[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voornemen tot verlenging van de Overeenkomst inzake de rechtspositie van de strijdkrachten voor militair personeel en troepenuitrusting tussen de Staat Qatar en het Koninkrijk der Nederlanden, Doha, 16 december 2014

Voornemen tot verlenging van verdragen

Brief regering

Nummer: 2019D45108, datum: 2019-11-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-24493-87).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 24493 (R1557)-87 Voornemen tot verlenging van verdragen.

Onderdeel van zaak 2019Z21685:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Staten-Generaal 1/2
Vergaderjaar 2019-2020

24 493 Voornemen tot verlenging van verdragen

BM/ Nr. 87 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 november 2019

Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 9 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, en met het oog op artikel 7, onderdeel e, van die Rijkswet, heb ik de eer u mede te delen dat de regering het voornemen heeft om over te gaan tot verlenging van de Overeenkomst inzake de rechtspositie van de strijdkrachten voor militair personeel en troepenuitrusting tussen de Staat Qatar en het Koninkrijk der Nederlanden, Doha, 16 december 2014 (Trb. 2015, nr. 12).

Het verdrag met een initiële looptijd van één jaar tot 16 december 2015 zal, na een eerste verlenging die tot 15 december 2017 liep (Trb. 2016, nr. 56), een tweede verlenging die tot 15 december 2018 liep (Trb. 2018, nr. 11), en een derde verlenging die tot 15 december 2019 loopt (Trb. 2018, nr. 218), nu voor een vierde keer, met een jaar, worden verlengd tot 15 december 2020.

Voor wat het Koninkrijk betreft, geldt het te verlengen verdrag alleen voor het Europese deel van Nederland. Het verdrag behoefde destijds op grond van artikel 7, onderdeel c, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen niet de goedkeuring van de Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok