Stand van zaken intensieve kindzorg
Langdurige zorg
Brief regering
Nummer: 2019D42796, datum: 2019-10-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-34104-266).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Onderdeel van kamerstukdossier 34104 -266 Langdurige zorg.
Onderdeel van zaak 2019Z20462:
- Indiener: H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2019-10-30 13:40: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-11-06 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2019-11-20 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-03-04 15:00: Wijkverpleging (Algemeen overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-03-05 13:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
34 104 Langdurige zorg
Nr. 266 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 oktober 2019
Hierbij informeer ik u over de stand van zaken ten aanzien van de zorg voor kinderen met een intensieve zorgvraag, zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg Wijkverpleging op 11 september 2019.
Goede zorg voor ernstig zieke kinderen vind ik van groot belang. In Nederland zijn veel professionals, zoals kinderartsen en (kinder)verpleegkundigen, dag in dag uit bezig deze kinderen zo goed mogelijk te helpen. De organisatie van de zorg voor kinderen met een intensieve zorgvraag is per definitie ingewikkeld. Het gaat immers meestal over heel complexe zorgsituaties met veel impact op het hele gezin. Ik vind het belangrijk dat kind en gezin zoveel mogelijk ontlast worden en dat betrokken partijen ingewikkelde zaken over de organisatie van de zorg áchter de schermen oplossen.
Alhoewel de zorg voor deze kinderen anders van karakter is – en een wijkgerichte aanpak niet van toepassing kan zijn vanwege de grote regionale spreiding – spelen er vraagstukken die ook in wijkverpleging in het algemeen spelen. Bijvoorbeeld de uitdagingen om goed personeel te vinden en de ongewenste praktijkvariatie in indicatiestelling. Ik zou een groot voorstander ervan zijn dat wijkverpleging- en kindzorgpartijen meer aansluiting zoeken bij elkaar. Dat zou onder andere kunnen rondom de onderwerpen arbeidsmarkt, het verstevigen van de verbinding tussen het medisch en sociaal domein en het verbeteren van indicatiestelling, zoals die worden opgepakt vanuit het Hoofdlijnenakkoord wijkverpleging en de Bestuurlijke afspraken Zvw-pgb. Ten aanzien van het Begrippenkader Indicatieproces van V&VN (van maart 2019) en de duiding daarbij van het Zorginstituut (Verpleegkundige indicatiestelling; een nadere duiding, d.d. maart 2019) heb ik partijen gevraagd te bekijken of er een bijlage over kindzorg bij zou moeten komen, bijvoorbeeld over de uitleg van «inzet (cliënt)netwerk».1
In de bekostiging wijkverpleging hebben NZa en VWS overigens specifieke aandacht voor de kindzorg, net als voor andere specialistische zorg zoals dementie- en palliatieve zorg.
Ik zie dat kindzorgpartijen als de Branchevereniging Integrale Kindzorg (Binkz), Kind en Ziekenhuis, Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde, V&VN kinderverpleegkunde en Kenniscentrum Kinderpalliatieve Zorg gezamenlijk en constructief blijven werken aan het verder verbeteren van de kindzorg. De partijen hebben een Routemap om te komen tot integrale zorg voor kinderen en een Landelijke Werkagenda Kinderpalliatieve zorg opgesteld. Ook weet ik dat kinderthuiszorgorganisaties die aangesloten zijn bij de Binkz regelmatig zgn. indiceerdersoverleggen organiseren. Dit gebeurt inmiddels door het hele land. Hierbij staat casuïstiekbespreking voorop en is ruimte voor intercollegiaal overleg. Er sluiten ook niet bij de Binkz aangesloten zzp’ers aan en vertegenwoordigers vanuit zorgverzekeraars en gemeenten. Dat laatste is cruciaal, want alleen door samenwerking tussen partijen kan deze zorg goed georganiseerd worden.
De gewijzigde afbakening tussen de Jeugdwet en de Zorgverzekeringswet op het gebied van verzorging aan kinderen met een intensieve zorgvraag geldt vanaf 1 januari 2019 voor álle kinderen met een intensieve zorgvraag. Het overgangsjaar is toen afgelopen. De bestaande factsheets over dit onderwerp zijn aangepast op het aflopen van het overgangsjaar.2 Op basis van uitvraag bij betrokken partijen heb ik indruk dat de nieuwe afbakening naar behoren werkt in de praktijk.
In 2016 is een expertisepunt op het gebied van kinderen met een intensieve zorgvraag opgericht dat is ondergebracht bij het Juiste Loket. Ouders en anderen kunnen er laagdrempelig terecht met vragen over het organiseren van zorg en ondersteuning voor kind en gezin. Het Juiste Loket krijgt nog steeds regelmatig vragen. Ik vind het positief dat het Juiste Loket als vraagbaak gevonden wordt – zowel door cliënten, als door gemeenten en verpleegkundigen – en dat het aantal vragen over de zorg voor kinderen met een intensieve zorgvraag sinds vorig jaar stabiel is; ongeveer 30 per maand.
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft recent een rapport gepubliceerd over zorgnetwerken rondom kinderen thuis3, met aanbevelingen voor partijen. Ik vind het goed dat de IGJ aandacht voor de netwerkzorg heeft; ook in de kindzorg is deze van groot belang. De inspectie vraagt van de branche- en beroepsorganisaties en individuele netwerkpartners om aan de slag te gaan met verbeterpunten op het gebied van onder andere: ondersteuning voor ouders, duidelijk beleggen van de medische lijn, samenwerking tussen de professionals, eenheid in beleid, indicatiestelling, zzp’ers en medicatieveiligheid. De inspectie zal over twee tot drie jaar een vervolg geven aan het toezicht op de specialistische verpleging en zorg thuis, in de eigen omgeving om te toetsen of de bevindingen en conclusies tot verbeteringen hebben geleid.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Zie «Verpleegkundige indicatiestelling: een nadere duiding», Zorginstituut, 28 maart 2019, p. 15: «De term «gebruikelijke zorg» komt niet voor in de Zvw. Deze term komt uit de AWBZ/Wlz. De verpleegkundige beroepsgroep hanteert deze term ook niet bij de indicatiestelling. Er is evenmin een standaard voor de berekening van de tijd die samenhangt met de verlening van «gebruikelijke zorg». ... «Het Zorginstituut stelt voor om deze term die niet voorkomt in de Zvw, dan ook niet meer te gebruiken binnen de Zvw. In plaats daarvan spreken we over «de inzet van het (cliënt)netwerk» en «het kijken naar wat de verzekerde en zijn naasten zelf kunnen doen» en het «versterken van de eigen regie, dus het hele netwerk zo krachtig mogelijk maken».»↩︎
Factsheets zijn te vinden via: https://www.informatielangdurigezorg.nl/documenten/brochures/2019/08/30/factsheets-kinderen-met-intensieve-zorgvraag↩︎
https://www.igj.nl/onderwerpen/netwerkzorg/toezicht-op-medisch-specialistische-zorg-thuis-aan-kinderen↩︎