[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen en antwoorden over opzet beleidsdoorlichting Artikel 11: studiefinanciering en evaluatie Wet studievoorschot hoger onderwijs

Beleidsdoorlichting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2019D43975, datum: 2019-11-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31511-37).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31511 -37 Beleidsdoorlichting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Onderdeel van zaak 2019Z21107:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

31 511 Beleidsdoorlichting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Nr. 37 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 5 november 2019

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 12 september 2019 inzake de opzet beleidsdoorlichting Artikel 11: studiefinanciering en evaluatie Wet studievoorschot hoger onderwijs (Kamerstuk 31 511, nr. 34).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 november 2019. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,
Tellegen

Adjunct-griffier van de commissie,
La Rocca

1.

In hoeverre wordt er onderzoek gedaan naar studenten die vanwege financiële redenen niet zijn gaan studeren? Hoe kunnen deze studenten bij dit onderzoek betrokken worden?

Ook jongeren die niet zijn gaan studeren worden betrokken in het onderzoek. ResearchNed zal hen via een enquête vragen naar de redenen waarom ze niet zijn gaan studeren en of de kosten van studeren hun keuze om niet te gaan studeren hebben beïnvloed.

2.

Hoe hoog is de gemiddelde bijdrage van ouders aan de studie van hun kinderen?

Deze vraag zal op basis van de Studentenmonitor worden onderzocht in de beleidsdoorlichting.

3.

Kunt u in het onderzoek meenemen wat de kosten per jaar zouden zijn geweest als alle studenten sinds de invoering van het leenstelsel een basisbeurs op het niveau van 2015 zouden hebben gekregen?

In de beleidsdoorlichting wordt onderzocht hoe het studiefinancieringsstelsel zich vanaf 2011 heeft ontwikkeld en wat daar de effecten van zijn. Er wordt niet onderzocht wat het effect geweest zou zijn van alternatieve scenario’s. Wel wordt gekeken wat de effecten zijn van de invoering van het studievoorschot, en daarmee ook de afschaffing van de basisbeurs.

4.

Wat zijn volgens u «geen onoverkomelijke financiële belemmeringen»?

Met «onoverkomelijke financiële belemmeringen» doel ik op een situatie waarin een (aankomend) student niet in staat is om te (gaan) studeren vanwege een financiële reden. De bestaande mogelijkheden om de studie te bekostigen zijn in deze situatie niet afdoende om te kunnen studeren.

5.

Kunt u deze beleidsdoorlichting voorzien van cijfermatige en statistische ondersteuning, dus niet enkel van een woordelijke uitleg van het onderzoek?

De beleidsdoorlichting wordt voorzien van een cijfermatige en statistische onderbouwing. ResearchNed doet zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek naar studiefinanciering in den breedte.

6.

Wat is uw definitie van «financiële toegankelijkheid»?

Met «financiële toegankelijkheid» bedoel ik dat alle studenten in het hoger onderwijs en de beroepsopleidende leerweg de financiële mogelijkheden hebben om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.

7.

Waarom wordt studiefinanciering voor studenten uit Caribisch Nederland niet meegenomen in deze beleidsdoorlichting? En wanneer kunnen we onderzoek hiernaar verwachten?

Al het gebruik van studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) wordt onderzocht. Ook studenten uit Caribisch Nederland kunnen hier gebruik van maken. Het gebruik van studiefinanciering door deze studenten zal dus wel worden onderzocht in de beleidsdoorlichting. Daarnaast kunnen studerenden uit Caribisch Nederland op grond van de Wet Studiefinanciering BES (WSF BES) studiefinanciering BES ontvangen voor het volgen van een opleiding in de Caribische regio. De WSF BES zal in 2020 apart worden geëvalueerd en daarom zal het gebruik van deze vorm van studiefinanciering niet in deze beleidsdoorlichting worden onderzocht.

8.

Wat is de omvang van het budget van studiefinanciering voor studenten uit Caribisch Nederland?

Studenten uit Caribisch Nederland kunnen op grond van de Wet studiefinanciering 2000 en WSF BES gebruik maken van studiefinanciering. De kosten van studiefinanciering op grond van de WSF BES worden jaarlijks begroot op € 3,2 mln. Van de studenten die gebruikmaken van studiefinanciering op grond van de WSF 2000, wordt niet bijgehouden hoeveel van hen uit Caribisch Nederland afkomstig zijn.

9.

Kunt u per onderdeel (basisbeurs, aanvullende beurs, studentenreisproduct, collegegeldkrediet en rentedragende lening) uiteenzetten wat de verwachte effecten waren bij invoering van artikel 11?

De verschillende onderdelen van het studiefinancieringsstelsel zijn de afgelopen decennia op verschillende momenten ingevoerd en/of aangepast. ResearchNed zal in de beleidsdoorlichting voor ieder onderdeel aandacht besteden aan de redenen voor invoering en aanpassing, en de verwachte effecten.

10.

Kunt u specificeren hoe u de gedragseffecten van de invoering van het studievoorschot gaat monitoren?

Om de motie van het lid Klaver1 c.s. uit te kunnen voeren zijn de effecten van de invoering van het studievoorschot onderzocht in de Monitor Beleidsmaatregelen, die ieder jaar verschijnt. De beleidsdoorlichting zal hierop voortborduren. (Aankomend) studenten en hun ouders worden bovendien via een enquête gevraagd naar hun opvattingen over studiefinanciering en de keuzes die ze maken met betrekking tot hun studie.

11.

Kunt u bij het onderzoek naar de gedragseffecten, de instroom en doorstroom van studenten en de financiële toegankelijkheid niet enkel naar gemiddelden kijken, en onderscheid maken tussen verschillende groepen, bijvoorbeeld mannen, vrouwen, mensen met en zonder migratieachtergrond, sociaaleconomische status, minderheidsgroepen, eerstegeneratiestudenten?

In de beleidsdoorlichting zal niet alleen naar gemiddelden worden gekeken. Ook wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende groepen studenten, waarbij bovengenoemde groepen in ieder geval worden meegenomen.

12.

Wordt conform de motie van de leden Van der Molen en Bruins2 niet alleen de gemiddelde studieschuld en het aflosgedrag in het onderzoek meegenomen, maar juist ook het totaalbedrag aan studieschuld, het niet-inbare gedeelte en prognoses voor de komende jaren?

Conform de motie van de leden Van der Molen en Bruins wordt in de beleidsdoorlichting inderdaad ook gekeken naar het totaalbedrag aan studieschuld, het niet-inbare gedeelte en prognoses voor de komende jaren. Zoals ik in de Kamerbrief over de opzet al heb aangegeven, zal de beleidsdoorlichting logischerwijs nog weinig tot geen uitspraken doen over het terugbetalen van de studieschuld onder het studievoorschot. Het overgrote deel van de studenten onder het studievoorschot is immers nog niet afgestudeerd gedurende de uitvoering van de beleidsdoorlichting. Waar mogelijk zullen zoals gezegd wel prognoses worden opgenomen over het aflosgedrag.

13.

In hoeverre wordt onderzocht hoe hoog de bijdrage van ouders is en of studenten deze daadwerkelijk ontvangen?

Studenten worden bevraagd over de hoogte van de bijdrage van hun ouders. Dit gebeurt op basis van de Studentenmonitor.

14.

Zullen de kosten van studeren (in vraag 1. onder «Vraagstelling») in hun totaliteit in kaart worden gebracht of per groep studenten?

Bij het in kaart brengen van de kosten van studeren wordt onderscheid gemaakt naar verschillende groepen studenten, zoals ook bij het antwoord op vraag 11 is genoemd.

15.

Kunt u bij vraag 1. onder «Vraagstelling» de kosten van studeren in Nederland uitsplitsen naar studentenstad, en niet enkel focussen op gemiddelden?

Ik neem aan dat u doelt op huisvestingskosten, aangezien andere kosten niet verschillen tussen studentensteden. Ik heb ResearchNed gevraagd om de huisvestingskosten per studentenstad op te nemen in het onderzoek.

16.

Kunt u verduidelijken of de kosten van studeren in Nederland (in vraag 1. onder «Vraagstelling») alleen op totaalniveau worden weergegeven, of dat hier ook uitsplitsingen worden gemaakt naar bijvoorbeeld type onderwijs en achtergrondkenmerken van de studenten?

Zie hiervoor het antwoord op vraag 14.

17.

Kunt u bij vraag 2. onder «Vraagstelling» ook onderzoeken hoe studenten gebruik zouden willen maken van de verschillende onderdelen van de studiefinanciering? Is er bijvoorbeeld behoefte aan de mogelijkheid om het studentenreisproduct tijdelijk stop te zetten en pas later in de studieperiode in te zetten?

Studenten kunnen in de bevraging over ieder onderdeel van studiefinanciering zelf hun opmerkingen plaatsen.

18.

Wordt er bij vraag 3. onder «Vraagstelling» ook gekeken naar de doorstroom van ho naar wo? Zo nee, waarom niet?

Ik ga ervan uit dat hier gedoeld wordt op de doorstroom van hbo naar wo. Dit wordt inderdaad onderzocht in de beleidsdoorlichting.

19.

Kunt u bij vraag 3. onder «Vraagstelling» niet enkel het woon-, reis- en studiegedrag van studenten onderzoeken, maar ook de invloed van de vormen van studiefinanciering op de keuze voor extracurriculaire activiteiten (relevante bijbaan, bestuursjaar, (studenten-/studie)vereniging)?

In de beleidsdoorlichting zal aandacht worden besteed aan de invloed van de vormen van studiefinanciering op de keuze voor extracurriculaire activiteiten.

20.

Welke factoren worden meegewogen bij vraag 4. onder «Vraagstelling»? Wordt daarbij ook bekeken waaraan de studiefinanciering wordt uitgegeven, zoals studiekosten, huisvesting, inflatie en btw-wijzigingen?

Vraag 4 onder «Vraagstelling» is gericht op de ontwikkeling van de studieschuld en het aflosgedrag van oud-studenten. Zoals eerder gezegd wordt in de beleidsdoorlichting onderzoek gedaan naar de kosten en uitgaven van studenten. Hierbij wordt ook gekeken naar de uitgavendoelen.

21.

Kunt u zich bij vraag 4. onder «Vraagstelling» niet enkel richten op de gemiddelde studieschuld en het gemiddelde aflosgedrag, maar ook onderscheid maken in leeftijdscategorieën, geslacht, sociaaleconomische status en het wel of niet hebben van een migratieachtergond?

Ook bij de beantwoording van vraag 4 zal onderscheid worden gemaakt naar verschillende groepen (oud-) studenten.

22.

Kunt u bij vraag 5. onder «Vraagstelling» niet enkel de perceptie onderzoeken, maar ook waar deze perceptie vandaan komt? Waarom hebben studenten en hun ouders de desbetreffende perceptie?

ResearchNed zal proberen te verklaren wat de reden van de desbetreffende perceptie van zowel studenten als ouders is.

23.

Kunt u aangeven in hoeverre bij vraag 5. onder «Vraagstelling», als het gaat om de percepties van (aankomende) studenten en hun ouders, gekeken wordt naar specifieke groepen binnen de studentenpopulatie en hun ouders (bijvoorbeeld op basis van socio-economische factoren zoals leeftijd, opleiding, inkomen)?

Ook bij de beantwoording van vraag 5 zal onderscheid worden gemaakt naar verschillende groepen studenten en hun ouders.

24.

Kunt u de aanvullende data-analyses bij de beleidsdoorlichting voegen?

ResearchNed zal in de beleidsdoorlichting verslag doen van de data-analyse. De enquêtebestanden worden geanonimiseerd conform de geldende voorschriften opgenomen in de database van DANS. Alle relevante tabellen worden als bijlage toegevoegd aan het rapport.

25.

Wie wordt de onafhankelijk deskundige om de beleidsdoorlichting te beoordelen?

Het Centraal Planbureau zal optreden als onafhankelijk deskundige.

26.

Kunt u een overzicht geven van de evaluaties die betrokken worden bij deze beleidsdoorlichting? En verwacht u op voorhand dat er inhoudelijke onderwerpen zullen zijn die na de analyse van de beschikbare documenten (beschikbare en binnenkort af te ronden onderzoeken) als witte vlekken zullen zijn te bestempelen? Welke onderwerpen zijn dit, anders dan de onderwerpen die al zijn benoemd in de opzet van de beleidsdoorlichting? En gaat u aanvullend onderzoek verrichten naar deze witte vlekken?

ResearchNed zal een groot aantal onderzoeken uit binnen- en buitenland betrekken bij de beleidsdoorlichting. In Bijlage 1 vindt u een eerste literatuuroverzicht dat ResearchNed me heeft gestuurd. Gaandeweg het onderzoek kan dit overzicht nog verder worden aangevuld. Indien er zich blinde vlekken opdoen, ben ik zeker bereid om aanvullend onderzoek uit te laten voeren.

27.

Kunt u verduidelijken welke beleidstheorie ten grondslag ligt aan de onderwerpen die centraal staan in deze beleidsdoorlichting studiefinanciering en Wet studievoorschot hoger onderwijs? En kunt u verduidelijken welke onderdelen daarvan nu in deze doorlichting worden onderzocht?

In de beleidsdoorlichting zal worden beschreven wat het beleidsdoel is van het gehele Artikel 11: studiefinanciering. Kort samengevat is dat het bieden van financiële mogelijkheden aan studenten in het hoger onderwijs en de beroepsopleidende leerweg om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen. Daarbij wordt voor de verschillende onderdelen beschreven welke doelen worden nagestreefd. Tevens wordt onderzocht o28.

f die doelen worden behaald.

Welke studentenbonden en onderwijskoepels zal de begeleidingscommissie betrekken bij de totstandkoming van de beleidsdoorlichting?

ResearchNed voert het onderzoek uit. Dit onderzoek wordt begeleid door een ambtelijke begeleidingscommissie. ResearchNed heeft het LAKS, JOB, LSVb en ISO al gevraagd om mee te denken over de inhoud van de vragen die aan (aankomend) studenten worden gesteld. ResearchNed zal deze bonden – alsmede MBO Raad, Vereniging Hogescholen en VSNU – betrekken bij de verdere totstandkoming van de beleidsdoorlichting

29.

Hoe verzekert u dat het mbo bol voldoende wordt gerepresenteerd in de begeleidingscommissie en de beleidsdoorlichting?

Zie hiervoor het antwoord op vraag 28.


  1. Kamerstuk 34 035, nr. 45.↩︎

  2. Kamerstuk 35 007, nr. 19.↩︎