Reactie op het verzoek van het lid Sjoerdsma, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 12 november 2019, over antwoorden op vragen, gesteld tijdens het plenaire debat van 6 november 2019, over ‘voorkomen dat jihadisten terugkeren naar Nederland’
Terrorismebestrijding
Brief regering
Nummer: 2019D45541, datum: 2019-11-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29754-532).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 29754 -532 Terrorismebestrijding.
Onderdeel van zaak 2019Z21897:
- Indiener: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-11-13 11:00: Begroting Buitenlandse Zaken (35300-V) (1e termijn Kamer) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2019-11-19 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-11-26 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-11-27 14:00: Aansluitend aan de beëdiging: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
29 754 Terrorismebestrijding
Nr. 532 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 november 2019
Naar aanleiding van het verzoek van het lid Sjoerdsma (D66) bij de regeling van werkzaamheden van 12 november jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 22, Regeling van Werkzaamheden) stuur ik u hierbij graag de aanvullende beantwoording op de antwoorden op vragen, gesteld tijdens het plenaire debat van 6 november 2019 (Handelingen II 2019/20, nr. 20, debat over voorkomen dat jihadisten terugkeren naar Nederland), over «voorkomen dat jihadisten terugkeren naar Nederland». Die eerdere beantwoording ging uw Kamer toe op 11 november jl. (Kamerstuk 29 754, nr. 531).
Het kabinet heeft kennisgenomen van de uitspraken van voormalig Minister Defensie en speciaal vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties in Irak, mevrouw Hennis, dat Irak berechting niet aankan. Nederland is zich terdege bewust van de zware last die Irak te dragen heeft en realiseert zich dat Irak die niet alleen aan kan. Ik sprak daar ook over met de Iraakse Minister van Buitenlandse Zaken Al-Hakim. Nederland is dan ook bereid om bij te dragen aan verdere versterking van de rechtsgang in Irak. Uiteindelijk is het aan Irak zelf om te bepalen of het bereid en in staat is om buitenlandse strijders te berechten.
Het kabinet heeft ingezet op het voorkomen dat Nederlanders willens en weten naar Syrië uitreisden. Daar hebben we niet alleen voor gewaarschuwd, we hebben hen ook actief tegengehouden. Personen die zich desondanks daar bevinden hebben zich buiten het bereik van Nederland geplaatst. Of zij daardoor in handen van Assad vallen en welke consequenties daar aan verbonden zouden kunnen zijn valt niet op voorhand te zeggen.
Over het al dan niet informatie vergaren over Nederlandse uitreizigers in het gebied, zoals de ontsnapping van de twee vrouwen die zich bij de ambassade in Turkije meldden, kan ik geen nadere uitspraken doen. Over daaropvolgende contacten tussen de Nederlandse en Turkse autoriteiten bent u onder andere geïnformeerd in bovengenoemde brief van 11 november jl.
In de veiligheidsanalyse van de NCTV worden verschillende risico’s geschetst. Zoals ook in de brief van 11 november jl. aan uw kamer is gemeld, zijn er meerdere overwegingen die een rol spelen en die meegewogen worden. Ten aanzien van het risico op ontsnappingen en de kans dat mensen onder de radar naar Nederland vertrekken, heeft het kabinet maatregelen getroffen om te voorkomen dat uitreizigers onopgemerkt kunnen terugkeren. Ten aanzien van het advies van de NCTV dat de kinderen daar nu niet geradicaliseerd zijn, maar dat die kans wel toeneemt met een voortdurend verblijf in een detentiekamp verwijs ik u naar de Kamerbrief in reactie op het verzoek van de Kinderombudsman van 26 juni 2019 (Kamerstuk 29 754, nr. 461). Zoals daarin uiteengezet kunnen de ervaringen uit het verblijf in het oorlogsgebied lange tijd doorwerken in de ontwikkeling van kinderen, zowel op mentaal als fysiek vlak. Deze trauma’s kunnen, wanneer zij niet behandeld worden, in latere levensfasen een risico voor het individu en voor de samenleving met zich meebrengen. Voor kinderen is het van belang dat bij terugkeer wordt bekeken welke zorg en andere interventies passend zijn. Dit is altijd maatwerk. Voorts wordt in de belangenafweging naast de belangen van de kinderen ook gekeken naar andere aspecten, zoals de veiligheid van de betrokkene, internationale diplomatieke verhoudingen en de veiligheidssituatie in de regio. Daarbij speelt dat het terughalen van kinderen niet los kan worden gezien van hun ouders, aangezien het scheiden van kinderen en ouders in beginsel onwenselijk is en juridisch complex ligt.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok