kind dat heeft geleefd, maar voor de geboorteaangifte is overleden, een verzoek richten aan de rechtbank als hiervoor bedoeld. Met betrekking tot deze kinderen worden door de ambtenaar van de burgerlijke stand direct aparte akten van geboorte en overlijden van het kind opgemaakt en vindt op grond daarvan opneming plaats van het kind in de bevolkingsregistratie (destijds GBA, nu BRP).

Vraag 2

Is het waar dat deze kinderen met de wijziging van de Wet basisregistratie personen weliswaar bij de gemeente kunnen worden geregistreerd, maar dat zij enkel kunnen worden geregistreerd als levenloos geboren?

Antwoord 2

De situatie waar deze vraag op doelt, betreft de registratie van een kind dat in het verleden is geboren, maar waarvan nu de registratie in de BRP wordt verzocht. Indien het kind voor de invoering van de elektronische bevolkingsregistratie (de GBA) op 1Ā oktober 1994 is geboren en overleden kan het niet alsnog zelfstandig in de BRP worden opgenomen met een persoonslijst, waarop naast de geboortedatum ook de overlijdensdatum is vermeld. Die onmogelijkheid geldt overigens voor alle personen die voor 1Ā oktober 1994 zijn overleden, niet alleen voor kinderen als hier bedoeld. Dit heeft te maken met het stopzetten van de bijhouding van de bevolkingsregistratie zoals die tot dat moment werd gevoerd. Omdat omtrent het kind eerder echter wel een akte van levenloos geboren kind was opgemaakt, kunnen alsnog gegevens over het kind worden opgenomen op de persoonslijst van de ouders. Indien de ouders, op de wijze als uiteengezet in het antwoord op vraag 1, de akte van levenloos geboren kind hebben laten vervangen door een akte van geboorte en een akte van overlijden, kunnen vervolgens de gegevens omtrent de geboorte van het kind in de BRP worden opgenomen op de persoonslijst van de ouder die daarom verzoekt. Deze gegevens worden dan ontleend aan de geboorteakte waarin de eerdere akte van levenloos geboren kind is omgezet. De overlijdensdatum van het kind wordt niet op de persoonslijst van de ouder opgenomen. Dat geldt conform de systematiek van de BRP overigens voor iedere persoon die als gerelateerde op de persoonslijst van een ingeschrevene kan zijn vermeld (ouders, kinderen, gehuwden of geregistreerd partners).

Het voor de geboorteaangifte overleden kind staat als gevolg van deze procedure derhalve niet als levenloos geboren kind in de BRP geregistreerd. Dat blijkt ook uit de verwijzing naar het aktenummer dat als brondocument dient voor de vermelding van het gegeven over de geboorte van het kind op de persoonslijst van de ouder. Dat aktenummer heeft de codering van een reguliere geboorteakte en niet van een akte levenloos geboren kind.

Vraag 3

Begrijpt u dat het voor ouders zeer pijnlijk is, wanneer hun kind korte tijd heeft geleefd maar het niet als zodanig in de Basisregistratie Personen kan worden opgenomen?

Antwoord 3

Ja, dat begrijp ik. Zoals in het antwoord op vraag 2 is vermeld, kan een kind, indien dit voor 1Ā oktober 1994 is geboren en overleden, helaas niet met een eigen persoonslijst in de BRP worden opgenomen. Door de registratie van het kind op de persoonslijst van de ouder, waarbij de geboortedatum wordt opgenomen en tevens wordt vermeld dat die datum is ontleend aan een reguliere geboorteakte, blijkt echter evengoed dat het kind heeft geleefd.

Vraag 4

Welke mogelijkheden ziet u om ouders in staat te stellen in deze specifieke gevallen hun kind alsnog in de Basisregistratie Personen op te laten nemen als zijnde levend geboren en daarna overleden? Bent u bereid hiertoe met aanvullende instructies richting gemeenten en zo nodig met aanvullende wetgeving te komen?

Antwoord 4

Gegeven de systematiek die op 1Ā oktober 1994 is gekozen voor het registreren van personen die voor die datum al waren overleden, zie ik geen mogelijkheid om voor deze situatie ook de overlijdensdatum van het kind in de BRP op te nemen. Het zou een ingrijpende fundamentele wijziging betekenen van de opzet van de BRP. Omdat in de huidige situatie al uit de BRP blijkt dat het kind heeft geleefd, acht ik aanvullende instructies en wetgeving niet nodig.