Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2020
Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2019D46079, datum: 2019-11-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35300-VI-23).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: A.E.A.J. Hessing-Puts, griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 35300 VI-23 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2020.
Onderdeel van zaak 2019Z15673:
- Indiener: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Onderdeel van zaak 2019Z22193:
- Indiener: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-09-17 15:15: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-09-18 14:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-09-25 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-10-17 12:00: Begroting Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2020 (35300-VI) (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-11-18 10:00: Onderdeel Jeugd en aanverwante zaken van de begrotingen VWS en J&V 2020 (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2019-11-20 10:15: Begroting Justitie & Veiligheid (35300-VI) (1e termijn Kamer) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2019-11-21 13:45: Begroting Justitie & Veiligheid (35300-VI) (voortzetting) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2019-11-26 16:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-11-26 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-12-03 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2022-01-20 13:05: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
35 300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2020
Nr. 23 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 21 november 2019
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 17 oktober 2019 voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid. Bij brief van 14 november 2019 zijn ze door de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Meenen
De griffier van de commissie,
Hessing-Puts
1
Kunt u, met het oog op het door de Algemene Rekenkamer geconstateerde knelpunt dat de artikelen in de beleidsbegroting doorgaans te weinig inzicht bieden omdat de begrote bedragen per beleidsartikel (te) groot zijn, de overzichten in de beleidsartikelen nader preciseren naar, bijvoorbeeld, begrote inkomsten en uitgaven vanaf 1 mln. euro?
In haar rapport «Inzicht in publiek geld, deel 2» (https://www.rekenkamer.nl/publicaties/rapporten/2019/09/12/inzicht-in-publiek-geld-deel-2) heeft de Algemene Rekenkamer onlangs onder meer opgemerkt dat het aantal artikelen in de beleidsbegroting gering is en het parlement aan (te) grote bedragen per artikel goedkeuring verleent. De beleidsartikelen in de ontwerpbegroting 2020 van JenV zijn conform de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) opgebouwd uit verschillende onderdelen, zodat een overzichtelijk en inzichtelijk beeld ontstaat dat in de memorie van toelichting nader wordt toegelicht. De omvangrijke bedragen aan specifieke organisaties zoals de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) of de politie worden in de agentschapsparagraaf of de begroting van de politie nader toegelicht. Een nadere precisering van alle bedragen vanaf 1 miljoen euro van alle begrote uitgaven en ontvangsten zou veel detailinformatie geven maar tegelijkertijd ten koste gaan van de overzichtelijkheid van de begroting.
2
Wat is de stand van zaken van de motie van de leden Dijkhoff en Van Nispen over een prejudiciële procedure in strafzaken (Kamerstuk 34 000-VI, nr. 29)?
De motie vraagt of onderzocht kan worden of de prejudiciële procedure in de strafrechtprocedure kan worden ingevoerd. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden. Uw Kamer is hierover bij brief van 28 september 2016 geïnformeerd (Kamerstukken II 32 612, 2016/17, nr. 9). Vervolgens is de prejudiciële procedure meegenomen in de modernisering van het Wetboek van Strafvordering, als onderdeel van Boek 6. Daarnaast zal via de Innovatiewet strafvordering, vooruitlopend op de genoemde modernisering, ook in het huidige Wetboek van Strafvordering worden voorzien in een prejudiciële procedure bij de Hoge Raad (Kamerstukken II 2018/19, 29 279 nr. 501).
3
Hoe snel kan de procedure worden gestart om de motie van de leden Dijkhoff en Van Nispen over een prejudiciële procedure in strafzaken (Kamerstuk 34 000-VI, nr. 29) uit te voeren?
Het invoeren van een prejudiciële procedure is reeds opgenomen in de Innovatiewet Strafvordering. De formele consultatie van het wetsvoorstel is onlangs afgerond. Op dit moment worden de adviezen verwerkt met het oog op een adviesaanvraag bij de Afdeling advisering van de Raad van State. Nadat het wetsvoorstel plenair is behandeld door beide Kamers kan het voorstel zo spoedig mogelijk in werking treden.
4
Kunt u een overzicht geven van de vermoedelijke ontwikkelingen in de personeelstekorten bij de politie, het openbaar ministerie (OM), de rechtspraak en het gevangeniswezen? Kunt u aangeven in hoeverre de in-, door- en uitstroom van politie- en justitiepersoneel nog langs de lijnen van de prognoses verlopen?
Politie
De MJenV is in zijn brief van 3 september jl. over de ontwikkeling van de bezetting van operationele functies, inzetbaarheid en capaciteitsmanagement politie (kst 29 628-904) uitgebreid ingegaan op de realisatie van de uitbreiding van het politiepersoneel. De optelsom van de in-, door- en uitstroom uit 2018 en 2019 zal naar verwachting leiden tot een bezetting die aan het einde van dit jaar ongeveer 330 fte lager ligt dan oorspronkelijk is aangenomen. Dit was nog niet bekend ten tijde van het opstellen van de begroting, vandaar de melding in de brief van 3 september jl. De bezetting op de operationele functies neemt nog steeds toe, zij het per saldo minder snel dan verwacht. Omdat de instroom van nieuw politiepersoneel nog altijd op peil is, zullen de bezetting en formatie naar verwachting kort na 2022 in balans zouden komen.
Openbaar Ministerie
De totale bezetting van het OM bedraagt, inclusief detacheringen en stageplaatsen, ruim 5.000 fte. In het algemeen wordt voor de komende jaren een lichte stijging in de personeelsbezetting verwacht. Dit heeft vooral te maken met het extra budget om de effecten van de investeringen bij de politie op de strafrechtketen op te kunnen vangen. Voor verschillende functies zal er formatieve versterking moeten plaatsvinden. Met name voor de functie van officier van justitie zal dit de nodige extra wervings- en opleidingsactiviteit en -capaciteit vragen. Het OM ervaart nu reeds in toenemende mate krapte op de (juridische) arbeidsmarkt. Met de verwachte investeringen zal de werving een nog grotere uitdaging worden. Dit geldt ook voor de opleiding van officieren. Dit betreft enerzijds de lange opleidingsduur (gemiddeld 3 jaar) na werving waardoor extra personeel pas na jaren volledig inzetbaar is, en anderzijds de gevraagde begeleiding in de opleiding die capaciteit vraagt van zittend personeel. Sinds 2019 hanteert het openbaar ministerie een systematiek voor strategische personeelsplanning voor officieren van justitie dat het OM in staat stelt beter te anticiperen op de in- en externe ontwikkelingen. Om de aanwas in het personeelsbestand van onderop veilig te stellen en structureel op peil te houden vindt permanente recruitment plaats voor nieuwe tranches trainees, assistent-officieren van justitie en officieren in opleiding plaats. Het is echter de vraag in hoeverre deze systematiek volstaat om de verwachte investeringen voor politie en de strafrechtketen – naast de al lopende en te verwachten extra investeringen – te kunnen dekken. Hiervoor is momenteel een plan van aanpak in ontwikkeling.
Rechtspraak
Voor de rechtspraak is geen actueel overzicht beschikbaar over verwachte personele ontwikkelingen. Hoewel strategische personeelsplanning (SPP) in het verleden al in enige mate tot ontwikkeling is gekomen, is de noodzaak voor lange termijn, personele analyses groot, gelet op zaken als veranderingen in zaaksinstroom, werkdruk, uitstroom personeel, doorlooptijden en achterstanden. De visitatiecommissie heeft aangegeven dat de Rechtspraak daarom zijn personeelsplanning op korte, middellange en lange termijn beter op orde dient hebben. De Raad heeft in zijn reactie op de visitatie aangegeven de gerechtsoverstijgende personeelsplanning tot prioriteit te verheffen waardoor in 2020 gerechtsoverstijgend inzicht kan worden gegeven in toekomstige personele ontwikkelingen.
Dienst Justitiële Inrichtingen
Ten aanzien van DJI is uw Kamer in juli geïnformeerd dat eind april 2019 in totaal ongeveer 1.200 nieuwe medewerkers voor de functies van Complexbeveiliger, Inrichtingswerker en Medewerker Arbeid waren aangenomen.1Sinds april zijn er nog eens 400 medewerkers aangenomen. Ondanks de krappe arbeidsmarkt en de natuurlijke uitstroom is hierdoor de bezetting met eigen personeel in het Gevangeniswezen met bijna 300 fte gestegen. Daarmee ligt de vaste bezetting en inhuur van het Gevangeniswezen boven de vastgestelde formatie van 2019, waarmee wordt geanticipeerd op extra benodigde personele bezetting. DJI zet de werving met kracht voort om de benodigde extra personele bezetting in te vullen, de externe inhuur af te bouwen, en de natuurlijke uitstroom op te vangen.
5
Bij hoeveel van de 93 veroordelingen onder artikel 284b Wetboek van Strafrecht (Sr) was daadwerkelijk sprake van een uitbuitingssituatie?
Artikel 248b Sr (niet artikel 284b) betreft de strafbaarstelling van ontucht tegen betaling met minderjarige slachtoffers van 16 en 17 jaar. Artikel 273f Sr betreft de strafbaarstelling van mensenhandel en slaat daarmee op de uitbuiter. De vraag bij hoeveel van de 93 veroordelingen onder art. 248b Sr er ook een mensenhandelaar is vervolgd voor art. 273f is niet te beantwoorden. Deze feiten en verdachten worden niet in dezelfde strafzaak behandeld. Meer in zijn algemeenheid kan wel gesteld worden dat in veel zaken waarin art. 248b ten laste wordt gelegd er sprake is van uitbuiting. In het geval van minderjarige slachtoffers hoeft daarvoor immers geen sprake te zijn van dwang. Ook wanneer een derde de prostitutie van de minderjarige «slechts» gefaciliteerd heeft, is hij of zij strafbaar op grond van artikel 273f Sr. Alleen in die gevallen waarin er geen derde betrokken is bij de prostitutie van een minderjarigen, is er geen sprake van een uitbuitingssituatie en strafbare feiten op grond van artikel 273f sr.
6
Hoeveel verdachten zijn in 2018 onder artikel 273f Sr veroordeeld voor het uitbuiten van Nederlandse minderjarigen?
Voor de cijfers over het aantal veroordelingen zijn we afhankelijk van de rapporten van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen kinderen (NRM). De NRM heeft onlangs de dadermonitor over de jaren 2013–2017 uitgebracht. Daaruit blijkt dat er in 2017 32 veroordelingen waren voor het uitbuiten van minderjarigen. Hoeveel slachtoffers daarvan Nederlands waren is niet bekend. De SJenV beschikt momenteel nog niet over de cijfers over 2018. Ook de Rvdr kan deze specifieke informatie niet uit de informatiesystemen halen.
7
Wat is de status van het wetsvoorstel dat een algemene regeling geeft voor het verbieden van rechtspersonen waarvan het doel of de activiteiten in strijd zijn met de openbare orde?
Het voorstel van wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen lag sinds 18 juli jl. ter advisering voor bij de Raad van State. Zeer recent is het advies ontvangen. Er wordt met voorrang gewerkt aan een nader rapport.
8
Wat is de reden dat er geen sprake is van een verhoging van de prestatie-indicatoren bij de bestrijding van online seksueel kindermisbruik voor de komende jaren?
Ten opzichte van eerdere afspraken in de voorgaande Veiligheidsagenda, heeft een verschuiving plaatsgevonden. In de nieuwe Veiligheidsagenda zijn afspraken gemaakt die gericht zijn op vervaardigers (misbruikers), keyplayers (beheerders met sleutelrollen binnen netwerken) en op bezitters en (verspreiders) van kinderporno. Honderdvijftig vrijgestelde fte, verdeeld over elf teams Bestrijding Kinderpornografie en Kindersekstoerisme (TBKK), zetten zich hiervoor in. Deze politiecapaciteit is hetzelfde gebleven maar wordt ingezet op weliswaar minder maar relatief zwaardere en complexere zaken, omdat daar de kans het grootst is een actuele misbruiksituatie te stoppen. Daarbij komt dat de exponentiële toename van het aantal meldingen betekent dat het proces om meldingen te selecteren en te veredelen tot zaken steeds wat complexer en tijdrovender wordt.
9
Bent u bereid de strafrechtketenmonitor jaarlijks voorafgaand aan de behandeling van de slotwet aan de Kamer toe te zenden?
Ja. De inspanningen zijn erop gericht om de factsheet van de strafrechtketenmonitor voortaan voorafgaand aan het debat over de slotwet te verzenden.
10
In welke mate is het HR-beleid van de top van de rechtspraak en van het OM aangesloten bij het rijksbrede HR-beleid zoals dat vorm wordt gegeven binnen de Algemene Bestuursdienst (ABD)?
De top van de Rechtspraak bestaat uit rechterlijke en niet-rechterlijke bestuurders. Niet-rechterlijke bestuurders zijn afkomstig uit het openbaar bestuur. Vacatures voor niet-rechterlijke bestuursleden worden o.a. uitgezet bij de ABD. De Raad is op de hoogte van het rijksbrede HR-beleid vanuit de ABD. De bestuurders met een rechterlijke achtergrond worden uit de eigen organisatie geworven, geselecteerd en opgeleid via de eigen Rechtspraak Leiderschapsacademie. Deze leiderschapsacademie heeft ook aanbod voor niet-rechterlijke bestuurders en is in ontwikkeling. Het OM hanteert het rijksbrede P&O-beleid en de rijksbrede P&O-normen die ook gelden voor de ministeries. Het OM en ABD hebben de samenwerking geïntensiveerd. Zo is de nieuwe tijdelijke benoemingsprocedure van het OM voor onder andere hoofdofficieren en plaatsvervangend hoofdofficieren, ingericht met betrokkenheid van de ABD. Het OM neemt deel aan het HR-netwerk van JenV-organisaties waarin op periodieke basis wensen en best practices worden uitgewisseld.
11
Hoe is de positie van de landsadvocaat juridisch geregeld?
Bij koninklijk besluit is bepaald dat aan de advocaat die geregeld voor de Staat optreedt, de titel «landsadvocaat» kan worden verleend. Op dit moment is de landsadvocaat verbonden aan het advocatenkantoor Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn. Aan de titel «landsadvocaat» zijn als zodanig geen bijzondere rechten en plichten verbonden. Wel is tussen de Staat en de landsadvocaat een contract van kracht, waarin de landsadvocaat zich ertoe heeft verbonden om zijn kantoor zodanig in te richten dat alle zaken die de Staat aanbrengt naar behoren kunnen worden behartigd. Daarnaast heeft de landsadvocaat zich verbonden om geen zaken aan te nemen die strijdig zouden kunnen zijn met de belangen van de Staat. Deze verplichtingen voor de landsadvocaat gelden ook voor al zijn kantoorgenoten. Het contract tussen de Staat en de landsadvocaat biedt de Staat de ruimte om desgewenst een andere advocaat dan de landsadvocaat in te schakelen.
12
Wanneer mag de overheid terugvallen op eigen juridisch personeel of een reguliere (dus niet landsadvocaat) advocaat bijvoorbeeld via een aanbestedingsprocedure?
Het merendeel van de juridische aangelegenheden wordt binnen de ministeries zelf afgehandeld. Als uitgangspunt geldt dat de Staat en zijn bestuursorganen ervoor zorg dragen dat voldoende juridische deskundigheid aanwezig is binnen de rijksoverheid, zodat gepaste terughoudendheid kan worden betracht bij het inschakelen van de landsadvocaat en andere externe juridische bijstandsverleners in zaken waarin bijstand niet in de wet is voorgeschreven. Evenals andere rechtspersonen, dient de Staat in privaatrechtelijke procedures te worden vertegenwoordigd door een advocaat. Een aantal ministeries en uitvoeringsorganisaties heeft eigen advocaten in dienst, zodat ook voor de verplichte procesvertegenwoordiging in veel voorkomende civiele zaken niet langer in alle gevallen van externe juridische dienstverlening gebruik gemaakt hoeft te worden. Ook wordt binnen de juridische functie van het Rijk samengewerkt en over en weer een beroep op elkaar gedaan bij sommige gecompliceerde adviesvragen om een onnodig beroep op de landsadvocaat te voorkomen. De rijksoverheid heeft dus keuzevrijheid.
13
Welke specifieke kennis draagt de landsadvocaat bij aan processen, zoals bijvoorbeeld in de schadeafhandelingen ten gevolge van de gaswinning in Groningen?
Het loopt zeer uiteen welke specifieke (juridische) kennis vanuit het kantoor van de landsadvocaat wordt bijgedragen aan processen. Dit is namelijk sterk afhankelijk van het dossier waarin bijstand van de landsadvocaat wordt gevraagd. Voor wat betreft de schadeafhandeling in Groningen gaat het in het bijzonder om juridische kennis op het gebied van het civiele aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht, alsook de toepassing daarvan in een dergelijk, grootschalig bestuursrechtelijk besluitvormingsproces.
14
Hoe worden de tarieven voor de landsadvocaat bepaald?
In de overeenkomst met de landsadvocaat zijn standaarduurtarieven overeengekomen. Hierin is bepaald dat deze standaarduurtarieven telkens per 1 januari van het nieuwe jaar worden geïndexeerd overeenkomstig de consumentenprijsindex over de daaraan voorafgaande periode.
15
Wordt bij het inhuren van de landsadvocaat altijd een beroep op hetzelfde kantoor gedaan? Zo ja, waarom?
Zie het antwoord op vraag 11. Om de eenheid in vertegenwoordiging te bevorderen is het van belang dat niet in elke procedure een ander kantoor de belangen van de Staat behartigt. Daarom wordt de Staat waar nodig in beginsel zoveel mogelijk bijgestaan door het kantoor van de landsadvocaat.
16
Hoeveel is er in 2018 en tot nu toe in 2019 uitgegeven aan de landsadvocaat?
In 2018 bedroegen de kosten voor de landsadvocaat van JenV afgerond 5,5 miljoen euro. Deze kosten bestaan uit honoraria, kantoorkosten, verschotten en BTW. In 2019 is tot 24 oktober 2019 aan JenV een bedrag gedeclareerd van afgerond 5 miljoen euro.
17
Hoeveel geld is er gereserveerd voor experimenten in de rechtspleging op basis van de Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging (Kamerstuk 35 263)?
In het prijsakkoord voor de periode 2020–2022 is 1 miljoen euro jaarlijks opgenomen voor pilots in het kader van maatschappelijk effectieve rechtspraak (MER). Daarbij is geen onderscheid gemaakt in pilots die binnen het huidige wettelijke kader worden uitgevoerd en pilots die na inwerkingtreding op basis van de Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging kunnen worden gehouden.
18
Verwacht u dat rechtbanken meer zullen worden belast? Zo nee, waarom niet?
De experimenten zoals die nu binnen het huidige wettelijk kader worden gehouden zijn talrijk, maar over het algemeen kleinschalig, en worden door de gerechten met de bestaande capaciteit gerealiseerd. Het houden van een experiment kan tijdelijk meer capaciteit vergen, bijvoorbeeld in projectontwerp, ondersteuning en voorlichting. Sommige experimenten kunnen ook leiden tot een toename van de werklast per zaak, bijvoorbeeld omdat het experiment meer handelingen of meer tijd per handeling van de zijde van de Rechtspraak vergt. Met de extra middelen voor MER kan daaraan een bijdrage worden geleverd. Experimenten met innovatieve werkwijzen kunnen op termijn op onderdelen ook tot procesoptimalisatie en zo tot minder werklast leiden.
19
Voorzien rechtbanken een grotere belasting voor de rechterlijke macht? Zo ja, heeft u hier rekening mee gehouden?
Zie het antwoord op vraag 18.
20
Hoe kijkt de rechterlijke macht aan tegen het inperken van de rechtsbijstand?
In de contouren die MRb in zijn brief van d.d. 9 november 2018 (Kamerstukken II, 2018/19, 31 753, nr. 155) uiteen heeft gezet voor een nieuw stelsel voor rechtsbijstand is geen sprake van het inperken van de rechtsbijstand.
21
Kunt u uiteenzetten hoe de opeenvolgende aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer over het bestrijden van witwassen sinds 2013 zijn opgevolgd, hoe betrokken organisaties worden aangestuurd, hoe sinds 2013 verantwoording wordt afgelegd over de toedeling en de besteding van middelen en hoe effectief het tussen 2013 en heden gevoerde witwasbeleid is?
Aan de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer over het bestrijden van witwassen is op deze wijze opvolging gegeven. De Minister van Financiën en de Minister van Justitie en Veiligheid hebben een beleidscyclus ingericht waarin aan de hand van de geïdentificeerde witwasrisico’s het anti-witwasbeleid periodiek wordt bezien. Dat beleid wordt eveneens geëvalueerd op effectiviteit. Deze beleidscyclus bestaat uit de volgende, reeds opgeleverde, rapporten.
– De Nationale Risicoanalyse (NRA) witwassen.2
In de NRA zijn witwasrisico’s met de grootste potentiële impact en de weerbaarheid van de beleidsinstrumenten gericht op het voorkomen en mitigeren van deze risico’s voor Nederland in kaart gebracht door experts van verschillende organisaties, te weten toezichthouders, opsporingsdiensten en andere handhavers alsook koepel- en brancheorganisaties van meldingsplichtige instellingen. Een afzonderlijke NRA witwassen en terrorismefinanciering voor de BES-eilanden.
– Een rapport over de aard en omvang van criminele bestedingen, waarmee meer recent inzicht is verkregen in de besteding van illegaal verkregen vermogen en hoeveel vermogen er naar schatting jaarlijks in Nederland wordt witgewassen.3
– Een eerste en tweede monitor anti-witwasbeleid.4
In de monitors zijn de activiteiten en resultaten van het anti-witwasbeleid en van daarbij relevante actoren in kaart gebracht aan de hand van kwalitatieve en kwantitatieve gegevens zoals genoemd in de methodologie van de Financial Action Taks Force (FATF). Onder andere is gekeken wat de mogelijkheden tot verbetering van het anti-witwasbeleid in Nederland zijn.
Er wordt thans gewerkt aan de eerste update van de NRAs witwassen, waarbij ook de herziene supranationale risicoanalyse van de Europese Commissie wordt betrokken. Het streven is dat deze in de loop van 2020 zullen worden gepubliceerd door het WODC. Ook zal een derde beleidsmonitor witwassen worden opgesteld, na de evaluatie van Nederland door de FATF in 2021. Overigens zal het Nederlandse anti-witwasbeleid voor het eerst door de FATF ook worden beoordeeld op effectiviteit. Deze rapporten zullen aan uw Kamer worden aangeboden. Alle voornoemde rapporten en een aantal voorbeelden in Nederland en in Europa waar de aanpak van witwassen duidelijk te kort schiet, zijn de aanleiding geweest voor het opstellen van een plan van aanpak witwassen. Dat plan hebben de Minister van Financiën en de Minister van Justitie en Veiligheid op 30 juni 2019 aan uw Kamer gestuurd.5 Dit overkoepelende plan van aanpak adresseert geconstateerde risico’s en bevat concrete aanvullingen en intensiveringen om de effectiviteit van het Nederlands anti-witwasstelsel te verhogen. Het voorkomen en bestrijden van witwassen is een gezamenlijke opgave van zowel het kabinet, toezichthouders, FIU-Nederland, opsporingsautoriteiten en het OM als partijen uit de sector, zoals banken, verzekeraars en accountants. In aanloop naar dit plan is met deze partijen gesproken en zij scharen zich allen achter dit plan. Zoals vermeld in dit plan van aanpak zijn extra middelen toegekend voor de FIU-Nederland, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, de Belastingdienst, de Douane en het OM om de opsporing van witwassen, fraudebestrijding en ondermijning te intensiveren. Het gaat om een bedrag oplopend tot een structureel bedrag van € 29 miljoen vanaf 2021, hetgeen in de Voorjaarsnota 2019 is opgenomen. Met dit bedrag kunnen extra projecten en onderzoeken op voornoemde terreinen worden opgezet. De exacte verdeling van de middelen is neergelegd in de Rijksbegroting 2020 IX Financiën en Nationale Schuld.
Tot slot wordt opgemerkt dat het voorkomen en bestrijden van witwassen voortdurend in ontwikkeling is en continu aandacht en samenwerking vergt van alle betrokkenen. Daarom spreken de Minister van Financiën en de Minister van Justitie en Veiligheid aan het einde van het jaar opnieuw de betrokken partijen over de voortgang en effectiviteit van de maatregelen in het plan van aanpak witwassen. Daarbij zullen afspraken worden gemaakt over het vervolg om de aandacht hoog te houden. Uw Kamer zal eind dit jaar over de uitkomsten en de stand van zaken van de maatregelen uit dit plan worden geïnformeerd.
22
Komt er meer geld beschikbaar voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit nu in de brief «Reactie op het verzoek van het lid Van Dam, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 18 september 2019, over de liquidatie van de advocaat die een kroongetuige bijstond» (2019Z19622) is geschreven dat de Minister van Justitie en Veiligheid heeft geconstateerd dat er «meer nodig is»? Zo ja, om hoeveel geld gaat dit en waar komt dit geld vandaan?
De Kamerbrief van 18 oktober jl. (Kamerstukken II, 2019/2020, 29 911, nr. 254) schetst de eerste contouren van het offensief dat het kabinet beoogt uit te voeren tegen de georganiseerde ondermijnende criminaliteit. De komende periode gaan we dit met alle betrokken partijen (departementen en bestuurlijke partners op alle niveaus) uitwerken: wat willen we bereiken, wat gaan we doen en hoe gaan we dat doen. In het voorjaar wordt een uitgewerkt plan en de bijbehorende dekking gepresenteerd. Tot het uitgewerkte plan er is zullen er geen onomkeerbare stappen gezet worden. De stappen die we nu al gaan zetten zullen aan de orde komen in de besprekingen van het kabinet over de Najaarsnota.
23
Hoeveel kilo cocaïne is in 2019 onderschept en in beslaggenomen door de politie in de havens van Amsterdam en Rotterdam? Hoeveel in de vier jaren daarvoor? Kan op basis van het aantal onderschepte kilo’s cocaïne ook geschat worden hoeveel kilo met succes is ingevoerd? Zo ja, hoeveel?
De politie kan in zijn algemeenheid enkel cijfers van inbeslagnames door het Hit and Run Cargo (HARC)-team van zeehavenpolitie, FIOD en douane aanleveren met betrekking tot de Rotterdamse haven. Voor de Amsterdamse haven zijn deze cijfers niet bij de politie beschikbaar.
Het aantal kilo inbeslaggenomen cocaïne door het HARC Rotterdam:
2015: 4.656 kg
2016: 12.231 kg
2017: 5.264 kg
2018: 18.946,50 kg
2019 (tot 1 september): 20.708 kg
Op basis van deze informatie kan geen schatting worden gemaakt van het aantal kilo cocaïne dat niet is onderschept.
24
Welke aantallen criminele bestedingen, synthetische productielocaties en dumpingen, en methamfetamine en heroïnefabrieken zijn in 2019 aangetroffen? En in de vier jaren daarvoor?
Zie de tabellen in de bijlage voor het aantal synthetische drugs productielocaties en -dumpingen van de afgelopen jaren, evenals het aantal aangetroffen methfabrieken6.
Over het aantal heroïnelabs worden door de politie geen cijfers bijgehouden.
De politie beschikt niet over gegevens over de omvang van criminele bestedingen. Het Ministerie van Financiën en van Justitie en Veiligheid hebben het WODC gevraagd dat te onderzoeken. Uit dit onderzoek, dat in november 2018 door het WODC is gepubliceerd, blijkt dat in Nederland jaarlijks naar schatting 16 miljard euro wordt witgewassen (Aard en omvang van criminele bestedingen. Eindrapportage, bijlage bij Handelingen II, 2018–2019, 31 477, nr. 28).
25
Hoeveel crimineel vermogen is in 2019 afgepakt? En in de vier jaren daarvoor?
Het incassoresultaat gebaseerd op het strafrechtelijk afpakken van crimineel vermogen is voor 2019 nog niet beschikbaar omdat het jaar nog loopt. Begin 2020 wordt deze informatie door het Openbaar Ministerie beschikbaar gesteld.
Het incassoresultaat strafrechtelijk afpakken van crimineel vermogen in de voorgaande vijf jaren, zoals ook weergegeven in tabel 3.1. van het Rijksjaarverslag 2018 VI Justitie en Veiligheid, is de volgende:
2014: 136 miljoen euro
2015: 143,6 miljoen euro
2016: 416,5 miljoen euro
2017: 221,2 miljoen euro
2018: 174,1 miljoen euro
Hierbij is geen rekening gehouden met de boete-component die vaak onderdeel uit maakt van een transactie. In de realisatieoverzichten zijn hoge transacties meegenomen.
26
Hoe worden de intensiveringsgelden voor ondermijning precies besteed?
In de Kamerbrief van 16 november 2018 (Kamerstukken II, 2018/19, 29 911, nr. 212) wordt de meerjarige toedeling van de intensiveringsgelden uit het regeerakkoord uiteengezet. Van het totaalbedrag van 100 miljoen euro wordt 85 miljoen euro aan de regio’s beschikbaar gesteld, 7,5 miljoen euro aan de landelijke partners en 7,5 miljoen euro voor centrale initiatieven zoals het SBO en het aanjaagteam. De structurele reeks ter hoogte van tien miljoen euro voor 2019 en verdere jaren is beschikbaar gesteld voor versterking van intelligencecapaciteit in RIEC-LIEC verband en versterking van de operationele uitvoeringskracht in de regio’s.
27
Hoeveel goederen en onroerend goed zijn van criminelen afgepakt? Wat is hiermee gebeurd?
De processystemen van de betrokken strafrechtelijke ketenpartners zijn vooral ingericht om de verwerking van het individuele beslag te ondersteunen. Op dit moment bieden die systemen onvoldoende mogelijkheden om geaggregeerde managementinformatie en betrouwbare onderverdeling naar verschillende soorten vermogensbestanddelen te maken. Dat is voor de behandeling van de individuele strafzaken ook niet zozeer van belang. Vanuit onder meer het oogmerk om het beslagproces keten breed te stroomlijnen en om over betere management- en beleidsinformatie te kunnen beschikken, wordt momenteel integraal onderzocht hoe de informatievoorziening onder het beslagproces keten breed kan worden verbeterd.
28
Hoe verhoudt het brede pakket van preventieve en repressieve maatregelen dat in 2020 wordt ingezet ten behoeve van de versterking van de aanpak van ondermijning zich tot de uitgaven voor ondermijning in 2019?
In de Kamerbrief van 16 november 2018 wordt de meerjarige toedeling van de intensiveringsgelden uit het regeerakkoord uiteengezet.7 De middelen worden ingezet voor een programmaperiode van drie jaar (2019–2021). De uitgaven in 2020 vormen een onderdeel van deze programmaperiode en liggen dus in het verlengde van de uitgaven in 2019.
29
Welke maatregelen worden samen met het Ministerie van Financiën getroffen om witwassen tegen te gaan?
Eind juni jl. hebben de Minister van Financiën en de Minister van JenV een plan van aanpak witwassen naar uw Kamer gestuurd.8 Alle maatregelen die worden getroffen om witwassen beter tegen te gaan, zijn vermeld in dat plan en daarnaar wordt dan ook verwezen.
30
Welke juridische knelpunten worden opgelost met de nadere aanpassing van de ondermijningswetgeving?
De ondermijningswetgeving bestaat uit meerdere – lopende of nieuwe – wetsvoorstellen op bestuursrechtelijk en strafrechtelijk terrein, die gemeen hebben dat zij geheel of mede tot doel hebben de aanpak van ondermijning te versterken. Naast het wegnemen van de in de praktijk ervaren juridische knelpunten gaat het bij diverse wetsvoorstellen om het creëren van nieuwe of het verruimen van bestaande bevoegdheden, de strafbaarstelling van nieuwe delicten of het verhogen van strafmaxima.
In de brieven van 11 juli 2018, 16 november 2018 en 11 november 2019 heeft de MJenV uw Kamer bericht over de voortgang van de lopende trajecten ondermijningswetgeving.9
In lijn met de voortgangsbrief van 11 november jl. en wat eerder is aangegeven in de eerste contouren van het brede offensief tegen georganiseerde, ondermijnende criminaliteit bestaande uit een combinatie van repressieve en preventieve maatregelen dat het kabinet beoogt uit te voeren ter verdere versterking van de aanpak van de georganiseerde ondermijnende criminaliteit10 – merkt de MJenV op dat we veel werk maken van het wegnemen van juridische én praktische knelpunten met betrekking tot onderlinge uitwisseling en de verwerking van informatie tussen verschillende partijen.
We doen dit omdat dit een randvoorwaarde is voor de brede aanpak van ondermijning. Momenteel ligt het wetsvoorstel gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden voor advies bij de Raad van State. Dit voorstel moet de gezamenlijke verwerking van gegevens door partijen in samenwerkingsverbanden van een betere grondslag voorzien en waar nodig vergemakkelijken. Ik streef ernaar om het wetsvoorstel begin volgend jaar bij uw Kamer in te dienen. Op 4 maart 2019 heeft de regering bij uw Kamer een voorstel tot wijziging van de Wet Bibob ingediend. De voornaamste wijzigingen die daarin worden voorgesteld betreffen een uitbreiding van de reikwijdte van de wet en een versterking van de eigen onderzoeksmogelijkheden van bestuursorganen. Het voorstel tot wijziging heb ik 30 september jl. in consultatie gebracht.
Ik heb uw Kamer op 3 juli jl. bij brief geïnformeerd over mijn besluit om, na een grondige verkenning, met een tweede tranche van wijziging van de Wet Bibob te komen.11 In deze tweede tranche worden enkele, meer ingrijpende, thema’s uit de consultatie verwerkt. Ik streef ernaar deze tweede tranche van wijziging nog dit jaar in consultatie te brengen. Verder ontwikkelt het Aanjaagteam Ondermijning een model-protocol voor de binnengemeentelijke informatie-uitwisseling in het kader van de bestuurlijke aanpak van ondermijning, in navolging van de voorlichting van de Raad van State. Mocht dit model-protocol de in de praktijk ervaren knelpunten niet oplossen, dan bezien we welke andere mogelijkheden er zijn. Daarbij kan ook wijziging van sectorale wetgeving aan de orde zijn, wanneer de knelpunten op het vlak van verstrekking tussen specifieke partijen onderling liggen.
31
Hoeveel wordt er per jaar uitgegeven aan gesubsidieerde rechtsbijstand, uitgesplitst per rechtsgebied?
De tabellen in de bijlage geven inzicht in de ontwikkeling van de uitgaven aan rechtsbijstand per rechtsgebied over de periode 2002 tot en met 201812.
32
Hoeveel geld gaat er jaarlijks specifiek naar de bijstand ten behoeve van asielprocedures?
Zoals is te zien in de tabel behorend bij het antwoord op vraag 31, liggen de uitgaven voor rechtsbijstand voor asiel de afgelopen vijf jaar gemiddeld rond de 30 miljoen euro per jaar.
33
Hoeveel heeft de sector nodig om de problemen rond de rechtsbijstand op te lossen?
In de brief van d.d. 9 november 2018 van de MRb zijn de contouren van een vernieuwd stelsel uiteengezet.13 De richting is duidelijk: het kabinet wil de mogelijkheden vergroten voor alle Nederlanders om in een zo vroeg mogelijk stadium tot een snelle, effectieve en laagdrempelige oplossing van hun problemen te komen. Het huidige stelsel voor rechtsbijstand gaat veranderen. Rechtshulp wordt dichter bij mensen georganiseerd en meer in samenhang met andere vormen van probleemoplossing gebracht. De problemen die het huidig stelsel kent moeten in het nieuwe stelsel zijn opgelost. Daar moeten onder andere problemen van rechtzoekenden beter of vaker worden opgelost in een vroeg stadium en wordt er een adequate vergoeding geboden voor rechtsbijstandsverleners. Om de omschakeling naar het nieuwe stelsel te maken heeft het programma stelselherziening rechtsbijstand de beschikking over een investeringsbudget tot en met 2024 zoals de MRb dat in zijn voortgangsbrief d.d. 12 juli 2019 heeft aangegeven.14 Zie hiervoor de tabel in de bijlage15. Uiteindelijk zal de sector van gesubsidieerde rechtsbijstand structureel het budget van ca. 400 miljoen per jaar blijven behouden, ook in het nieuwe stelsel. Daar komt niets bij, maar er gaat ook niets af.
34
Zijn asielzoekers verplicht te procederen middels een advocaat?
De vreemdeling heeft in de asielprocedure recht op kosteloze vertegenwoordiging door een advocaat. In artikel 20 van de Procedurerichtlijn (EU 2013/32) is dit recht op rechtsbijstand vastgelegd. Hieraan is ingevolge de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) onder meer de voorwaarde verbonden dat de rechtsbijstandverlener advocaat is.
35
Wat verdient een gemiddelde advocaat in Nederland, uitgesplitst per rechtsgebied inclusief de fiscalisten?
Daarover vallen geen onderbouwde uitspraken te doen. Navraag bij de NOvA heeft opgeleverd dat zij niet beschikken over gegevens over het inkomen van een gemiddelde advocaat per rechtsgebied. Advocaten zijn werkzaam in een of meerdere soms zeer uiteenlopende rechtsgebieden en kennen ook verschillende tarieven die afhankelijk van de marktomstandigheden tot stand komen. De «gemiddelde advocaat» is dan ook niet gedefinieerd. Bovendien zijn de verdiensten van een advocaat daarnaast van andere factoren afhankelijk, zoals het werken als zelfstandige versus loondienstverband, het werken in deeltijd of de kantoor-grootte. Fiscalisten zijn een beroepsgroep die in beginsel los staat van de advocatuur.
36
Op welke wijze zou de asielketen worden ontlast door de voorgenomen inperking van rechtsbijstand tijdens de asielprocedure?
De maatregel om rechtsbijstand na het voornemen tot afwijzing van een asielaanvraag te verstrekken wordt voorbereid. De precieze invulling van de maatregel wordt nog nader uitgewerkt, inclusief de wijze waarop de asielketen wordt ontlast. Uw Kamer wordt in de brief over de flexibilisering van de asielketen nader geïnformeerd over het tijdspad ten aanzien van de maatregel rechtsbijstand uit het regeerakkoord.
37
Hoe verhoudt een inperking van de rechtsbijstand zich tot het voornemen van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de wachttijden weg te werken?
Zie het antwoord op vraag 36.
38
In hoeverre zal de afschaffing van de rechtsbijstand de ambitie van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om in 2020 de doorlooptijden weer op orde te hebben, beïnvloeden?
Zie het antwoord op vraag 36.
39
Hoe beoordeelt de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid het advies van de commissie van Zwol om de asielketen niet verder te belasten met meer beleid zoal de inperking van de rechtsbijstand?
Zie het antwoord op vraag 36.
40
Is de maatregel rechtsbijstand in lijn te brengen met de vereisten uit de Procedurerichtlijn?
Met de maatregel rechtsbijstand uit het regeerakkoord wordt geregeld dat voortaan pas ná het voornemen tot afwijzing van de asielaanvraag wordt overgegaan tot financiering van rechtsbijstand. Deze maatregel voldoet aan de vereisten van de Procedurerichtlijn, daar deze richtlijn slechts verplicht tot het verlenen van kosteloze rechtsbijstand aan vreemdelingen in beroepsprocedures van beslissingen op asielaanvragen.
Aanwezigheid van een rechtsbijstandverlener tijdens de asielprocedure kan en zal nooit worden geweigerd. Uit de Procedurerichtlijn16 vloeit voort dat asielzoekers in de gelegenheid moeten worden gesteld om in alle fasen van de procedure op eigen kosten een rechtsbijstandverlener te raadplegen.17 Financiering van de rechtsbijstand is onder het Europese recht pas verplicht voorgeschreven vanaf de beroepsfase.18
41
Kunt u, met het oog op de veiligheidsagenda 2019–2022 waarin staat dat het aantal bij het OM ingestroomde verdachten de komende jaren moet toenemen, al zeggen of het aantal bij het OM ingestroomde verdachten in 2019 toegenomen is?
Over de voortgang van de afspraken uit de Veiligheidsagenda 2019–2022 wordt de Tweede Kamer jaarlijks bij het jaarverslag JenV geïnformeerd.
42
Aan hoeveel vermoedelijke slachtoffers van mensenhandel is in 2018 een tijdelijke verblijfsvergunning verleend onder de schrijnend pad procedure? Hoeveel van deze slachtoffers waren destijds minderjarig?
In 2018 is aan minder dan tien personen een verblijfsvergunning humanitair-tijdelijk verleend op grond van artikel 3.48, eerste lid, onder d, Vb (het schrijnend pad). In minder dan tien gevallen ging het om vreemdelingen die ten tijde van de aanvraag minderjarig waren.19
43
Welke initiatieven zijn er onder het programma Samen tegen Mensenhandel reeds genomen om het maatschappelijk bewustzijn over mensenhandel te vergroten?
Vanuit het programma is ingezet op het trainen van verschillende beroepsgroepen. Zo zijn er dit jaar twee voorlichtingsfilms ontwikkeld, voor en door professionals, met als doel professionals beter in staat te stellen om specifieke vormen van uitbuiting sneller te herkennen. De voorlichtingsfilms zien op de seksuele uitbuiting van jongens en mannen en de criminele uitbuiting van kinderen. Ook zijn er diverse trainingen verzorgd aan professionals, specifiek in de vreemdelingenketen, (jeugd)zorg, gemeenten en hotelsector. Daarnaast zijn er ook meerdere regio-overstijgende netwerkbijeenkomsten georganiseerd die op verschillende thema’s binnen het mensenhandel domein zagen. Hierbij waren professionals in de gelegenheid om kennis en ervaringen uit te wisselen.
Door JenV is in het kader van het programma Samen tegen mensenhandel ook verkend of een brede voorlichtingscampagne over het thema mensenhandel zinvol zou zijn. Uit deze verkenning kwam naar voren dat een op de verschillende doelgroepen toegesneden campagne zinvoller is. Onlangs heeft een eerste expertmeeting plaatsgevonden met organisaties die ervaring met dit soort campagnes hebben, waaronder het Leger des Heils, het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel (CKM) en CoMensha.
De komende periode zal verder gewerkt worden aan het formuleren van concrete maatregelen voor publiekscommunicatie. In de media kwam het thema mede door de vele activiteiten in het veld het afgelopen jaar veelvuldig aan bod. Deze aandacht heeft al bijgedragen aan een breder maatschappelijk bewustzijn over deze thematiek.
44
Kan een toelichting worden gegeven op welke verdere maatregelen momenteel uitgevoerd worden, naast de haalbaarheidsstudie met betrekking tot DNA-V?
In de begroting is bedoeld te verwijzen naar de maatregelen die zijn aangekondigd in de integrale beleidsreactie op diverse rapporten over DNA-onderzoek in strafzaken. Voor een volledig antwoord op deze vragen verwijzen wij naar deze brief.20 Naast de in de begroting genoemde haalbaarheidsstudie en het onderzoek naar objectieve onderbouwing van de maatschappelijke noodzaak om voor specifieke categorie verdachten een wettelijke verplichting op te nemen voor het afnemen van celmateriaal, gaat het onder meer om:
– het uitwerken van een nieuw beoordelingskader voor de Wet DNA-V door het OM
– maatregelen door politie en OM die moeten leiden tot een betere benutting van de matches met oude sporen,
– verbeteringen in werkinstructies van DJI voor afname van celmateriaal, en
– het versneld invoeren van de versoepeling van de toepassingsgrens van de lichtere vormen van DNA-verwantschapsonderzoek.
45
Welke kleinschalige projecten voert de politie samen met andere partijen uit binnen de aanpak Samenspannen tegen ondermijning om met lokaal gezag lokale ondermijning aan te pakken?
Samen met andere partijen voert de politie diverse kleinschalige projecten uit. Van deze projecten is geen uitputtend overzicht voorhanden. Goede voorbeelden zijn de integrale aanpak van notoire straten/buurten (eenheid Noord-Holland), Ondernemers Alert (eenheid Oost-Nederland), aanpak geldwisselkantoren (eenheid Rotterdam) en Straatwaarde(n) (eenheid Midden-Nederland).
46
Hoeveel veroordeelden, die nog een vrijheidsstraf moeten uitzitten, zijn er op dit moment?
Het programma Onvindbare veroordeelden heeft zich het afgelopen jaar specifiek gericht op de doelgroep van veroordeelden met openstaande vrijheidsstraffen van minder dan 300 dagen, zoals opgenomen in het opsporingsregister op 1 oktober 2018. De voorraad betrof toen 10.749 personen. Vanaf 1 oktober 2018 worden alle dossiers van de openstaande voorraad onderzocht op aanknopingspunten voor opsporing van betreffende veroordeelden. Op dit moment bevindt deze operatie zich in de afrondende fase. De uitkomsten hiervan, als ook de prestaties van FAST t.a.v. de opsporing van veroordeelden met straffen van meer dan 300 dagen, worden begin volgend jaar in de jaarlijkse brief aan de Kamer over de tenuitvoerlegging van alle straffen opgenomen.
47
Hoeveel veroordeelden, die nog een vrijheidsstraf moesten uitzitten, zijn er in 2018 en tot nu toe in 2019 met succes opgespoord, opgepakt en in de gevangenis gezet?
De inspanningen en resultaten van het programma «Onvindbare veroordeelden» hebben zich het afgelopen jaar specifiek gericht op de doelgroep met openstaande vrijheidsstraffen. Op 1 oktober 2018 betrof deze voorraad 10.749 personen. Vanaf 1 oktober 2018 worden alle dossiers van deze voorraad onderzocht op aanknopingspunten voor opsporing van betreffende veroordeelden. Op dit moment bevindt deze operatie zich in de afrondende fase. De uitkomsten hiervan, als ook de prestaties van FAST t.a.v. de opsporing van veroordeelden met straffen van meer dan 300 dagen, worden begin volgend jaar in de jaarlijkse brief aan de Kamer over de tenuitvoerlegging van alle straffen opgenomen.
48
Welke extra concrete maatregelen zijn er sinds de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor 2019 genomen om onvindbare veroordeelden op te sporen, op te pakken en in de gevangenis te zetten?
Naast de reeds lopende activiteiten gericht op het voorkomen en opsporen van onvindbare veroordeelden, zijn de volgende extra concrete stappen gezet:
Het CBS heeft onderzoek uitgevoerd naar onvindbare veroordeelden in relatie tot informatie over wonen, werken, inkomen en zorg. Uit het onderzoek blijkt dat van circa 90% van deze groep veroordeelden geen recente óf juiste verblijfsgegevens (in Nederland) beschikbaar zijn. Dit onderbouwt de stelling dat deze groep veroordeelden niet in Nederland verblijft.
Bovenstaande heeft er mede toe geleid dat met de politie een prestatieafspraak in de Veiligheidsagenda 2019 – 2022 is gemaakt dat 5% van de voorraad van openstaande straffen, zoals opgenomen in het opsporingsregister op 1 oktober 2018, wordt aangehouden in 2019.
Om dit te bewerkstelligen zijn binnen het programma Onvindbaren in 2019 alle dossiers van veroordeelden met een openstaande vrijheidsstraf via open bronnen onderzocht, zodat de kans op succesvolle opsporing door de politie wordt verhoogd. Op dit moment zijn de laatste dossiers in onderzoek. De uitkomsten van het gehele dossieronderzoek als ook de resultaten van de opsporing door de politie worden begin volgend jaar in de jaarlijkse brief aan de Kamer over de tenuitvoerlegging van alle straffen opgenomen.
49
Welke gevolgen heeft het extra toegekende budget voor de politie voor de werkdruk bij de ketenpartners van het OM en de rechtspraak?
De investeringen bij de politie leiden naar verwachting tot meer strafzaken. Deze zaken moeten worden opgevolgd door de partners in de strafrechtketen (OM, Rechtspraak, NFI en de executieketen). Om de effecten van de investeringen bij de politie op de strafrechtketen op te vangen en om de strafrechtketen efficiënt en effectief in te kunnen richten is in 2020 15 miljoen euro beschikbaar gesteld en vanaf 2021 jaarlijks 20 miljoen euro.
50
Kunt u een prognose geven van het aantal acute meldingen dat de komende jaren bij de Centra Seksueel Geweld (CSG) zullen binnenkomen? Is de te verwachten toename meegenomen in de financiering van de CSG voor 2020?
Het aantal slachtoffers van seksueel geweld dat zich binnen zeven dagen na het incident meldt, groeit. In 2017 heeft de VNG in bestuurlijk overleg met het Rijk afgesproken dat de 16 regionale CSG’s vanaf 2018 gefinancierd worden door de gemeenten. De CSG’s zijn bij deze afspraken betrokken geweest. De gemeenten krijgen daarvoor middelen in de decentralisatie uitkering Vrouwenopvang. Momenteel zijn de 16 CSG’s met de gemeenten in gesprek over de begrotingen van de regionale CSG’s voor 2020. Daarin wordt de groei van het aantal meldingen meegenomen evenals de financiële gevolgen daarvan. De groei van het aantal acute meldingen heeft ook consequenties voor de financiering van de landelijke functies van het CSG. Sinds 2019 financieren gemeenten gezamenlijk deze functies, via de 35 centrumgemeenten vanuit de decentralisatie uitkering Vrouwenopvang. Het gaat hierbij om zaken als PR, landelijke coördinatie, website, landelijke training en landelijk telefoonnummer. Om de administratieve lasten zoveel mogelijk te beperken vervult de gemeente Utrecht de kassiersfunctie namens alle centrumgemeenten. De gesprekken tussen de gemeente Utrecht, de VNG en het landelijk bureau CSG over de begroting voor de landelijke kosten van 2020 zijn eveneens nog gaande.
51
Hoe heeft het budget voor de forensische zorg zich ontwikkeld over de afgelopen vijf jaar en hoe ontwikkelt dit zich de komende vijf jaar? Hoe is daarin de investering van 30 mln. euro terug te vinden die vóór de zomer is toegezegd?
De bijdrage aan het agentschap DJI voor de forensische zorg wordt begroot en verantwoord op artikel 34.3.2 (DJI-forensische zorg). In onderstaande overzicht is de realisatie op dit artikelonderdeel voor de afgelopen jaren opgenomen (bron: departementaal jaarverslag J&V 2018):
2014: 791,1 miljoen euro.
2015: 756,6 miljoen euro.
2016: 804,5 miljoen euro.
2017: 805,3 miljoen euro.
2018: 822,0 miljoen euro.
In de Ontwerp-begroting 2020 van J&V zijn voor 2019 en volgende jaren de volgende bedragen op dit artikel begroot:
2019: 867,5 miljoen euro.
2020: 864,0 miljoen euro.
2021: 855,1 miljoen euro.
2022: 798,4 miljoen euro.
2023: 800,5 miljoen euro.
In het kader van de Meerjarenovereenkomst Forensische zorg 2018–2021 is in totaal 28,5 miljoen euro extra beschikbaar gesteld om de veiligheid en kwaliteit in de forensische zorg op orde te brengen. In 2019 en 2020 wordt twee keer 9,5 miljoen euro ingezet om de tarief afslagen die worden toegepast op de NZa-maximumtarieven voor de klinische overige forensische zorg te beperken. Hierdoor realiseren de zorgaanbieders meer inkomsten, waardoor onder andere meer personeel kan worden ingezet wat de veiligheid zal vergroten. Deze extra middelen in 2019 en 2020 zijn onderdeel van de stand van bovengenoemd begrotingsartikel.
De resterende 9,5 miljoen euro is beschikbaar gesteld als subsidie die instellingen in de forensische zorg in 2018 konden aanvragen om te investeren in onder andere werving, opleidingen en begeleiding van personeel. Deze middelen zijn voor 7 miljoen euro verantwoord in 2018 op artikel 34.3.49. De laatste 2,5 miljoen euro wordt beschikbaar gesteld in 2021 bij vaststelling van de subsidie.
52
Wat is stand van zaken met betrekking tot het verminderen van de bureaucratie in de forensische zorg?
Uit de tussenrapportage van de Taskforce, die op 18 oktober jl. aan uw Kamer is gezonden, blijkt dat goede eerste stappen zijn gezet in de vermindering van bureaucratie in de forensische zorg.21 Zo is bijvoorbeeld gestart met de (door)ontwikkeling van een «forensisch CV». Dit uittreksel van het patiëntendossier reist met de patiënt door zijn zorgtraject mee en zal met name de administratieve lasten van behandelaren verminderen. Het streven is aan het eind van de looptijd van de meerjarenovereenkomt 25% administratieve lastenvermindering te hebben bereikt. Tussentijds wordt niet gemeten hoeveel procent er al gereduceerd is.
53
Kan een overzicht worden gegeven van wat er is gebeurd met de teruggekeerde Nederlandse jihadisten? Zijn zij veroordeeld, zitten zij in voorarrest, zijn zij vrijgesproken, et cetera? Kan, in het geval van een veroordeling, aangegeven worden voor welk delict de persoon is veroordeeld en welke straf is opgelegd?
Sinds 2013 zijn er 60 personen uit terroristisch strijdgebied teruggekeerd naar Nederland. Op dit moment (peildatum 16 oktober 2019) zitten van de 60 terugkeerders in Nederland tien personen in detentie op een Terroristenafdeling. Overige terugkeerders zijn waar nodig onderwerp van een persoonsgerichte aanpak.
De vraag voor welke delicten terugkeerders zijn veroordeeld en welke straf is opgelegd kan niet worden beantwoord, op deze combinatie van gegevens vindt geen registratie plaats.
54
Van hoeveel onderkende uitreizigers is de Nederlandse nationaliteit tot nu toe ingetrokken?
In 15 gevallen is het Nederlanderschap ingetrokken in het belang van de nationale veiligheid van een persoon die zich buiten het Koninkrijk bevindt en die zich heeft aangesloten bij een terroristische organisatie (artikel 14, vierde lid, RWN). Twee van deze besluiten zijn vernietigd door de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en vijf besluiten zijn tijdens de beroepsprocedure bij de rechtbank ingetrokken.
55
Van hoeveel onderkende uitreizigers is nog niet beoordeeld of de Nederlandse nationaliteit ingetrokken kan worden? Wanneer gaat dit wel gebeuren?
Op 2 april 2019 is de motie van de leden Laan-Geselschap (VVD) en Van Toorenburg (CDA) aangenomen waarin de regering is verzocht om actief de dossiers van alle onderkende Nederlandse uitreizigers te beoordelen op de mogelijkheid van het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid.22 De uitvoering van de motie bevindt zich nu in een afrondende fase. Het is overigens mogelijk dat hierna nog nieuwe relevante informatie beschikbaar komt waarop intrekkingen van het Nederlanderschap gebaseerd kunnen worden. De betrokken organisaties houden hier continu aandacht voor.
56
Van hoeveel onderkende uitreizigers is wel bekeken of de Nederlandse nationaliteit ingetrokken kon worden, maar is dit niet gebeurd? Om welke reden(en) is dit niet gebeurd?
In 2018 is in twee zaken besloten het Nederlanderschap niet in te trekken, omdat er onvoldoende feitelijke betrouwbare gegevens voorhanden waren om in het licht van het beoordelingskader het Nederlanderschap in te trekken. Besluitvorming is normaliter gebaseerd op een individueel ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Een vonnis kan eveneens voldoende bruikbare informatie bevatten ten aanzien van de beoordeling over het gevaar van de nationale veiligheid.
57
In hoeveel gevallen is de Nederlandse nationaliteit ingetrokken in het belang van de nationale veiligheid?
Zie het antwoord op vraag 54.
58
In hoeveel gevallen is de Nederlandse nationaliteit ingetrokken bij terroristische misdrijven of de voorbereiding daarvan?
Tot nu toe is zeven keer een besluit tot intrekking van het Nederlanderschap ingevolge een onherroepelijke veroordeling wegens een terroristisch misdrijf (art 14, tweede lid, onder b RWN) genomen. Eén van deze is definitief, in alle andere zaken is nog sprake van een bezwaar- of beroepsprocedure.
59
Is in alle gevallen waarbij sprake was van een veroordeling in verband met het plegen van terroristische activiteiten of bij de voorbereiding daarvan bekeken of de Nederlandse nationaliteit van de veroordeelde ingetrokken kon worden? Zo nee, waarom is dat (in die gevallen) niet gebeurd?
In de gevallen waarin sprake is van een onherroepelijke veroordeling voor een terroristisch misdrijf beoordeelt de IND of intrekking van het Nederlanderschap mogelijk is. De IND ontvangt informatie over onherroepelijke veroordelingen van de Justitiële Informatiedienst (Justid). Intrekking van het Nederlanderschap ingevolge artikel 14, tweede lid aanhef en onder b, RWN (dus na een veroordeling voor een terroristisch misdrijf) is pas mogelijk als er sprake is van een onherroepelijke veroordeling en de intrekking niet tot staatloosheid leidt (artikel 14, tweede lid, aanhef en onder b, RWN). Na het onherroepelijk worden van de veroordeling kan beoordeeld worden of intrekking van het Nederlanderschap aan de orde is.
60
Zijn er ook zaken waarin na een veroordeling wel bekeken is of de Nederlandse nationaliteit ingetrokken kon worden, maar waar dit niet gebeurd is? Om welke reden(en) is de nationaliteit in die gevallen niet ingetrokken?
Tot en met oktober 2019 heeft zich nog geen zaak voorgedaan waarbij het Nederlanderschap kon worden ingetrokken ingevolge artikel 14, tweede lid, aanhef en onder b, RWN, maar daaraan geen gevolg is gegeven.
61
Welke resultaten zijn de afgelopen vijf jaar behaald op het gebied van preventie van radicalisering? Hoe worden de resultaten van dit beleid gemeten? In hoeverre is sprake van een landelijke uitrol van best practices? Hoeveel geld is hier voor 2020 voor vrijgemaakt? En hoeveel geld is hier de afgelopen vijf jaar aan besteed?
Het kabinet heeft de afgelopen vijf jaar met vele landelijke en lokale partners intensief gewerkt aan het opzetten van de basisstructuren en randvoorwaarden voor de preventieve aanpak van radicalisering. Zo is er met onder andere de oprichting van het Rijksopleidingsinstituut tegengaan radicalisering en de Expertise unit Sociale Stabiliteit een landelijke ondersteuningsstructuur ingericht ter ondersteuning van eerstelijns professionals.23 Vanaf 2016 wordt jaarlijks ongeveer 11 miljoen beschikbaar gesteld in de Versterkingsgelden versterken van de veiligheidsketen.
Het kabinet onderstreept het belang van een effectief en doelgericht beleid gericht op het tegengaan van radicalisering en jihadisme. Het meten van effectiviteit van preventieve interventies is complex maar niet onmogelijk. Meer inzicht in de effectiviteit van werkzame elementen binnen interventies leidt tot een doelgerichter en effectiever preventiebeleid radicalisering. Daarom is er op het gebied van preventie van radicalisering een toolkit Evidence Based Werken ontwikkeld. Deze toolkit is op 26 augustus 2019 gelanceerd. Met het gebruik van de toolkit kunnen gemeenten informatie en inzichten verwerven en hun interventies evalueren. Daarnaast kunnen opgedane kennis en best practices bij effectiviteit later in het proces landelijk worden uitgewisseld.
62
Hoeveel overtredingen en misdrijven met een extremistisch motief zijn gepleegd in 2018 en in 2019 tot nu toe? Is het mogelijk in dit overzicht een onderscheid te maken tussen overtredingen en misdrijven met een links-extremistisch of rechts-extremistisch motief? Zo nee, waarom niet?
Er bestaat geen overzicht van het aantal overtredingen en misdrijven dat is gepleegd met een extremistisch motief. Over het aantal personen dat zich bij een links- of rechts-extremistische groep heeft aangesloten zijn wel cijfers. In de NCTV-publicatie De golfbewegingen van rechts-extremistische geweld in West-Europa van 6 november 2018, wordt gesproken van ongeveer 250 actieve leden van extreemrechtse en rechts-extremistische groepen.24 Voor wat betreft personen die met een links-extremistische groepering geassocieerd worden, spreekt het WODC- onderzoek Links-extremisme in beeld van zomer 2018 van ongeveer 180 personen.25
63
Kan in cijfers worden weergegeven hoeveel personen tot nu toe die in een deradicaliseringstraject hebben gezeten daadwerkelijk gederadicaliseerd zijn? Zo nee, waarom niet?
Door begeleiding proberen zowel Reclassering Nederland als het Landelijk Steunpunt Extremisme (LSE) disengagement, en voor zover mogelijk, een vorm van deradicalisering te bereiken. In de periode 2012–2019 hebben 228 justitiabelen met een extremistische achtergrond deelgenomen aan een reclasseringsprogramma. 40 Personen namen deel aan een Forsa-programma van LSE (peilmoment oktober 2019).
Het is lastig om vast te stellen of personen daadwerkelijk zijn gederadicaliseerd. Monitoring en betrokkenheid van diverse partners blijft dan ook van belang. Ondertussen zetten we ook in op meer inzichtelijk maken wat werkt. De methoden van disengagement en deradicalisering zijn nationaal en internationaal volop in ontwikkeling. De inzet van zowel het gespecialiseerde team Terrorisme, Extremisme en Radicalisering (TER-team) van de reclassering26 als van het LSE27 zijn in 2018 positief geëvalueerd. De komende periode worden samen met ketenpartners nieuwe en bestaande interventies (verder) ontwikkeld en wetenschappelijk getoetst. Zo ontstaat steeds meer zicht op welke interventies en begeleiding bijdragen aan disengagement, deradicalisering en re-integratie.
64
Welke interventies ten aanzien van de-radicalisering en re-integratie vanwege de eventuele terugkeer van strijders (en hun kinderen) uit ISIS-gebied worden concreet bedoeld? Hoe reëel wordt deze terugkeer geacht en met hoeveel volwassenen en kinderen wordt dan rekening gehouden?
De verkenning van mogelijkheden tot re-integratie buiten het oude extremistische netwerk begint al binnen detentie. Daar kan gedetineerde in gesprek met imams, reclasseringsmedewerkers, psychologen en psychiaters, en er kan (bij een eventuele opening) ook met specialisten/experts gesproken worden. Dit soort interventies of programma’s staan nooit op zichzelf en maken altijd deel uit van een groter pakket aan maatregelen dat al dan niet in detentie of buiten in het lokale casusoverleg wordt besproken en afgestemd. Het beleidsterrein op het gebied van deradicalisering is volop in ontwikkeling. Nederland onderneemt geen actie gericht op of ondersteunend aan het terughalen van Nederlandse uitreizigers.
65
Welk deel van de in het regeerakkoord vrijgemaakte middelen (oplopend tot 95 mln. euro structureel) ten behoeve van de Nationale Cyber Security Agenda wordt gereserveerd voor uitgaven in 2020?
In 2020 wordt er in totaal 84 miljoen euro gereserveerd ten behoeve van de Nederlandse Cyber Security Agenda. Dit bedrag is inclusief de 26 miljoen euro structureel voor cybersecurity die bij de Miljoenennota 2017 is vrijgemaakt. Dit totaalbedrag zal uiteindelijk oplopen tot 95 miljoen structureel vanaf 2021.
66
Hoeveel kost het Waarschuwings- en Alarmeringssysteem (WAS) per jaar?
Het beheer en onderhoud van het WAS kost ongeveer 3,9 miljoen euro per jaar.
67
Hoe hoog is de dekkingsgraad van het WAS-palen systeem?
Het WAS wordt iedere maand getest op de eerste maandag van de maand om 12.00 uur. In de maanden juni en december wordt het bereik van het WAS gemeten door middel van een enquête. Op maandag 3 juni 2019 was het bereik 78 procent van de bevolking van 12 jaar en ouder. Sirenes zijn geplaatst in woonkernen met meer dan 1.000 inwoners en in risicogebieden in woonkernen van meer dan 300 inwoners.
68
Hoeveel aangiftes zijn er in 2018 en in 2019 tot nu toe gedaan van criminaliteit in het digitale domein en/of cybercriminaliteit?
In 2018 is 2.685 keer aangifte gedaan van cybercriminaliteit. In de eerste helft van 2019 (tot 1 juli 2019) is 1.937 keer aangifte gedaan van cybercriminaliteit.
69
Schendt Nederland – volgens uw dienst juridische zaken en de volkenrechtelijk adviseur – het kinderrechtenverdrag door niet te zijn ingegaan op het Amerikaanse aanbod om Nederlandse uitreizigers en hun kinderen uit Syrië op te halen? Zo ja, welke consequenties heeft dat? Zo nee, waarom niet?
De kinderen in de kampen in Syrië bevinden zich in een gebied waar de Nederlandse staat geen effectief gezag of autoriteit heeft. Uit het IVRK volgt naar het oordeel van de regering geen verplichting om deze kinderen actief terug te halen. Hoewel de overheid zich problemen van Nederlanders in het buitenland aantrekt, heeft de overheid beleidsvrijheid om te bepalen of, en zo ja welke (vorm van) bijstand gegeven wordt.
70
Wat zijn de gevolgen van het feit dat u geweigerd heeft in te gaan op het Amerikaanse aanbod om vrouwelijke uitreizigers (en hun kinderen) voor Nederland op te halen voor de vervolging en berechting van de tien Nederlandse vrouwelijke uitreizigers waarvan de rechtbank gevangenneming heeft bevolen?
In de brief aan uw Kamer van 13 september 2019 (Kamerstukken II, 2018/19, 29 754, nr. 524) is uiteengezet waarom besloten is om niet op het aanbod van de VS in te gaan. Dit besluit laat onverlet dat het onderzoek naar de mogelijkheid van de uitvoering van de bevelen gevangenneming van de rechtbank van Rotterdam voortduurt. Daarnaast heeft het kabinet, zoals onder meer aangegeven in de reactie op het advies van de Extern Volkenrechtelijk Adviseur (Kamerstukken II, 2018/19, 27 925, nr. 658), voorkeur voor vervolging en berechting van ISIS-strijders in internationaal verband. Ook hecht het kabinet er grote waarde aan dat goed wordt gekeken naar mogelijkheden van nationale berechting, in Nederland maar bijvoorbeeld ook in landen in de regio. Het standpunt van het kabinet is onveranderd dat er geen sprake mag zijn van straffeloosheid.
71
Heeft de ontsnapping van 700 IS-strijders in Syrië potentieel een negatief effect op de veiligheid van Europa en Nederland? Zo ja, in welke mate? Zo nee, waarom niet?
Ja. De aan ISIS gelieerde vrouwen die het Ayn Issa-kamp hebben verlaten, kunnen uit zicht verdwijnen. De vrouwen kunnen vervolgens terugkeren naar Europa waar zij de jihadistische krachten kunnen versterken. In de brief aan uw Kamer van 15 oktober 2019 (Kamerstukken II 2019/20, 32 623, 273; TK-brief inzake de Turkse operatie in Syrië) is ingegaan op de maatregelen die zijn getroffen om onopgemerkte terugkeer te voorkomen. Vrouwen die uit beeld geraken, kunnen een veiligheidsrisico vormen in de regio. Zij kunnen zich bijvoorbeeld weer aansluiten bij ISIS. Op de lange termijn kunnen de vrouwen ook een dreiging vormen tegen het Westen. Overigens is op dit moment niet bekend waar alle 700 ISIS-aanhangers zijn gebleven. Of zij een dreiging kunnen vormen tegen Europa en Nederland hangt af van waar zij zich bevinden.
72
Is het aantal bewakers in het Al Roj en Al Hol detentiekamp in Syrië afgenomen? Wat betekent dat voor het risico op ontsnappingen van IS-strijders daar?
Er zijn inderdaad signalen dat het aantal bewakers is afgenomen. Dit kan het risico op ontsnappingen vergroten.
73
Plant IS operaties om IS’ers uit detentiekampen in Noord-Syrië te ontzetten? Zo ja, wat betekent dat voor de veiligheid daar en van de EU en Nederland?
