Reactie op verzoek commissie over de uitspraken van de minister van Buitenlandse Zaken van Irak in het bericht ' Europa moet eigen IS strijders zelf berechten'
Bestrijding internationaal terrorisme
Brief regering
Nummer: 2019D45279, datum: 2019-11-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-27925-672).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 27925 -672 Bestrijding internationaal terrorisme.
Onderdeel van zaak 2019Z21765:
- Indiener: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2019-11-21 12:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2019-11-21 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-01-13 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 672 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2019
Hierbij geef ik de reactie van het kabinet op de uitspraken van de Minister van Buitenlandse Zaken van Irak in het bericht «Europa moet eigen IS strijders zelf berechten», zoals verzocht door de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken op 31 oktober jl.
Laat ik vooropstellen dat het kabinet zich blijvend inzet voor de vervolging van de misdadigers van ISIS. Hun gruweldaden ten aanzien van iedereen die anders dacht of deed moeten worden bestraft. Niet alleen voor ons eigen rechtsgevoel, maar juist ook voor de slachtoffers die zich vaak nog onder erbarmelijke omstandigheden in Syrië en Irak bevinden, waaronder de vele Jezidi’s die de misdaden van ISIS wel hebben overleefd.
Zoals eerder aan uw Kamer bericht in de kabinetsreactie op het advies van de extern volkenrechtelijk adviseur (Kamerstuk 27 925, nr. 658), is er helaas geen eenvoudige oplossing voor het berechtingsvraagstuk. Het kabinet geeft de voorkeur aan berechting door het Internationaal Strafhof. Nu het Strafhof geen rechtsmacht heeft doordat Irak geen partij is bij het Statuut van Rome van het Strafhof en doorverwijzing door de VN Veiligheidsraad van de situatie in Syrië naar het Strafhof wordt geblokkeerd door Rusland, is de inzet gericht op de oprichting van een internationaal tribunaal, omdat hierbij voorwaarden worden opgenomen voor berechting die voldoet aan internationale mensenrechtenstandaarden. Hiertoe heb ik meermaals in New York opgeroepen tijdens het Nederlands lidmaatschap van de Veiligheidsraad. Meer recent organiseerde ik hiertoe een evenement en marge van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, dat ik samen met mijn Iraakse ambtgenoot voorzat. De praktijk is en blijft echter uitermate complex en vereist inzet op meerdere sporen.
Het Iraakse aanbod om foreign terrorist fighters die vastzitten in Noordoost Syrië onder bepaalde voorwaarden te berechten is zo’n spoor. Nederland is dan ook, in nauwe samenwerking met enkele andere Europese partners, hierover gesprekken gestart met Irak. Ook berechting in Irak komt immers tegemoet aan het belang dat Nederland hecht aan berechting in de regio daar waar de misdrijven zijn begaan en de slachtoffers en de bewijzen zich bevinden. Echter, dergelijke berechting kan volgens Nederland en zijn Europese partners alleen plaatsvinden indien de doodstraf niet wordt opgelegd en een eerlijke procesgang wordt gegarandeerd. Deze boodschappen is aan Irak ook gecommuniceerd.
Minister van Buitenlandse Zaken van Irak, Al Hakim, gaf tijdens zijn bezoek aan Nederland op 28 en 29 oktober jl. aan dat dat zijn land alleen ISIS-strijders wil berechten die misdrijven in Irak of tegen Iraakse belangen hebben gepleegd. Daar heb ik uiteraard alle begrip voor, want Irak draagt reeds een zware last met de aanwezigheid van veel voormalige strijders van ISIS.
Ik blijf hierover dan ook, samen met onze Europese partners, in gesprek met Irak. Los van de uitkomst daarvan zal ik indachtig bovengenoemde voorwaarden in bilateraal en multilateraal verband dialoog en samenwerking blijven opzoeken om berechting van buitenlandse strijders in de regio te realiseren. Niet alleen van Nederlandse uitreizigers, maar ook van foreign terrorist fighters uit andere landen. Tegelijkertijd zijn er ook terugkeerders die na een melding op een diplomatieke vertegenwoordiging gecontroleerd zijn teruggekomen. Voor hen is nationale berechting de aangewezen weg.
Nederland blijft zich – indachtig de moties van het lid Van Helvert c.s. over de bestrijding van ISIS (Kamerstuk 34 775 V, nr. 20) en de motie van het lid Voordewind c.s. over de erkenning van genocide door ISIS (Kamerstuk 32 623, nr. 193)– sterk maken voor internationale berechting. De misdaden van ISIS mogen namelijk niet onbestraft blijven; dit zijn we verschuldigd aan de slachtoffers. Zolang er nog geen sprake is van berechting, is het belangrijk dat bewijsmateriaal wordt veiliggesteld. Nederland steunt dan ook de mechanismes die hiertoe voor Syrië en Irak zijn opgericht, het International Impartial and Independent Mechanism (IIIM) en het United Nations Investigative Team to Promote Accountability for Crimes Committed by Da’esh/ISIL (UNITAD).
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok