Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over rapporten ILT en RIVM over GenX (Kamerstuk 28089-148)
Gezondheid en milieu
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2019D43663, datum: 2019-11-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2019D43663).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: B. Schuurkamp, griffier
Onderdeel van zaak 2019Z17894:
- Indiener: S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2019-10-01 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-10-02 10:15: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2019-10-31 12:00: Rapporten ILT en RIVM over GenX (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2021-01-14 13:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (đ origineel)
2019D43663 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over haar brief met betrekking tot de «Rapporten ILT en RIVM over GenX» (Kamerstuk 28 089, nr. 148).
De vragen en opmerkingen zijn op 1Â november 2019 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat voorgelegd.
De voorzitter van de commissie,
Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie,
Schuurkamp
Inhoudsopgave | blz. | |
I | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 |
Inleiding | 2 | |
Algemeen | 2 |
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken ten behoeve van het schriftelijk overleg «rapporten ILT en RIVM over GenX». Zij hebben nog enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief en hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van de brief van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat aan de Kamer en de betreffende rapporten van de ILT en het RIVM over GenX. Na het lezen van de rapporten en de brief hebben de leden nog een aantal vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de brief en de rapporten en hebben hier zorgen over en vragen en opmerkingen bij.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de rapporten van de ILT en het RIVM over GenX en hebben hier nog vragen over.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de rapporten van het RIVM, de ILT en de begeleidende brief van de Staatssecretaris en hebben daarover nog enige opmerkingen en vragen.
Algemeen
De leden van de VVD-fractie stellen vast dat het rapport van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) stelt dat op basis van de ingeschatte massabalans van Chemours de afvalketen de belangrijkste verspreidingsroute is van perfluor-2-propoxypropaanzuur (FRD). Het gaat hier om 27.255 kg per jaar via afvalstoffen, 2.000 kg per jaar via lozing naar water, 500 kg per jaar via emissie naar de lucht en minder dan 25 kg per jaar via de producten. Dit alles bleek uit bijlage 3 van het vorige rapport1, zo is te lezen in het huidige rapport van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Deze leden vragen of het klopt dat het inzicht dat de afvalketen de belangrijkste verspreidingsroute is van FRD al meer dan een jaar bekend is bij de ILT? Deelt de Staatssecretaris de opvatting van deze leden dat er in deze casus niet gesproken kan worden van een nagenoeg gesloten systeem voor het gebruik van FRD-stoffen door de eerste gebruiker?
De leden van de VVD-fractie vragen in aanvulling op bovenstaande of de Staatssecretaris de mening deelt dat, ter voorkoming van vergelijkbare casus in de toekomst, het wenselijk is dat de kennispositie van zowel de ILT als het ministerie wordt versterkt. Deze leden geven aan dat dit zou kunnen door de ILT opdracht te geven de (potentieel) zeer zorgwekkende stoffen (hierna: (p)ZZS)-houdende emissies, lozingen en afvalstromen van defensie-inrichtingen in beeld te brengen. Ook kan de ILT opdracht worden gegeven in het verlengde van de uitvraag van provincies bij andere bedrijven, die onder het besluit risico's zware ongevallen (hierna: BRZO-bedrijven) vallen, naast luchtemissies en lozingen ook de ZZS-houdende afvalstromen van deze bedrijven in beeld te brengen. Ook Rijkswaterstaat kan, in het kader van de Pilot Bezien, expliciet aandacht vragen voor de feitelijke betekenis van afval- en recyclestromen voor de directe lozingen. Deze leden vragen of de Staatssecretaris de zorg deelt dat de opbouw van de kennispositie langs deze weg geruime tijd zal duren en dat dit forse inspanningen van veel medeoverheden vraagt. Daarnaast vragen deze leden of de Staatssecretaris de mening deelt dat bedrijven, die deze stoffen als eerste ontwikkelen en gebruiken, hier ook verantwoordelijkheid dragen en dus mogen worden aangesproken op het uit voorzorg goed in beeld brengen van hun (p)ZZS-emissies en afvalstromen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris zich herkent in de veronderstelling dat de omvang, verspreiding en onzekerheden van het poly- en perfluoralkylstoffen (hierna: PFAS)-vraagstuk aanzienlijk kleiner had kunnen zijn als voor deze stoffen een wettelijke verplichting tot minimalisatie (voor de eerste producent) en informatie tussen ketenpartners zou hebben bestaan waarop â decentrale â bevoegde gezagen hadden kunnen toezien.
De leden van de VVD-fractie vragen tot slot of de Staatssecretaris de zorg deelt dat alleen het introduceren van een meldplicht op bedrijfsafvalstromen in de uitvoering, bij bijvoorbeeld afval en recyclebedrijven (verderop in de keten), tot verlies aan draagvlak kan leiden wanneer niet ook de minimalisatieverplichting voor emissies en lozingen wordt uitgebreid tot het ontstaan van (p)ZZS-houdende afval- en recyclestromen (bij eerste gebruikers/producenten)?
De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris erkent dat provincies (en in hun opdracht: omgevingsdiensten) niet effectief kunnen optreden tegen onevenredig grote (p)ZZS-houdende afval- en recyclestromen op basis van het zorgplichtartikel, omdat deze mogelijkheid voor de rechter geen standhoudt, zoals ook door de ILT is gesteld. Geldt dit ook voor gemeenten (en in hun opdracht omgevingsdiensten) bij het opvragen van informatie over (p)ZZS bij bedrijven die alleen onder algemene regels vallen (en dus niet vergunningplichtig zijn)?
De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven hoe de aanbevelingen van de ILT en de meldplicht geĂŻmplementeerd gaan worden. Gaat de Staatssecretaris met de ILT en mogelijk enkele provincies als koploper de meldplicht ten aanzien van bedrijfsafvalstromen vanaf het moment van publicatie van de ontwerpregelgeving inhoud geven?
De leden van de CDA-fractie constateren dat de milieuwetgeving in beginsel de verantwoordelijkheid voor het beschrijven van mogelijke milieueffecten van hun handelen bij initiatiefnemers legt en de verantwoordelijkheid voor het toetsen hiervan bij het bevoegd gezag. Zal deze rolverdeling ook ten grondslag liggen aan het tijdelijk handelingsperspectief bodem en daarmee het te voeren gesprek tussen onder andere grondbanken en projectontwikkelaars met vooral gemeenten als bevoegd gezag?
De leden van de CDA-fractie constateren dat PFAS tegelijkertijd giftig, mobiel en persistent (moeilijk afbreekbaar) zijn. Hoeveel van de circa 1.500 ZZS en 300 (p)ZZS kennen eenzelfde zorgwekkende combinatie van eigenschappen? En van hoeveel van deze stoffen kan de Staatssecretaris uitsluiten dat zij zich kunnen verspreiden in het Nederlandse leefmilieu?
De leden van de D66-fractie zijn blij met de aanpak van de Staatssecretaris om een tijdelijk handelingskader op te stellen voor PFAS-houdende grond en baggerspecie en de opdracht aan het RIVM om een breder en beter beeld van de aanwezigheid van PFAS en risicoâs in Nederland te creĂ«ren. De rapporten laten zien dat PFAS serieuze risicoâs hebben voor de volksgezondheid en het milieu in Nederland. Dit vraagt om gericht beleid en heldere handelingskaders voor alle betrokkenen, van producenten tot decentrale bevoegdheden.
De leden van de D66-fractie lezen in de samenvattingen van de verzamelde meetgegevens in het «RIVM Rapport: Verspreiding van GenX in het milieu» dat in de afgelopen jaren in veel gevallen het mediaangehalte, met name in het grondwater, explosief is toegenomen. Deze leden hebben de volgende vragen. Kan de Staatssecretaris de explosieve toename van het voorkomen van GenX in oevergrondwater uitleggen? Kan de Staatssecretaris uitsplitsen wat de gemeten gehaltes zijn van PFAS in het drinkwater dat uit oppervlaktewater wordt gewonnen en het drinkwater dat uit grondwater wordt gewonnen? Deze leden geven aan dat door de indaling van chemische stoffen het altijd enkele jaren duurt voordat deze in grondwater terug te vinden zijn. Wat zijn de prognoses van de toename van PFAS in onze grondwaterreserves?
De leden van de D66-fractie lezen in hetzelfde rapport dat het RIVM pleit voor een bronaanpak. Deze leden vragen of er nu een duidelijk overzicht van alle bronlocaties van PFAS en GenX in en rondom Nederland is. Deze leden ontvangen graag een overzicht hiervan per locatie en daarbij inzicht van de hoeveelheid uitstoot van de locatie.
De leden van de D66-fractie lezen ook dat «op basis van de twee moestuinonderzoeken en het onderzoek naar de aanwezigheid van GenX in dierlijke voedingsproducten worden voor de mens geen gezondheidsrisicoâs verwacht door blootstelling via voedsel. Daarbij zijn er voor schapen te weinig gegevens om een uitspraak te kunnen doen en heeft het onderzoek naar vis zich beperkt tot een meting in twee vissen». Naar aanleiding hiervan hebben deze leden de volgende vragen. Kan de Staatssecretaris toelichten of op basis van deze onderzoeken wetenschappelijk gesteld kan worden dat geen gezondheidsrisicoâs verwacht hoeven te worden voor mensen via blootstelling van voedsel? Kan het RIVM aangeven welke metingen in de toekomst kunnen zorgen voor gefundeerde conclusies over de effecten van PFAS en GenX op de gezondheid?
De leden van de D66-fractie lezen in de aanbevelingen van het RIVM-rapport dat het onderzoek van de ILT laat zien dat in sommige gevallen een wettelijk kader voor deze stoffen ontbreekt, ontoereikend is of niet bekend is bij de betrokken partijen. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe dit opgepakt wordt? Kan de Staatssecretaris toelichten waar het wettelijk kader voor PFAS ontbreekt of ontoereikend is? Op welke manier gaat er gewerkt worden aan een uitgebreidere informatieplicht voor producenten van PFAS?
De leden van de GroenLinks-fractie moeten concluderen dat er nog lang geen overzicht en zeker geen grip en controle bestaan op de omvang van het probleem met GenX en PFAS. De conclusies van de ILT en het RIVM zijn zeer zorgelijk. ILT en RIVM concluderen dat de wetgeving niet op orde is en onvoldoende waarborgen biedt om verspreiding van ZZS te voorkomen. De ILT geeft aan «Van een overkoepelend en samenhangend optreden (âŠ) is nog geen sprake». Niemand heeft het overzicht of beheerst de risicoâs in de keten en er is geen focus bij overheden. Ook is er geen overzicht van de mate van verspreiding van GenX en PFAS. Het RIVM concludeert: «Een landsdekkend beeld ontbreekt». Daarbij is de door de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) voorgestelde gezondheidskundige grenswaarde vijftien keer strenger dan de grenswaarde die het RIVM gebruikt. Ondertussen staat het Malieveld vol boze grondwerkers. De leden van de GroenLinks-fractie zijn zeer bezorgd. RIVM en ILT doen verschillende aanbevelingen omtrent de wet en het beleid. Is de Staatssecretaris bereid deze aanbevelingen over te nemen?
De leden van de GroenLinks-fractie concluderen aan de hand van de ILT en RIVM-onderzoeken dat het wettelijk kader rond informatieplicht en ketenaanpak en de eigen rol die overheden, handhavers en bedrijven hierin hebben, pijnlijk te kort schiet. De stromen van met GenX en PFAS besmet afval gaan het hele land door, zonder dat transporteurs en verwerker hiervan op de hoogte zijn. Er wordt onvoldoende of helemaal niet bijgehouden wat waar heen gaat, wie dat doet met welke vracht- of tankwagen en hoe het wordt verwerkt of gestort, welke vracht- of tankwagen daarvoor wordt gebruikt, of en hoe die wordt gereinigd en wat er daarna mee wordt getransporteerd. Op die manier kan het in de ogen van deze leden niet anders zijn, dan dat er kruisbesmettingen optreden en de vervuiling zich deels onbewust en in elk geval ongemerkt door het hele land verspreidt. Samen met de historische besmettingen door emissies naar lucht en water en het feit dat deze niet landelijk in kaart zijn gebracht, is het in de ogen van deze leden geen wonder dat we nu overal in het land problemen hebben met PFAS en GenX in grond en water. De overheden, landelijk en regionaal, zijn hier duidelijk in te kort geschoten. De ILT schrijft dat bedrijven gewoonweg niet rapporteren dat er FRDâs in de aangeboden lading zitten. Deels omdat ze dat zelf niet weten, deels omdat het vaak niet gerapporteerd hoeft te worden. In de keten wordt pas informatie gedeeld als een bepaalde stof 0,1% of meer deel uit maakt van de lading.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn geschokt dat het verschil tussen de wettelijke lozingsnorm om milieu en gezondheid te beschermen een miljard keer strenger is dan de gebruikelijke informatie norm. Geen wonder dat ongemerkt het niet afbreekbare, toxische GenX wordt verspreid.