In open bronnen roept ISIS inderdaad op om haar mensen uit de detentiekampen te bevrijden. Onbekend is of ISIS op dit moment in staat is bevrijdingsacties op te zetten en uit te voeren. De veiligheidsrisico’s die bij het antwoord op vraag 71 zijn geschetst, gelden hier ook.
74
In welke mate is Nederland voorbereid op een plotselinge terugkeer van de Nederlandse uitreizigers te weten mannen, vrouwen en kinderen qua vervolging, detentie en jeugdopvang?
Nederland is voorbereid op de terugkeer van Nederlandse uitreizigers en hun kinderen. Uitreizigers kunnen onder begeleiding van de Koninklijke Marechaussee terugkeren naar Nederland als zij zich melden op een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging. Bij terugkeer in Nederland worden uitreizigers vanwege verdenking van een terroristisch misdrijf aangehouden. Het OM besluit ten aanzien van deze personen of strafrechtelijke vervolging opportuun is. Nederland heeft twee penitentiaire inrichtingen met een terroristenafdeling. Voor de kinderen heeft de RvdK plannen van aanpak klaarliggen met als doel adequate opvang en het bieden van de noodzakelijk zorg. Als uitreizigers uiteindelijk terugkeren in de samenleving kunnen zij besproken worden in het lokale casusoverleg van de gemeente. Zo nodig kunnen aanvullende maatregelen worden genomen op grond van de tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding.
75
Kan het Nederlandse rechtssysteem Nederlandse uitreizigers adequaat berechten? In welke gevallen zou dit niet het geval kunnen zijn?
Het Nederlandse rechtssysteem is voldoende toegerust voor de berechting van Nederlandse uitreizigers.
Wat betreft de strafrechtelijke maatregelen en strafvorderlijke mogelijkheden tot bestrijding van terrorisme geldt dat deze in het afgelopen decennium reeds verscheidende malen zijn uitgebreid, ook met het oog op terugkeer van Nederlandse onderdanen en ingezetenen die zich hebben aangesloten bij terroristische organisaties in Syrië en Irak. In de afgelopen jaren zijn meerdere terugkeerders vervolgd en veroordeeld in Nederland.
Onderzoek naar internationale misdrijven gepleegd door IS wordt bemoeilijkt door het feit dat bewijsvergaring veelal moet plaatsvinden in een conflictgebied of op het grondgebied van een partij waarmee niet kan worden samengewerkt. Daardoor is het vaak moeilijk om de exacte rol van betrokken individuen te bepalen in het kader van een strafrechtelijke vervolging. De bewijslast voor (medeplichtigheid aan) internationale misdrijven, zoals genocide en oorlogsmisdrijven is in vergelijking met andere misdrijven bijzonder hoog. Het aansluiten bij ISIS is daarvoor niet voldoende. Ook voor een veroordeling voor misdrijven tegen de menselijkheid dienen specifieke delictsbestanddelen te worden bewezen die niet gelden voor commune(terroristische) misdrijven, zie ook eerdere beantwoording op Kamervragen (Aanhangsel Handelingen II, 2018/19, nr. 3311).
76
Klopt het dat de veiligheidsdiensten eerder geadviseerd hebben Nederlandse uitreizigers gecontroleerd op te halen uit Syrië en Irak vanuit veiligheidsoverwegingen? Zo ja, welke overwegingen lagen ten grondslag aan de keuze hier geen gehoor aan te geven?
Zoals uw Kamer bij verschillende gelegenheden is meegedeeld, beoordeelt het kabinet het vraagstuk van de terugkeer van Nederlandse uitreizigers aan de hand van de volgende drie uitgangspunten: de veiligheidssituatie in de regio, de internationale betrekkingen en de veiligheid van betrokkenen. Het kabinet kijkt daarnaast naar de belangen in het kader van de nationale veiligheid. Alle beschikbare informatie wordt meegenomen, waaronder ook eventuele informatie van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Alles afwegende kiest het kabinet er voor niet actief in te zetten op de terugkeer van Nederlandse uitreizigers en hun kinderen.
77
Kan een tijdsindicatie met betrekking tot de toekomstverkenning voor een nieuw brandweerstelsel met ruimte voor vrijwilligers worden gegeven?
Naar verwachting is de toekomstverkenning vóór eind 2020 afgerond.
78
Kan een toelichting worden gegeven op de inhoud van deze toekomstverkenning in het licht van de recente Europese wetgeving ten aanzien van brandweervrijwilligers?
De toekomstverkenning gaat in op toekomstige ontwikkelingen waarmee de brandweer te maken krijgt. Onder meer in het kader van de energietransitie, maar ook op nieuwe technologische mogelijkheden bij de uitoefening van het vak. Daarnaast zal er aandacht zijn voor veranderingen in de bereidheid als vrijwilliger bij de brandweer actief te zijn. Dat is belangrijk gezien het grote aandeel van vrijwilligers binnen de brandweer. Tevens wordt daarmee rekening gehouden met Europese wet- en regelgeving.
79
Welke gevolgen heeft richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijden concreet voor de vrijwillige brandweer in Nederland?
In Nederland is de Arbeidstijdenrichtlijn 2003/88/EG geïmplementeerd in de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit. Brandweervrijwilligers vallen weliswaar onder die regelgeving maar zij worden daarbij beschouwd als bijzondere werknemers. De reden daarvoor is dat zij het brandweerwerk vaak naast hun gewone werk doen en omdat de brandweer 24 uur per dag en 7 dagen per week paraat moet zijn. Om dat mogelijk te maken, zijn in de regelgeving diverse specifieke bepalingen voor de brandweer en de brandweervrijwilligers opgenomen. Het betreft dan zowel de arbeidsduur als de rusttijden.
80
Hoeveel extra IND-medewerkers zullen moeten worden aangenomen?
Met het in de begroting 2020 beschikbaar gekomen budget is de IND van plan om tussen oktober 2019 en eind 2020 nog circa 800 fte aan te nemen. Hiervan zal ongeveer 300 fte worden ingezet voor asiel.
81
Hoeveel Dublinclaims, van het aantal claims dat wordt gedaan, worden daadwerkelijk geëffectueerd?
In 2018 heeft de IND 11.770 uitgaande Dublinclaims geregistreerd. In 2019 (t/m september) betrof dit een aantal van 10.320. In 2018 zijn er 5.730 vreemdelingen uitgestroomd uit de caseload van DT&V bij wie een Dublin claim aanwezig is geweest. In 1.870 (33%) van deze zaken heeft aantoonbaar vertrek op Dublin claim naar het claim land plaatsgevonden. In 2019 t/m september zijn er 4.960 vreemdelingen uitgestroomd bij wie een Dublin claim aanwezig is geweest. In 1.760 (35%) van deze zaken heeft aantoonbaar vertrek op Dublin claim naar het claim land plaatsgevonden.
De betreffende cijfers over deze jaren betreffen geen cohort waardoor op basis van deze cijfers geen percentages worden afgeleid.
Cijfers zijn gebaseerd op basis van instroomdatum en afgerond op tientallen. Cijfers zijn inclusief verzoeken tot heroverweging.
Cijfers bevatten zowel vreemdelingen die een asielverzoek in Nederland hebben ingediend als vreemdelingen die hier te lande illegaal zijn aangetroffen.
Cijfers betreffen alle geregistreerde claim-uit procedure, niet alle claim-uit verzoeken worden uiteindelijk naar een lidstaat verzonden.
82
Hoeveel vluchtelingen zal Nederland in 2020 in het kader van het EU-programma hervestigen? Welke prioriteitslanden en gebieden heeft de EU daarvoor vastgesteld en uit welke daarvan zal Nederland vluchtelingen hervestigen? Hoeveel financiering krijgt Nederland van de EU voor de hervestiging van vluchtelingen? Kan dit bedrag aan gemeenten worden verstrekt voor de benodigde extra inzet ten aanzien van (aangepaste) huisvesting, basale inrichting, begeleiding, zorg en integratie?
Nederland heeft in het kader van het EU-programma voor 2020 toegezegd om maximaal 1.500 vluchtelingen te her vestigen: 500 op grond van het nationale quotum en maximaal 1.000 op grond van de EU-Turkije Verklaring.
Het EU-programma voor 2020 heeft, gebaseerd op de UNHCR prioriteiten, als prioriteitsgebieden:
– het Syrisch conflict, in welk kader voortzetten van hervestiging op grond van de EU-Turkije Verklaring evenals hervestiging uit Libanon en Jordanie van belang is;
– de Centraal Mediterrane Route, waaronder de aanpak van de situatie in Libië door hervestiging uit het Emergency Transit Mechanism (ETM) Niger en Rwanda, alsmede hervestiging uit Egypte en Tsjaad;
– EU Regional Development Protection Programs (RDPP), specifiek Noord-Afrika (Egypte, Libië, Tunesië) en de Hoorn van Afrika (Ethiopië, Soedan, Kenia);
– naast de geografische prioriteiten vraagt de commissie inzet op hervestiging van spoed/urgente zaken vanuit de hele wereld (artikel 17, lid 5, AMIF verordening).
Nederland is voornemens om ten behoeve van het EU 2020 programma hervestigingsmissies uit te voeren naar Libanon, Egypte, Ethiopië (pilot missie), Kenia, ETM Niger of Rwanda, en meerdere missies naar Turkije. Daarnaast staat Nederland open voor hervestiging van een beperkt aantal individuele spoed/urgente dossierzaken.
De EU stelt een bedrag van € 10.000,– per in de lidstaat aangekomen vluchteling beschikbaar voor hervestiging van vluchtelingen die vallen onder de prioriteit categorieën. Voor hervestiging van vluchtelingen die niet vallen onder een prioriteitscategorie geldt een bedrag van € 6.000,–. Dit betreft een zogenaamd «lump sum» bedrag, dat wordt betaald zonder dat daar kosten tegenover hoeven te staan of een verplichting om het aan hervestiging te besteden. Deze ontvangen gelden kunnen binnen de gehele migratieketen worden uitgezet.
Voor gemeenten geldt dat de huisvesting van hervestigde vluchtelingen meetelt in de taakstelling. Net als voor andere statushouders ontvangen gemeenten van de Nederlandse regering een bijdrage maatschappelijke begeleiding van € 2.370,– per inburgeringsplichtige vluchteling. Vanaf 2018 kunnen gemeenten daarnaast COA verzoeken om een extra bijdrage van € 500,– per hervestigde vluchteling (facilitatiekosten), bijvoorbeeld ten behoeve van (aangepaste) huisvesting, basale inrichting, begeleiding, zorg en integratie.
83
Hoeveel financiering krijgt Nederland van de EU voor de hervestiging van vluchtelingen? Kan dit bedrag aan gemeenten worden verstrekt voor de benodigde extra inzet ten aanzien van (aangepaste) huisvesting, basale inrichting, begeleiding, zorg en integratie?
De EU stelt een bedrag van € 10.000,– per in de lidstaat aangekomen vluchteling beschikbaar voor hervestiging van vluchtelingen die vallen onder de prioriteit categorieën. Voor hervestiging van vluchtelingen die niet vallen onder een prioriteitscategorie geldt een bedrag van € 6.000,–. Dit betreft een zogenaamd «lump sum» bedrag, dat wordt betaald zonder dat daar kosten tegenover hoeven te staan of de verplichting om dit bedrag aan hervestiging te besteden. Deze ontvangen gelden kunnen binnen de gehele migratieketen worden uitgezet. Voor gemeenten geldt dat de huisvesting van hervestigde vluchtelingen meetelt in de taakstelling. Net als voor andere statushouders ontvangen gemeenten van de Nederlandse regering een bijdrage maatschappelijke begeleiding van € 2.370,– per inburgeringplichtige vluchteling. Vanaf 2018 kunnen gemeenten daarnaast COA verzoeken om een extra bijdrage van € 500,– per hervestigde vluchteling (facilitatiekosten), bijvoorbeeld ten behoeve van (aangepaste) huisvesting, basale inrichting, begeleiding, zorg en integratie.
84
Hoe gaat u rechten van kinderen in azc’s borgen in deze beleidsprioriteiten en welke financiële middelen worden uitgetrokken om specifiek de situatie van kinderen te verbeteren?
Bij de opvang van kinderen in azc’s zijn de rechten van het kind geborgd. Dat neemt niet weg dat het altijd goed is om oog te hebben voor mogelijke verbeteringen in de leefomstandigheden van kinderen. De SJenV heeft uw Kamer bij brief van 12 november 201828 geïnformeerd over de bevindingen van het onderzoek over leefomstandigheden van kinderen in azc’s en gezinslocaties, dat vorig jaar door bureau Avance in gezamenlijke opdracht van het COA en de Werkgroep Kind in azc is uitgevoerd. Bij brief van 13 september 201929 heeft de SJenV uw Kamer geïnformeerd over de opvolging die gegeven wordt aan de aanbevelingen uit het onderzoeksrapport. In de bij de brief gevoegde tabel wordt per maatregel aangegeven of, en zo ja, hoe deze wordt opgevolgd. Uit de brief en de tabel blijkt dat het COA zich sinds de publicatie van het rapport heeft ingezet om opvolging te geven aan de aanbevelingen die aan het COA zijn gericht. Dit is binnen de bestaande middelen mogelijk. Zo vindt opvolging veelal plaats door bestaand beleid nogmaals goed uit te dragen en door het wijzigen van interne handleidingen en protocollen. Daarnaast sluiten meerdere aanbevelingen goed aan bij het interne AMIF-project van COA «Verbeteren Leef- en Speelomgeving» dat al eerder was opgestart. Dit project is eind 2018 afgerond en meerdere verbeteringen zijn met behulp van dit project uitgevoerd.
Specifiek voor kinderen is er ook het budget basisopvang «aandacht kind» (€ 48 per kind per jaar voor kinderen in een gezin). Dit komt bovenop het reguliere budget basisopvang. Dit gelabelde bedrag is standaard onderdeel van het locatiebudget en wordt ingezet voor activiteiten en voorzieningen voor kinderen. Het budget voor kinderactiviteiten is beschikbaar voor alle locaties, behalve de centrale ontvangstlocatie (col) en Intensief Begeleidende Opvanglocaties. In de praktijk kunnen locatiemanagers andere afwegingen maken dan vanuit de budgettering is geregeld. Zij kunnen ook altijd in de lijn extra budget aanvragen wanneer zij dit noodzakelijk achten.
85
Hoe gaat u het aantal verhuizingen van kinderen beperken? Welke concrete doelen heeft u daarbij gesteld?
Er worden al verschillende stappen gezet om de verhuizingen van kinderen te beperken dan wel de effecten van verhuizingen voor kinderen te verzachten. Zo laat het COA verhuizingen zo veel mogelijk plaats vinden in de zomer(vakantie)periode om het effect op het schoolgaan te beperken. Ook wordt er gebruik gemaakt van een verhuischecklist waarmee bij een verhuizing de belangen van het gezin zo goed mogelijk in beeld worden gebracht en geborgd.
Daarnaast is het de bedoeling in de toekomst de verschillende stappen in het asielproces te laten plaatsvinden op dezelfde plek, een zogeheten Gemeenschappelijke Vreemdelingenlocatie, waar alle ketenpartners samen zijn gevestigd en waar de asielzoeker tijdens het proces is ondergebracht. Vanuit deze locatie wordt, bij inwilliging van het asielverzoek, gestuurd op directe plaatsing in of nabij de gemeente waaraan men is gekoppeld voor huisvesting. Door deze stappen kan het aantal verhuizingen worden beperkt.
Hierbij moet worden benadrukt dat het gaat om beperking van die verhuizingen die samenhangen met de uitvoering van de asielprocedure. Een substantieel deel van de verhuizingen vindt plaats op verzoek van de bewoners zelf, bijvoorbeeld vanuit specifieke woonvoorkeuren. Mede hierdoor is het moeilijk om een concreet doel te formuleren ten aanzien van het aantal verhuizingen.
86
Welke maatregelen denkt u te nemen om kinderen die verblijven op locaties waar ook regelmatig incidenten zijn (overlast) te beschermen tegen deze spanningen en eventueel nazorg te verlenen?
Helaas kan het gedrag van een kleine, wisselende groep personen negatieve gevolgen hebben voor de sfeer en het veiligheidsgevoel op een opvanglocatie. Dit is zeer onwenselijk.
Het is belangrijk dat kinderen zich veilig voelen in de opvang. In de opvanglocaties zijn zowel de preventieve gezondheidszorg als de curatieve zorg voor kinderen goed toegankelijk. Om problemen door stress bij kinderen zoveel mogelijk te voorkomen organiseert het COA veel activiteiten ter ontspanning op locatie, zoals sport- en spel en kunst en cultuur. Daarnaast wordt ook weerbaarheidstraining aangeboden aan kinderen. De aanpak van overlast op COA-locaties heeft hoge prioriteit. De afgelopen jaren zijn er meerdere maatregelen genomen om dit probleem aan te pakken. Zo kan het COA de persoon in kwestie, afhankelijk van de problematiek, overplaatsen naar bijvoorbeeld een extra begeleiding- en toezichtlocatie of een specialistische opvanglocatie zoals Veldzicht. Ook wordt momenteel een landelijke persoonsgerichte «Top X» aanpak ontwikkeld, waarbij de meest hardnekkige overlastgevers in beeld worden gebracht en nauwkeurig in de gaten worden gehouden door betrokken partijen. Daarnaast wordt er in samenwerking met het COA en gemeentes gezocht naar een locatie voor een separate opvang voor veilige landers uit spoor 2. Omdat overlastgevende asielzoekers veelal afkomstig zijn uit veilige landen van herkomst, worden reguliere COA-locaties hiermee deels ontlast. Doorgaans wordt, in samenwerking met politie, Slachtofferhulp Nederland ingeschakeld na incidenten met een hoge impact op medewerkers, medebewoners en/of omgeving. Daarnaast kunnen alle COA-bewoners, inclusief kinderen, een beroep doen op eerste en tweedelijns (geestelijke) gezondheidszorg. COA-medewerkers hebben hierbij een signalerende, voorlichtende, ondersteunende en faciliterende rol.
87
Waarom krijgt het COA geen extra budget om de aanbevelingen uit het onderzoek naar de leefomstandigheden van kinderen in AZC’s uit te voeren?
Bij brief van 13 september 2019 heeft de SJenV uw Kamer geïnformeerd over de opvolging die wordt gegeven aan de aanbevelingen uit het onderzoeksrapport. Hiervoor zijn de bestaande middelen van het COA toereikend. Zie ook het antwoord op vraag 84.
88
Bent u voornemens in het begrotingsjaar 2020 nieuwe initiatieven te nemen om mensensmokkel te bestrijden? Zo ja, welke?
De aanpak van mensensmokkel is een prioriteit van dit kabinet. In het regeerakkoord is aangegeven dat het kabinet de nodige inspanningen zal verrichten om het business model van mensensmokkel effectiever aan te pakken. In dit verband worden in samenspraak met het openbaar ministerie en de uitvoeringsorganisaties (de Koninklijke Marechaussee en de politie) de juridische mogelijkheden met betrekking tot de uitbreiding van de extraterritoriale rechtsmacht voor mensensmokkel nader bezien. In dit verband zal onder andere worden verkend of uitbreiding van de rechtsmacht tot het EU-grondgebied en/of uitbreiding tot voorbereidingshandelingen en/of uitbreiding tot personen die zich na het plegen van het delict naar Nederland begeven, mogelijk is. Met als doel dat de Nederlandse opsporingsinstanties – waar mogelijk in samenwerking met andere landen – effectiever de criminele organisaties kunnen onderzoeken en vervolgen die vanuit andere landen inbreuk maken op de Nederlandse soevereiniteit. Verder worden in EU verband ook de nodige maatregelen genomen onder andere in het Europol European Multidisciplinary Platform Against Crime Threat (EMPACT)-project illegale immigratie. Binnen dit Europol project worden verschillende operationele acties door de lidstaten uitgevoerd om mensensmokkel aan te pakken.
89
Met welke regelmaat worden aan de grens en bij luchthavens controles uitgevoerd middels het Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV)? Acht u dit voldoende om mensensmokkel op een effectieve manier aan te pakken?
Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV)-controles betreffen niet-systematische controles die worden uitgevoerd aan de binnengrenzen van het Schengengebied. De MTV-controles worden uitgevoerd op basis van artikel 4.17a van het Vreemdelingenbesluit. Op basis van dit juridisch kader zijn er voorwaarden gesteld aan de duur en frequentie van de uitvoering van de MTV-controles. Voor de controles op de luchthaven betekent dit in de praktijk dat deze ten hoogste zeven keer per week uitgevoerd kunnen worden ten aanzien van vluchten op eenzelfde vliegroute, met een maximum van eenderde van het totale aantal geplande vluchten per maand op die vliegroute. In dit kader wordt slechts een deel van de passagiers op een vlucht gecontroleerd. Voor de MTV-controles op de trein betekent dit in de praktijk dat ten hoogste drie treinen per traject en ten hoogste twintig treinen in totaal uitgevoerd kunnen worden, met dien verstande dat de controles slechts mogen worden uitgeoefend in een deel van de trein, en per trein in ten hoogste vier treincoupés. Voor het wegverkeer of vaarweg kunnen de MTV-controles op eenzelfde weg of vaarweg ten hoogste negentig uur per maand en ten hoogste zes uur per dag uitgevoerd worden. In het kader van deze MTV-controles wordt slechts een deel van de passerende vervoermiddelen gecontroleerd. Het huidige uitvoeringskader biedt vooralsnog voldoende ruimte om mensensmokkel in Nederland effectief aan te pakken. MTV-controles worden door de Koninklijke Marechaussee (KMar) informatie gestuurd uitgevoerd. Dit betekent dat controles in de praktijk in intensiteit, duur, locatie en focus kunnen wijzigen. Het totaal aantal controles en de ingezette capaciteit fluctueert daarmee ook.
90
Wat is de gemiddelde wachttijd voor het in behandeling nemen van een aangifte van mensenhandel op dit moment? Bent u voor 2020 voornemens maatregelen te nemen om de wachttijd te verkorten? Zo nee, waarom niet?
Sinds 2018 is een substantiële stijging te zien van het aantal vreemdelingen, met name Dublinclaimanten, dat aangifte wil doen van mensenhandel. De wachttijd voor het opnemen van aangifte is daardoor toegenomen.
Er zijn maatregelen genomen om de wachttijden terug te dringen. De politie heeft sinds augustus het Landelijk Coordinatiecentrum (hierna: LCC) ingericht. Het LCC treedt op als centraal punt waar alle verzoeken tot intake en aangifte Mensenhandel bijeengebracht en geprioriteerd worden. Met de inrichting van het LCC wordt ernaar gestreefd om doelgericht, vanuit landelijk overzicht, zaken met een spoedeisend karakter direct in behandeling te nemen en tevens de huidige achterstanden in het opnemen van intakes en aangiften weg te werken. Zonder daarbij uiteraard af te doen aan een zorgvuldige behandeling van deze aangiften. De feitelijke intakes en aangiften vinden in beginsel in de betrokken eenheid plaats.
91
Wat is de geplande inzet van mobiele teams van de Koninklijke Marchaussee (KMar) langs de Duitse en Belgische grens?
De grenzen van Nederland met Duitsland en België zijn binnengrenzen in het Schengengebied. De KMar voert MTV-controles (Mobiel Toezicht Veiligheid) uit aan de binnengrenzen op basis van artikel 4.17a VB. De KMar werkt hierbij informatie gestuurd en voert haar controles uit op basis van informatie of middels steekproeven om informatie te verkrijgen. Dit betekent dat controles in de praktijk in intensiteit, duur, locatie en focus kunnen wijzigen. Het totaal aantal controles en de ingezette capaciteit fluctueert daarmee ook.
92
Hoe staat het met de voortgang van het programma «flexibilisering van de asielketen»?
Uw Kamer wordt voor de begrotingsbehandeling door middel van een brief nader geïnformeerd over de voortgang van het programma.
93
Wat wordt bedoeld met de vermelding dat de aanmeldfase en de inhoudelijke beoordeling van het asielrelaas worden vernieuwd? Op welke termijn verwacht u hierop verder stappen te kunnen zetten?
Het Programma Flexibilisering Asielketen werkt aan een herinrichting van het proces van identificatie en registratie van de asielzoeker. De aanmeldfase, waarin de asielzoeker zijn aanvraag indient, wordt zodanig ingericht dat het asielproces direct vaart krijgt. Met een beter identificatie- en registratieproces en door het werken met een multidisciplinaire regietafel kunnen de verschillende ketenpartners in gezamenlijkheid eerder en beter sturen op het identificatie- en registratieproces door middel van het vroegtijdig delen van informatie en het (persoonsgericht) bepalen van de vervolgstappen in het asielproces. Dit vindt plaats binnen de huidige wet- en regelgeving. Deze werkwijze draagt bij aan een efficiënte asielprocedure en een effectief terugkeerproces. Op dit moment worden er pilots uitgevoerd. De Kamer wordt over de resultaten in de eerste helft van 2020 nader geïnformeerd.
94
Hoeveel bewoners van de Landelijke Vreemdelingen Voorzieningen (LVV) hebben als status «staatloos» of «nationaliteit onbekend»?
Deze vraag is niet te beantwoorden, omdat deze gegevens niet geaggregeerd worden bijgehouden door JenV. Daarbij is het van belang om te benadrukken dat er in de pilot-LVV’s wel wordt gemonitord in hoeverre staatloosheid en het niet bekend zijn van de nationaliteit beletselen kunnen vormen voor het realiseren van een bestendige oplossing.
95
Leiden de inspanningen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid in 2020 inzake de verdere versterking van de positie van het slachtoffer al dan niet tot een verhoging van de norm in de jaren 2020 tot en met 2022?
Ervan uitgaande dat deze vraag doelt op de normen die voortkomen uit de Veiligheidsagenda 2019–2010, wordt de Tweede Kamer jaarlijks bij gelegenheid van het jaarverslag JenV geïnformeerd over de voortgang van de afspraken. Verder bevat de Veiligheidsagenda een evaluatiebepaling om bijstelling van de agenda gedurende de looptijd mogelijk te maken. Indien er aanleiding gezien wordt om de norm bij te stellen, wordt dit in het kader van de evaluatie van de Veiligheidsagenda met de politie en gezagen in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (LOVP) besproken.
96
Hoeveel OM-verdachten mensenhandel zijn in 2019 tot nu toe geregistreerd?
Mensenhandel is met ingang van de huidige Veiligheidsagenda benoemd als één van de prioriteiten van de politie. Over de instroom van het aantal OM-verdachten mensenhandel zijn afspraken gemaakt in de Veiligheidsagenda. Over de voortgang van de afspraken uit de Veiligheidsagenda 2019–2022 wordt de Tweede Kamer jaarlijks bij gelegenheid van het jaarverslag JenV geïnformeerd.
97
Bij hoeveel van de OM-verdachten mensenhandel in 2019 tot nu toe was sprake van een complex onderzoek?
Zie het antwoord op vraag 96.
98
Bij hoeveel van de OM-verdachten mensenhandel waren er minderjarige slachtoffers seksuele uitbuiting bij betrokken?
Deze vraag is niet eenduidig te beantwoorden daar het systeem van het OM enkel de slachtoffers die op de hoogte gehouden willen worden over het verloop van de zaak en/of die zich willen voegen in de zaak registreert. Daarnaast wordt in dit systeem niet altijd een classificatie naar type uitbuiting opgenomen. De navolgende cijfers geven daarmee een niet volledig beeld en betreffen een ondergrens van het aantal OM-verdachten mensenhandel waarin minderjarige slachtoffers van seksuele uitbuiting betrokken waren. In 2018 zijn er 147 mensenhandel verdachten ingestroomd bij het OM en zijn er eveneens 147 unieke slachtoffers geregistreerd, waarvan 22 minderjarig. In ten minste 15 van deze gevallen is classificatie seksuele uitbuiting geregistreerd in het systeem van het OM.
99
Sinds wanneer wordt er gewerkt met PMJ-ramingen?
Sinds de begroting 2005 wordt gewerkt met het PMJ-model.
100
Kan per jaar uiteen worden gezet in welke specifieke gevallen sprake is geweest van een significante afwijking van de PMJ-ramingen ten opzichte van de achteraf, daadwerkelijk gerealiseerde cijfers? Hoe groot waren deze specifieke afwijkingen en hoe worden deze verklaard? Kan dit uiteen worden gezet over de gehele periode waarin gebruik is gemaakt van de PMJ-ramingen?
Berekening van de voorspelfouten is een ingewikkelde analyse. Hierover is gerapporteerd in Moolenaar et al. (2009) en Moolenaar et al. (2018). Het laatstgenoemde rapport is aan uw Kamer aangeboden (Bijlage bij Kamerstukken II 2017/18, 24 587, nr. 723).
Moolenaar, D.E.G., Tulder, F.P. van, Gammeren-Zoeteweij, M. van (2009). «Terug naar de toekomst. Het beroep op Justitie, 1997–2007: raming en realisatie». Den Haag: WODC/Rvdr, cahier 2009–6. https://www.wodc.nl/binaries/cahier-2009–06-volledige-tekst_tcm28–70457.pdf
Moolenaar, D.E.G, Tulder, F.P. van, Decae, R., Smit, P.R., Diephuis, B. (2018) Terug naar de toekomst II. Het beroep op justitiële voorzieningen 2008–2017: raming en realisatie.» Den Haag: WODC/Rvdr, cahier 2018–6. https://www.wodc.nl/binaries/Cahier%202018–6_2765_Volledige%20tekst_tcm28–326272.pdf
101
Is de ratio achter de hoogte van de eigen bijdrage voor de gesubsidieerde rechtsbijstand niet dat rekening wordt gehouden met iemands jaarinkomen, zodat het uitgangspunt is wat iemand redelijkerwijs kan missen in een jaar om zelf bij te dragen aan de kosten voor rechtsbijstand? Zo ja, hoe kan het dan dat iemand meer dan een keer per jaar de eigen bijdrage verschuldigd is, ook als iemand buiten zijn schuld vaker rechtshulp nodig heeft?
De ratio van de eigen bijdrage is om een rechtzoekende een afweging te laten maken of de kosten van rechtsbijstand in verhouding staan tot het te behartigen belang. Dat kan een financieel belang zijn, maar ook immateriële belangen spelen daarbij een rol. De ratio van de hóógte van de eigen bijdrage is dat de rechtzoekende, kijkend naar zijn verzamelinkomen, in staat moet worden geacht om dit bedrag te kunnen betalen.
Cumulatie van eigen bijdragen komt voor indien iemand meerdere keren per jaar, al dan niet buiten zijn schuld, een toevoeging verleend krijgt. In het verleden kende artikel 10 van het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand (ingetrokken per 1 juli 2009) en artikel 5 Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand (Bebr) een zogenoemde anticumulatieregeling om te voorkomen dat iemand door een opeenstapeling van eigen bijdragen niet meer in staat zou zijn om deze te kunnen betalen. Bij algemene maatregel van bestuur van 1 oktober 2013 is artikel 5 Bebr ingetrokken als één van de bijdragen aan de aanvullende taakstelling op het stelsel van rechtsbijstand. De intrekking was ook gerechtvaardigd vanwege de complexiteit van de regeling en vanwege onredelijke uitkomsten door een diversiteit aan typen eigen bijdragen.
102
Wat is de verklaring voor de flinke stijging van de uitgaven in 2020 en 2021 ten opzichte van 2019 bij de uitgavenpost PMJ?
Vorig jaar is uitsluitend de begroting tot en met het jaar 2019 bijgesteld voor de verwachte PMJ-ontwikkelingen. De jaren 2020 en verder zijn toen niet gemuteerd. Dit jaar zijn de jaren 2019 tot en met 2021 voor de meest recente PMJ-ramingen aangepast. Doordat vorig jaar 2020 en 2021 niet zijn aangepast vindt er dit jaar voor die twee jaren een soort «inhaalslag» plaats.
103
Welke gevolgen heeft het verlagen van het budget voor de digitalisering van de strafrechtketen voor de doelen die hiermee in 2020 en 2021 gerealiseerd moeten worden?
Door de verlaging van het budget worden er scherpere keuzes gemaakt en worden projecten kritischer beoordeeld. Dit heeft bijvoorbeeld tot gevolg dat er minder projecten op het gebied van innovatie en minder projecten om de bestaande systemen te verbeteren of te vervangen (legacy) worden uitgevoerd. De inspanningen zijn er op gericht om de te verwachten resultaten voor 2021 te behalen, zoals toegelicht in de brief aan uw Kamer van 26 juni 2019.30
104
Wat zijn concreet de bijgestelde doelen voor de digitalisering van de strafrechtketen geworden nu het budget is verlaagd?
Zie het antwoord op vraag 103.
105
Welke ambities en doelen voor de digitalisering van de strafrechtketen zullen achterwege blijven nu het budget verlaagd is?
Zie het antwoord op vraag 103.
106
Kan nader worden toegelicht waarom regeerakkoordmiddelen voor de politie (post B5) gedeeltelijk worden ingezet voor J&V brede problematiek? Wat merkt de politie hiervan?
Begin dit jaar is besloten om de prijsbijstelling 2019 tijdelijk in te zetten voor problematiek op de JenV-begroting. De prijsbijstellingstranche 2019 is tot 2025 niet uitgekeerd aan de verschillende onderdelen van JenV en dus ook niet aan de politie. De onderdelen van JenV passen dit in binnen hun eigen begrotingen. Voor de politie betekent het inhouden van de prijsbijstelling dat ca € 18,5 mln. per jaar, voor de jaren 2019 tot 2025, niet aan de politiebegroting wordt toegevoegd. De politie vangt dit deels op binnen bestaande budgetten. Voor het overige wordt dit opgevangen door de incidentele inzet van RA-middelen voor de sterkte-uitbreiding door de vrijgestelde hulpofficier van justitie pas te realiseren vanaf 2025. Zie het antwoord op vraag 109 voor een nadere toelichting op de JenV brede problematiek.
Dekking uit RA middelen (in miljoenen euro's):
2019: 0
2020: 7,3
2021: 7,3
2022: 10,3
2023: 10,3
2024: 13,2
Structureel: 0
107
Wordt het bedrag van 100 mln. euro dat incidenteel van de aanvullende post van de Rijksbegroting naar de begroting van J&V is overgeheveld volledig gereserveerd voor 2020 of zal dit bedrag worden verdeeld over de komende jaren?
Het bedrag ter hoogte van 100 miljoen euro is via een kasschuif verdeeld over de meerjarige programmaperiode 2019–2021. Van het totaal is voor het jaar 2020 een bedrag van ca. 33 miljoen euro voor de versterking van de aanpak van ondermijning gereserveerd.
108
Worden de voor uitbreiding beschikbare middelen van de politie (gedeeltelijk) ook aangewend voor andere doeleinden in de jaren 2019 en 2020? Zo ja, waarom?
In het regeerakkoord zijn middelen beschikbaar gesteld voor het uitbreiden van het aantal operationele politiemedewerkers. De operationele formatie is inmiddels met ruim 1.100 fte uitgebreid. Deze formatie wordt de komende jaren bezet. Omdat aspiranten gedurende het jaar geleidelijk instromen en de eerste jaren minder kosten, wordt een deel van de middelen de eerste jaren niet aangewend voor extra capaciteit. Zoals toegelicht in de brief van 3 september jl. (Kamerstukken II, 2019/20, 29 628, nr. 904), stijgt bovendien de bezetting van de operationele functies in 2019 minder snel dan verwacht. Vanwege deze onderbezetting wordt een deel van de totaal beschikbare middelen tijdelijk niet benut voor het financieren van extra operationele sterkte.
De bijdrage die de politie ontvangt voor het uitbreiden van de operationele formatie en bezetting maakt deel uit van de algemene bijdrage die aan de politie wordt verstrekt. Elk jaar is er sprake van mee- en tegenvallers binnen deze algemene bijdrage; deze mee- en tegenvallers salderen tot een exploitatieresultaat.
109
Welke J&V-brede problematiek betreft het waarvoor een deel bestemd is van de 60,9 mln. euro die vanaf 2020 meerjarig gereserveerd is voor verschillende doeleinden?
De JenV-brede problematiek betreft met name de kosten samenhangend met de ramingsbijstellingen uit hoofde van PMJ. Deze problematiek wordt gedekt door de prijsbijstelling 2019 niet uit te keren aan de JenV-onderdelen en organisaties.
110
Hoeveel immigratie heeft er in 2019 plaatsgevonden in Nederland? Kunt u dat uitsplitsen per migrantengroep; asielzoekers, kennismigratie, gezinshereniging, etc.?
Voor de beantwoording van vragen over immigratie, wordt zoals altijd gebruik gemaakt van definities van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Immigranten zijn conform deze definities alle personen die ingeschreven staan in de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP). Een asielzoeker die in de BRP staat ingeschreven wordt meegeteld bij het aantal immigranten, maar een asielzoeker die nog niet ingeschreven staat niet. Bij de tabellen van het CBS over asielzoekers gaat het om alle asielzoekers, dus zowel in de BRP ingeschreven, als (nog) niet ingeschreven. Er is in de verschillende statistieken dus altijd sprake van enige overlap.
De statistiek die dit onderscheid wel kan maken (de tabel migratiemotieven) wordt samengesteld uit verschillende bronnen. Sommige bronnen ontvangt het CBS met meer vertraging dan andere bronnen. Dit jaar vindt er echter een revisie op de tabellen plaats waardoor het CBS de basisinformatie over de migratiemotieven sneller kan publiceren. Om die reden heeft de statistiek vertraging opgelopen, maar deze cijfers kunnen vanaf 2020 wel sneller gepubliceerd worden en over recentere jaren. Vanaf najaar 2020 zijn de eerste cijfers over 2019 bekend.
Op de website van het CBS staat een overzichtelijk dashboard migratie waar verschillende selecties kunnen worden gemaakt (ook over verschillende migrantengroepen):
https://www.cbs.nl/nl-nl/dossier/dossier-asiel-migratie-en-integratie.
De data op dit dashboard zijn bijgewerkt tot en met 2018. Hierover meldt het CBS: «In 2018 immigreerden 243.737 personen naar Nederland. Hiervan heeft 10,4 procent een Nederlandse achtergrond. Het grootste deel van de immigranten heeft een migratieachtergrond uit Europa: 121.354 personen. Dat is 49,8 procent van de totale immigratie in 2018. 19,0 Procent van de immigranten had een migratieachtergrond uit Azië.» Als wordt doorgeklikt naar Statline, dan zijn wel recentere selecties mogelijk, zie de tabel in de bijlage31.
111
Waar komt de dekking vandaan voor de verhoging van de uitgaven naar aanleiding van de meest recente uitkomsten van het PMJ?
Voor de dekking van de budgettaire problematiek in de begroting van JenV, waaronder die van de PMJ, is een reeks aan maatregelen ingezet. Dit betreft onder meer de inzet van de eindejaarsmarge 2018, het niet uitkeren tot en met 2024 van de prijsbijstellingstranche 2019 aan de JenV-onderdelen en een gedeeltelijke inzet van middelen digitalisering strafrechtketen.
112
Wat zijn de gevolgen voor de agentschappen van het afromen van het eigen vermogen boven de 5%?
De agentschapsregeling geeft aan dat agentschappen tot maximaal 5% van de gemiddelde omzet in de laatste drie jaar aan eigen vermogen mogen aanhouden. Komt het Eigen Vermogen daar boven uit dan moet het moederdepartement het meerdere opvragen. In de regeling is verondersteld dat maximaal 5% genoeg is om de jaarlijkse schommelingen in het jaarlijkse resultaat op te vangen. Derhalve ondervinden agentschappen geen nadeel van het afromen van het EV als dat boven de 5% uitkomt.
113
Is het aantal high impact crimes in 2019 gedaald ten opzichte van 2018?
In de tabel in de bijlage zijn de aantallen High Impact Crimes opgenomen over de eerste negen maanden van 2019 in vergelijking met dezelfde periode vorig jaar32. Deze laat zien dat er een lichte stijging is van het aantal overvallen, straatroven en geweldsdelicten (mishandeling, openlijke geweldpleging en bedreiging). Het aantal woninginbraken daalt.
114
Hoeveel bedragen de beschikbare middelen die zijn overgeheveld van de Koninkrijksrelaties-begroting naar de J&V-begroting ter versterking van de aanpak van ondermijning en high impact crimes?
Er is zowel voor 2020 als 2021 9,47 miljoen euro overgeheveld van de begroting van Koninkrijksrelaties naar de begroting van JenV. Deze middelen zijn beschikbaar voor het Team Bestrijding Ondermijning (TBO) voor de aanpak van ondermijning en high impact crimes.
115
Waarom wordt interne J&V brede problematiek gedekt door een desaldering van bijzondere bijdragen aan de politie? Welk effect heeft dit voor de politie? In hoeverre worden de taken die bekostigd worden door middel van deze bijzondere bijdragen hier negatief door beïnvloed?
Het bestuursdepartement kan niet bestede rijksbijdragen terugvorderen en voor andere doeleinden gebruiken. Deze wel beschikbare maar niet uitgegeven middelen komen niet meer tot besteding binnen het doel waarvoor ze zijn toegekend. Toekomstig beschikbaar gestelde middelen blijven onverkort bestaan waardoor de uitvoering van de taken van de politie niet negatief wordt beïnvloed.
116
Waarom vindt er een kasschuif ondermijningsfonds plaats om de incidentele gelden te verdelen, waar dat geld eerst in zijn geheel aan 2019 is toegekend?
De middelen ten behoeve van de versterking van de aanpak van ondermijning worden ingezet voor een meerjarige programmaperiode van drie jaar (2019–2021). Om die reden is het totaalbedrag ter hoogte van 100 miljoen euro via een kasschuif verdeeld over de jaren 2019–2021. De beschikbare bedragen zullen jaarlijks van de JenV-begroting naar de betreffende partners worden overgeheveld.
117
Waar komt de doelmatigheidskorting op de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) vandaan?
In de voorjaarsnota is opgenomen dat de Immigratie- en naturalisatiedienst (IND) stabieler wordt gefinancierd. Hierdoor wordt de IND in staat gesteld een stabieler financieel en personeelsbeleid te voeren, waardoor de IND beter kan inspelen op schommelingen in de instroom. Als gevolg van deze stabielere personeelsbezetting wordt het voor de IND mogelijk om doelmatiger te werken. Hier is in de begroting rekening mee gehouden door het inboeken van een doelmatigheidskorting van 0,75% per jaar vanaf 2020.
118
Waar komt de taakstelling op de J&V begroting vandaan?
Tijdens de begrotingsvoorbereiding 2019 in het voorjaar van 2018 is, om dekking te vinden voor de gasproblematiek en PMJ- en Asiel-tegenvallers, een taakstelling opgelegd op basis van verwachte onderuitputting en positieve resultaten van uitvoeringsdiensten.
119
Hoe moet de hogere bezetting Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) gevangeniswezen worden geduid? Wat ligt daar aan ten grondslag?
De bezetting van het gevangeniswezen is toegenomen. Van gemiddeld 8.200 plaatsen (inclusief PPC’s) in 2017 tot 9.000 plaatsen in de eerste helft van 2019 (+10%). Voor heel 2019 wordt een bezetting verwacht van gemiddeld circa 9.100 plaatsen. De stijging wordt onder andere veroorzaakt door de toegenomen duur van opgelegde vrijheidsstraffen. In het kader van de begrotingsvoorbereiding 2021 wordt verder geanalyseerd wat de belangrijkste oorzaken zijn van deze stijging.
120
Waarom wordt de asielreserve helemaal leeggehaald en ingezet voor J&V brede problematiek, terwijl deze post juist bedoeld is om onvoorziene schommelingen in de instroom op te vangen?
De middelen in de asielreserve zijn bedoeld voor het opvangen van fluctuaties in de instroom van asiel. Deze middelen zijn ingezet voor JenV brede problematiek en daarbinnen specifiek voor de meerkosten van de asielinstroom in 2019, zoals toegelicht bij artikel 37.
121
Waarom wordt de asielreserve leeggehaald en niet meer aangevuld vanaf 2020?
De middelen in de asielreserve zijn bedoeld voor het opvangen van fluctuaties in de instroom van asiel. De middelen in de asielreserve worden ingezet als de instroom hoger is. De asielreserve wordt gevuld door eventuele onderuitputting bij asiel, ook na 2020.
122
Kan in een overzicht worden gezet welke bedragen precies voortkomen uit het afromen van het eigen vermogen boven de 5% van agentschappen?
In het voorjaar van 2019 zijn onderstaande bedragen afgeroomd omdat het Eigen Vermogen hoger was dan 5%: 24 miljoen bij de IND, 1,2 miljoen bij Justis en 8,5 miljoen bij het CJIB.
123
Hoe groot is het deel van het risico dat J&V draagt als de raming van de afpakopbrengsten niet wordt gerealiseerd?
Het strafrechtelijk afpakken van crimineel vermogen is voor een groot deel een zogenoemd generaal dossier. Dit houdt in dat de ontvangsten van afpakacties ten goede komen van de schatkist. Echter, gezien de verhoging van de afpakramingen dit voorjaar is tussen het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Financiën afgesproken dat 23,8 miljoen euro in 2019 voor rekening is van de begroting van Justitie en Veiligheid. Met ingang van 2020 is dit risico 77,8 miljoen euro. Bijgevolg draagt het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor dat bedrag een risico indien de raming niet wordt gehaald. Uit de resultaten van de voorbije jaren, uiteengezet in de beantwoording op vraag 25, blijkt echter dat dit bedrag in de voorbije jaren altijd gehaald is.
124
Wat is de reden dat de raming van de afpakopbrengsten vanaf 2020 structureel wordt verhoogd? Om welke redenen worden er meer ontvangsten verwacht?
De raming van de afpakopbrengsten is vanaf 2020 structureel verhoogd op basis van de gemiddelde opbrengsten in de afgelopen jaren en omdat de inzet in de komende jaren op afpakken van crimineel verkregen voordelen onverminderd hoog blijft.
125
Welke concrete doelen worden geraakt met de desaldering van de bijzondere bijdragen aan de politie?
Er worden geen concrete doelen geraakt. Het betreft geld dat niet meer kan worden besteed binnen het doel waarvoor het was toegekend.
126
Wat zijn de gevolgen van de desaldering van de bijzondere bijdragen aan de politie voor de realisatie van de gemoeide doelen?
Het terugvorderen van de openstaande rijksbijdrage heeft geen effect op de doelstelling van de bijzondere bijdrage. Toekomstig beschikbaar gestelde middelen blijven bestaan. Daardoor heeft het latere terugvorderen van onbestede middelen geen effect op de uitvoering van de taken van de politie en worden bekostigde taken van de politie niet negatief beïnvloed.
127
Waarom is de politie in het kader van de digitalisering geen onderdeel van de strafrechtketen?
De politie is wel degelijk onderdeel van de strafrechtketen. Ketenbreed werkt de politie met het OM, de ZM en het ministerie intensief samen aan digitalisering, aanpak van multiproblematiek en de doorlooptijden. Deze doelen hebben de ketenpartners met elkaar geagendeerd in het Bestuurlijk Ketenberaad, waar vanuit de politie de Korpschef aan deelneemt.
128
Hoeveel agenten, in fte, zijn er begroot? Kunt u een onderverdeling maken naar operationele en niet-operationele agenten? Hoeveel hiervan is aspirant?
Er zijn geen operationele en niet-operationele agenten, alleen operationele en niet-operationele functies. Aspiranten vervullen ook operationele functies.
Zoals in Bijlage 5 (Model D1) van de politiebegroting 2020–2024 staat, is begroot dat de beginstand van de bezetting van operationele functies in 2020 50.992 fte is, waarvan 4.308 fte aspiranten. De beginstand van de bezetting van niet-operationele functies in 2020 is begroot op 10.621 fte.
Zoals toegelicht in de brief van 3 september jl. (Kamerstukken II, 2019/20, 29 628, nr. 904), stijgt de bezetting van de operationele functies in 2019 iets minder snel dan verwacht, net als in 2018. De bezetting van de operationele functies zal aan het begin van 2020 daarom lager liggen dan begroot.
129
Is de webcrawler van de politie al operationeel?
De webcrawler voor mensenhandel wordt momenteel in alle eenheden op pilot basis gebruikt. De politie werkt met het OM aan een handelingskader waarin expliciet is opgenomen voor welke zaken de webcrawler ingezet mag worden. Zodra dit handelingskader is vastgesteld, wordt de pilotfase, waarin met een tijdelijk handelingskader wordt gewerkt, beëindigd en kan de webcrawler als instrument binnen formele onderzoeken worden ingezet. De verwachting is dat dit handelingskader eind 2019, begin 2020 wordt vastgesteld.
130
Zijn in het afgelopen jaar strafrechtelijke onderzoeken gedaan waarbij zogenaamde «pro-ana coaches» misbruik hebben gemaakt van de kwetsbare positie van slachtoffers die kampen met het ziektebeeld van anorexia nervosa? Zo ja, hoeveel en wat was hiervan de uitkomst?
Op grond van de informatie die bekend is bij het Openbaar Ministerie (OM) kan hierover geen uitspraak gedaan worden. De statistieken en overige rapportages van het OM over zedenmisdrijven zijn niet te herleiden tot misdrijven begaan door zogeheten «pro-ana coaches».
131
Wat vindt u van de suggestie van de Algemene Rekenkamer een onderverdeling te maken van het artikel politie in de begroting en het jaarverslag van J&V?
Nog dit jaar ontvangt de Tweede Kamer van MJenV een brief naar aanleiding van de voorlichting van de Raad van State over de democratische controle van de Kamer op de besteding van middelen van de politie (de motie-Van Dam, Kamerstukken II, 2018/19, 29 628, nr. 640). Hierin wordt ook de suggestie van de Algemene Rekenkamer meegenomen.
132
Hoe uit het voornemen te werken aan het vergroten van de kwaliteit van de politiemensen in de basisteams zich in de gereserveerde uitgaven van de begroting 2020?
De gereserveerde uitgaven zijn niet apart inzichtelijk in de politiebegroting. Het vergroten van de kwaliteit van de politie in de basisteams raakt meerdere onderdelen van de begroting. Dit betreft bijvoorbeeld de bijzondere bijdrage van 10 miljoen euro voor de Ontwikkelagenda gebiedsgebonden politie.
133
Kunt u uiteenzetten hoe het screeningsproces van aangiftes door de politie feitelijk werkt? Welke stappen worden door welke functionarissen in dit proces gezet, aan de hand van welke richtlijnen of instructies worden zaken eventueel uit-gescreend, worden ook zaken die wél opsporingsindicatie hebben maar geen prioriteit opzij gelegd?
De binnengekomen aangiften worden door een casescreener gescreend conform daarvoor opgestelde richtlijnen, waarvan de Aanwijzing voor de Opsporing van het OM en het Selectiviteitskader de belangrijkste zijn. Hierin staat welke categorieën zaken altijd moeten worden opgepakt, zoals de HIC-delicten, zedendelicten en geweldsdelicten met «meer dan gering» letsel en levensdelicten. Ook zaken waarbij de dader op heterdaad wordt betrapt of bij de aangever bekend is, worden in beginsel altijd opgepakt. Een uitzondering op deze regel kan – in overleg met het OM – aan de orde zijn bij zwaarwegende redenen. Voor de overige zaken is de aanwezigheid van opsporingsindicaties het voornaamste selectiecriterium. De Aanwijzing is derhalve een uitwerking van de algemene norm dat zaken moeten worden geselecteerd die maatschappelijk relevant en/of kansrijk zijn. In bepaalde gevallen worden ook minder kansrijke zaken ingescreend, bijvoorbeeld naar aanleiding van lokale prioriteiten bepaald door het bevoegd gezag, een waargenomen patroon in een reeks zaken, gevaarzetting zoals bij een vermoeden van vuurwapenbezit of de verwachte maatschappelijke impact.
134
Kunt u het politiebudget opsplitsen in de volgende posten: landelijke eenheden, regionale eenheden, ondersteunende diensten (met name het Politiedienstencentrum (PDC)), politieacademie, huisvesting, vervoer, ICT, geweldsmiddelen en uitrusting, en overig?
Een nadere uitsplitsing van het politiebudget is opgenomen in de politiebegroting 2020–2024 die als bijlage bij de Ontwerpbegroting JenV aan uw Kamer is gestuurd.
135
Hoeveel is de politie voornemens te besteden in 2020 aan het thema bewaken en beveiligen, los van de kosten voor de Dienst Bewaken en Beveiligen (DBB)?
Het thema bewaken en beveiligen raakt meerdere delen van de politieorganisatie en wordt niet apart begroot en niet apart geadministreerd. Om die reden kan niet uit de begroting worden afgeleid hoeveel de politie voornemens is uit te geven aan het thema bewaken en beveiligen. Conform de toezegging uit het plenaire debat stelsel bewaken en beveiligen van 4 april 2019 zal de MJenV dit najaar nadere duiding geven over deze taak.
136
Hoeveel jongeren kregen in 2018 en in 2019 een PIJ-maatregel opgelegd?
In 2018 is in totaal 65 keer een PIJ-maatregel opgelegd, waarvan 50 keer bij minderjarige verdachten. Voor het jaar 2019 zijn nog geen cijfers beschikbaar.
137
In hoeveel gevallen is in respectievelijk 2017, 2018 en 2019 jeugd-tbs omgezet in volwassen tbs?
In geen enkel geval. De omzetting van jeugd-TBS (PIJ-maatregel) in volwassen TBS kan pas in 2021. Bij de invoering van het adolescentenstrafrecht in 2014 is deze omzetting mogelijk gemaakt. Deze omzetting geldt voor strafzaken die na april 2014 zijn afgedaan. De PIJ-maatregel duurt maximaal zeven jaar en kan daarna worden omgezet in volwassenen-TBS als de veiligheid van de maatschappij daarom vraagt. Vandaar dat de eerste omzetting pas in 2021 mogelijk is.
138
Kunt u aangeven wat de recidivecijfers van twee, vijf en tien jaar zijn van jongeren die jeugddetentie opgelegd hebben gekregen, uitgesplitst per type delict op grond waarvan zij detentie opgelegd hebben gekregen?
In de tabel in de bijlage zijn de algemene recidivecijfers opgenomen binnen twee, vijf en tien jaar van jongeren met jeugddetentie uitgestroomd in 2007 uitgesplitst naar delict type op grond waarvan zij jeugddetentie opgelegd hebben gekregen33.
139
Kunt u aangeven wat de recidivecijfers van twee, vijf en tien jaar zijn van jongeren die een PIJ-maatregel opgelegd hebben gekregen, uitgesplitst per type delict op grond waarvan zij die maatregel opgelegd hebben gekregen?
De tabel in de bijlage bevat de algemene recidivecijfers binnen twee, vijf en tien jaar van jongeren met een PIJ-maatregel uitgestroomd in 2007 uitgesplitst naar delict type op grond waarvan zij PIJ-maatregel opgelegd hebben gekregen.
140
Wat is de stand van zaken van de realisatie van de meldkamers van de hulpdiensten op tien locaties?
Op dit moment zijn zeven van de tien meldkamerlocaties samengevoegd en operationeel.
Medio 2020 wordt de meldkamerlocatie Bergen op Zoom samengevoegd en operationeel.
Medio 2022 is naar verwachting de meldkamerlocatie Apeldoorn gereed, waarop de meldkamerlocatie Hilversum als laatste zal volgen.
141
Is er voldoende beschikbare deskundigheid en capaciteit bij de politie om de meldkamers over te kunnen dragen? Wat betekent dit voor de bezetting?
De beheerders van meldkamers zijn essentieel voor de continuïteit van meldkamers. Er is daarom een gezamenlijke projectorganisatie opgericht vanuit de overdragende partijen en vanuit de politie om een landelijk overdrachtsprotocol te maken. Dit protocol beschrijft de wijze waarop de overdracht van beheer én beheerders (personeel) naar de politie plaats gaat vinden. Belangrijk daarbij zijn behoud van continuïteit van meldkamers én zorgvuldigheid naar alle partijen en medewerkers, zoals ook aangegeven in de nota n.a.v. nader verslag van 12 juli jl. (Kamerstukken II, 2018/19, 35 065 nr. 8).
Er is voldoende deskundigheid en capaciteit om het beheer over te kunnen dragen per 2020. Het betreft wel een meerjarige opgave om te komen tot de integrale bedrijfsvoering voor meldkamers. Er is dan ook een opbouwfase van drie jaar afgesproken voor het inrichten van het beheer, waarbij partijen op de meldkamers nauw samen werken. Tot slot is het goed te melden dat partijen zich nu al bijna een jaar gezamenlijk aan het voorbereiden zijn op een goede overdracht.
142
Wanneer en op welke wijze wordt gemonitord en geëvalueerd hoe de triage op de meldkamer verloopt en wat de impact van de gecombineerde meldkamer is op de politie-inzet?
Het monitoren en evalueren van de triage op de meldkamers is een verantwoordelijkheid van van de Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV), de zogenaamde «witte kolom». De disciplines op de meldkamer zijn in lijn met het wetsvoorstel «Wijzigingswet meldkamers» zelf verantwoordelijk voor het uitoefenen van de meldkamerfunctie. Het beheer van de meldkamers wordt in 2020 overgedragen aan de politie. Om gezamenlijk te kunnen acteren op risico’s voor de continuïteit van de meldkamers en de meldkamerfuncties wordt er wel vanaf 2020 gestart met een halfjaarlijkse continuïteitsmonitor, zoals is toegezegd door MJenV in de brief van 6 september jl. (Kamerstukken II, 2019/20, 29 517 nr. 175). De verwachting is dat als gevolg van de samenvoegingen van meldkamers er minder meldkamerpersoneel en ondersteunende voorzieningen nodig zullen zijn. De totale politie-inzet blijft echter ongewijzigd.
143
Hoeveel geld krijgt de politieacademie in totaal? Kan er een overzicht gegeven worden van dit totaalbedrag vanaf 2013?
De Politieacademie is een zelfstandig bestuursorgaan (zbo). Vanaf 1 januari 2017 zijn de mensen en de middelen van de Politieacademie ondergebracht bij de politie, met uitzondering van de directeur en zijn plaatsvervanger. Vanaf dat jaar maken de baten en lasten van de Politieacademie deel uit van de begroting van de politie.
In de begroting van de politie staat vermeld wat de politie aan de Politieacademie ter beschikking stelt. Daarnaast heeft de (ZBO) Politieacademie een eigen begroting (zie in onderstaand overzicht vanaf 2017 het opgenomen bedrag van 2.75 miljoen euro) voor de kosten van de directeur en zijn plaatsvervanger, de leden van de raad van advies van de Politieacademie, de (externe) leden van de examencommissie en de commissie van beroep voor de examens, het aangaan van samenwerkingsverbanden en de uit te besteden wetenschappelijke onderzoeken. Hieronder is een overzicht gegeven van de bijdrage van JenV aan de Politieacademie en vanaf 2017 aan de ZBO Politieacademie. Zie voor het deel Politieacademie dat vanaf 2017 onderdeel is van de begroting van de Politie het antwoord op vraag 134.
Bijdrage van JenV aan de Politieacademie (x € 1.000,00)
2013: 132.300
2014: 123.739
2015: 113.966
2016: 107.211
2017: 2.749
2018: 2.749
2019: 2.749
2020: 2.749
144
Wat is het salaris van een agent?
Het salarisniveau is afhankelijk van de functie en de daaraan verbonden salarisschaal, en de salaristrede. Voor de agent gaat het om de salarisschalen 7 tot en met 9. Het huidige afgeronde bruto minimumsalaris voor een voltijds functie van 36 uur inclusief vakantie- en eindejaarsuitkering is € 28.000 en het maximumsalaris is € 62.900. Naast het salaris kan er sprake zijn van aan de uitvoering van de functie verbonden toelagen door bijvoorbeeld meer weekenden of nachten te werken (operationele toelagen), piketdiensten, verschuivingsuren en overwerk.
In het Arbeidsvoorwaardenakkoord van 2018–2020 is voor de hele politieorganisatie een salarisstijging afgesproken van 2,7% die ingaat op 1 juli 2020 en in deze bedragen derhalve nog niet meegenomen is.
Bruto jaarsalaris bij een voltijds functie van 36 uur inclusief vakantie- en eindejaarsuitkering:
• Schaal 7: Minimaal € 28.000 / Maximaal € 52.800
• Schaal 8: Minimaal € 33.100 / Maximaal € 57.700
• Schaal 9: Minimaal € 34.800 / Maximaal € 62.900
145
Hoeveel politievrijwilligers zijn er momenteel?
Per 1 augustus 2019 zijn er 2.402 politievrijwilligers actief.
146
Hoe wordt de bijzondere bijdrage van 49,4 mln. euro voor de teams verkeershandhaving van de politie precies besteed?
Vanaf 2014 krijgt de politie een meerjarige bijzondere bijdrage voor de bekostiging van het verkeershandhavingsteams (VHT) (mensen en middelen). Als voorwaarde voor de besteding van deze middelen wordt een sterkte van 659 fte voor het VHT in de formatie van de politie vastgelegd. De politie verantwoordt in haar jaarrekening de besteding van de bijzondere bijdrage en de aanwezigheid van de sterkte.
147
Is er ook structureel extra geld voor de Dienst Speciale Interventies vrijgemaakt of alleen een eenmalig bedrag van 70,3 mln. euro? Welk deel van deze 70,3 mln. euro is gereserveerd voor uitgaven in 2020?
Het structurele budget dat beschikbaar is voor de DSI is 70,3 miljoen euro. Dit is dus ook het budget voor 2020.
148
Verwacht u dat de klassen van de politieacademie in 2020 ook vol zullen zitten? Verwacht u voldoende gekwalificeerde docenten voor de politieacademie in 2020? Waren er in 2019 genoeg gekwalificeerde docenten voor de politieacademie?
De verwachting is dat de instroom bij de politieacademie in 2020 volgens het instroomarrangement zal verlopen. Met betrekking tot een deel van de opleidingen voor Politie specifieke Inzet (de zij-instromers) waren in 2019 niet alle klassen geheel gevuld, met name op het gebied van digitale expertise. De politie neemt maatregelen in de werving en selectie om ook deze klassen in 2020 volledig te vullen. Tot nu toe slaagt de Politieacademie erin om voldoende gekwalificeerde docenten aan te trekken, op te leiden en in te werken zodat de instroom van aspiranten kan worden opgevangen. De verwachting is dat dit voor 2020 ook het geval zal zijn.
149
Wanneer kan de verzending van de aanpassing bewaarplicht telecommunicatiegegevens naar de Kamer worden verwacht?
De MJenV heeft uw Kamer vorig jaar laten weten (Kamerstukken II, 2018/19, 34 537, nr. 8) dat in het kader van de voorbereiding van een aanpassing van het wetsvoorstel een nieuw technisch vraagstuk aan het licht gekomen is betreffende het gebruik van Carrier Grade Network Address Translation (CGN). Om een oplossing te vinden voor dit vraagstuk is het WODC gevraagd om hiernaar een onderzoek uit te laten voeren. Dit onderzoek is inmiddels afgerond en uw Kamer zal voor het kerstreces worden geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek en wat deze betekenen voor de voorgenomen wijziging van het wetsvoorstel.
Voorts zijn bij het Hof van Justitie van de EU enkele zaken aanhangig betreffende nationale regelingen in verschillende EU lidstaten over de bewaarplicht. De uitkomst van deze zaken is van groot belang voor de wijze waarop een bewaarplicht in de wet kan worden verankerd. Dit betekent dat een aanpassing van het wetsvoorstel ook zal moeten wachten op duidelijkheid over de verenigbaarheid van een bewaarplicht met het Europees recht. De MJenV verwacht dat het Hof van Justitie in de loop van volgend jaar uitspraak zal doen.
150
Is de verwachting dat het budget voor 2020 voor mediation in het strafrecht wel toereikend is? Waar is dat op gebaseerd?
Of het budget voor 2020 toereikend is hangt mede af van het aanbod van zaken. Dat kan op voorhand niet exact worden ingeschat, maar gezien het verloop in de voorgaande jaren verwacht de MRb dat de beschikbare middelen toereikend zullen zijn om het merendeel van de zaken in behandeling te kunnen nemen. Op basis van het verloop in het voorgaande jaar 2019 bleek er uiteindelijk geen financiële dekking te zijn voor een beperkt aantal mediations. Mocht in 2020 het aantal mediations hoger blijken dan past binnen het beschikbare budget, dan zal de MRb met de Landelijk coördinator Mediation in strafzaken bespreken op welke wijze de beschikbare middelen zo effectief mogelijk ingezet kunnen worden.
151
Kan voorafgaande aan de plenaire behandeling worden voorzien in een vergelijking van de door rechtzoekenden gemaakte proceskosten voor toegang tot het recht (eigen bijdragen rechtshulp, griffierechten e.d.) in de afzonderlijke EU-lidstaten voor de afgelopen vijf jaar? Kan daarnaast worden voorzien in een overzicht van de proceskosten die overheden maken om in (hoger) beroep te gaan in veelvoorkomende procedures?
Een overzicht van door rechtszoekenden gemaakte proceskosten (eigen bijdragen rechtshulp, griffierechten e.d.) in de afzonderlijke EU-lidstaten voor de afgelopen vijf jaar is niet voorhanden. Wel is er informatie voorhanden over de inkomsten uit griffierechten of de uitgaven aan rechtsbijstand in de landen die deel uit maken van de Raad van Europa. Zie bijvoorbeeld tabel 2.32 op pagina 67 en pagina 71 e.v. in de rapportage «European judicial systems, Efficiency and quality of Justice, CEPEJ studies, no. 26, 2018 edition (2016 data)» van European Commission for the Efficiency of Justice van de Raad van Europa (https://rm.coe.int/rapport-avec-couv-18-09-2018-en/16808def9c). Er is geen overzicht beschikbaar van de proceskosten die overheden maken om in (hoger) beroep te gaan in veelvoorkomende procedures.
152
Zijn er wetsvoorstellen of andere plannen in ontwikkeling over de regulering van bewindvoerders en/of curatoren van personen?
Beschermingsbewindvoerders en curatoren met drie of meer personen onder hun hoede moeten voldoen aan kwaliteitseisen die jaarlijks worden getoetst. Uit de evaluatie van de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap (Kamerstukken II 2018/19, 33 054, 24) blijkt dat de kwaliteitseisen goed werken: slecht functionerende beschermingsbewindvoerders kunnen op grond van de eisen worden geweerd en ontslagen. De kwaliteitseisen worden breed door de praktijk gesteund. Branchebreed wordt opgemerkt dat er op dit moment een meer inhoudelijke toets van vaardigheden en competenties ontbreekt. De MRb en de Staatssecretaris van SZW initiëren binnenkort overleg over de mogelijkheid van zelfregulering door organisaties van beschermingsbewindvoerders en curatoren in samenspraak met de Rechtspraak en de VNG.
153
Waar hangt het voornemen om het aantal regio’s waar een vorm van consultatiebijstand en rechtsbijstand bij OM-afdoening wordt verleend uit te breiden? In hoeveel regio’s kan dit voornemen succesvol gestand worden gedaan binnen de 10 mln. euro die is begroot?
Naar aanleiding van de motie van het lid Van Dam c.s. (Kamerstukken II, 2018/19, 29 279, nr. 511) om de advocatuur zo snel mogelijk structureel te betrekken bij OM-strafbeschikkingen in ZSM-zaken (intensivering afdoeningsbijstand) is in alle regio’s gestart met de voorbereiding van het realiseren van de afdoeningsbijstand. Nog niet alle regio’s zijn daarmee gestart, maar de verwachting is dat alle regio’s nog dit jaar kunnen starten. Daarnaast is het voornemen om ook de consultatiebijstand landelijk te intensiveren. Verdachten kunnen dan in ZSM-misdrijfzaken alleen nog afstand doen van hun recht op consultatiebijstand ten overstaan van een advocaat. De infrastructuur en werkprocessen die gebruikt worden bij het verzorgen van afdoeningsbijstand, zullen kunnen worden ingezet ten behoeve van de intensivering van consultatiebijstand. De verwachting is dat het voornemen van de intensivering van beide vormen van rechtsbijstand in ZSM-zaken binnen het beschikbare budget zal kunnen worden gerealiseerd.
154
Kunt u aangeven in concrete getallen welke ambitie qua wegwerken van voorraden de rechtspraak heeft voor de periode van 2020 tot 2022?
Achterstanden zijn gedefinieerd als zaken die niet binnen de standaarden voor doorlooptijden kunnen worden afgedaan. De omvang van de achterstanden verschilt per rechtsgebied en per instantie, en zelfs per gerecht. Het doel is om deze achterstanden in de komende drie jaar geheel ingelopen te hebben. Een voorbehoud wordt daarbij gemaakt voor fiscale zaken waar de beschikbaarheid van specialistische capaciteit een belemmering is. Omdat hoogstwaarschijnlijk niet alles tegelijk kan worden aangepakt, wordt geprioriteerd naar rechtsgebied of zaakstroom. Daarbij wordt er vooralsnog van uitgegaan dat de rechtsgebieden waar achterstanden de grootste impact hebben, voorrang krijgen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan familie- en jeugdrecht en aan strafrecht (zie ook het antwoord op vraag 459).
155
Kunt u in tabelvorm een overzicht geven van het aanhoudingspercentage van zaken bij rechtbanken in de afgelopen tien jaar en per soort zaak?
In de tabel in de bijlage staan de aanhoudingspercentages in strafzaken34. Aanhoudingen in bestuursrechtelijke en civiele zaken zijn dusdanig divers van aard dat deze niet eenduidig in een systeem kunnen worden geregistreerd. In deze tabel staat MK voor meervoudige kamer en EK voor enkelvoudige kamer. De kolom MK is exclusief megazaken en pro forma zittingen, omdat deze beide leiden tot onvermijdbare aanhoudingen en daarmee het beeld sterk vertekenen.
156
Hoeveel geld is er begroot voor de subsidies voor pilots binnen de rechtsbijstand en onder welke begrotingsregel is dit terug te vinden? Wellicht onder «overige subsidies»?
Alle middelen die betrekking hebben op de rechtsbijstand zijn onderdeel van art. 32 van de JenV-begroting. De extra middelen die de MRb in de brief van d.d. 12 juli 2019 (Kamerstukken II, 2018/19, 31 753, nr. 177) heeft toegezegd van 10,5 miljoen euro voor een innovatievoorziening voor pilots kwamen als resultaat uit de Wrb-subsidie aan de Raad voor Rechtsbijstand over 2018. De Raad voor Rechtsbijstand wordt de uitvoerder van deze innovatievoorziening/subsidieregeling en is daar opgenomen in de financiële huishouding. Dit is de reden waarom deze niet apart zichtbaar is in de JenV-begroting. Daarnaast zal MRb vanaf 2020 ook een voorziening treffen van 3 miljoen euro voor innovatieve ideeën en pilots om specifiek de laagdrempelige toegang verder vorm te geven. Deze middelen zijn voorzien in de begroting van het programma herziening rechtsbijstand. Over het programmabudget is uw Kamer geïnformeerd bij het uitvoeringsplan dat bijgevoegd is bij voorgenoemde brief.
157
Hoeveel individuele gedetineerden waren er in 2018 en hoeveel tot nu toe in 2019?
In 2018 zijn er 33.029 (unieke) personen in detentie geweest. In 2019 tot en met september 28.436.
158
Kunt u een overzicht geven van de recidive onder kortgestraften, met straffen tot zes maanden?
In de tabel in de bijlage wordt de algemene recidive weergegeven onder volwassen daders met een strafzaak die is afgedaan met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van minder en meer dan 6 maanden in 2015. Zie ook het antwoord op vraag 159.
159
Kunt u een overzicht geven van de recidive onder vrijheidsstraffen langer dan zes maanden?
In de tabel in de bijlage wordt de algemene recidive weergegeven onder volwassen daders met een strafzaak die is afgedaan met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van minder en meer dan 6 maanden in 2015. Zie ook het antwoord op vraag 15835.
160
Welke opdrachten vallen onder de term «overige opdracht» in budgetregel 32.2 en wat verklaart de sterke afname ten opzichte van 2018?
De sterke afname ten opzichte van 2018 heeft te maken met een herschikking van het budget voor mediation in strafrecht vanuit de post «overige opdrachten» naar de post «mediation in strafrecht» en vanaf 2020 een herschikking van het budget voor het Online Dispute Resolution platform (ODR) en het Europees Consumenten Centrum (ECC) vanuit de post «overige opdrachten» naar de post «toevoegingen rechtsbijstand» (ten behoeve van het juridisch loket). Wat resteert op de post «overige opdrachten» zijn de budgetten ten behoeve van het beheer van notariële archieven.
161
Waaruit bestaan de «overige» ontvangsten op begrotingsregel 32.3?
Deze ontvangstenraming bestaat uit de afdrachten van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie vanwege de doorbelasting van de toezichtskosten van het Bureau financieel toezicht (op basis van de Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen) en de ontvangst naar aanleiding van boetes opgelegd door de Autoriteit Persoonsgegevens.
162
Wanneer kan de kabinetsreactie worden verwacht op de brandbrief van de Vereniging van Mediation in Strafzaken van 11 oktober 2019?
De brandbrief van onder meer de Vereniging van Mediators in Strafzaken gaat over het opraken van de middelen voor mediation in strafrecht in 2019 en roept op tot het beschikbaar stellen van meer middelen. Op 16 september 2019 zijn door Kamerlid van Nispen vragen gesteld die hier ook op zien. Deze vragen zijn op 4 november 2019 (#2019D43950) beantwoord.
163
Aan welke kwaliteitseisen moeten mediators voldoen? Hoe wordt dit gewaarborgd?
Op dit moment gelden er van overheidswege kwaliteitseisen voor mediators die bij de Raad voor Rechtsbijstand zijn ingeschreven om op basis van een toevoeging mediations te begeleiden (artikelen 33a en 33b Wet op de rechtsbijstand). Deze kwaliteitseisen worden door het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand vastgesteld en hebben onder meer betrekking op de organisatie van het kantoor waar de mediator werkzaam is, de verslaglegging door de mediator over de door hem verrichte werkzaamheden, de mate van gebondenheid aan door de beroepsgroep algemeen aanvaarde normen betreffende de beroepsethiek en beroepsuitoefening en de wijze waarop schendingen van de algemene norm hiervan worden afgehandeld. Het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand kan de inschrijving onder meer doorhalen indien de mediator niet voldaan heeft dan wel niet langer voldoet aan de voor de inschrijving gestelde voorwaarden (artikel 33d Wet op de rechtsbijstand). Voor mediators in strafzaken geldt dat zij in de praktijk ook aan deze eisen (moeten) voldoen. In de uniforme werkwijze die bij mediation in strafzaken door ZM en OM wordt toegepast is opgenomen dat uitsluitend MfN geregistreerde mediators die ook staan ingeschreven in het register bij de Raad voor Rechtsbijstand worden ingezet. Ook moet zijn voldaan aan de eis dat een aanvullende opleiding op het terrein van mediation in strafzaken met goed gevolg is afgelegd. Voor mediations buiten het publieke domein gelden er van overheidswege geen kwaliteitseisen.
164
Is voortzetting van mediation in strafzaken gegarandeerd? In hoeverre schiet het huidige budget voor mediation te kort?
Nu de middelen structureel zijn geworden is de voortzetting van mediation in strafzaken gegarandeerd. In de begroting voor 2020 is totaal € 1.329.000 opgenomen voor mediation in het strafrecht, waarvan € 300.000 bestemd voor jeugdzaken. Of het budget in de toekomst te kort schiet hangt mede af van het aanbod van zaken. Dat kan op voorhand niet exact worden ingeschat. Mocht net als in 2019 ook in 2020 het aantal mediations hoger blijken dan past binnen het beschikbare budget, dan zal de MRb met de Landelijk coördinator Mediation in strafzaken bespreken op welke wijze de beschikbare middelen zo effectief mogelijk ingezet kunnen worden.
165
Waarop is het bedrag van 1 mln. euro voor het organiseren van pilots gebaseerd?
De Raad voor de rechtspraak heeft bij de afgelopen prijsonderhandelingen voor de jaren 2020–2022 een extra financiële impuls (aanvullend op de bestaande capaciteit voor pilots en projecten) gevraagd om de procesinnovatie die onder Maatschappelijk Effectieve Rechtspraak (MER) is gestart succesvol te laten verlopen. Daarbij ging het om de kosten van de MER pilots. Door de financiële situatie van de Rechtspraak had de Rechtspraak onvoldoende middelen om pilots waaraan kosten zijn verbonden zelf volledig te financieren. Om die reden heeft de Raad voor de komende prijsperiode een extra bijdrage van 1 miljoen euro per jaar gevraagd en beschikbaar gekregen, exclusief kosten voor opschaling. Zie ook het antwoord op vraag 18.
166
Voorziet het bedrag van 1 mln. euro voor pilots ook in het implementeren van pilots tot bestendige onderdelen van de rechtspleging daar waar die pilots nuttig bleken?
Nee. In de besluitvorming over het al dan niet breder invoeren van een werkwijze die in een experiment is beproefd, wordt ook de financiering betrokken.
167
Hoe kan het dat u zegt er maatregelen genomen zijn om structureel circa 0,5 mln. euro aan extra ruimte te creëren in de begroting van het College voor de Rechten van de Mens (CRM), terwijl het College stelt dat het beschikbaar gestelde budget onder het minimumniveau zakt zoals dat is vastgesteld?
Het door het College gehanteerde minimumniveau komt voort uit de financiële evaluatie van 2015. Dit minimumniveau werd door de onderzoekers gesteld op 5,8 miljoen euro. Het budget van het College is in 2014 en 2015 net onder dat niveau gezakt maar is na toevoeging van extra middelen boven dit niveau gestegen en gebleven, hoewel de extra middelen volgens de zbo-evaluatie uit 2017 niet hebben geleid tot extra bestedingsruimte. De actuele stand van het budget van het CRM is voor 2020 en volgende jaren 6,5 miljoen euro. (excl. 0,6 miljoen euro voor taken uit het VN-Verdrag rechten van personen met een handicap). De MRb acht de beschikbare middelen bij het CRM voldoende voor de uitvoering van de taken van het College.
168
Zou het zo kunnen zijn dat het CRM onvoldoende financiële ruimte heeft nu het onder het vastgestelde minimumniveau zakt, ondanks het feit dat het structureel wel 0,5 mln. euro extra krijgt en het de prioritering weloverwogen en zorgvuldig maakt? Als dat in dit geval zo is, waarom zijn er dan onvoldoende aanknopingspunten voor de toekenning van aanvullende middelen?
Het door het College gehanteerde minimumniveau komt voort uit de financiële evaluatie van 2015. Dit minimumniveau werd door de onderzoekers gesteld op € 5,8 mln. Het budget van het College is in 2014 en 2015 net onder dat niveau gezakt maar is na toevoeging van extra middelen boven dit niveau gestegen en gebleven. De actuele stand van het budget van het CRM is voor 2020 en volgende jaren € 6,5 mln. (excl. € 0,6 mln voor taken uit het VN-Verdrag rechten van personen met een handicap).
Hoewel het CRM stelt dat het knelpunten ondervindt in de uitvoering van zijn taken, is in de financiële evaluatie uit 2015 geconstateerd dat alle onderdelen van de wettelijke taakstelling en de ambitie van het College zijn geconcretiseerd in activiteiten. Volgens de zbo-evaluatie uit 2017 heeft het College aan de activiteiten die in de missie centraal staan in de afgelopen vijf jaar doeltreffend uitvoering gegeven. Daarnaast hebben de toegekende extra middelen, hoewel deze volgens de zbo-evaluatie niet tot extra bestedingsruimte hebben geleid, de gevolgen van de rijksbrede bezuinigingen waar alle organisaties binnen het Rijk mee te maken hebben gekregen, verzacht. De Minister van Rechtsbescherming acht het College daarmee voldoende in staat om zijn wettelijke taken met het huidig beschikbare budget uit te voeren en ziet geen aanleiding voor aanvullende middelen. Het ministerie is, met inachtneming van de onafhankelijke positie van het college in de uitoefening van zijn taken voortdurend met het College in gesprek over de verhouding tussen de uitvoering van deze taken en het daarvoor beschikbaar budget.
169
Kunt u een overzicht geven van de in Nederland gehanteerde griffierechten voor particulieren en bedrijven?
Het overzicht van de in Nederland gehanteerde griffierechten voor particulieren en bedrijven in civiele zaken is te vinden in de bijlage bij de Wet griffierechten burgerlijke zaken. De bijlage is te vinden op: https://wetten.overheid.nl/BWBR0028899/2019-01-01. Een overzicht van de tarieven in bestuurszaken en belastingzaken kunt u vinden op de site van de Rechtspraak, deze is te vinden op: https://www.rechtspraak.nl/Uw-Situatie/Kosten-rechtszaak/Griffierecht/Paginas/Griffierecht-bestuursrecht.aspx.
170
Hoe heeft het onveiligheidsgevoel van Nederlanders zich de laatste vijf jaar ontwikkeld?
Het onveiligheidsgevoel van Nederlanders wordt in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid gemeten met de Veiligheidsmonitor, een terugkerende grootschalige bevolkingsenquête waarin de thema’s leefbaarheid van de woonbuurt, veiligheidsbeleving, slachtofferschap van criminaliteit, het oordeel van de burger over het functioneren van de politie en preventiegedrag worden onderzocht. De meest recente cijfers over het onveiligheidsgevoel van Nederlanders zijn afkomstig van de Veiligheidsmonitor 2017. Tussen 2012 en 2017 is de Veiligheidsmonitor jaarlijks uitgevoerd, maar in 2017 is besloten de frequentie van dit onderzoek te verlagen naar één keer per twee jaar. De uitkomsten van de Veiligheidsmonitor 2019, afgenomen in de zomer van 2019, worden 2 maart 2020 gepubliceerd. De uitkomsten van de Veiligheidsmonitor 2017 zijn daarom de meest recente cijfers die beschikbaar zijn over het onveiligheidsgevoel van Nederlanders. De onveiligheidsbeleving wordt gemeten in het algemeen, in de eigen woonbuurt en op specifieke plekken in de eigen woonplaats.
• Het aandeel van de bevolking dat zich in het algemeen wel eens onveilig voelt is gedaald van 36,6 procent in 2012 naar 34,1 procent in 2017. Dat was een daling van 7 procent.
• Het aantal mensen dat zich in de eigen buurt wel eens onveilig voelt is eveneens gedaald, van 18 procent in 2012 naar 16,4 procent in 2017. Dat was een daling van 9 procent.
171
Hoeveel Nederlanders zijn in 2019 slachtoffer geworden van criminaliteit? Kunt u dat aantal afzetten tegen de afgelopen vijf jaar?
Naast het geregistreerde niveau van criminaliteit kan de ontwikkeling van de criminaliteit ook gemeten worden door zogenaamde slachtofferenquêtes. In Nederland wordt dit gemeten via de Veiligheidsmonitor. De Veiligheidsmonitor is een om de twee jaar terugkerend bevolkingsonderzoek van 15 jaar en ouder waarin onder meer de leefbaarheid van de woonbuurt, de ervaren overlast, onveiligheidsgevoelens, ervaringen met veel voorkomende criminaliteit en het oordeel van de burger over het optreden van de politie worden onderzocht. In de Veiligheidsmonitor wordt gerapporteerd over de beleving en ervaring van burgers.
Over het jaar 2019 kan op dit moment nog geen uitspraak gedaan worden hoe het slachtofferschap onder Nederlander er uit ziet. Gegevens over slachtofferschap over het jaar 2019 komen in maart 2020 beschikbaar via de Veiligheidsmonitor. De laatste gegevens uit de Veiligheidsmonitor zijn beschikbaar over 2017. In 2017 werd 15 procent van de bevolking één of meer keer slachtoffer van criminaliteit. In 2016 bedroeg dit percentage 17,3%. In 2015 werd bedroeg dit percentage 17,6%, in 2014 was dat 18,9%, in 2013 19,8% en in 2012 bedroeg dit percentage ook 19,8%. In vergelijking met 2012 zijn alle vormen van «traditionele» criminaliteit in 2017 verder gedaald.36
172
Is de criminaliteit in Nederland in 2019 gedaald ten opzichte van 2018?
Over het jaar 2019 kan op dit moment nog geen uitspraak gedaan worden hoe het door de politie geregistreerde niveau van criminaliteit er uit ziet. Gegevens hierover verschijnen naar verwachting in maart 2020. Gegevens over zelf gerapporteerd slachtofferschap over het jaar 2019 komen in maart 2020 beschikbaar via de Veiligheidsmonitor. De laatste gegevens uit de Veiligheidsmonitor zijn beschikbaar over 2017. Volgens gegevens uit die Veiligheidsmonitor blijkt dat in 2017 15 procent van de bevolking één of meer keer slachtoffer van criminaliteit werd. In 2016 bedroeg dit percentage 17,3%. In 2015 bedroeg dit percentage 17,6%, in 2014 was dat 18,9%, in 2013 19,8% en in 2012 bedroeg dit percentage ook 19,8%. In vergelijking met 2012 zijn alle vormen van «traditionele» criminaliteit in 2017 verder gedaald. Het door de politie geregistreerde niveau van de criminaliteit ziet er als volgt uit. De totale geregistreerde criminaliteit daalde verder in 2018. De politie registreerde in dit jaar 785.000 misdrijven. In 2017: 813.00; in 2016: 928.000; in 2015: 978.000 en in 2014: 1.025.000. Het niveau van de geregistreerde criminaliteit geeft in 2018 ten opzicht van 2014 een daling te zien van – 23%.
173
Hoe groot is het eigen vermogen van de Raad voor de rechtspraak en hoeveel geld staat er op de egalisatierekening in 2019?
Het in 2018 ontstane negatieve eigen vermogen (– 38,1 miljoen euro) is in 2019 aangezuiverd tot de nulstand door het Ministerie van JenV. De stand van de egalisatierekening ultimo 2018 is nul.
174
Hoeveel mensenhandelonderzoeken zijn door de politie uitgevoerd met de nieuwe bevoegdheden onder Computercriminaliteit III? Hoe vaak zijn er hierbij zogenaamde lokpubers ingezet?
Er zijn nog geen mensenhandelonderzoeken uitgevoerd met de nieuwe bevoegdheden onder Computercriminaliteit III. De bevoegdheid tot het inzetten van een zogenoemde lokpuber is initieel gecreëerd ten behoeve van de opsporing van grooming. Op dit moment worden voorbereidingen getroffen voor de toepassing hiervan.
175
Hoeveel fte had de AVIM op papier beschikbaar voor de bestrijding van mensenhandel en gedwongen prostitutie in het jaar 2018?
De formatie van de AVIM omvatte in 2018 1.117 fte, verspreid over de eenheden in het land. Ongeveer een derde van de AVIM houdt zich bezig met opsporingstaken in het Team Migratiecriminaliteit en Mensenhandel. De overige AVIM-onderdelen (team Toezicht en Handhaving en Team Identificatie) en andere politieonderdelen, waaronder de Intelligence, generieke opsporing, kunnen ook worden ingezet voor mensenhandel en gedwongen prostitutie. Het is aan het gezag om hierin te prioriteren.
176
Hoeveel fte heeft de AVIM daadwerkelijk kunnen inzetten voor de bestrijding van mensenhandel en gedwongen prostitutie in het jaar 2018?
De bezetting van de AVIM bedroeg op 31 december 2018 1.061 fte. Zoals gemeld in het antwoord op vraag 175, leveren naast de medewerkers van het onderdeel Migratiecriminaliteit en Mensenhandel ook andere (AVIM) onderdelen binnen de politie een bijdrage aan het signaleren en opsporen van mensenhandel en gedwongen prostitutie. Het gaat dan bijvoorbeeld om rechercheurs van de regionale opsporing (DRR) en van de districtsrecherche, als ook om specialisten met een intelligence, digitale en/of financiële achtergrond. Omdat deze medewerkers niet alleen worden ingezet voor mensenhandelzaken zijn er geen exacte cijfers beschikbaar van het aantal fte dat op deze wijze bij mensenhandelzaken betrokken is. De MJenV heeft uw Kamer in zijn brief van 3 september jl. (Kamerstukken II, 2019/20 26 915 nr. 89) reeds geïnformeerd over de ontwikkelingen rondom de bezetting van operationele functies, inzetbaarheid en capaciteitsmanagement van de politie in den brede.
177
Wat houdt de inzet op intensieve samenwerking tussen verschillende publieke en private instanties concreet in? Over welke instanties gaat dit en wanneer start deze samenwerking?
De samenwerking met het bedrijfsleven is ongelooflijk belangrijk in de aanpak van (ondermijnende) criminaliteit. De samenwerking in de strijd tegen criminaliteit moet dus ook bekeken worden vanuit het belang van een goed en integer handelsklimaat. Criminaliteit raakt ons allemaal, ook de middelgrote en kleine ondernemers. Het kan bedrijfstakken aantasten en hiermee leiden tot economische schade. Het is niet normaal dat bedrijven ongewild bij criminele activiteiten worden betrokken. Het opbouwen van goede samenwerkingsrelaties met bedrijven is daarom een voorwaarde voor succesvolle aanpak van (ondermijnende) criminaliteit. Het gaat zowel om het versterken van het bewustzijn, de weerbaarheid als ook actieve betrokkenheid van ondernemers.
De aanpak van (ondermijnende) criminaliteit gebeurt integraal, dus ook nadrukkelijk in samenwerking met het bedrijfsleven. Zo is de samenwerking met private partijen een belangrijk uitgangspunt in de versterkingsplannen van de RIEC’s en zijn in het Nationaal Platform Criminaliteitsbestrijding (NPC) afspraken met het bedrijfsleven gemaakt over uiteenlopende criminaliteitsthema’s. Bij brief van 23 juli jl.(Kamerstukken II, 2018/19, 29 911, nr. 251) gestuurd met het actieprogramma Veilig Ondernemen 2019–2022. Onderdeel van dit actieprogramma is een speciale agenda voor de aanpak van ondermijning dat samen met het bedrijfsleven is opgesteld. Speerpunten hierin zijn onder meer vervoer en logistiek, locaties (vastgoed, bedrijventerreinen en buitengebied) en kwetsbare branches. VNO-NCW en MKB Nederland zijn nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van deze agenda.
Een belangrijk instrument voor de publiek-private aanpak van ondermijning zijn de Platforms Veilig Ondernemen (PVO’s). De PVO’s bieden een structuur voor publiek-private samenwerking op lokaal niveau: lokale ondernemers, gemeenten, politie en OM werken samen om criminaliteit tegen en door het bedrijfsleven terug te dringen. PVO’s helpen MKB-ondernemers bij het herkennen van signalen van ondermijnende criminaliteit en het vergroten van de weerbaarheid. Via instrumenten als het Keurmerk Veilig Buitengebied, Keurmerk Veilige bedrijventerreinen en het Keurmerk veilig winkelgebied worden lokale ondernemers ondersteunt in het voorkomen van criminaliteit.
Op 14 oktober jl. heeft een ondernemersdiner plaatsgevonden met een brede vertegenwoordiging van het bedrijfsleven met als doel in gesprek te gaan over de aanpak van ondermijnende criminaliteit en de rol van het bedrijfsleven in met name de preventieve aanpak. Het MKB was in deze bijeenkomst met ruim honderd ondernemers vertegenwoordigd. De komende periode samen met de koepelorganisaties VNO-NCW en MKB Nederland nadere afspraken worden gemaakt om de gezamenlijke aanpak te versterken.
178
Hoeveel verdachten zijn in 2018 op grond van artikel 273f Sr veroordeeld waarbij sprake was van thuisprostitutie?
Deze informatie kan niet uit de informatiesystemen van de Raad voor de Rechtspraak worden gehaald.
179
Bij hoeveel veroordelingen onder artikel 273f Sr was in 2018 sprake van een crimineel netwerk van tenminste drie verdachten?
De Raad van de Rechtspraak heeft aangegeven dat er in 2018 in 5 zaken een veroordeling heeft plaatsgevonden van 3 of meer verdachten. Dit heeft in totaal tot 16 veroordelingen geleid. Dit betreffen allen zaken in eerste aanleg waarbij het eindvonnis in 2018 is geveld en waarbij minimaal één van de artikelen onder 273f bewezen is verklaard.
180
Waar komt, onder de budgettaire gevolgen, het verschil tussen 53 en 133 overige opdrachten in 2020 en 2021 vandaan?
Dit heeft betrekking op de herschikking van het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) budget, waaraan uit dit budget is bijgedragen voor 2020.
181
Wat is het aantal delicten waarvan aangifte werd gedaan in 2019? Kunt u dat aantal afzetten tegen de afgelopen vijf jaar?
De aantallen over 2019 worden verantwoord in de Strafrechtketenmonitor over dat jaar. In de Strafrechtketenmonitor over 2018 is aangegeven dat in 2018 bij de politie 766.600 misdrijven ter kennis zijn gekomen (ambtshalve geconstateerd of door aangifte). Dit is een daling van 6% ten opzichte van 2017 (toen 815.500). De daling is minder sterk dan in 2017. In tegenstelling tot voorgaande jaren dalen namelijk niet alle delicttypen. Vooral bij zedendelicten en verkeersmisdrijven is een stijging zichtbaar.
Het aantal geconstateerde overtredingen dat binnen het strafrecht wordt afgedaan is in 2018 vergelijkbaar met 2017. Dit aantal komt in 2018 uit op 309.600 overtredingen. Al meerdere jaren is er een dalende trend voor wat betreft de door de politie geregistreerde criminaliteit. Deze trend is niet alleen in Nederland zichtbaar, maar ook in de ons omringende westerse landen. Het gaat met name om de klassieke vormen van criminaliteit. Daarnaast worden ook strafbare feiten geconstateerd door bijzondere opsporingsdiensten. Die zijn niet meegenomen in deze telling.
182
Kunt u met cijfers toelichten hoe de aangiftebereidheid zich de afgelopen vijf jaar heeft ontwikkeld?
Cijfers over aangiftebereidheid worden verzameld in het kader van de Veiligheidsmonitor, die sinds 2017 tweejaarlijks wordt uitgevoerd. De laatste rapportage komt uit 2018 en bevat cijfers tot en met 2017. In 2020 volgt een nieuwe rapportage van de Veiligheidsmonitor waarin cijfers tot en met 2019 zijn opgenomen.
Aangiftebereidheid de afgelopen jaren:
2014: 28,6%
2015: 26,8%
2016: 24,7%
2017: 24,4%
Burgers hebben sociale, economische en contextuele motieven om wel of geen aangifte te doen. Middels verschillende initiatieven wordt gewerkt aan het verhogen van de aangiftebereidheid. Bijvoorbeeld door het doen van aangifte laagdrempeliger te maken (online aangifte doen; anoniem aangifte doen via Meld Misdaad Anoniem) of via programma’s gericht op het verhogen van aangiftebereidheid bij specifieke vormen van criminaliteit waar de aangiftebereidheid relatief laag is gebleken, zoals bij discriminatie en cybercriminaliteit.
183
Welk percentage van de aangiftes die bij de politie wordt gedaan, leidt uiteindelijk tot aanhouding van een dader? Is dit percentage gestegen of gedaald ten opzichte van de afgelopen vijf jaar?
In 2018 zijn bij de politie 766.600 misdrijven ter kennis gekomen (ambtshalve geconstateerd of door aangifte). Op basis van de Aanwijzing voor de Opsporing is ten aanzien van 434.100 misdrijven in 2018 besloten om vooralsnog geen verdere opsporingshandelingen te verrichten (ook wel afgewezen genoemd). In de strafrechtketen wordt voor inzicht in opgeloste zaken het begrip ophelderingspercentage gebruikt. Een misdrijf is conform de huidige definitie opgehelderd als ten minste één verdachte bij de politie bekend is. Ook al is deze voortvluchtig of ontkent hij of zij het strafbare feit te hebben gepleegd. Het is daarom mogelijk dat een opgehelderd misdrijf niet tot een uiteindelijke veroordeling van een verdachte leidt.
Het aantal misdrijven dat is opgehelderd ligt in 2018 op 214.400. Hiermee komt het ophelderingspercentage op 28%. Dit is iets hoger dan het ophelderingspercentage van de voorgaande jaren (25–26%). Uw Kamer is op 26 juni 2019 per brief over deze ophelderingscijfers geïnformeerd (Kamerstukken II, 2018/19, 29 279, nr. 527). Ten aanzien van het ophelderingspercentage heeft MJenV aan het bestuurlijk ketenberaad (BKB) gevraagd een aanvullende indicator te laten ontwikkelen naast de indicator «ophelderingspercentage». Dit begrip is weliswaar informatief voor hoe vaak het de politie en het OM lukt om een verdachte aan een misdrijf te koppelen, maar geeft niet weer hoe vaak de verdachten ook daadwerkelijk te maken krijgen met een straf of interventie, terwijl dit ook relevante informatie is. Uw Kamer is hierover per brief geïnformeerd. De nieuwe indicator – «interventiepercentage» – geeft een beter beeld van de prestaties aan de voorkant van de strafrechtketen en voldoet aan het streven van het BKB om de prestaties van de strafrechtketen te versterken met het doel te komen tot voor de burger en samenleving passende, tijdige en zorgvuldige (strafrechtelijke) interventies. De indicator wordt toegevoegd aan de Strafrechtketenmonitor die uw Kamer jaarlijks omstreeks de maand juni ontvangt.
184
Wat is de verwachting met betrekking tot het seponeren van zaken met opsporingsindicatie voor 2020, aangezien in 2018 het OM ruim 28.000 zaken (jaarverslag OM 2018) moest seponeren?
Het aantal sepot-afdoeningen schommelde afgelopen jaren rond de 25 procent voor misdrijven (voorwaardelijke en onvoorwaardelijke sepots) en rond de 20 procent voor overtredingen. Het betreft hier percentages van het aantal bij het OM ingestroomde zaken. In de brief van 19 december 2018 is beschreven dat het OM maatregelen heeft genomen gericht op het wegwerken van voorraden en verkorten van de doorlooptijden, waardoor het aantal sepots vanwege ouderdom van de strafzaak naar verwachting zal afnemen.37 Ook wordt een verdere daling van het aantal zogenoemde BOSZ-sepots vanwege een betere selectiviteit in een eerdere fase van het opsporingsproces.
Daar staat tegenover dat het OM vanaf 2019 alle sepots in de OM-systemen zal inschrijven. In dat licht is het goed om te beseffen dat door deze gewijzigde registratiewijze het aantal sepotbeslissingen in de openbare statistieken – ondanks de genoemde maatregelen – fors kan toenemen. Omdat er sprake is van een verschuiving in de wijze van registratie, zal er op ketenniveau naar verwachting geen sprake zijn van een grote verandering in de wijze van daadwerkelijke afdoening met betrekking tot sepot.
185
Klopt het dat aangiftes of strafzaken die door de politie zijn geseponeerd, of die in BOSZ (Betere Opsporing door Sturing op Zaken) zijn geseponeerd, in geval van een artikel 12 Sv-klacht een ander traject doorlopen dan een strafzaak waarin het OM zelf heeft besloten een zaak te seponeren? Kunt u qua procedure, inclusief termijnen, schetsen hoe dit proces in elkaar zit? Kunt u daarbij in de beantwoording meenemen de praktijk die op dit terrein ontwikkeld is in het arrondissement Den Haag?
Het huidige artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering schrijft voor dat een belanghebbende alleen beklag kan indienen wanneer een officier van justitie het besluit heeft genomen een delict niet of niet-verder te vervolgen. Dit betekent dat als een opsporingsinstantie na aangifte beslist om geen opsporing te verrichten, de belanghebbende daarover eigenlijk niet kan klagen bij het gerechtshof. Dit kan in de praktijk worden opgelost door als tussenstap aan de officier van justitie een bevestiging te vragen dat niet zal worden vervolgd. Tegen de beslissing van de officier kan dan een artikel 12-klacht worden ingediend. Na het indienen van de klacht draagt het gerechtshof de advocaat-generaal op verslag te doen. Het gerechtshof hoort de klager. Ook kan het gerechtshof de persoon oproepen wiens opsporing of vervolging wordt verlangd oproepen om hem in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken over het in het beklag gedane verzoek. Op dit moment bestaan er geen wettelijke termijnen voor de afhandeling van een artikel-12-klacht.
186
Welke kennis en instrumenten op het terrein van criminaliteitspreventie en veiligheid ontwikkelt het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) momenteel met de subsidie die zij daartoe ontvangt en hoe sluiten deze aan bij de prioriteiten van het kabinet?
Het CCV draagt bij aan een veilig en leefbaar Nederland door te werken aan criminaliteitspreventie. Hiermee draagt het CCV ook direct bij aan de beleidsdoelstellingen van het kabinet in het algemeen en het Ministerie van Justitie en Veiligheid in het bijzonder. Deze bijdrage bestaat uit het ontwikkelen, uitdragen en uitwisselen van kennis, het ontwikkelen van instrumenten en het leveren van inhoudelijk advies en procesbegeleiding. Gemeenten zijn de belangrijkste afnemers van producten en diensten van het CCV, maar veel producten richten zich ook rechtstreeks op ondernemers of burgers. Het CCV verricht deze werkzaamheden voor het Ministerie van Justitie en Veiligheid in subsidieverband. Voor de beleidsprioriteiten van het ministerie levert het CCV onder meer de navolgende producten en diensten:
• Georganiseerde ondermijnende criminaliteit: webdossiers, barrièremodellen, kenniskringen, on-the-job advies en procesondersteuning, veiligheidsscans politieke ambtsdragers, bewustwordingsbijeenkomsten;
• Mensenhandel: webdossier, e-learnings, on-the job ondersteuning, handboeken, signaalkaart, stappenplannen;
• Cybercriminaliteit: webdossier, Cyber24 (serious game), cybertraining voor ondernemers, netwerkdag voor gemeenten over cyberweerbaarheidsbeelden;
• High Impact Crimes (HIC): webdossiers, themawebsites voor verschillende doelgroepen, seniorenoffensief, HIC-database, Week van de Veiligheid, flying squad voor lokale hotspots, excellent cameratoezicht, heling (Digitaal Opkopers Loket (DOL) en Digitaal Opkopers Register (DOR)), beheer en promotie PKVW (Politiekeurmerk Veilig Wonen), ondersteuning buurtpreventie, helpdesk, verkenningen;
• Mobiel banditisme: webdossier, barrièremodellen, Digitaal Opkopers Loket (DOL);
• Personen met verward gedrag: webdossier, buurtinstrument, trainingen.
187
Wat is de effectiviteit en het bereik van het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO)? Hoe wordt dit gemeten?
Het KVO draagt bij aan het verbeteren van de openbare orde en veiligheid in winkelgebieden en op bedrijventerreinen. Binnen KVO-trajecten werken lokale partijen zoals gemeente, politie, brandweer en ondernemers samen aan veiligheid. KVO geeft deze samenwerking vorm en zorgt ervoor dat de samenwerking blijft bestaan. Evaluatie (bestaande uit nul- en 1-metingen) maakt duidelijk dat er met het KVO aantoonbare verbeteringen zijn m.b.t. de veiligheid en leefbaarheid in KVO-gebieden.
188
Op welke wijze wordt met de BES-landen samengewerkt om georganiseerde misdaad en drugscriminaliteit aan te pakken? Welke concrete programma’s ontvangen daartoe een bijdrage en hoe wordt de effectiviteit daarvan onderzocht?
In navolgend antwoord wordt ervan uitgegaan dat met de vraag bedoeld wordt: de samenwerking tussen Nederland en de bijzondere openbare lichamen van de BES. Deze bijzondere openbare lichamen zijn geen entiteiten met welke Nederland samenwerkt (zoals de landen van het Koninkrijk) maar die door Nederland worden bestuurd. Vanwege de grote afstand zijn er aparte, eigen diensten, waaronder OM, politie en douane, en is er eigen wetgeving van toepassing. De grensbewaking van de BES wordt door de Koninklijke Marechaussee uitgevoerd. De aansturing van de strafrechtelijke aanpak berust bij het OM van de BES. Tussen alle betrokken diensten is goede samenwerking. In antwoord op eerdere Kamervragen antwoordden de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de SJenV en de MJenV daarom: «Het kabinet herkent de problematiek van smokkel en deelt de mening dat het effectiever is om contrabande aan de «zuidgrens» van het Koninkrijk tegen te houden dan in Nederland. Om deze reden wordt er in het Caribisch gebied geïnvesteerd in versterkte samenwerking aan de zuidgrens, bijvoorbeeld in het Recherchesamenwerkingsteam (RST), de Kustwacht voor het Caribisch gebied, politie-liaisons in bron- en doorvoerlanden en de samenwerking met (politie)diensten in de regio.»38 Het RST-protocol is dit jaar is aangepast, waardoor met de lokale politie op Bonaire een gezamenlijk rechercheteam gevormd gaat worden dat zich richt op georganiseerde en grensoverschrijdende (drugs)criminaliteit. Dit betekent een forse kwantitatieve en kwalitatieve impuls voor de recherche op Bonaire.39 De zogeheten kwaliteitsimpuls is dit jaar voor vier jaar verlengd en bedraagt 4 miljoen euro. Via de Politieacademie wordt met dit geld geïnvesteerd in basis- en gespecialiseerde opleidingen voor alle korpsen in de regio. Daarnaast investeert KPCN komend jaar zowel kwalitatief (door het opleiden van medewerkers) als kwantitatief (door het aantrekken van een financieel rechercheur) in Finec. De Kustwacht voor het Caribisch deel van het Koninkrijk fungeert als een maritieme opsporingsdienst en heeft als prioriteit smokkel van drugs, mensen en wapens in haar jurisdictie (op zee) op te sporen. Saba en St Eustatius worden bediend vanuit het steunpunt op Sint Maarten; Bonaire vanuit dat op Curaçao maar er is ook permanente Kustwachtpresentie op het eiland. Daarnaast zijn er vaste en mobiele walradars die bewegingen op zee kunnen detecteren en vliegend materieel om aan signalen eerste opvolging te geven. De Kustwacht is een samenwerkingsorganisatie van alle vier de landen van het Koninkrijk. Zij doet jaarlijks aan uw Kamer verslag van haar activiteiten en resultaten. De Kustwacht wordt gefinancierd door de deelnemende landen van het Koninkrijk, volgens een vaste verdeelsleutel. Meting van de effectiviteit van de aanpak van georganiseerde (drugs)criminaliteit is moeilijk om dat niet met zekerheid bepaald kan worden wat de totale omvang daarvan is («dark number»). Dat is in het Europese deel van Nederland niet anders.
189
Hoeveel meldingen van verdachte transacties zijn de afgelopen vijf jaar binnengekomen bij de Financial Intelligence Unit (FIU)? Hoeveel van die meldingen zijn ook daadwerkelijk onderzocht? Kan dit per jaar uiteen worden gezet?
In de openbare jaaroverzichten van de Financial Intelligence Unit-Nederland (FIU-Nederland), welke ook aan uw Kamer worden aangeboden, is opgenomen hoeveel meldingen van ongebruikelijke transacties de FIU-Nederland ontvangt van verschillende instellingen zoals neergelegd in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. Vervolgens analyseert de FIU-Nederland in het wettelijk kader van het voorkomen en opsporen van misdrijven alle meldingen van ongebruikelijke transacties en komt zij in bepaalde gevallen tot verdachte transacties. De door FIU-Nederland verdacht verklaarde transacties worden ter beschikking gesteld aan diverse (bijzondere) opsporingsdiensten en inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
In de tabel in de bijlage zijn zowel de meldingen van ongebruikelijke transacties die bij de FIU-Nederland zijn binnengekomen als de door de FIU-Nederland verdacht verklaarde transacties opgenomen van de afgelopen vijf jaar, uitgesplitst per jaar40. Hierbij wordt opgemerkt dat een ongebruikelijke transactie die in het ene jaar wordt ontvangen niet persé in datzelfde jaar verdacht wordt verklaard. De ongebruikelijke transacties blijven vijf jaar in de database van de FIU-Nederland en er kan gedurende die gehele periode op enig moment reden zijn een ongebruikelijke transactie verdacht te verklaren.
190
Hoeveel beoordelingsaanvragen heeft de FIU in de wacht staan? Hoeveel verdachte transacties zijn het afgelopen jaar aangemeld bij de opsporing? Bij hoeveel was sprake van vervolging?
Het aantal verdachte transacties van de afgelopen vijf jaar is reeds opgenomen in het antwoord op vraag 189. Verder worden, zoals in de openbare jaaroverzichten van de FIU-Nederland is opgenomen en eerder ook aan uw Kamer desgevraagd is aangegeven41, alle door de FIU-Nederland verdacht verklaarde transacties ter beschikking gesteld aan de diverse (bijzondere) opsporingsdiensten en inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Door de opsporing wordt op uiteenlopende wijzen gebruik gemaakt van de verdachte transactie, onder meer als sturingsinformatie, startinformatie voor of onderdeel van bewijs in een strafzaak. Hierbij is van belang dat in bepaalde gevallen één verdachte transacties direct de aanleiding kan zijn voor een opsporingsonderzoek, terwijl in andere gevallen een reeks van samenhangende verdachte transacties, vaak ook gecombineerd met andersoortige informatie, gezamenlijk een dossier opleveren dat aan het OM wordt overgedragen. Daar waar verdachte transacties als sturingsinformatie worden gebruikt voor de inrichting van een strafrechtelijk onderzoek zijn deze niet als zodanig geoormerkt in eventuele verdere opsporings- en vervolgingsonderzoeken, onder meer omdat een verdachte transacties nog geen redelijk vermoeden van schuld betekent als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. Voorts registreert het OM niet op grond van welke soort informatie een strafzaak is gestart. De verdachte transactie wordt in een dergelijk geval niet als zodanig expliciet genoemd in het bewijsmiddelenoverzicht in het strafdossier. Voorgaande brengt met zich dat verdachte transacties een belangrijke bijdrage leveren aan de vervolging van verdachten van misdrijven, doch dat niet kan worden aangegeven bij hoeveel verdachte transacties sprake was van een vervolging.
191
Kunt u inzichtelijk maken welke kosten jaarlijks gemaakt worden voor de vergoedingen die door de rechter vastgesteld worden met betrekking tot onrechtmatige detentie?
In 2018 is 6,1 miljoen euro aan schadevergoedingen voor onrechtmatige detentie uitgekeerd. In 2017 was dat 7,5 miljoen euro.
192
Hoeveel verkeersboetes werden er in 2019 opgelegd?
Over het aantal opgelegde verkeersboetes op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) wordt per tertaal gerapporteerd. In het eerste tertaal van 2019 zijn er 2.729.223 verkeersboetes opgelegd en in het tweede tertaal 2.974.497. Dit betekent dat in de eerste 8 maanden van 2019 er in totaal 5.703.720 verkeersboetes op grond van de Wahv zijn opgelegd. Over het derde tertaal zal begin 2020 gerapporteerd worden.
193
Hoeveel jongeren van 18 jaar of ouder zijn in 2018 en in 2019 op grond van het Adolescentenstrafrecht, volgens het Jeugdstrafrecht, berecht?
Het WODC signaleert een forse vertraging in de registratie van deze zaken. Dit komt vanwege het feit dat het om betrekkelijk kleine absolute aantallen gaat in combinatie met een langere strafrechtelijke doorlooptijd. Indien het WODC de aantallen over 2018 nu opvraagt dan is de kans dus aanzienlijk dat deze cijfers volgend jaar anders zijn. Dat is de reden waarom het WODC de cijfers over recent afgeronde kalenderjaren (2018) niet betrouwbaar acht om over te rapporteren. Dat geldt dan ook voor 2019.
194
Hoeveel jongeren jonger dan 18 jaar (16 of 17 jaar) zijn in 2018 en in 2019 op grond van het Adolescentenstrafrecht, volgens het Volwassenstrafrecht, berecht?
Het WODC signaleert een forse vertraging in de registratie van deze zaken. Dit komt vanwege het feit dat het hier om hele kleine absolute aantallen gaat in combinatie met een langere strafrechtelijke doorlooptijd. In 2017 waren het minder dan tien strafzaken. Indien het WODC de aantallen over 2018 nu opvraagt dan is de kans dus aanzienlijk dat deze cijfers volgend jaar anders zijn. Dat is de reden waarom het WODC de cijfers over recent afgeronde kalenderjaren (2018) niet betrouwbaar acht om over te rapporteren. Dat geldt dan ook voor 2019.
195
Hoeveel jongeren tot en met 22 jaar waren in 2018 en in 2019 verdachte van een misdrijf? Hoe verhoudt zich dat tot het totale aantal verdachten van misdrijven?
Het CBS publiceert elk jaar cijfers hierover. Het meest recente jaar daarbij is 2018 en het betreft hier nog voorlopige cijfers. In 2018 werden bijna 160.000 personen door de politie verdacht van het plegen van een misdrijf. Het gaat hier om 0,9 procent van de bevolking van 12 jaar en ouder. Het CBS geeft daarbij ook cijfers naar verschillende vaste leeftijdscategorieën. Bij de leeftijdscategorie 12–18 jaar gaat het om 16.140 personen (1,3%), en bij de leeftijdscategorie 18–25 jaar 34.180 (1,9%).
196
Hoeveel jongeren verbleven in 2018 en in 2019 in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI)?
Over 2018 zijn in totaal gemiddeld 404 plaatsen bezet in de JJI’s. Het totaal aantal ingestroomde jongeren in 2018 is 1.779. Over de periode januari t/m september 2019 zijn er 1.425 jongeren in een JJI ingestroomd. De gemiddelde bezetting in de JJI’s in dezelfde periode is 449 plaatsen.
197
Hoe vaak is in 2018 een levenslange gevangenisstraf opgelegd?
De Rvdr heeft laten weten dat in 2018 in eerste aanleg één keer een levenslange gevangenisstraf is opgelegd. In deze zaak is men in hoger beroep gegaan. Dit hoger beroep is nog niet behandeld, de straf is dus nog niet onherroepelijk. Daarnaast is in 2018 twee keer in hoger beroep een levenslange gevangenisstraf opgelegd, terwijl in eerste aanleg geen levenslange gevangenisstraf is opgelegd. In deze beide zaken is de straf onherroepelijk.
198
Hoe vaak is in 2019 een levenslange gevangenisstraf opgelegd?
De Rvdr heeft laten weten dat in 2019 in eerste aanleg vier keer een levenslange gevangenisstraf is opgelegd. In deze zaken is men in hoger beroep gegaan. Deze hoger beroepszaken zijn nog niet behandeld, de straffen zijn dus nog niet onherroepelijk.
199
Hoe vaak is in 2017, 2018 en in 2019 een taakstraf opgelegd voor een misdrijf, uitgesplitst per delict?
De Rvdr heeft laten weten geen informatie te hebben op delictsniveau. De Raad verwijst naar de rapportage Criminaliteit & Rechtshandhaving 2018 van het WODC, hoofdstuk 6, tabel 6.8 «Door de rechter in eerste aanleg afgedane misdrijfzaken: opgelegde (deels) onvoorwaardelijke taakstraffen naar delictgroep».42
200
Is er een causaal verband tussen de behandelingen in tbs-klinieken en de afname van de recidive?
De recidivecijfers van ex-tbs-gestelden laten al jaren een dalende trend zien. Dit volgt ook uit het meest recente WODC-rapport op dit thema, «Recidive na tbs, ISD en overige forensische zorg»43. In dit onderzoek wordt geconstateerd dat het percentage personen dat binnen twee jaar na uitstroom in 2014 recidiveert verhoudingsgewijs laag is voor de tbs met dwangverpleging, te weten 4% in zeer ernstige delicten en 19% in totaal. De behandeling in de tbs-klinieken is, kortom, effectief.
201
Kan een overzicht worden gegeven van de recidivecijfers van twee, vijf en tien jaar van gedetineerden die uitstromen van een terroristenafdeling?
Hierover zijn geen cijfers geregistreerd. In de recidivecijfers wordt geen uitsplitsing gemaakt naar uitstroom uit de terroristenafdeling, omdat de aantallen per jaar te laag zijn. Per jaar gaat het om ongeveer 20 personen die uit een dergelijke afdeling vrijkomen.
Bij brief van 16 september jongstleden is uw Kamer geïnformeerd over de aanpak ten behoeve van een veilige re-integratie van geradicaliseerde (ex-)gedetineerden.44 Het verkrijgen van meer zicht op de effectiviteit van interventies op deze groep maakt deel uit van deze aanpak.
202
Hoeveel gedetineerden zaten afgelopen jaar in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC)?
In 2018 zaten 1.032 gedetineerden in een PPC. In 2019 zaten tot en met de maand september 994 gedetineerden in een PPC.
203
Kan een overzicht worden gegeven van de recidivecijfers van twee, vijf en tien jaar van gedetineerden die uitstromen uit een PPC?
Recidive na uitstroom uit de PPC komt pas voor vanaf 2010, dus gegevens over recidive strekken slechts tot acht jaar na uitstroom. De aantallen uitstroom PPC zijn verder zodanig klein dat een uitsplitsing alleen naar PPC niet mogelijk is. Het WODC heeft ervoor gekozen om deze uitstroom met andere zorgsettings samen te nemen (zoals forensische verslavingsklinieken en de ISD extramurale fase). De algemene recidive na uitstroom uit een zorgsetting staat weergegeven in de tabel in de bijlage45.
204
Hoeveel personen hadden in 2018 en in 2019 een enkelband?
In 2018 droegen bij benadering 4.000 personen een enkelband. Uit de momenteel verwerkte informatie over 2019 komt naar voren dat in de periode van januari tot oktober ongeveer 3.000 personen een enkelband droegen.
205
Hoe vaak is in 2018 een enkelband gesaboteerd?
Uit gegevens van reclassering en DJI blijkt dat in 2018 sprake was van 103 onttrekkingen gecombineerd met sabotage van een enkelband.
206
Hoe vaak is in 2019 een enkelband gesaboteerd?
Uit gegevens van reclassering en DJI blijkt dat in de periode van januari tot oktober 2019 sprake is van 84 onttrekkingen gecombineerd met sabotage van een enkelband.
207
Hoe vaak is in 2018 aangifte gedaan van verkrachting en hoeveel verkrachtingszaken zijn in 2018 voor de rechter geweest?
In 2018 is 688 keer aangifte gedaan van (poging tot) verkrachting. In 2018 zijn in eerste aanleg 247 zaken berecht waarin (poging tot) verkrachting als misdrijf door het OM (mede) ten laste is gelegd. Vanwege doorlooptijden binnen de keten zal (zo mogelijk) berechtiging in eerste aanleg van een deel van de in 2018 gestarte opsporingsonderzoeken pas in 2019 of later plaatsvinden.
208
Hoe vaak is in 2019 aangifte gedaan van verkrachting en hoeveel verkrachtingszaken zijn voor de rechter geweest?
In 2019 is tot en met 30 september 499 keer aangifte gedaan van (poging tot) verkrachting. In 2019 zijn tot en met 30 september in eerste aanleg 172 zaken berecht waarin (poging tot) verkrachting als misdrijf door het OM (mede) ten laste is gelegd. Vanwege doorlooptijden binnen de keten zal (zo mogelijk) berechtiging in eerste aanleg van een deel van de in 2019 gestarte opsporingsonderzoeken pas in 2020 of later plaatsvinden.
209
Wat was de laagst opgelegde celstraf voor verkrachting in 2018?
De laagst opgelegde celstraf voor meerderjarige daders was 270 dagen voorwaardelijke celstraf en voor minderjarige daders 90 dagen voorwaardelijke celstraf. Hierbij is uitgegaan van zaken waarin alleen verkrachting bewezen is verklaard.
210
Wat was de laagst opgelegde celstraf voor verkrachting in 2019?
De laagst opgelegde celstraf was in 2019 (tot en met 30 september) voor meerderjarige daders 180 dagen celstraf waarvan 1 dag onvoorwaardelijk en voor minderjarige daders 90 dagen voorwaardelijke celstraf. Hierbij is uitgegaan van zaken waarin alleen verkrachting bewezen is verklaard.
211
Wat was de hoogst opgelegde celstraf voor verkrachting in 2018?
De hoogst opgelegde celstraf was in 2018 2.190 dagen (zes jaar) onvoorwaardelijke celstraf. Hierbij is uitgegaan van zaken waarin alleen verkrachting bewezen is verklaard.
212
Wat was de hoogst opgelegde celstraf voor verkrachting in 2019?
De hoogst opgelegde celstraf was in 2019 (tot en met 30 september) 2.190 dagen (zes jaar) onvoorwaardelijke celstraf. Hierbij is uitgegaan van zaken waarin alleen verkrachting bewezen is verklaard.
213
Hoeveel tbs’ers waren er in 2018?
Over 2018 waren er gemiddeld 1.310 plaatsen bezet.
214
Hoeveel tbs’ers waren er in 2019?
Over de eerste negen maanden van 2019 waren gemiddeld 1.322 plaatsen bezet.
215
Hoeveel tbs’ers hebben zich in 2018 onttrokken?
In 2018 vonden er 30 onttrekkingen plaats. In 2018 waren er geen ontvluchtingen.
216
Hoeveel tbs’ers hebben zich in 2019 onttrokken?
In 2019 vonden (tot en met 15 oktober) 39 onttrekkingen plaats. Eén van deze onttrekkingen betrof een ontvluchting.
217
Hoeveel tbs’ers hebben in 2018 een strafbaar feit gepleegd?
Tijdens de tbs gepleegde strafbare feiten worden bijgehouden in individuele dossiers van tbs-gestelden. Deze worden niet (zodanig) centraal geregistreerd. Zoals aan uw Kamer is toegezegd in de brief van 27 mei 2019 is aan DJI opdracht gegeven een registratie in te richten, waarmee dit centraal kan worden bijgehouden.46
Op dit moment kan enkel iets worden gezegd over het aantal keer dat de maatregel «Eén jaar geen verlof» is toegepast vanwege verdenking van een nieuw strafbaar feit. Het gaat om twee gevallen waarbij zowel sprake was van een onttrekking als een verdenking van een nieuw (niet tbs-waardig) strafbaar feit.
218
Hoeveel tbs’ers hebben in 2019 een strafbaar feit gepleegd?
Tijdens de tbs gepleegde strafbare feiten worden bijgehouden in individuele dossiers van tbs-gestelden. Deze worden niet (zodanig) centraal geregistreerd. Zoals aan uw Kamer is toegezegd in de brief van 27 mei 2019 is DJI de opdracht gegeven een registratie in te richten, waarmee dit centraal kan worden bijgehouden.47
Om een beeld te geven van het aantal nieuw gepleegde strafbare feiten kan gekeken worden naar het aantal keer dat de maatregel «Eén jaar geen verlof» is toegepast vanwege verdenking van een nieuw strafbaar feit. De informatie over 2019 wordt na het kalenderjaar definitief vastgesteld. Deze informatie zal in 2020 aan uw Kamer worden verstrekt.
219
Hoeveel tbs’ers verbleven in 2015, 2016, 2017, 2018 en 2019 op de longstayafdeling van een tbs-kliniek?
In 2015 bedroeg de gemiddelde bezetting 115 personen, in 2019 is deze afgenomen tot 95. In de tussenliggende jaren 2016 – 2018 waren dit respectievelijk 107, 104 en 103 personen.
220
Hoeveel tbs’ers zijn in 2018 van de longstayafdeling van een tbs-kliniek uitgestroomd? Waar gingen deze tbs’ers naartoe?
In 2018 zijn negen tbs-gestelden met een longstay-indicatie uitgestroomd van de longstayafdeling. Vier personen zijn overleden. Twee personen zijn overgeplaatst naar een transmurale voorziening. Dat is een forensisch psychiatrische inrichting met een lager beveiligingsniveau dan een tbs-kliniek. Drie personen zijn ingestroomd op een reguliere tbs-afdeling binnen een kliniek.
221
Hoeveel tbs’ers zijn in 2018 op de longstayafdeling van een tbs-kliniek ingestroomd?
In 2018 zijn vier personen met een longstay-indicatie ingestroomd op de longstayafdeling.
222
Hoeveel tbs’ers zijn in 2019 van de longstayafdeling van een tbs-kliniek uitgestroomd? Waar gingen deze tbs’ers naartoe?
In 2019 zijn elf personen met een longstay-indicatie uitgestroomd van de longstayafdeling. Drie personen zijn overleden. Eén persoon is overgeplaatst naar een transmurale voorziening. Dat is een forensisch psychiatrische inrichting met een lager beveiligingsniveau dan tbs. Zeven personen zijn ingestroomd op een reguliere tbs-afdeling binnen een kliniek.
223
Hoeveel tbs’ers zijn in 2019 op de longstayafdeling van een tbs-kliniek ingestroomd?
In 2019 zijn vijf personen met een longstay-indicatie ingestroomd op de longstayafdeling.
224
Bij hoeveel individuele gevangenen en hoe vaak is in 2018 in gevangenissen contrabande aangetroffen?
In 2018 is niet geregistreerd hoe vaak contrabande is aangetroffen. Dat wordt pas vanaf 2019 geregistreerd. Zie verder het antwoord op vraag 225.
225
Bij hoeveel individuele gevangenen en hoe vaak is in 2019 in gevangenissen contrabande aangetroffen?
Zoals uw Kamer op 11 juli 2019 is bericht, wordt sinds 2019 centraal geregistreerd hoeveel contrabande er zijn aangetroffen (Kamerstukken II, 2018/19, 24 587, nr. 748). Van januari tot en met augustus 2019 zijn 3.224 vondsten geregistreerd. Het betrof vooral drugs (61%) en communicatiemiddelen/informatiedragers (33%).
Deze werden hoofdzakelijk aangetroffen bij een gedetineerde (57%), vaak op zijn cel of bij invoer goederen. In veel gevallen is de contrabande niet toe te rekenen aan een gedetineerde omdat deze in een algemene ruimte wordt aangetroffen zoals de luchtplaats. In de centrale registratie wordt niet bijgehouden op hoeveel unieke gedetineerden de vondsten betrekking hebben. Wel worden de vondsten geregistreerd in het dossier van de gedetineerde. Die informatie is echter niet centraal te ontsluiten.
226
Bij hoeveel individuele tbs’ers en hoe vaak is in 2018 in tbs-klinieken contrabande aangetroffen?
DJI heeft een registratiesysteem ontwikkeld waarmee in de penitentiaire inrichtingen aangetroffen contrabande wordt geregistreerd. Dit systeem is per 1 januari 2019 operationeel. Momenteel wordt bepaald hoe een registratie van aangetroffen contrabande ook binnen de tbs-klinieken op eenduidige wijze kan worden vormgegeven, waarbij nadrukkelijk de afspraak wordt betrokken uit de meerjarenovereenkomst forensische zorg om te komen tot een vermindering van de administratieve lasten met 25 procent. DJI streeft ernaar een meer uitgebreide registratie van aangetroffen contrabande in de tbs-klinieken medio 2020 operationeel te hebben.
Op dit moment worden bijzondere vondsten van contrabande al wel door de tbs-klinieken aan DJI gemeld. Dit betreft slag- en steekwapens en hoeveelheden verdovende middelen die de gebruikershoeveelheid overschrijden. In 2018 zijn vier bijzondere vondsten van contrabande bij individuele tbs-gestelden gemeld.
227
Bij hoeveel individuele tbs’ers en hoe vaak is in 2019 in tbs-klinieken contrabande aangetroffen?
DJI heeft een registratiesysteem ontwikkeld waarmee in de penitentiaire inrichtingen aangetroffen contrabande wordt geregistreerd. Dit systeem is per 1 januari 2019 operationeel. Momenteel wordt bepaald hoe een registratie van aangetroffen contrabande ook binnen de tbs-klinieken op eenduidige wijze kan worden vormgegeven, waarbij nadrukkelijk de afspraak wordt betrokken uit de meerjarenovereenkomst forensische zorg om te komen tot een vermindering van de administratieve lasten. DJI streeft ernaar een meer uitgebreide registratie van aangetroffen contrabande in de tbs-klinieken medio 2020 operationeel te hebben.
Bijzondere vondsten van contrabande worden op dit moment al wel door de tbs-klinieken aan DJI gemeld. Dit betreft slag- en steekwapens en hoeveelheden verdovende middelen die de gebruikershoeveelheid overschrijden. In 2019 zijn tot nu toe twaalf bijzondere vondsten van contrabande bij individuele tbs-gestelden gemeld.
228
Bij hoeveel jongeren in jeugddetentie en hoe vaak is in 2018 en in 2019 in jeugdgevangenissen contrabande aangetroffen?
In 2018 is niet op centraal niveau bijgehouden hoeveel contrabande er is aangetroffen. Slechts indien de vondst een ernstig of bijzonder karakter had, werd hiervan melding gemaakt bij het hoofdkantoor. Vanaf 2019 is er een registratiesysteem opgezet voor de voormalige sectoren GW, VB en Jeugd. De genoemde aantallen hebben betrekking op de periode januari tot en met augustus 2019. In deze periode zijn in totaal 455 vondsten contrabande gedaan bij jongeren. Indien rookwaar meegerekend wordt, dan is het 1.177. Roken is niet toegestaan voor 18-minners en kan hierdoor ingedeeld worden als contrabande.
229
Kunt u aangeven wat de recidivecijfers van tbs’ers zijn na twee, vijf en tien jaar uitgesplitst per type delict op grond waarvan zij tbs opgelegd hebben gekregen?
De tabel in de bijlage bevat de prevalentie van algemene recidive onder tbs-gestelden met dwangverpleging die zijn uitgestroomd in 2003–2007, uitgesplitst naar het type delict op grond waarvan zij tbs opgelegd hebben gekregen48. Deze cijfers betreffen het meest recent onderzochte uitstroomcohort dat al wel dusdanig lang geleden is uitgestroomd dat er uitspraken kunnen worden gedaan over hun recidive na respectievelijk twee, vijf en tien jaar.
230
Kunt u aangeven wat de recidivecijfers van gedetineerden zijn van twee, vijf en tien jaar uitgesplitst per type delict op grond waarvan zij celstraf opgelegd hebben gekregen?
In de tabel in de bijlage is de prevalentie van algemene recidive onder ex-gedetineerden uitgestroomd in 2007 uitgesplitst naar delicttype op grond waarvan zij in detentie hebben verbleven opgenomen49.
231
Hoeveel gedetineerden zijn tijdens een transport, bijvoorbeeld naar de rechtbank, ontsnapt of hebben hiertoe een poging gedaan? Hoeveel van deze gedetineerden, die daadwerkelijk zijn ontsnapt of hiertoe een poging hebben gedaan, waren op dat moment geboeid?
In de periode 1 januari 2015 tot en met 30 september 2019 heeft zich in totaal één gedetineerde onttrokken tijdens een transport door de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O); deze gedetineerde was tijdens dit transport niet geboeid. In dezelfde periode hebben negen gedetineerden een poging ondernomen om zich te onttrekken tijdens een transport door de DV&O, geen van deze gedetineerden was geboeid tijdens het transport.
Sommige transporten worden niet door de DV&O maar door personeel van de PI uitgevoerd. Tijdens dergelijke transporten heeft zich in bovengenoemd tijdvak één gedetineerde onttrokken; deze gedetineerde was tijdens dit transport niet geboeid. In die periode deden drie gedetineerden een poging tot onttrekking, geen van hen was geboeid.
232
Hoeveel rechtbanken hebben inmiddels een aparte ingang en aparte wachtkamers voor slachtoffers? Zijn deze ruimtes altijd beschikbaar, ook ad hoc indien een slachtoffer zich bedenkt en toch gebruik wil maken van een dergelijke ruimte?
Het is van belang dat slachtoffers tijdens en voorafgaand aan de zitting zoveel mogelijk worden beschermd tegen ongewenste confrontatie met de dader. Uit het onderzoek «Slachtoffervoorzieningen in de Rechtspraak» van de Raad voor de rechtspraak dat vorig jaar aan de Tweede Kamer is gezonden, blijkt dat bijna alle gerechten een aparte in- en uitgang hebben en dat alle gerechten beschikken over aparte wachtruimtes waar slachtoffers gescheiden van het andere publiek kunnen wachten.50 In de meeste gevallen kan van een afgezonderde ruimte gebruik gemaakt worden zonder reservering. Om ervoor te zorgen dat alle slachtoffers – indien zij dat wensen – van de beschikbare faciliteiten gebruik kunnen maken, dienen de gerechten te weten dat slachtoffers aanwezig willen zijn bij de zitting en wat hun wensen zijn.
Daarvoor is belangrijk dat slachtoffers op de hoogte zijn van de voorzieningen waar zij gebruik van kunnen maken, zodat zij hun wensen kenbaar kunnen maken. De Raad heeft laten weten dat de gerechten de aanbevelingen uit het onderzoeksrapport hebben omarmd en sindsdien stappen hebben gezet om onder andere de informatievoorziening aan slachtoffers over de beschikbare voorzieningen te verbeteren. Binnenkort stuurt de Raad haar evaluatierapport op. De Kamer wordt daarover geïnformeerd.
233
Klopt het dat wanneer het gezag bij één ouder ligt er geen juridische mogelijkheid is voor deze ouder om vóór de geboorte een voogd aan te wijzen in het geval er tijdens de geboorte of voor de aangifte bij de gemeente deze ouder iets overkomt?
Nee, dat klopt niet. Deze ouder kan al voor de geboorte van het kind in een testament een voogd aanwijzen. De andere manier om een voogd aan te wijzen, te weten door dit vast te leggen in het gezagsregister, is wel pas mogelijk vanaf de geboorte van het kind.
234
Kunt u de cijfers over 2018 geven van het aantal overvallen, straatroven, woninginbraken, mishandelingen, zedenmisdrijven, moord en doodslag, bedreigingen en openlijk geweld?
In de tabel in de bijlage zijn de door de politie geregistreerde misdrijven (inclusief pogingen) opgenomen over 201851. Voor moord en doodslag is gebruik gemaakt van gegevens van CBS, omdat politieregistraties van deze delicten niet voldoende gespecificeerd is.
235
Kunt u de cijfers over 2019 geven van het aantal overvallen, straatroven, woninginbraken, mishandelingen, zedenmisdrijven, moord en doodslag, bedreigingen en openlijk geweld?
In de tabel in de bijlage zijn de geregistreerde misdrijven (inclusief pogingen) opgenomen over de eerste negen maanden van 201952. Voor moord en doodslag zijn nog geen vastgestelde aantallen bekend.
236
Hoe komt het dat het aantal gewapende overvallen op winkels in 2019 is toegenomen, ondanks de integrale aanpak van de HIC?
Op basis van politiecijfers zijn er in de eerste negen maanden van dit jaar 209 overvallen gepleegd op de sector detailhandel (hieronder vallen winkels, benzinestations en supermarkten). In 2018 vonden er over dezelfde periode 186 overvallen plaats. Deze stijging is bekend en is een zorgelijke ontwikkeling.53 Er is op dit moment geen verklaring voor deze lichte stijging. De politie zet zich onverminderd in om overvallers op te sporen. Om te voorkomen dat het aantal overvallen verder stijgt, worden de cijfers gemonitord en wordt de lokale aanpak waar nodig ondersteund door de Taskforce Overvallen.
237
Welke maatregelen worden genomen het aantal overvallen op winkels tegen te gaan?
De Taskforce Overvallen voert een actieprogramma uit met 28 maatregelen om het fenomeen integraal tegen te gaan. Om slachtofferschap onder winkeliers te voorkomen worden diverse maatregelen genomen. Er zijn trainingen beschikbaar (zowel klassikaal als online) voor winkeliers en hun personeel. Ook is er aandacht voor technopreventie. In het traject «excellent cameratoezicht» geeft het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid vrijblijvend en gratis advies om camerasystemen in winkels te verbeteren. Tevens worden ondernemers verzocht om het camerasysteem aan te melden bij de landelijke database Camera in Beeld van de politie. Er is in diverse gemeenten ook op lokaal niveau ondersteuning beschikbaar om preventieve maatregelen te nemen. Om herhaald slachtofferschap te voorkomen is de regeling «stimulering preventieve maatregelen woning- en bedrijfsovervallen» bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven verlengd tot en met 2021. Met deze speciale regeling kunnen slachtoffers van een overval maximaal € 1.000,– subsidie krijgen om beveiligingsmaatregelen te nemen om herhaling te voorkomen.
238
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de privatisering van Holland Casino?
Op 17 mei dit jaar is de Eerste Kamer geïnformeerd over het kabinetsvoornemen het wetsvoorstel modernisering speelcasinoregime in te trekken.54 In die brief heeft MRb, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, aangegeven dat het nog steeds de voorkeur heeft van het kabinet om het aanbieden van landgebonden casinospelen in Nederland door private partijen te laten plaatsvinden in plaats van door een staatsdeelneming. Evenwel gaf een aantal fracties aan twijfels te hebben over de wenselijkheid van samenloop van het wetsvoorstel kansspelen op afstand (waarin online kansspelaanbod wordt gereguleerd) en het wetsvoorstel modernisering speelcasinoregime (waarin onder andere de privatisering van Holland Casino wordt geregeld). Het wetsvoorstel is daarom ingetrokken, zodat de regering opnieuw naar de tekentafel kan met het oog op het treffen van voorbereidingen voor een mogelijk nieuw privatiseringstraject.
239
Wat zijn de overwegingen om toezicht en werkstraffen door de reclasseringsorganisaties lumpsum te gaan financieren? Hoe wordt invulling gegeven aan die lumpsumgerichte financiering?
Lumpsumfinanciering houdt in dat de budgettoekenning plaats vindt op basis van vooraf gestelde criteria waarmee alle activiteiten gefinancierd moeten worden. Dat geldt op dit moment uitsluitend voor advies door de reclassering. De huidige financiering van de producten toezicht en werkstraffen is gebaseerd op de omvang van de activiteiten die zijn verricht. Er is voor deze producten op dit moment dan ook geen sprake van lumpsumfinanciering of een overgang daartoe.
240
Hoeveel ouderen van 65 jaar en ouder waren in 2017, 2018 en 2019 slachtoffer van een misdrijf? Hoe verhoudt zich dat tot het totale aantal slachtoffers van misdrijven?
In de tabel in de bijlage is zichtbaar hoeveel personen met de leeftijd van 65 jaar of ouder slachtoffer zijn geworden van een misdrijf in de jaren 2017 tot en met 2019 (tot en met juni 2019) ten opzichte van de bevolkingsgroep tot 64 jaar oud55. Zichtbaar is dat de kans op slachtofferschap voor 65-plussers lager is dan die is voor 65-minners.
241
Welke kosten heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid in 2018 en 2019 gemaakt ten behoeve van (leden van) het Koninklijk Huis (denk bijvoorbeeld aan beveiliging door de politie, KMar, Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB))? Welk bedrag is hiervoor gereserveerd in de begroting van 2020?
De MJenV heeft op basis van de Politiewet 2012 de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de leden van het Koninklijk Huis en is daarmee verantwoordelijk voor een adequate en proportionele uitvoering van de beveiliging rondom de leden van het koninklijk huis en hun woon- en werkverblijven. De MJenV en de Minister van Defensie, afhankelijk van de uitvoeringsafspraken per object en persoon, zorgen voor de uitvoering daarvan in personele zin. Als uitvloeisel van deze verantwoordelijkheidsverdeling hebben genoemde Ministers het budget voor de respectievelijke beveiligingsuitgaven op hun begroting staan, ongeacht of deze uitgaven voor beveiliging betrekking hebben op bijvoorbeeld leden van het koninklijk huis, het kabinet, de Kamers der Staten-Generaal of andere door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen personen. Vanwege veiligheidsrisico’s worden deze uitgaven niet nader toegerekend, omdat daar informatie over de beveiliging aan zou kunnen worden ontleend naar de te beveiligen objecten en personen.
242
Kunt u de kosten die gemaakt worden voor project NL-Alert uitsplitsen? Hoeveel kost het beheer en hoeveel kost de verdere doorontwikkeling en exploitatie?
De totale kosten voor NL-Alert bedragen in 2019 naar verwachting 4,8 miljoen euro. Hiervan zullen de uitgaven ten behoeve van het beheer en exploitatie van NL-Alert naar verwachting ongeveer 3,3 miljoen euro bedragen. Ten behoeve van de communicatie rondom NL-Alert is dat bedrag naar verwachting 1 miljoen euro. De verwachting van de uitgaven voor de ontwikkeling NL-Alert voor 2019 is ongeveer 0,5 miljoen euro.
243
Hoeveel asielaanvragen zijn in 2018 en in 2019 afgewezen op grond van openbare orde? Welk percentage betreft dit?
In 2018 zijn in totaal 45 asielvergunningen geweigerd of ingetrokken op grond van openbare orde. In 2019 zijn tot 1 juli 2019 in totaal minder dan 20 asielaanvragen geweigerd of ingetrokken op grond van openbare orde
244
Hoeveel aanvragen nareis zijn in 2018 en in 2019 afgewezen op grond van openbare orde? Welk percentage betreft dit?
In 2018 zijn in totaal minder dan tien aanvragen nareis geweigerd op grond van openbare orde. In 2019 was dat tot 1 juli in minder dan tien aanvragen nareis het geval.
245
Hoeveel verblijfsvergunningen zijn in 2019 ingetrokken op grond van openbare orde? En hoeveel in de afgelopen vijf jaar?
In 2019 (t/m september) zijn 12.670 reguliere- en 170 asielvergunningen ingetrokken. In de afgelopen vijf jaar (2014–2018) zijn 49.130 reguliere en 1670 asielvergunningen ingetrokken. De IND kan om verschillende redenen een verblijfsvergunning intrekken. Dat kan bijvoorbeeld als de vreemdeling uit Nederland is vertrokken voordat diens verblijfsvergunning is verlopen (dit betreft het merendeel van de intrekkingen) of als er niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening. Dit laatste kan bijvoorbeeld blijken uit het feit dat niet meer wordt beschikt over voldoende middelen van bestaan en/of er een beroep op de bijstand wordt gedaan.
Ten aanzien van asielzoekers of vreemdelingen die in het bezit zijn van een asielvergunning zijn cijfers te leveren over het aantal waarvan in een bepaalde periode asielvergunningen zijn geweigerd of ingetrokken op grond van openbare orde. Ten aanzien van reguliere vergunningen is dit niet mogelijk. Ten aanzien van asiel is dit sinds februari 2016 handmatig geregistreerd na een toezegging aan de Kamer56. Vanaf februari 2016 zijn er 40 asielvergunningen geweigerd of ingetrokken op grond van openbare orde. In 2017 waren dit in totaal 90 asielvergunningen. In 2018 waren dit in totaal 40 asielvergunningen. En in 2019 zijn tot 1 juli 2019 in totaal minder dan 20 asielaanvragen geweigerd of ingetrokken op grond van openbare orde. Cijfers zijn afgerond op tientallen.
246
Hoeveel asielvergunningen zijn in 2019 ingetrokken omdat het land van herkomst weer veilig was om naar terug te keren? En in de afgelopen vijf jaar? Welke landen betrof dit?
Intrekkingen worden wel geregistreerd maar de genoemde intrekkingsgrond is niet separaat te genereren uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van de IND.
247
Hoeveel aanvragen om een verblijfsvergunning onbepaalde tijd zijn in 2019 afgewezen omdat niet aan het inburgeringsvereiste werd voldaan? En in de afgelopen vijf jaar? Kan dit uitgesplitst worden naar asiel en regulier?
Doordat er meerdere afdoeningsgronden/intrekkingsgronden geregistreerd kunnen worden, is een selectie hiervan op alleen inburgering niet mogelijk. Om die reden kunnen er geen gevalideerde cijfers uit de geautomatiseerde systemen van de IND worden gegenereerd.
248
Bij hoeveel aanvragen om een verblijfsvergunning onbepaalde tijd is in 2019 met succes een beroep gedaan op vrijstelling van het inburgeringsvereiste? En in de afgelopen vijf jaar? Kan dit uitgesplitst worden naar asiel en regulier?
De gevraagde gegevens worden wel geregistreerd in het beslissysteem INDiGO maar zijn nog niet eenduidig en op betrouwbare wijze uit de geautomatiseerde systemen van de IND te genereren.
249
Hoeveel Dublinclaims waren er in 2018 en in 2019? Hoeveel Dublinclaims zijn in 2018 en in 2019 geëffectueerd en welk percentage betreft dit?
In 2018 heeft de IND 11.770 uitgaande Dublinclaims geregistreerd. In 2019 (t/m september) betrof dit een aantal van 10.320.
In 2018 zijn er ca. 5.730 vreemdelingen uitgestroomd uit de caseload van DT&V bij wie een Dublinclaim aanwezig is geweest. In ca. 1.870 (33%) van deze zaken heeft aantoonbaar vertrek op een Dublinclaim naar het claim land plaatsgevonden.
In 2019 t/m september zijn er ca. 5.490 vreemdelingen uitgestroomd bij wie een Dublinclaim aanwezig is geweest. In ca. 1.780 (32%) van deze zaken heeft aantoonbaar vertrek op een Dublinclaim naar het claim land plaatsgevonden en in ca. 3.710 zaken (68%) is de Dublinclaim niet geëffectueerd: 2.960 vreemdelingen zijn zelfstandig zonder toezicht vertrokken, 370 vreemdelingen zijn op andere wijze aantoonbaar uit Nederland vertrokken (vrijwel allemaal naar land van herkomst), 280 zijn uitgestroomd vanwege een toelatingsaanvraag en 100 zijn uitgestroomd vanwege vergunningverlening.
250
Hoeveel asielverzoeken zijn in totaal ingediend in Nederland in 2019? En in de afgelopen vijf jaar? Hoeveel van deze asielverzoeken zijn ingewilligd en welk percentage betreft dit?
Zie de tabellen in de bijlage57.
251
Hoeveel eerste asielverzoeken zijn ingediend in Nederland in 2019? En in de afgelopen vijf jaar? Hoeveel van deze eerste asielverzoeken zijn ingewilligd en welk percentage betreft dit?
Zie de tabellen in de bijlage58.
252
Hoeveel aanvragen nareis zijn in 2019 ingediend in Nederland? En in de afgelopen vijf jaar? Hoeveel van deze aanvragen nareis zijn ingewilligd en welk percentage betreft dit?
Zie de tabellen in de bijlage59.
253
Hoeveel asielverzoeken door Syriërs zijn in totaal ingediend in Nederland in 2019? En in de afgelopen vijf jaar? Hoeveel van deze aanvragen zijn ingewilligd en welk percentage betreft dit?
Zie de tabellen in de bijlage60.
254
Hoeveel asielverzoeken zijn in totaal ingediend in Europa in 2019? En in de afgelopen vijf jaar? Hoeveel van deze asielverzoeken zijn ingewilligd en welk percentage betreft dit?
De hierna genoemde cijfers zijn samengesteld op basis van openbare informatie te vinden op Eurostat. De cijfers van Eurostat worden volgens de internationale definities samengesteld en kunnen afwijken van de nationale definities. Daarmee zijn de uitkomsten niet altijd vergelijkbaar met nationale cijfers. De precieze definities zijn te vinden op de website van Eurostat. In 2019 zijn er 339.110 asielverzoeken ingediend. In de periode 2013 t/m 2018 waren dat er 4.997.575.
Eurostat geeft geen informatie over beslissingen op het totaal aantal asielaanvragen waardoor niet valt te bepalen welk deel is ingewilligd. Eurostat geeft dergelijke informatie wel voor de eerste asielaanvragen.
255
Hoeveel eerste asielverzoeken zijn ingediend in Europa in 2019? En in de afgelopen vijf jaar? Hoeveel van deze eerste asielverzoeken zijn ingewilligd en welk percentage betreft dit?
De tabellen in de bijlage zijn samengesteld op basis van openbare informatie te vinden op Eurostat61. De cijfers van Eurostat worden volgens de internationale definities samengesteld en kunnen afwijken van de nationale definities. Daarmee zijn de uitkomsten niet altijd vergelijkbaar met nationale cijfers. De precieze definities zijn te vinden op de website van Eurostat. Er dient verder opgemerkt te worden dat het eerste deel van de vraag ziet op de instroom (aantal asielverzoeken) en het tweede deel van de vraag op de uitstroom (inwilliging van asielverzoeken). Dit zijn twee separate groepen die niet als een cohort kunnen worden beschouwd. De cijfers weerspiegelen de instroom en uitstroom binnen de betreffende periodes.
In de eerste tabel is af te lezen dat er tot en met juni 2019 307.045 eerste asielverzoeken zijn ingediend en van 2013 t/m 2018 4.631.480 eerste asielverzoeken.
In de tweede tabel staat het aantal beslissingen op eerste asielaanvragen binnen de EU.
Zoals eerder genoemd zijn de internationale definities van Eurostat van toepassing. Bij de interpretatie van de inwilligingscijfers is van belang mee te nemen dat de inwilligingspercentages bij Eurostat doorgaans hoger liggen dan volgens de nationale definities. Reden hiervoor is bijvoorbeeld dat «Dublin» bij Eurostat niet gezien wordt als een afwijzing (maar meer als een doorverwijzing) en niet binnen het totaal valt.
In de periode 2013 t/m 2018 was het inwilligingspercentage binnen de EU voor eerste asielaanvragen gemiddeld 49%, in 2019 was dit 35%.
256
Hoeveel asielverzoeken door Syriërs zijn in totaal ingediend in Europa in 2019? En in de afgelopen vijf jaar? Hoeveel van deze aanvragen zijn ingewilligd en welk percentage betreft dit?
De tabellen in de bijlage zijn samengesteld op basis van openbare informatie te vinden op Eurostat62. De cijfers van Eurostat worden volgens de internationale definities samengesteld en kunnen afwijken van de nationale definities. Daarmee zijn de uitkomsten niet altijd vergelijkbaar met nationale cijfers. De precieze definities zijn te vinden op de website van Eurostat. Er dient verder opgemerkt te worden dat het eerste deel van de vraag ziet op de instroom (aantal asielverzoeken) en het tweede deel van de vraag op de uitstroom (inwilliging van asielverzoeken). Dit zijn twee separate groepen die niet als een cohort kunnen worden beschouwd. De cijfers weerspiegelen de instroom en uitstroom binnen de betreffende periodes.
In de eerste tabel is af te lezen dat er in 2019 door Syriërs 34.755 asielverzoeken zijn ingediend, waarvan 33.290 eerste asielverzoeken.
Eurostat geeft geen informatie over beslissingen op het totaal aantal asielaanvragen, alleen over beslissingen op eerste asielaanvragen. In de volgende tabel staat het aantal beslissingen op eerste asielaanvragen binnen de EU.
Zoals eerder genoemd zijn de internationale definities van Eurostat van toepassing. Bij de interpretatie van de inwilligingscijfers is van belang mee te nemen dat de inwilligingspercentages doorgaans hoger liggen dan volgens de nationale definities. Reden hiervoor is bijvoorbeeld dat «Dublin» bij Eurostat niet gezien wordt als een afwijzing (maar meer als een doorverwijzing) en niet binnen het totaal valt.
257
Hoeveel Syrische vluchtelingen heeft de EU uit Turkije opgenomen in 2019? En hoeveel sinds 2016?
In het voortgangsrapport van de Europese Commissie dd. 16-10-201963 staat op pagina 6 een aantal genoemd van ruim 25.000 Syrische vluchtelingen naar EU- lidstaten sinds april 2016. In het rapport wordt het aantal voor 2019 niet genoemd. De voortgang in Nederland wordt in de maandelijkse uitgaven van de Asylum Trends64 weergegeven.
258
Kan met cijfers toegelicht worden dat de EU wel het beloofde aantal Syrische vluchtelingen uit Turkije heeft opgenomen?
Er is in het kader van de EU-Turkije Verklaring geen totaal aandeel hervestiging aan Turkije beloofd, maar de zogenoemde 1:1 afspraak gemaakt. Deze houdt in dat voor elke Syriër die vanaf de Griekse eilanden naar Turkije wordt teruggestuurd, een (andere) Syrische vluchteling uit Turkije naar de EU wordt hervestigd. Hoewel om verschillende redenen deze terugkeer achterblijft, waarover uw Kamer meermaals is geïnformeerd,65 zijn volgens de Europese Commissie sinds april 2016 ruim 25.000 Syrische vluchtelingen uit Turkije hervestigd naar EU lidstaten.66
259
Welk percentage «veilige landers» is in 2019 aantoonbaar vetrokken? In hoeveel gevallen ging het om gedwongen vertrek? En in de afgelopen vijf jaar?
Zie de tabellen in de bijlage.
260
Wat zijn de stevige maatregelen die, in verband met de disproportionele overlast veroorzaakt door een beperkte groep vreemdelingen, zijn ingezet om hiertegen op te treden? Kan met cijfers toegelicht worden wat het effect van de inzet van deze maatregelen is geweest?
Er is sprake van een persoonsgerichte aanpak, waarbij intensief wordt samengewerkt door de diverse partners die in de vreemdelingenketen werkzaam zijn. Op deze manier kan er bijvoorbeeld voor worden gezorgd dat de asielaanvraag snel wordt afgehandeld, zodat het vertrek ter hand kan worden genomen. Andere maatregelen die opgelegd kunnen worden zijn o.a. het (tijdelijk) ontzeggen van opvangvoorzieningen of een overplaatsing naar een opvanglocatie met extra toezicht. Ook is de samenwerking met het strafrecht geïntensiveerd. Er zijn drie ketenmariniers gestart, waarvan één landelijke ketenmarinier, die momenteel een aanpak ontwikkelen om overlast van asielzoekers tegen te gaan, die in heel Nederland toepasbaar moet zijn. Onderdeel daarvan is het opstellen van een «Top X» van de zwaarste groep overlastgevende asielzoekers, die «op de huid zal worden gezeten» om duidelijk te maken dat hun gedrag in Nederland niet wordt getolereerd. De Kamer is op meerdere momenten per brief over de getroffen maatregelen geïnformeerd67.
Uw Kamer wordt jaarlijks met de Rapportage Vreemdelingenketen geïnformeerd over de cijfers die betrekking hebben op overlast en criminaliteit. Daarbij is het lastig om een ontwikkeling in die cijfers direct te koppelen aan de inzet van specifieke maatregelen, aangezien ook andere factoren daarin een rol kunnen spelen.
261
Hoe geeft u precies invulling aan de stabielere financiering van de IND? Kunt u toelichten wat er verandert in de financieringssystematiek?
De stabiele financiering van de IND gaat uit van een basisfinanciering, gebaseerd op een productieniveau bij een instroom van 22.500 asielaanvragen, die structureel is toegekend. Dit geeft de IND de mogelijkheid deze basis in te vullen met vaste capaciteit. Daarnaast is de extra productie die wordt verwacht op basis van de meerjarenproductieprognose (MPP) voor 3 i.p.v. 2 jaar verwerkt in het kader van IND. De IND zal pas hoeven te krimpen als op basis van de MPP meerjarig een productie wordt verwacht die onder de basisfinanciering uit komt. De hogere stabiele financiering en meerjarige verwerking van de productieramingen geven de IND de mogelijkheid haar bedrijfsvoering en productie beter te organiseren.
262
Waarom is uw streven niet dat de IND per 2021 álle zaken binnen de wettelijke termijn afdoet, in plaats van de door u genoemde 90%? Hoe verhoudt zich dit tot de door u overgenomen motie Van Ojik/Jasper van Dijk (Kamerstuk 19 637, nr. 2495) over het uiterlijk in 2021 binnen de wettelijke termijn brengen van de doorlooptijden van de (verlengde) asielprocedure?
De IND heeft de afgelopen periode diverse maatregelen genomen om in 2021 90% van de asielaanvragen binnen de wettelijke termijn af te doen. Genoemde motie ziet op een inspanningsverplichting om dit voor de zaken in de verlengde asielprocedure uiterlijk in 2020 te bewerkstelligen.
Een groot deel van de maatregelen die genomen zijn betreffen het uitbreiden van besliscapaciteit bij de IND. Het kost tijd om mensen aan te nemen en op te leiden. Het zal nooit mogelijk zijn om 100% van de zaken binnen de wettelijke termijn af te doen, omdat de IND in veel gevallen ook afhankelijk is van factoren en partijen buiten de eigen invloedssfeer.
263
Welk percentage van de aanvragen in het kader van de Afsluitingsregeling langdurig verblijvende kinderen is inmiddels afgehandeld?
De IND verwacht eind van het jaar op alle aanvragen in het kader van de Afsluitingsregeling langdurig verblijvende kinderen (ARLVK) een beslissing te hebben genomen. De Tweede Kamer zal daarna geïnformeerd worden over de afhandeling van de ARLVK, met daarin een cijfermatig totaaloverzicht.
264
Op welk moment in de procedure voor een aanvraag van een verblijfsvergunning (asiel of regulier) moeten de leges voor de aanvraag worden betaald?
Indien er sprake is van een aanvraag waarvoor leges zijn verschuldigd dienen deze bij het indienen van de aanvraag betaald te worden. Als betaling achterwege blijft wordt deze niet in behandeling genomen (artikel 24, tweede lid Vreemdelingenwet).
265
Hoeveel verzoeken voor discretionaire behandeling in het kader van schrijnendheid zijn door de IND ontvangen sinds het afschaffen van de discretionaire beoordelingsmogelijkheid van de Staatssecretaris?
De nieuwe werkwijze houdt in dat de IND sinds 1 mei 2019 in alle eerste aanvragen die in Nederland zijn ingediend, ambtshalve toetst of er sprake is van een schrijnende situatie.
De vreemdeling kan tot de uitspraak in hoger beroep nog op elk moment «bijzondere omstandigheden» aanvoeren, die betrokken dienen te worden in het besluit. Soms wordt expliciet beroep gedaan op de nieuwe bevoegdheid van de Hoofddirecteur IND, vaak ook betreft het een impliciet beroep.
Er wordt niet apart geregistreerd in hoeveel zaken de vreemdeling aangeeft dat hij vindt dat er sprake is van een schrijnende situatie, omdat de IND in alle eerste aanvragen ambtshalve toetst of er sprake is van schrijnendheid.
266
Hoeveel vergunningen zijn door de IND toegekend op basis van schrijnendheid sinds het afschaffen van de discretionaire beoordelingsmogelijkheid van de Staatssecretaris?
Sinds 1 mei 2019 heeft de Hoofddirecteur IND in één geval besloten een vergunning te verlenen op grond van een schrijnende situatie in de zin van artikel 3.6ba lid 1Vb.
267
Waarom kiest u er niet voor de financiering van de IND ook na 2020 op het peil van 2020 te houden tot het moment dat 100% van de asielprocedures binnen de wettelijke termijn wordt afgehandeld?
De huidige reeks in de begroting is samengesteld uit een stabiele financiering (á 365 mln.) en een variabel deel, voor drie jaar, dat is gebaseerd op de productieprognose eind 2018. Met deze beschikbare middelen zou de IND, op basis van gelijkblijvende omstandigheden, de benodigde productie kunnen realiseren om in 2021 90% van de asielprocedures weer binnen de wettelijke termijn te voldoen. Het is dus daarvoor niet noodzakelijk om de begroting na 2020 op hetzelfde peil te houden als 2020.
268
In hoeverre wordt bij aanmelding door een asielzoeker gecontroleerd op signalen van mensensmokkel?
Bij de identificatie en registratie van vreemdelingen hebben de KMar en politie en bij de intake van de asielaanvraag de IND nadrukkelijk aandacht voor signalen van migratiecriminaliteit (mensenhandel, mensensmokkel, identiteitsfraude). In dit verband kunnen de gegevensdragers zoals smartphones in het identificatie- en registratieproces (hierna: I&R-proces) worden onderworpen aan een algemene check op mogelijke signalen van mensensmokkel. Vervolgens wordt op basis van signalen uit de identificatie een selectie gemaakt voor nader onderzoek van de gegevensdragers. Bij verdachte indicaties op mensensmokkel worden de gegevensdragers vervolgens overgedragen aan de opsporing, buiten het I&R-proces, voor nader onderzoek. Ook worden gesprekken gevoerd met de migrant waarbij onder meer de reisroute, manier van en facilitators bij reizen en financiën aan de orde komen, die mogelijk ook tot signalen van mensensmokkel kunnen leiden. Verder worden bij de intake van de asielaanvraag door de IND specifieke vragen gesteld om mensensmokkel te identificeren. Als er signalen zijn dan kan de IND deze informatie weer delen met het expertise centrum mensensmokkel en mensenhandel voor een nadere analyse.
269
Hoeveel aankomsten van vluchtelingen via hervestigingen staan er gepland voor 2020? Kunt u dit uitsplitsen per kwartaal? En kunt u daarbij ook uitsplitsen welk deel valt onder het nationale quotum en welk deel valt onder het Europese hervestigingsquotum?
Nederland heeft toegezegd om in het kader van het EU hervestigingsprogramma voor 2020 maximaal 1.500 vluchtelingen te hervestigen, dat wil zeggen maximaal 1.500 aankomsten van hervestigde vluchtelingen. Dit aantal ziet op ongeveer 500 vluchtelingen op grond van het nationale quotum en ongeveer 1.000 in het kader van migratiesamenwerking met derde landen (EU-Turkije Verklaring). Deze vluchtelingen komen verspreid over het jaar in Nederland aan. Aangezien bij de uitvoering van hervestiging, vanwege de afhankelijkheden van meerdere externe partners en factoren, regelmatig sprake is van wijzigingen in de planning en het aantal aankomsten, is een uitsplitsing per kwartaal nimmer steekhoudend en daarmee niet zinvol. Benadering van een toegezegd aantal over een tijdspanne van een jaar is in deze context al een uitdaging, reden waarom Nederland voor de uitvoering van hervestiging een meerjarig nationaal beleidskader hanteert. Over het daadwerkelijk aantal aankomsten van hervestigde vluchtelingen in Nederland wordt reeds maandelijks gerapporteerd in de openbare Asylum Trends. In de Asylum Trends is ook uitgesplitst het aantal aankomsten onder het nationale quotum en het aantal aankomsten in het kader van de EU-Turkije Verklaring.
270
Is het gelukt alle hervestigingen (in aankomsten) die in 2019 gepland stonden uit te voeren? Zo nee, worden deze alsnog in 2020 uitgevoerd?
Het jaar 2019 is nog niet ten einde. Tot en met 31 december 2019 zullen nog hervestigde vluchtelingen in Nederland aankomen in het kader van de toezegging die Nederland heeft gedaan onder het huidige EU hervestigingsprogramma. De uitvoering van het aantal van 3.000 hervestigde vluchtelingen in 2018–2019 loopt voorspoedig en Nederland verwacht de inzet te zullen realiseren voor het einde van de looptijd van het programma op 31 december 2019.
271
Worden de aankomsten van hervestigingen die onder het quotum van 2019 vallen maar in 2020 worden uitgevoerd, meegerekend voor het quotum van 2019 of 2020?
Alle vluchtelingen die vallen onder het quotum van 2019 zullen aankomen in 2019.
272
Bent u voornemens in het begrotingsjaar 2020 stappen te zetten om de Caribische eilanden te ondersteunen bij het inrichten van opvang en asielprocedures in lijn met het VN-Vluchtelingenverdrag? Zo nee, waarom niet?
In de brief van 6 september jl. (Kamerstukken II, 2019/20, 29 653, nr. 58) is uw Kamer geïnformeerd over de besteding van de 23,8 miljoen euro die het kabinet bij Voorjaarsnota heeft vrijgemaakt voor enerzijds de respons op de bijstandsverzoeken van Aruba en Curaçao en anderzijds maatregelen in het kader van crisisbeheersing in de regio. In dit verband zijn financiële middelen vrijgemaakt voor het optimaliseren van de vreemdelingenketen in de landen. Inmiddels wordt onder meer ondersteuning geboden bij de verdere ontwikkeling van de aanvraagprocedures om bescherming conform de relevante internationale verplichtingen. De ondersteuning van Nederland is dit jaar in gang gezet met een doorloop in 2020. Uitgangspunt voor de Nederlandse ondersteuning op dit terrein is wel dat het migratiebeleid een landsaangelegenheid betreft. Dit betekent dat het aan de landen zelf is om te bepalen hoe zij aan hun (internationale) verplichtingen voldoen en hoe zij hun asiel/beschermingsprocedure inrichten. Aruba is aangesloten bij het Protocol bij het VN Vluchtelingenverdrag (1967). Curaçao is niet aangesloten bij het Vluchtelingenverdrag, maar wel bij het Europees verdrag van de rechten van de Mens (EVRM).
Zowel Aruba als Curaçao hebben aangegeven dat voor bepaalde kwetsbare groepen gekeken wordt naar mogelijke vormen van tijdelijke opvang. Nederland heeft hiervoor financiële middelen vrijgemaakt en zal op verzoek van de landen voorzien van nader advies over mogelijke vormen van opvang.
273
Wat is de huidige doorlooptijd per spoor in de asielketen, voor zowel de algemene asielprocedure (AA) als de verlengde asielprocedure (VA)?
De IND publiceert de gemiddelde doorlooptijden per spoor op haar website. Voor 2019 bedragen de gemiddelde doorlooptijden in weken per spoor (tot en met september):
Spoor 1: 14 weken
Spoor 2: 4 weken
Spoor 4 (AA): 28 weken
Spoor 4 (VA): 46 weken
274
Wat is de prognose van de doorlooptijden per spoor in de asielketen voor het laatste kwartaal van 2019, en het eerste tot en met het vierde kwartaal van 2020, zowel voor de AA als de VA?
In de systemen van de IND worden gegevens over toekomstige/ verwachte doorlooptijden (nog) niet bijgehouden. Tot en met eind september 2019 zijn de doorlooptijden per spoor als volgt:
Spoor 1: 14 weken
Spoor 2: 4 weken
Spoor 4 AA: 28 weken
Spoor 4 VA: 46 weken
Uw Kamer ontvangt nog voor de begrotingsbehandeling een brief over de doorlooptijden bij de IND.
275
Loopt de IND nog op schema om de gedane toezegging van de Staatssecretaris om de wacht- en doorlooptijden bij de IND weer op orde te krijgen in 2021?
Uw Kamer ontvangt nog voor de begrotingsbehandeling een brief over de doorlooptijden bij de IND.
276
Van hoeveel asielzoekers in inmiddels het w-document, dat asielzoekers hier krijgen als een tijdelijk identiteitsbewijs van een jaar, inmiddels verlopen? Hoeveel fte aan personeel houdt zich bezig de verlenging van de w-documenten?
Een Vreemdelingen Identiteitsbewijs type W wordt aan een vreemdeling uitgereikt met als doel om de identiteit, nationaliteit en het rechtmatig verblijf in Nederland te kunnen aantonen. Er zijn verschillende mogelijkheden om in het bezit gesteld te worden van dit document. Een vreemdeling kan een Vreemdelingen Identiteitsbewijs type W verkrijgen als hij een eerste asielaanvraag heeft ingediend, een aanvraag voor verlenging van een verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd heeft gedaan of indien hij een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel onbepaalde tijd heeft gedaan. Hij kan ook een Vreemdelingen Identiteitsbewijs type W verkrijgen als hij in beroep is gegaan tegen de afwijzing van zijn asielverzoek of tegen de afwijzing van de verlenging van een verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd of de afwijzing van een aanvraag voor asiel onbepaalde tijd. Verder kan een vreemdeling een Vreemdelingen Identiteitsbewijs type W krijgen bij de aanvraag voor vervanging van een kwijtgeraakt verblijfsdocument asiel bepaalde of asiel onbepaalde tijd of omdat deze gestolen of beschadigd is of de gegevens op het document onjuist zijn. Gelet op de hierboven beschreven verschillende mogelijkheden van het verkrijgen en gebruik van een Vreemdelingen Identiteitsbewijs type W is het niet mogelijk uit INDIGO eenduidig te herleiden van hoeveel asielzoekers het Vreemdelingen Identiteitsbewijs type W-document is verlopen.
Bij de IND houden zich momenteel gemiddeld 6 fte bezig met de werksoorten die horen onder vervanging/vernieuwing (namelijk omwisselingen, vervangingen, vermissingen en Vreemdelingen Identiteitsbewijs type W1 en W2-documenten). Zij behandelen dus allemaal een gedeelte van de tijd deze verlengingen.
277
Welke maatregelen zijn getroffen om de verhoogde ambitie dat de doorlooptijden al per 2020 weer op orde zijn, waar te maken?
De IND heeft de afgelopen periode diverse maatregelen genomen om aan de toezegging aan de Kamer te kunnen voldoen. Zo is de capaciteit uitgebreid en zullen ook komend jaar nog extra mensen worden geworven, is er een centraal opleidingsprogramma gestart om het proces van werven en opleiden te versnellen, wordt steeds bezien hoe slimmer gewerkt kan worden en zijn er diverse beleidsmaatregelen genomen.
Uw Kamer ontvangt nog voor de begrotingsbehandeling een brief over de doorlooptijden bij de IND.
278
Hoeveel fte aan medewerkers houdt zich bezig met zaken in spoor 1, spoor 2 en spoor 4?
