[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op verzoek commissie over de berichtgeving in NRC van 4 september 2019 dat het ministerie van BZK het Bureau ICT-toetsing (BIT) te kritisch zou vinden

Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Brief regering

Nummer: 2019D44735, datum: 2019-11-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-26643-648).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 26643 -648 Informatie- en communicatietechnologie (ICT).

Onderdeel van zaak 2019Z21490:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Nr. 648 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 november 2019

Uw vaste commissie van Binnenlandse Zaken heeft mij in haar procedurevergadering van 5 september jl. gevraagd om een uitgebreide kabinetsreactie op de berichtgeving in NRC van 4 september jl. dat het Ministerie van BZK het Bureau ICT-toetsing (BIT) te kritisch zou vinden.1 Met deze brief reageer ik op die berichtgeving.

Onafhankelijk functioneren

Over de rol van BZK in relatie tot het BIT en tot de besluitvorming over zijn toekomst zijn in het betreffende NRC-artikel beelden opgeroepen die ik niet herken. Zo berichtte NRC dat de onafhankelijkheid van het BIT zou zijn gecompromitteerd door inmenging van de ambtelijke top van het Ministerie van BZK. Hier neem ik afstand van. Ik hecht zeer aan het werk van het BIT en ik draag er zorg voor dat dit werk vakkundig en onafhankelijk kan worden uitgevoerd. In mijn brief van 3 september jl. heb ik u geïnformeerd over diverse maatregelen, zoals de verlenging van het instellingsbesluit tot eind 2020 en het versterken van het mandaat van het Hoofd BIT, om de continuïteit van het BIT te garanderen.2

Het ministerie en ik bemoeien ons ook niet met de inhoud van BIT-adviezen; die worden in alle gevallen onafhankelijk vastgesteld en ongewijzigd door mij aangeboden aan de verantwoordelijke bewindspersonen. De Toezichtsraad heeft dit, ook in correspondentie met BZK, herhaaldelijk bevestigd.

Ook in de op 29 maart jl. met uw Kamer gedeelde evaluatie van het BIT wordt geconstateerd dat de onafhankelijkheid van het BIT in de onderzochte periode niet in het geding is geweest en dat de formele waarborgen naar behoren functioneren.3

Evaluatie BIT

De suggestie dat ambtenaren van BZK getracht zouden hebben om de resultaten van voornoemde evaluatie van het BIT te beïnvloeden, weerspreek ik evenzeer. De onafhankelijke Toezichtsraad BIT is in zijn rol als opdrachtgever van de periodieke evaluatie verantwoordelijk voor de opzet, representativiteit en kwaliteit van het uitgevoerde onderzoek.

Als verantwoordelijk bewindspersoon voor het BIT is het wel aan mij om de resultaten van dit onderzoek te wegen en te bepalen hoe hier opvolging aan moet worden gegeven. In mijn aanbiedingsbrief bij deze evaluatie heb ik u in kennis gesteld van mijn zorgen over de balans in de samenstelling van de interviewlijst, waarbij ik ook heb aangegeven dat hierover is gesproken met de Toezichtsraad.

Zoals aangegeven in die brief richtte mijn zorg zich met name op het beperkt aantal geïnterviewden uit het veld zelf. Met name voor de beoordeling van aspecten als de kwaliteit van BIT-toetstrajecten en -rapportages, de bijdrage van het BIT aan de beheersing van ICT-projecten en de bijdrage van het BIT aan het bredere stelsel had ik een bredere vertegenwoordiging van betrokkenen uit het veld wenselijk geacht.4

Er is in dit verband met de Toezichtsraad gesproken over het uitbreiden van het aantal geïnterviewden door de onafhankelijke onderzoekers. Er is nadrukkelijk niet gevraagd om de inhoud van het rapport aan te passen. De Toezichtsraad heeft mij per brief laten weten volledig achter de toegepaste onderzoeksmethode te staan en dit onderzoek als representatief te beoordelen. Deze brief en de daarin opgenomen toelichting is bij aanbieding van het evaluatierapport met uw Kamer gedeeld.

Beleidsdoorlichting BIT

Zoals aangegeven in mijn brief van 20 september 20195 zal de functie van het BIT ook in de toekomst noodzakelijk blijven, zolang de ICT-projectbeheersing binnen de rijksoverheid nog niet voldoende op orde is. Mijn besluit over de wijze waarop we deze functie naar de toekomst toe het beste invulling kunnen geven wil ik nog dit jaar nemen, waarbij ik eraan hecht ik dat ook het perspectief hierop vanuit het toezichtsveld van het BIT voldoende betrokken wordt in het evaluatieonderzoek. Dit met name gelet op het feit dat de BIT-toetsen binnen dat veld tot een betere ICT-beheersing moeten leiden.

