[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Opzet beleidsdoorlichting artikel 13: Bodem en Ondergrond

Beleidsdoorlichting Infrastructuur en Waterstaat

Brief regering

Nummer: 2019D44030, datum: 2019-11-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32861-55).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 32861 -55 Beleidsdoorlichting Infrastructuur en Waterstaat.

Onderdeel van zaak 2019Z21130:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

32 861 Beleidsdoorlichting Infrastructuur en Waterstaat

Nr. 55 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MILIEU EN WONEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 november 2019

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft verzocht om een overzicht van de concrete operationele doelstellingen van het beleid van beleidsartikel 13, hoofdstuk XII, van de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Dit hoofdstuk bevat het bodembeleid en het drink- en afvalwaterbeleid op Caribisch Nederland. Tevens vraagt de vaste commissie hierbij aan te geven in hoeverre deze doelstellingen een voldoende basis vormen voor het vaststellen van de doeltreffendheid en doelmatigheid. De beleidsdoorlichting zal een beleidsreconstructie bevatten waarin de beleidsdoelen en beoogde effecten zullen worden benoemd. Vooruitlopend hierop het volgende.

Het convenant Bodem en Ondergrond (2016–2020) beschrijft de doelstellingen van het bodembeleid. Belangrijkste doelstellingen van dit convenant zijn:

• De inventarisatie en aanpak dan wel beheersing van spoedlocaties (historische verontreinigingen met humane, ecologische of verspreidingsrisico’s);

• Het verminderen van de kosten voor nazorg van reeds gesaneerde locaties met hoge investerings- en beheerkosten;

• De aanpak van verontreinigde waterbodems om de risico’s voor het oppervlaktewater te verminderen met het oog op te realiseren kwaliteitsdoelen van de waterlichamen;

• Het stimuleren van bedrijven om historische verontreinigingen van bedrijfsterreinen in eigen beheer aan te pakken;

• Het in beeld brengen van de behoefte aan kennis en innovatie (kennisagenda) en investeren in kennis- en innovatieontwikkeling;

• Het ondersteunen van provincies en gemeenten bij de voorbereiding op de Omgevingswet voor de uitvoering van hun taken en bevoegdheden voor het bodem- en grondwaterbeheer.

De aanpak van spoedlocaties is erop gericht om de verontreinigingen zo spoedig mogelijk te saneren of te beheersen. Het doel is op per afzonderlijke locatie uiterlijk in 2020 hiermee een start te hebben gemaakt. Indicatoren voor de aanpak van spoedlocaties zijn het aantal locaties waar de sanering is afgerond, in uitvoering is of nog niet is gestart. Voor de uitvoering van het convenant Bodem en Ondergrond is een uitvoeringsprogramma opgesteld. Tevens is een monitoringsprogramma opgesteld om de voortgang van de uitvoering van het convenant te volgen. Naast het convenant Bodem en Ondergrond is een convenant met het bedrijfsleven gesloten (convenant Bodem en Bedrijfsleven 2015). Ik verwacht dat de beleidsdoorlichting ten aanzien van de doelstellingen gericht op de aanpak van bodemverontreinigingen en op kennis- en innovatieontwikkeling inzicht zal verschaffen in de inzet van middelen en de daarmee gerealiseerde prestaties of effecten. Daarmee verwacht ik dat er voldoende basis is om de doeltreffendheid van het beleid vast te stellen. De mate waarin ook de doelmatigheid kan worden vastgesteld is lastiger in te schatten. Daarbij merk ik op dat met de decentralisatie van de wettelijke taken op het gebied van bodem en ondergrond en de decentralisatie van de daarbij behorende middelen, het beoordelen van de doelmatige besteding van deze middelen is neergelegd bij de provinciale staten en de gemeenteraden. Voor het ondersteunen bij de voorbereiding op de Omgevingswet is het vaststellen van gerealiseerde prestaties of effecten niet eenvoudig. De Omgevingswet is immers nog niet in werking getreden. Ditzelfde geldt voor de middelen die zijn besteed aan de voorbereiding van Rijkswaterstaat zelf op de Omgevingswet.

De bestuurlijke afspraken met de decentrale overheden in het convenant Bodem en Ondergrond lopen eind volgend jaar af. Samen met de convenantpartners ben ik momenteel in gesprek over een mogelijk vervolg van onze samenwerking na 2020. Hierbij betrek ik de lessen en best practices uit het convenant en het uitvoeringsprogramma Bodem en Ondergrond en de evaluatie van het Kwalibo stelsel die thans wordt uitgevoerd.

Voor de drinkwatervoorziening in Caribisch Nederland is de inzet gericht op een betrouwbare, duurzame en betaalbare drinkwatervoorziening die voor eenieder toegankelijk is. Voor betrouwbaarheid dient te worden voldaan aan de in het Besluit elektriciteit en drinkwater BES opgenomen eisen. Voor de tarieven vormt een kostendekkende tariefstelling uitgangspunt. Om daarnaast te voorkomen dat hoge drinkwatertarieven ertoe leiden dat drinkwater niet voor eenieder betaalbaar is, zijn vanuit mijn ministerie subsidies beschikbaar gesteld. Voor de afvalwatervoorziening is het doel de Rioolwaterzuiveringsinstallatie op Bonaire operationeel te houden, om lozing van ongezuiverd afvalwater in zee – en daarmee ook schade aan het koraal – te voorkomen. Met de verantwoordingsplicht vanuit de verstrekte subsidies kan met de beleidsdoorlichting voor deze doelstellingen inzicht worden gegeven in de inzet van middelen en de gerealiseerde prestaties of effecten.

Ik dank de commissie voor de suggestie om enige ruimte in te bouwen voor het invullen van eventuele hiaten, bijvoorbeeld door informatie op te halen bij decentrale overheden en andere instanties die een centrale rol vervullen in het uitvoeren van bodembeleid. Ik neem die mee bij de uitvoering van de beleidsdoorlichting.

De Minister voor Milieu en Wonen,
S. van Veldhoven-van der Meer