De leden van de GroenLinks-fractie dringen er bij de Staatssecretaris op aan om snel de informatieplicht aan te scherpen. Het kan niet zo zijn dat PFAS die via de poort een fabriek verlaten een andere norm hebben dan PFAS die via de pijp de fabriek verlaten. En waarom is de concentratiegrenswaarde van ZZS in afvalstromen vele malen hoger dan de normen voor deze stoffen in bodem en water?
De leden van de GroenLinks-fractie willen dat er toe wordt gewerkt naar een gesloten keten van ZZS. De producent moet rechtsreeks verantwoordelijk worden voor elke nanogram die wordt geproduceerd. Gebruik, verwerking, recycling en vernietiging moet in een gesloten keten navolgbaar en te verantwoorden zijn. Transporteurs en verwerkers moeten kunnen rapporteren waar wat is gebleven en vergunningverleners en handhavers moeten hier op toezien. Dat vergt veel meer inzet van overheden en een andere werkwijze in de keten. Is de Staatssecretaris bereid om een gesloten ketenaanpak als uitgangspunt van beleid te nemen? Welke wet- en regelgeving zou hiervoor moeten worden aangepast? Kan als eerste stap de sectie over ZZS in het Landelijk Afvalbeheerplan 3 (LAP3) aangepast worden?
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat het onderzoek naar de verspreiding van GenX en PFAS geen dekkend beeld opgeleverd heeft. Daarvoor is veel meer onderzoek nodig. De verplichtingen voor onderzoek die nu voortvloeien uit het tijdelijk handelingskader leveren duizenden extra metingen op van grond en water. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe deze metingen worden meegenomen om een concentratiekaart van Nederland te maken? Zijn deze metingen voldoende van kwaliteit?
De leden van de GroenLinks-fractie willen de Staatssecretaris vragen zorg te dragen dat er snel een scherper en landelijk dekkend beeld ontstaat van de concentraties in bodem en water en met name de grotere primaire en secundaire bronnen van vervuiling. Deze leden willen de Staatssecretaris ook vragen om meer inzicht te geven in hoe waarden in tabel 1 op pagina 16 van het RIVM-rapport, zich verhouden tot de risicowaarden. Waarom is bijvoorbeeld de waarde van een kinderspeeltuin ruim 2000 keer hoger dan voor een tuin? Hierom is ook gevraagd in de motie van het lid Kröger over persistente stoffen in het leefmilieu (Kamerstuk 30 175, nr. 331) van 19 maart 2019. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het staat met de uitvoering van deze motie?
De leden van de GroenLinks-fractie willen weten hoe het staat met de gezondheidsnorm van de EFSA. Wanneer wordt deze vastgesteld? Het advies van de EFSA is vijftienmaal strenger dan onze norm. Is de Staatssecretaris bereid om de veiligere EFSA-norm over te nemen? Welke praktische gevolgen heeft dit en hoe verhoudt zich dat dan tot de waarden in de eerder genoemde tabel?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook vragen over hoe besmetting via bijvoorbeeld afvalverbranding en bodemassen verloopt. Is er zicht op deze stroom? Kan de Staatssecretaris toezeggen dat snel in kaart wordt gebracht of PFAS in bodemassen een in potentie grote bron van verspreiding en vervuiling is? Hoe wordt dit gemonitord? Wordt dit apart door de afvalverbrandingsinstallaties (AVIâs) getest en gerapporteerd?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Staatssecretaris een overzicht te publiceren van alle lozingsvergunningen voor GenX en PFAS in Nederland en daarbij ook aan te geven waar vermoedelijk neergeslagen concentraties verder uitspoelen of via afvalstromen potentieel grotere concentratie kunnen voorkomen. Kan de Staatssecretaris hiervoor zorgen? Wanneer zijn alle actieve bekende vergunde of potentiële bronnen in beeld? Wordt hier verder onderzoek naar gedaan? Wordt er actief gekeken naar PFAS die nog niets zijn aangemerkt als ZZS? Zijn bedrijven vergunningplichtig voor PFAS die nog niet op de lijst van potentiële ZZS staan?
De leden van de GroenLinks-fractie willen nogmaals benadrukken dat PFAS een grote groep stoffen zijn met vaak identieke of vergelijkbare eigenschappen. Zoals ook de rapporten duidelijk aangeven verdient een groepsbenadering de aanbeveling. Zowel Europees als nationaal heeft het geen zin om hier en daar een enkele stof te normeren of te monitoren, als er niets wordt afgesproken voor de verwante stoffen of niet wordt gekeken hoe de combinatie uitwerkt op natuur en gezondheid. Hoe wordt de motie van het lid Kröger c.s. over gefluorideerde koolwaterstoffen als groep opnemen in REACH (Kamerstuk 21 501-08, nr. 781) uitgevoerd die oproept om te zorgen dat PFAS als groep worden geclassificeerd onder REACH (Europese verordening inzake Registratie, Evaluatie, Autorisatie en beperkingen van Chemische Stoffen)? En is het in de tussentijd mogelijk om PFAS als groep stoffen op de lijst van potentieel ZZS te plaatsen?
De leden van de GroenLinks-fractie willen weten hoe het staat met het digitaliseren van alle vergunningen voor ZZS en een landelijke database voor alle handhavende instanties. De rapportages maken duidelijk dat de urgentie bij handhavers en overheden ontbreekt. Deze leden vragen de Staatssecretaris om er met klem op aan te dringen om hier veel nadrukkelijker op in te zetten. Maar ook om handhavers de middelen te geven om te handhaven. Welke extra middelen zijn hiervoor nodig?
De leden van de GroenLinks-fractie willen ten slotte de Staatssecretaris oproepen snel met een actieplan te komen voor het terugdringen van de bronnen van PFAS-vervuiling. Veel onderzoek is nog gaande, maar gezien het grote maatschappelijke belang moeten de bronnen die nu al bekend zijn zo snel mogelijk aangepakt worden.
De leden van de SP-fractie vragen of de Staatssecretaris het met deze leden eens is dat de conclusie van de ILT, dat geen enkel onderdeel in de keten die verantwoordelijk is voor de productie van, voor de leefomgeving potentieel gevaarlijke stoffen, informatie over deze stoffen deelt of zelfs maar communiceert over de samenstelling van de te vervoeren stoffen, onacceptabel is en ronduit schokkend. Welke stappen worden genomen om dit te verbeteren en op welke termijn kunnen deze verbeteringen worden gerealiseerd?
De leden van de SP-fractie vragen, naar aanleiding van de bevindingen van de ILT, of en op welke wijze ervoor gezorgd gaat worden dat de communicatie en informatieverstrekking binnen de ketens die te maken hebben met ZZS, zoals de stoffen betrokken bij het GenX-proces (FRD), wordt verbeterd.
De leden van de SP-fractie vragen of de Staatssecretaris het met deze leden eens is dat in het belang van de volksgezondheid en de veiligheid, regels over informatie en communicatie betreffende productie en transport van (p)ZZS in wetgeving zou moeten worden vastgelegd en er vergunningen voor aangevraagd zouden moeten worden. Deelt de Staatssecretaris, samen met deze leden, de conclusie van de ILT dat de REACH-richtlijnen te kort schieten als het gaat om de toepassing van stoffen waarvan nog niet vaststaat of sprake is van mogelijk gevaarlijke eigenschappen?
De leden van de SP-fractie vragen hoe kan worden voorkomen dat stoffen waarvan nog niet duidelijk is wat de mogelijk schadelijke effecten op de leefomgeving zijn, toch worden toegepast en aldus worden verspreid.
De leden van de SP-fractie vragen of de Staatssecretaris de mening deelt dat het hoognodig is dat er een informatieplicht komt voor het vermelden van het gehalte van PFAS en GenX gerelateerde stoffen in een grondstof- of afvaltransport, onafhankelijk van de grenswaarde of norm.
De leden van de SP-fractie vragen wat de huidige regels zijn als het gaat om de informatieverstrekking bij het verwerken van ZZS, als het gehalte van een of meerdere van deze stoffen in het te verwerken afval boven de toegestane norm ligt en op welke wijze deze regels worden gecontroleerd en gehandhaafd.
De leden van de SP-fractie vragen of, gezien de noodzaak inzicht te krijgen in de verspreiding van ZZS, betrokken marktpartijen kunnen worden verplicht om metingen te verrichten op het aangeleverde afval en de resultaten van deze metingen te registreren via een landelijk registratiesysteem.
De leden van de SP-fractie vragen of en hoe de veiligheid van de leefomgeving wordt gegarandeerd bij de verwerking van afval met (p)ZZS door relatief kleine afvalverwerkende bedrijven die slechts eens in de vijf tot tien jaar worden gecontroleerd.
De leden van de SP-fractie vragen wanneer de methode die het EFSA nu ontwikkelt voor de risicoâs verbonden aan een mengsel van PFAS inzetbaar is.
De leden van de SP-fractie vragen of de Staatssecretaris de mening deelt dat om de veiligheid van de leefomgeving te garanderen totdat deze methode beschikbaar is, bij het vaststellen van het gehalte PFAS en het vaststellen of sprake is van een normoverschrijding, altijd wordt uitgegaan van de totale hoeveelheid van het mengsel van de aanwezige PFAS.
De leden van de SP-fractie vragen of er andere soorten of groepen ZZS zijn, die nu afzonderlijk worden gemeten en beoordeeld worden, maar mogelijk ook een cumulatief effect hebben, en zo ja welke stoffen of soort stoffen dit betreft. Zo nee, is het niet verstandig hier onderzoek naar te doen?
De leden van de SP-fractie vragen waarom ervoor de beoordeling van het oppervlaktewater op GenX is gekozen voor risicowaarden met de bovengrens van 118 nanogram per liter en niet voor de ondergrens van 48 nanogram per liter of een gemiddelde daar tussenin.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de voorgenomen reductie van de uitstoot van GenX door Chemours zich in de praktijk ontwikkelt en zouden graag een overzicht zien van het verloop van deze reductie als het gaat om de uitstoot naar land, water en lucht.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de controle en handhaving verloopt rond de, op basis van de voorgenomen reductie van de uitstoot van GenX door Chemours, aangepaste vergunningen.
De leden van de SP-fractie vragen, ter verduidelijking van het rapport, of er een overzicht gegeven kan worden van alle aanbevelingen van het RIVM en per aanbeveling de hieruit volgende beleidskeuze.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn blij met het toegenomen inzicht in de verspreiding van deze stoffen. Zij pleiten al geruime tijd voor het verbieden van de productie, het gebruik en de lozing van GenX. De constatering dat deze stoffen op steeds meer locaties (onverwachts) worden aangetroffen en dat geconstateerde vervuiling, zoals bij Suez, niet herleid kan worden, maakt het zo spoedig mogelijk «dichtkraaien van de kraan» voor deze leden alleen maar urgenter. Deze leden vragen de Staatssecretaris daarom wat zij gaat doen om op zo kort mogelijke termijn te voorkomen dat er nog meer PFAS, direct of indirect, in het milieu belanden.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat uit de rapportages blijkt dat nog regelmatig onvoldoende informatie beschikbaar is over de stoffen en de bijbehorende risicoâs. Deze leden vragen de Staatssecretaris daarom of zij al meer informatie kan delen over de methode waar de EFSA momenteel aan werkt om de risicoâs van blootstelling aan een combinatie van PFAS in kaart te brengen. Het lijkt deze leden ondoenlijk om alle combinaties van de meer dan 6.000 PFAS in kaart te brengen. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat wanneer de precieze gevaren van bepaalde combinaties niet bekend zijn er, vanuit het voorzorgsbeginsel, wordt uitgegaan van de meest schadelijke combinatie? Zo nee, waarom niet? En wil zij daar dan bij de EFSA voor pleiten?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven waarom in de Kaderrichtlijn Water de risicogrens voor GenX in vis is verhoogd van 1,3 ”k/kg naar 2,6 ”k/kg vis (pagina 15, RIVM-rapport)? Is dat beargumenteerd vanuit de risicoâs die deze concentratie met zich meebrengt voor de vissen of alleen de risicoâs die deze concentratie met zich meebrengt voor mensen via de consumptie van de vis? Op pagina 17 van de RIVM-rapportage valt ook te lezen dat voor toepassing op land boven grondwaterniveau de norm in het tijdelijke handelingskader gesteld is op de strengste ecologische risicogrens waarbij het gaat om doorvergiftiging via bodemorganismen naar vogels en zoogdieren. Wat moeten deze leden verstaan onder «doorvergiftiging»? Ook hier stellen zij de vraag of er alleen geredeneerd wordt vanuit de risicoâs voor mensen via de consumptie of dat er ook gekeken is naar de risicoâs voor de bodemorganismen, de vogels en de zoogdieren.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen waarom de Staatssecretaris, voor de menselijke blootstelling, de bevoegde gezagen geadviseerd heeft om uit de door de wetenschap voorgestelde bandbreedte (pagina 16, RIVM-rapport) van 48 tot 118 nanogram per liter de bovengrens van 118 te nemen. Schrijft het voorzorgsbeginsel niet voor dat voor de zekerheid de ondergrens (48 nanogram) genomen moet worden? Is de Staatssecretaris bereid de ondergrens van 48 nanogram te adviseren? Zo nee, waarom niet? Bij de risicogrens die bepaald is voor zwemwater stelt het RIVM expliciet dat deze is afgeleid voor een kind. Kan de Staatssecretaris aangeven of dit ook het geval is voor alle anderen blootstellingseisen die genoemd worden? Zo nee, waarom is alleen bij deze eis gekeken naar de blootstelling voor kinderen? Is de Staatssecretaris bereid alle blootstellingsnormen op te stellen op basis van blootstelling voor een kind?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat over de afvalstromen van GenX wordt gesteld dat Chemours 80 van haar 250 afvalstromen aanmerkt als GenX-houdend. Deze leden vragen de Staatssecretaris of Chemours inmiddels al deze afvalstromen heeft onderzocht op GenX. Zo nee, waarom niet? Heeft naar de mening van de ILT, Chemours inmiddels wel een sluitende procedure om de aanwezigheid van GenX in haar afvalstromen te kunnen uitsluiten?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben daarnaast vragen over de blootstelling via transport. In de rapportage valt te lezen dat bij het reinigen van transporten verontreiniging met GenX via het spoelwater wegspoelt. Kan de Staatssecretaris onderzoeken of het mogelijk is om bij het transport van GenX, en in bredere zin van ZZS, alleen nog dedicatietransport toe te staan? Voor het transport via schepen is dit reeds een bestaande praktijk. Wanneer door een voertuig altijd dezelfde stoffen vervoerd worden hoeft er zelden tot nooit meer gereinigd te worden en kan verspreiding van de stoffen voorkomen worden.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven waar de toename tussen 2017 en 2018 vandaan komt die valt af te lezen uit tabel S1 op pagina 9 van het RIVM-rapport. Het gaat dan om de toename van de maximale gehaltes en medianen voor oppervlaktewater, grond en grondwater.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat de ILT schrijft: «Zo lang er geen externe prikkel komt voelen producenten zich onvoldoende verantwoordelijk om de eigenschappen van een stof te onderzoeken en te delen.» Kan de Staatssecretaris aangeven welke prikkel zij voor ogen heeft om producenten te dwingen beter inzicht in de stofeigenschappen en de risicoâs te krijgen en om deze informatie beter te delen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie horen verder graag wanneer de Staatssecretaris komt met de nieuwe invulling van de informatieplicht. Zij achten een snelle aanscherping daarvan van groot belang.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zien dat de ILT verder in haar rapportage constateert dat in een aantal schakels van de keten door bevoegde gezagen wordt opgetreden maar dat van een overkoepelend en samenhangend optreden geen sprake is. Kan de Staatssecretaris na die opmerking nogmaals reflecteren op de eerdere oproep van deze leden om dit soort bedrijven en de omgang met dit soort stoffen bij het Rijk te beleggen in plaats bij decentrale overheden?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen tot slot of de Staatssecretaris aan deze leden kan mededelen hoe het staat met de uitvoering van de motie van het lid Wassenberg over het verhalen van onderzoekskosten op vervuilende bedrijven (Kamerstuk 28Â 089, nr. 79) die de regering oproept te onderzoeken of, en zo ja hoe de kosten van deze onderzoeken (naar de verspreiding van GenX) op de vervuilende bedrijven verhaald kunnen worden.
ILT, 2018. Afvalstromen van Chemours â Onderzoek naar GenX-emissies bij de afvalverwerking. Rapport Inspectie Leefomgeving en Transport, 15Â mei 2018.â©ïž