In het licht van bovenstaande heb ik begin dit jaar besloten om de evaluatie nog niet te voorzien van een inhoudelijke beleidsreactie en de conclusies en aanbevelingen eerst breder te laten toetsen. Ik heb om die reden de voor 2020 geplande beleidsdoorlichting van het BIT in de tijd naar voren gehaald en uw Kamer over deze situatie in mijn aanbiedingsbrief bij het evaluatierapport geïnformeerd. In dit verband wil ik benadrukken dat het hier gaat om aanvullend onafhankelijk onderzoek conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek.6 Over het proces rond deze beleidsdoorlichting heb ik u op 8 juli jl. per brief geïnformeerd.7 Mijn inbreng voor het schriftelijk overleg met uw Kamer8 naar aanleiding van deze brief ontvangt u op korte termijn.

Ook zal ik mijn besluit mede baseren op de uitkomst van het onderzoek dat wordt uitgevoerd naar aanleiding van de motie van het lid Middendorp inzake een Rijksinspectie Digitalisering.9 Zoals ik u al eerder heb toegezegd, ontvangt u voor het einde van het jaar de uitkomst van beide onderzoeken en mijn reactie daarop.

Bemensing BIT

Het vertrek van het Hoofd BIT en een lid van de Toezichtsraad betreur ik. Ik deel de zorg van de Toezichtsraad dat deze situatie een risico vormt voor de continuïteit van het functioneren van het BIT. Zoals in mijn brief van 3 september jl. aangegeven, heb ik diverse maatregelen genomen om dat functioneren op peil te houden.10 De werving van een nieuw Hoofd BIT is ver gevorderd, waarbij ik goede hoop heb dat dit proces op korte termijn zal resulteren in een benoeming.

In de berichtgeving van NRC wordt de suggestie gewekt dat de salarisschaal van het hoofd BIT in deze werving lager is dan bij de aanvang van het BIT. Die suggestie weerspreek ik. De rol van het hoofd BIT werd ten tijde van oprichting ingevuld door de Directeur CIO Rijk, naast diens andere taken. De CIO Rijk is op basis van het functiewaarderingssysteem een directeursfunctie op schaal 17. In mijn brief van 26 juni 2018 heb ik u geïnformeerd over de gewijzigde ophanging van het BIT, waarbij de Bureaumanager BIT tijdelijk aan het hoofd kwam te staan van het BIT en de adviezen van het BIT vaststelde.11 De functie van Bureaumanager BIT is reeds vanaf de start van het BIT gewaardeerd in schaal 16. Voor de werving van het nieuwe hoofd BIT is in overleg met de Toezichtsraad een profielschets opgesteld. Deze is op advies van de HR-experts van UBR Personeel op basis van de functiewaarderingssystematiek ook gewaardeerd in schaal 16.

Taakuitvoering BIT

De berichtgeving in NRC wekt ten slotte de indruk dat het BIT binnen de overheid niet onverdeeld populair is. Dat is in zekere zin ook inherent aan de taakopdracht van het BIT als kritische adviseur. Ik hecht eraan dat het BIT met gezag en respect voor zijn werk tot die adviezen kan komen; dat is nu zo en ik maak mij sterk om dit ook naar de toekomst toe te borgen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops


  1. Artikel NRC Handelsblad, Ministerie vindt toezichthouder ICT te kritisch, 4 sept. 2019, https://www.nrc.nl/nieuws/2019/09/04/kritischer-dan-de-ambtenaren-lief-is-a3972279.↩︎

  2. Kamerstuk 26 643, nr. 628.↩︎

  3. Bijlage bij Kamerstuk 26 643, nr. 603.↩︎

  4. Kamerstuk 26 643, nr. 603.↩︎

  5. Kamerstuk 26 643, nr. 635.↩︎

  6. Stct., nr. 27142: Regeling van de Minister van Financiën van 15 augustus 2014 houdende regels voor periodiek evaluatieonderzoek.↩︎

  7. Kamerstuk 30 985, nr. 34.↩︎

  8. Kamerstuk 30 895, nr. 38.↩︎

  9. Kamerstuk 35 000 VII, 34.↩︎

  10. Kamerstuk 26 643, nr. 628.↩︎

  11. Kamerstuk 26 643, nr. 546.↩︎