Medewerkers van de IND bij de directie Asiel en Bescherming kunnen afhankelijk van hun opleiding en kennisniveau ingezet worden op meerdere soorten werkzaamheden. Deze werkzaamheden zijn niet altijd toe te delen aan spoor 1, 2 of 4 maar zien ook op andere producten zoals nareis, visa, intrekkingen en herhaalde asielaanvragen als ook op werkzaamheden die niet op een specifiek spoor toe te delen zijn zoals aanmeldgehoren, screening, opleidingen, etc. De inzet is afhankelijk van de instroom en de met de opdrachtgever afgesproken prioritering en kan ook van tijd tot tijd verschillen. Zo kunnen medewerkers in spoor bij hoge instroom een periode aanmeldgehoren doen (die niet specifiek op een spoor zien). Of een medewerker kan eerst bezig zijn met nareiszaken en een maand later met spoor 2. Er kunnen dus geen eenduidige cijfers worden geleverd uit de administratie van de IND over fte per spoor.
279
Hoe vaak reageerde de IND niet tijdig op een ingebrekestelling in 2017, 2018 en 2019?
In het jaar 2017 werden afgerond 7990 ingebrekestellingen afgehandeld (zowel asiel als regulier) waarvan 840 tot een dwangsombesluit hebben geleid. In 2018 zijn er bij de IND 5540 ingebrekestellingen afgehandeld waarvan 1730 tot een dwangsombesluit hebben geleid. In 2019 (tot en met september) zijn er 5750 ingebrekestellingen afgehandeld waarvan 2590 tot een dwangsombesluit hebben geleid.
280
Is het verantwoord dat de IND deze extra taak op zich gaat nemen nu de wachttijden bij de IND nog steeds oplopen en de IND al een aantal extra taken toebedeeld heeft gekregen, zoals de aanvragen rondom het kinderpardon en het overnemen van de discretionaire bevoegdheid?
Voor zover deze vraag betrekking heeft op de maatregel om rechtsbijstand na het voornemen tot afwijzing van een asielaanvraag te verstrekken, wordt benadrukt dat deze maatregel wordt voorbereid. Zie verder het antwoord op vraag 36.
281
Wat is de prognose voor de doorlooptijden per spoor voor de tweede helft van 2019 en per 2020? Kunt u per maand aangeven hoever de doorlooptijden nog zullen oplopen, en vervolgens afnemen?
In de systemen van de IND worden gegevens over toekomstige/ verwachte doorlooptijden (nog) niet bijgehouden. Tot en met eind september 2019 zijn de doorlooptijden per spoor als volgt:
Spoor 1: 14 weken
Spoor 2: 4 weken
Spoor 4 AA: 28 weken
Spoor 4 VA: 46 weken
Uw Kamer ontvangt nog voor de begrotingsbehandeling een brief over de doorlooptijden bij de IND.
282
Op welke wijze is de IND, behalve met de extra middelen om de achterstanden in te lopen door het aannemen van extra personeel, nog meer bezig om de doorlooptijden te verkorten?
Uw Kamer ontvangt nog voor de begrotingsbehandeling een brief over de doorlooptijden bij de IND.
283
Wat zijn de doorlooptijden voor spoor 1, 2 en 4?
De IND publiceert de gemiddelde doorlooptijden per spoor op haar website. Voor 2019 bedragen de gemiddelde doorlooptijden in weken per spoor (tot en met september):
Spoor 1: 14 weken
Spoor 2: 4 weken
Spoor 4 (AA): 28 weken
Spoor 4 (VA): 46 weken
284
Kan de IND de prioritering van spoor 1 en 2 afhalen zodat meer capaciteit vrij komt voor de andere sporen?
Hoewel het mogelijk zou zijn om capaciteit van de sporen 1 en 2 af te halen zal dat geen invloed hebben op de afdoening van extra zaken op spoor 4. Voor de medewerkers op spoor 1 en 2 geldt een andere (minder intensieve en uitgebreide) opleiding dan op spoor 4. Omzetten van capaciteit betekent derhalve ook dat deze mensen aanvullende opgeleid moeten worden.
De IND werft momenteel het maximale aantal mensen dat ze kan opleiden voor spoor 4. Een hoger aantal mensen opleiden is op dit moment niet mogelijk omdat het maximale absorptievermogen qua opleiden en begeleiden bereikt is. Extra mensen opleiden zal ten koste gaan van productie in het primair proces.
Herprioritering van spoor 1 en 2 naar spoor 4 leidt niet tot direct extra beschikbare capaciteit op spoor 4, het zal eerder de opleidingstijd voor de nieuw aan te nemen en om te scholen medewerkers verlengen en de inzetbaarheid van medewerkers vertragen.
285
Licht de IND asielzoekers voor over het recht om in gebreke stellingen in te dienen bij het verstrijken van de beslistermijn? Zo nee, waarom niet? In hoeverre doen andere partners in de asielketen dat? Zo nee, waarom niet?
De IND heeft op haar website in de Nederlandse en Engelse taal informatie staan over de procedure die iemand kan volgen wanneer de IND niet binnen de wettelijke beslistermijn beslist. Hier staat ook een link naar een standaardformulier dat iemand kan gebruiken om de IND in gebreke te stellen. Voorlichting hierover op casusniveau vindt niet plaats; ook niet door andere overheidsorganisaties in de vreemdelingenketen. Dit is overigens ook breder binnen het bestuursrecht niet gebruikelijk. In voorkomende gevallen kunnen asielzoekers zich met vragen hierover wenden tot hun rechtsbijstandverlener of Vluchtelingenwerk.
286
Welke verwachtingen heeft de IND met betrekking tot nog niet ingediende ingebrekestellingen? Hoeveel geld reserveert de IND hiervoor? Hoeveel fte is er momenteel bezig met de afhandeling van ingebrekestellingen? Wat is de verwachting qua inzet fte voor de afhandeling van ingebrekestellingen voor de rest van 2019, 2020 en 2021?
Uw Kamer ontvangt nog voor de begroting een brief over de doorlooptijden bij de IND. Ook de consequenties van de doorlooptijden, te weten de ingebrekestellingen en dwangsommen, worden in deze brief in beeld gebracht.
287
Hoeveel aanvragen voor een w-document zijn er in 2018 gedaan en in 2019? Wat waren de gemiddelde doorlooptijden? Hoeveel aanvragen daarvan zijn binnen de wettelijke termijn afgehandeld?
Een Vreemdelingen Identiteitsbewijs type W wordt aan een vreemdeling uitgereikt met als doel dat hij identiteit, nationaliteit en het rechtmatig verblijf in Nederland kan aantonen. Er zijn verschillende mogelijkheden om in het bezit gesteld te worden van dit document. Een vreemdeling kan een Vreemdelingen Identiteitsbewijs type W verkrijgen als hij een eerste asielaanvraag heeft ingediend, een aanvraag voor verlenging van een verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd heeft gedaan of indien hij een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel onbepaalde tijd heeft gedaan. Hij kan ook een Vreemdelingen Identiteitsbewijs type W verkrijgen als hij in beroep is gegaan tegen de afwijzing van zijn asielverzoek of tegen de afwijzing van de verlenging van een verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd of de afwijzing van een aanvraag voor asiel onbepaalde tijd. Verder kan een vreemdeling een Vreemdelingen Identiteitsbewijs type W krijgen bij de aanvraag voor vervanging van een kwijtgeraakt verblijfsdocument asiel bepaalde of asiel onbepaalde tijd of omdat deze gestolen of beschadigd is of de gegevens op het document onjuist zijn.
Op de vraag hoeveel aanvragen voor W documenten zijn gedaan kan geen antwoord worden gegeven, omdat het W-document niet in alle beschreven gevallen aangevraagd wordt door de vreemdeling. Als de IND bij een eerste asielaanvraag besluit dat de asielzoeker de afhandeling van zijn aanvraag in Nederland mag afwachten wordt automatisch een Vreemdelingen Identiteitsbewijs type W aangemaakt. De asielzoeker doet hiervoor geen separate aanvraag. In het geval een vreemdeling reeds in bet bezit is van een verblijfsvergunning asiel en op tijd een aanvraag heeft gedaan voor verlenging van zijn verblijfsvergunning of voor een verblijfsvergunning asiel onbepaalde tijd en zijn verblijfsvergunning verloopt ondertussen dan dient hij wel zelf een W-document aanvragen. Dit geldt ook voor het geval zijn verblijfsdocument vervangen dient te worden vanwege vermissing, diefstal of omdat de gegevens hierop niet meer kloppen. Een aanvraag voor de verstrekking van een W document als vervanging van een verblijfsdocument wordt met prioriteit afgedaan. Dit geldt ook voor de aanvraag voor de verlenging van een W document welke na een jaar is verlopen. In meer dan 95% van deze gevallen is het W document binnen een wettelijke termijn van 8 weken gereed. Er kan echter wel sprake zijn van een wachttijd voor de vreemdeling om het W document af te halen bij het IND-loket na het maken van een afspraak.
Gelet op de hierboven beschreven verschillende mogelijkheden van het gebruik en het verkrijgen van een Vreemdelingen Identiteitsbewijs type W is het niet mogelijk uit INDIGO eenduidig te herleiden hoeveel asielzoekers het document hebben aangevraagd noch is er inzicht te geven in de verschillende doorlooptijden.
288
Hoeveel asielzoekers komen naar Nederland over land en hoeveel via lucht- of zeehavens?
Bij de buitengrenzen van het Schengengebied binnen Nederland voeren de Koninklijke Marechaussee (KMar) en Zeehavenpolitie (ZHP) de grensbewaking uit. Bij grensdoorlaatposten ondergaan personen de nodige controles, deze controles worden door de ZHP uitgevoerd in het Rotterdamse havengebied en door de KMar aan de overige buitengrenzen. Indien een vreemdeling bij aankomst aangeeft een asielaanvraag in te willen dienen dan draagt de KMar/ZHP de vreemdeling over aan de IND.68
Zoals te vinden in de Rapportage Vreemdelingenketen over jan-dec 2018 (p. 36) zijn er in 2018 ongeveer 860 vreemdelingen aangetroffen door de KMar of ZHP die bij aantreffen een asielaanvraag hebben ingediend. Het gaat hierbij om registraties bij de grote lucht- en zeehavens. In 2017 ging het om 820 vreemdelingen met een asielaanvraag.
Omdat er binnen het Schengengebied geen vaste grenscontroles mogen worden uitgevoerd, is het niet mogelijk aan te geven hoeveel vreemdelingen naar Nederland komen via land. De KMar controleert de Schengen-binnengrenzen alleen steekproefsgewijs personen in de buurt van de binnengrenzen (Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV)). In 2018 heeft de KMar tijdens MTV-controles 291 asielaanvragen gekregen. In 2017 waren dit er 263.
289
Wat is de reden van de omstandigheid dat veel asielzoekers die Nederland over land bereiken toch niet kunnen worden overgedragen aan de landen waar ze doorheen moeten zijn gereisd?
De Dublinverordening bevat de criteria om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek. Een van de redenen om een lidstaat verantwoordelijk te achten, is dat dit de lidstaat is waar de asielzoeker de buitengrenzen van het Dublingebied illegaal heeft overschreden. De lidstaat van doorreis is daarentegen geen criterium dat in de Dublinverordening is neergelegd. Een asielzoeker kan dus niet worden overgedragen naar een lidstaat om de enkele reden dat hij daar doorheen is gereisd.
Als de verantwoordelijkheid van een lidstaat niet kan worden vastgesteld omdat er geen bewijsmiddelen voor de illegale grensoverschrijding zijn, kan een asielzoeker niet aan die lidstaat worden overgedragen. Die bewijsmiddelen kunnen ontbreken in gevallen waarin de vingerafdrukken van de asielzoeker in de verantwoordelijke lidstaat niet zijn geregistreerd en er evenmin indirect bewijs van de inreis is. In mei 2016 heeft de Europese Commissie, als onderdeel van de hervorming van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, een voorstel uitgebracht tot herziening van de Dublinverordening. Doel van het voorstel en de hervorming, is onder meer het ontmoedigen van het rondreizen van asielzoekers in de Europese Unie. Het toevoegen van «land van doorreis» aan de verantwoordelijkheidscriteria maakt echter geen onderdeel uit van het Commissie voorstel. Het kabinet heeft hier bij de besprekingen uitdrukkelijk aandacht voor gevraagd en voorstellen toe ingebracht. Dit heeft echter nog niet geleid tot opname van dit criterium in het voorstel. Op dit moment is niet bekend of de recent aangetreden Europese Commissie het eerdere voorstel voor herziening van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel wil voortzetten, of dat zij een nieuw voorstel doen.
290
Hoeveel asielzoekers geven geen duidelijkheid over de gevolgde reisroute naar Nederland? Welke gevolgen heeft het geen duidelijkheid verschaffen aan de IND over de gevolgde reisroute naar Nederland voor de beoordeling van de asielaanvraag? Kunt u dit specificeren naar: aantallen, geen gevolg, wel gevolg en consequentie?
Alle asielzoekers (van 15 jaar en ouder) wordt gevraagd naar hun reisroute naar Nederland. De gevolgde reisroute is een van de elementen die bij de beoordeling van de asielaanvraag wordt betrokken; enerzijds om te bepalen of de vreemdeling aan een ander land kan worden overgedragen en anderzijds om te kunnen achterhalen of er sprake is van mensensmokkel. De reisroute wordt in een rapport van gehoor vastgelegd, maar deze wordt niet op een zodanige wijze geregistreerd in het IND-systeem, dat er kwantitatieve informatie over kan worden gegenereerd. Er zijn daarom geen cijfers beschikbaar over het aantal asielzoekers dat geen duidelijkheid geeft over de gevolgde reisroute.
291
Hoeveel asielzoekers dienen een verblijfsaanvraag in waarbij zij geen reis- en identiteitsdocumenten kunnen overleggen?
De politie heeft tot en met september 2019 4.150 registraties van een asielzoeker die bij de aanvraag geen geldige reis- en identiteitsdocumenten kon overleggen.
292
Hoeveel van de asielzoekers die in 2018 en in 2019 geen geldige reis- en identiteitsdocumenten hebben overlegd zijn in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning?
Bij de beoordeling van een asielverzoek wordt rekening gehouden met de relevante feiten en omstandigheden, waaronder ook de documenten. Of een asielzoeker zonder geldige reis- en identiteitsdocumenten in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning wordt niet apart geregistreerd. Het beschikken over documenten maakt immers deel uit van de algehele beoordeling. Een registratie op afzonderlijke onderdelen is in die zin niet relevant en deze gegevens zijn dan ook niet uit de geautomatiseerde systemen van de IND te genereren.
293
Hoeveel asielzoekers verblijven momenteel in een extra begeleiding en toezichtlocatie (EBTL) en om welke reden?
Het aantal asielzoekers varieert van dag tot dag. De bezettingscijfers over 2018 laten een gemiddelde bezetting zien van 30 bewoners. De eerste helft van 2019 laat een gemiddelde bezetting zien van 42 bewoners.
294
Tegen hoeveel van de asielzoekers, die momenteel in een EBTL verblijven, loopt een strafrechtelijk onderzoek of heeft al een veroordeling plaatsgevonden?
De gevraagde informatie kon niet binnen het tijdbestek van de beantwoording van deze vraag worden gegenereerd. Het WODC heeft recent een evaluatie uitgevoerd naar de werking van de extra begeleidings- en toezichtlocaties. Naar verwachting wordt in het rapport op geaggregeerd niveau ook cijferinformatie van de politie betrokken over verdachte asielzoekers. De onderzoeksrapportage verwacht ik op korte termijn. Het evaluatierapport zal ik zo spoedig mogelijk en zoals toegezegd in het Algemeen Overleg van 7 november jl. uiterlijk 11 december 2019 met mijn beleidsreactie aan uw Kamer zenden.
295
Hoeveel asielzoekers die in een EBTL hebben gezeten, hebben inmiddels een verblijfsvergunning ontvangen?
Ongeveer 20 van de 440 vreemdelingen die sinds het begin van de pilot op de EBTL zijn geplaatst, zijn voorafgaand dan wel na hun plaatsing op de EBTL in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel of regulier.
Bron: IND (Metis). Standmaand/peildatum: 201909. De cijfers zijn afgerond op tientallen.
296
Hoeveel asielzoekers hebben tijdens hun verblijf in Nederland een misdrijf gepleegd en voor welke delicten? Bij hoeveel asielzoekers is dit bij de verblijfsaanvraag tegengeworpen?
Het is voor de Nationale Politie op dit moment niet mogelijk om binnen de gestelde termijn de gevraagde cijfermatige overzichten te genereren. Voor het genereren van de cijfers en deze te koppelen aan de gegevens van de IND zijn te veel complexe bewerkingen nodig. Voor de meest actuele cijfers met betrekking tot incidenten wordt verwezen naar de Rapportage Vreemdelingenketen over 2018, die in mei van dit jaar is gepubliceerd69. Zie ook de brief van 1 juli 2019 waarin een nieuwe opzet van het incidentenoverzicht is aangekondigd70.
297
Hoeveel houders van verblijfsvergunningen hebben in Nederland een misdrijf gepleegd en welk deel hiervan is uitgezet?
Zie het antwoord op vraag 296.
298
Hoeveel vreemdelingen zijn in 2018 en in 2019 door de politie aangehouden?
Zie het antwoord op vraag 296.
299
Hoeveel asielzoekers/statushouders/uitgeprocedeerde vreemdelingen zijn het afgelopen jaar in aanraking geweest met justitie/politie?
Zie het antwoord op vraag 296.
300
Hoeveel van de in Nederland gepleegde misdrijven zijn gepleegd door asielzoekers/vreemdelingen /(oud)statushouders?
Zie het antwoord op vraag 296.
301
Wat zijn de kosten voor politie-inzet in en om de asielzoekerscentra (AZC’s)?
De kosten van de politie-inzet in en om asielzoekerscentra worden niet afzonderlijk bijgehouden. De «blauwe» basisteams van de politie zijn verantwoordelijk voor het handhaven van de openbare orde in hun regio, ook als er een AZC in een regio staat.
Daarnaast is tweederde van de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) belast met het uitvoeren van de politiële migratietaken. Het gaat hierbij om het identificeren en registeren van asielzoekers en het handhaven van de Vreemdelingenwet.
302
Hoe vaak moet de politie reageren op meldingen die verband houden met overlast/geweld of andere problemen gerelateerd aan de opvang van asielzoekers/statushouders en uitgeprocedeerde vreemdelingen?
Dit antwoord is niet te geven, omdat de daadwerkelijke opvolging van meldingen niet apart wordt bijgehouden voor alle asielzoekers, statushouders en uitgeprocedeerde vreemdelingen. Wel is informatie te geven over het aantal incidenten waarbij asielzoekers betrokken waren in 2018.
In de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 zijn door de politie 4.600 gebeurtenissen geregistreerd waarbij asielzoekers zijn betrokken. Deze registraties moeten worden beschouwd als een bruto opgave van de gebeurtenissen en daarmee van het werk dat de politie uitvoert en gerelateerd is aan gebeurtenissen waarbij asielzoekers betrokken zijn. Aanleiding voor een registratie kan zijn een aangifte aan het bureau of via internet of de registratie van een optreden van de politie na een melding of andere dienstverlening. Ook kunnen het registraties zijn van procesinformatie zoals de afname van DNA of de aanhouding van een verdachte.
Na correctie op dubbele registratie of het uitfilteren van registraties van proceshandelingen zoals hierboven geschetst, is er sprake van in totaal 3.564 unieke gebeurtenissen met in totaal 2.331 unieke verdachte personen.
Van deze 2.331 verdachte personen zijn 1.381 verdachte personen betrokken bij één unieke gebeurtenis. De overige verdachte personen zijn betrokken bij 2 of meer unieke gebeurtenissen.
Een nadere duiding van deze cijfers is te vinden in de Kamerbrief van 1 juli jl. inzake de nadere duiding van het incidentenoverzicht in de Rapportage Vreemdelingenketen (Kamerstukken II, 2018/19, 19 637 nr. 2509).
303
Hoe vaak zijn bij verblijfsaanvragen vervalste of onjuiste documenten aangetroffen? Bij hoeveel aanvragen is hierop gecontroleerd?
Indien een vreemdeling een asielaanvraag indient, wordt altijd naar originele reis- of identiteitsdocumenten gevraagd. Als deze worden overgelegd dan wel aangetroffen neemt de Vreemdelingenpolitie of de KMar ze in voor nader onderzoek. Daarnaast hebben alle IND-loketmedewerkers binnen het reguliere proces een training documentenherkenning gevolgd om te echtheid van documenten te beoordelen indien de vreemdeling een reguliere aanvraag indient. Of in het kader van een verblijfsaanvraag een vervalst of onjuist document is aangetroffen, is echter niet te genereren uit de geautomatiseerde systemen van de IND nu dit niet geregistreerd wordt.
304
Hoe vaak is in 2018 aangifte gedaan tegen vreemdelingen wegens fraude en het verstrekken van onjuiste informatie bij een verblijfsaanvraag?
Uit de handmatig bijgehouden gegevens blijkt dat er in het kader van migratiefraude door de IND vorig jaar 59 keer aangifte is gedaan bij de politie en 6 keer bij de Inspectie SZW.
305
Hoe vaak wordt bij asielzoekers de verblijfsvergunning ingetrokken wegens vakanties naar de landen van herkomst, hetgeen haaks staat op de geclaimde onveiligheid daar? Hoe wordt hier actief op gehandhaafd?
De IND werkt samen met de KMar en andere ketenpartners om te controleren of vreemdelingen met een asielvergunning naar hun herkomstland zijn gereisd. Als wordt geconstateerd dat vreemdelingen met een asielvergunning voor bepaalde tijd hun herkomstland hebben bezocht dan start de IND in de regel een intrekkingsprocedure. Terugkeer naar het land van herkomst wordt als onderdeel van de intrekkings/niet-verlengingsgronden onder artikel 32, eerste lid, onder c, Vreemdelingenwet niet apart geregistreerd in het registratiesysteem van de IND. Het is derhalve niet mogelijk om cijfers te geven over het aantal herbeoordelingsonderzoeken en intrekkingen op grond van het bezoeken van het herkomstland.
306
Kunt u een overzicht geven van alle asielzoekerscentra in Nederland, hoeveel asielzoekers op dit moment in alle COA-locaties verblijven en hun geslacht, leeftijd en land van herkomst?
Op peildatum 21 oktober 2019 bevonden zich 26.798 personen in de opvang, zie ook: https://www.coa.nl/nl/over-coa/bezetting.
De lijst met alle COA locaties is te vinden op: https://coa.nl/nl/opvanglocaties.
De uitsplitsing naar geslacht, leeftijd en land van herkomst is te vinden in de COA rapportages, terug te vinden op:
https://www.coa.nl/nl/over-coa/bezetting/personen-in-de-opvang-uitgesplitst-naar-leeftijd-en-land-van-herkomst.
307
Welke toekomstplannen heeft u voor wat betreft de opvangcapaciteit op de COA-locaties en welke kosten c.q. besparingen gaan hiermee gepaard?
Het COA is verantwoordelijk voor de opvang en de begeleiding van asielzoekers. Inzake de capaciteitsbehoefte volgt het COA de uitgangspunten van de MPP, de meerjarige productie planning van JenV. Het COA vertaalt de MPP naar een COA prognose bezetting en vandaaruit kan de capaciteitsbehoefte worden vastgesteld. Het COA is qua capaciteit altijd in beweging: naast effect van instroom, doorstroom en uitstroom is er ook effect van aflopende bestuursovereenkomsten, onderhoud van locaties, frictie door leegstand en/of het niet uitwisselbaar zijn van modaliteiten. Het op- en afschalen vindt plaats in nauwe samenwerking met de Landelijke Regie Tafel migratie en integratie en uiteraard met gemeenten.
Binnen de opvangcapaciteit worden vormen van flexibele opvang onderzocht en ontwikkeld, waarmee sneller en voorspelbaarder op fluctuaties in de instroom kan worden ingespeeld. Daarnaast worden er bestuurlijke afspraken uitgewerkt tussen gemeenten, provincies en rijk, waarbij ook wordt ingezet op een gezamenlijke strategie voor flexibele opvangcapaciteit.
308
Welk percentage asielaanvragen wordt toegekend in de diverse EU-lidstaten, inclusief Nederland?
Op basis van openbare Eurostat gegevens is de tabel in de bijlage gegenereerd, waaruit het percentage van de eerste en positieve (toegekende) beslissingen blijkt als aandeel van alle asielaanvragen voor de eerste twee kwartalen van 201971. Uit de tabel blijkt dat er grote verschillen bestaan tussen de inwilligingspercentages van de verschillende lidstaten. Voor een algemene aanvullende duiding hiervoor wordt verwezen naar het rapport van WODC: «Hoe streng (of soepel) zijn we? «Gecorrigeerde» en «verwachte» inwilligingspercentages asiel in Europa».72
309
Wat is het aandeel mannen en van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv's) in de eerste asielinstroom in Nederland en de EU?
Het aandeel mannen in de Nederlandse instroom eerste asielaanvragen is in 2019 (tot en met juni) 71%. Het aandeel mannen in de Europese instroom eerste asielaanvragen over dezelfde periode is 62%. Eurostat-cijfers over 2019 over alleenstaande minderjarige vreemdelingen zijn nog niet beschikbaar, daarom worden voor deze groep de cijfers over 2018 gegeven.
Het aandeel alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de Nederlandse instroom asielaanvragen was in 2018 5% (1.225 op een instroom van 24.025). Het aandeel alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de Europese instroom asielaanvragen in 2018 is 3% (19.750 op een instroom van 647.165). Op basis van nationale cijfers kan opgemerkt worden dat het aandeel alleenstaande minderjarige vreemdelingen in 2019 in Nederland in lijn ligt met het aandeel in 2018.
310
Hoeveel gezinsleden hebben asielzoekers in 2018 gemiddeld laten overkomen in het kader van nareis en hoeveel in de reguliere procedures voor gezinsvorming en gezinshereniging? Hoe verhouden deze aantallen zich tot andere EU-landen, in het bijzonder Denemarken?
De verhouding van het aantal nareizigers ten opzichte van het aantal toegelaten asielstatushouders over het jaar 2018 is 1:2,1. Overigens verschilt deze verhouding sterk per nationaliteit. De hier weergegeven verhouding geeft alleen een indicatie van het door uw Kamer gevraagde gemiddelde. Het betreft immers geen cohortanalyse: gezinsleden van asielstatushouders die in 2018 verblijf hebben gekregen zullen doorgaans pas in 2019 nareizen. Het aantal asielstatushouders dat als referent een reguliere aanvraag indient voor gezinsvorming en gezinshereniging, is niet vanuit het IND-systeem te genereren. Daarnaast is niet bekend hoeveel gezinsleden asielzoekers in andere EU lidstaten gemiddeld laten overkomen in het kader van gezinshereniging.
311
Hoeveel partners c.q. gezinsleden laat een in Nederland verblijvende vreemdeling gedurende zijn leven gemiddeld naar Nederland komen?
Deze vraag kan niet worden beantwoord. Wel is de vraag te beantwoorden hoeveel partners c.q. gezinsleden niet-Nederlandse referenten gemiddeld in de periode januari 2014 tot en met december 2018 naar Nederland hebben laten komen in het kader van reguliere gezinshereniging/gezinsvorming dan wel artikel 8 EVRM (familie- en gezinsleven). Dit is gemiddeld 1,63. Hieruit mag niet de conclusie worden getrokken dat niet-Nederlandse referenten iedere vijf jaar gemiddeld 1,63 (gewone en geregistreerde) partners dan wel gezinsleden (echtgenoten en kinderen) naar Nederland laten komen.
312
Hoeveel vreemdelingen zijn er door middel van gezinsmigratie de afgelopen vijf jaar naar Nederland gekomen, uitgesplitst in nareis en regulier?
In de periode van 2013 tot en met 2018 zijn 147.930 aanvragen om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor verblijf als familie- of gezinslid in eerste aanleg ingewilligd. Daarnaast zijn in de periode van 2013 tot en met 2018 56.670 verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd op grond van nareis ingewilligd73.
Vorig jaar is geantwoord dat in de periode van 2013 tot en met september 2018 133.190 aanvragen om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor verblijf als familie- of gezinslid in eerste aanleg zijn ingewilligd. Daarnaast zijn in de periode van 2013 tot en met september 2018 48.110 verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd op grond van nareis ingewilligd. Uit nader onderzoek is gebleken dat de genoemde periode niet juist is. Dit had moeten zijn: de periode van 2013 tot en met juni 2018.
313
In hoeveel gevallen heeft de hoofddirecteur van de IND sinds de inwerkingtreding van mei 2019 een verblijfsvergunning verleend op basis van schrijnendheid?
Sinds 1 mei 2019 heeft de Hoofddirecteur IND in één geval besloten een vergunning te verlenen op grond van een schrijnende situatie in de zin van artikel 3.6ba lid 1Vb.
314
Hoeveel vreemdelingen hebben, sinds de inwerkingtreding, een beroep gedaan op de regeling langdurig verblijvende kinderen, uitgesplitst naar de definitieve regeling en de afsluitingsregeling? Hoe vaak is alsnog verblijfsrecht toegekend op basis van deze regelingen en hoeveel vreemdelingen zijn afgewezen? Hoeveel van de afgewezen vreemdelingen hebben Nederland uiteindelijk verlaten?
Sinds de invoering van de Definitieve Regeling langdurig verblijvende kinderen (DRLVK) hebben afgerond 2.140 vreemdelingen (zowel het kind als hoofdaanvrager als de rest van het gezin) een beroep gedaan op deze regeling. Op basis van de DRLVK hebben afgerond 120 vreemdelingen verblijfsrecht gekregen. Afgerond 1.840 vreemdelingen werden in het kader van deze regeling afgewezen.
De IND verwacht eind van het jaar op alle aanvragen in het kader van de Afsluitingsregeling langdurig verblijvende kinderen (ARLVK) een beslissing te hebben genomen. De Tweede Kamer zal daarna geïnformeerd worden over de afhandeling van de ARLVK, met daarin een cijfermatig totaaloverzicht.
Van de vreemdelingen van wie de aanvraag op de overgangsregeling en/of de definitieve regeling niet tot een inwilliging heeft geleid, zijn er sinds de start van beide regelingen tot en met september 2018 230 vreemdelingen aantoonbaar uit Nederland vertrokken. Ongeveer 710 van de afgewezen personen zijn zelfstandig vertrokken zonder toezicht. Cijfers afgerond op tientallen.74 75
315
Hoeveel van het totaal aantal reguliere verblijfsprocedures wordt doorlopen door vreemdelingen, die daarvoor ook één of meerdere asielprocedures hebben doorlopen?
Het is op dit moment niet mogelijk om binnen de gestelde termijn de gevraagde cijfermatige overzichten te genereren. Hiervoor zijn teveel complexe bewerkingen nodig. Uiteraard kunnen deze in een later stadium alsnog verschaft worden.
316
Hoeveel immigranten uit islamitische landen zijn in 2018 tot Nederland toegelaten, uitgesplitst in aanvragen asiel en regulier? Hoe groot is dit aantal als de Europa-route wordt meegerekend?
Zoals eerder is aangegeven, hanteren het CBS en de migratieketen geen lijst van «islamitische landen».76
Voor de beantwoording van eerdere Kamervragen in het kader van de JenV-begroting omtrent migratie uit «islamitische landen» is gebruik gemaakt van een lijst van landen waarvan de meerderheid van de inwoners zich tot het islamitische geloof rekent.
Deze lijst is uitsluitend aangemaakt voor het beantwoorden van deze vragen en heeft zowel voor het CBS als voor de migratieketen geen inhoudelijke betekenis en is als zodanig ook niet geactualiseerd. Voor het migratiebeleid is het immers niet relevant of migranten uit «islamitische landen» komen, zodat er ook geen aanleiding is lijsten van dergelijke landen bij te houden. De Staat staat als zodanig neutraal tegenover de verschillende geloofsovertuigingen. Ook daarom zijn er geen redenen dergelijke informatie bij te houden. Hoewel de op verzoek van uw Kamer geleverde cijfers geen inhoudelijk doel hebben, wordt in de beantwoording tegemoet gekomen.
Op basis van de eerder gehanteerde lijst zijn van migranten uit deze landen in 2018 5.980 aanvragen om een eerste asielvergunning ingewilligd (inclusief nareis) en 16.910 aanvragen om een reguliere verblijfsvergunning ingewilligd (bron IND).
Ten aanzien van deze aantallen wordt opgemerkt dat personen met de nationaliteit van een «islamitisch land» niet noodzakelijk zelf moslim zijn; terwijl immigranten uit een «niet-islamitisch land» het islamitisch geloof kunnen aanhangen. Op basis van het aantal immigranten uit een «islamitisch land» kunnen dus geen sluitende conclusies worden getrokken over het aantal moslims dat zich in Nederland vestigt. De zeggingskracht van de vorenstaande getallen is dus beperkt.
317
Hoe vaak is door Machtiging tot Voorlopig Verblijf (MVV)-plichtige vreemdelingen in Nederland een aanvraag tot een reguliere verblijfsvergunning ingediend en waarbij toch niet aan het MVV-vereiste is voldaan?
Doordat er meerdere afdoeningsgronden mogelijk zijn, kan niet worden uitgegaan van eenduidige registratie in het systeem. Om die reden kunnen er geen gevalideerde cijfers uit de geautomatiseerde systemen van de IND worden gegenereerd.
318
Hoeveel vreemdelingen zijn in 2018 vrijgesteld van het MVV-vereiste en op welke gronden?
Doordat er meerdere afdoeningsgronden mogelijk zijn, kan niet worden uitgegaan van eenduidige registratie in het systeem. Om die reden kunnen er geen gevalideerde cijfers uit de geautomatiseerde systemen van de IND worden gegenereerd.
319
Hoe vaak hebben kennismigranten in 2018 een verblijfsvergunning gekregen en hoe vaak is het verblijfsrecht van kennismigranten geweigerd of ingetrokken wegens fraude?
In 2018 hebben 16.920 vreemdelingen een verblijfsvergunning voor kennismigratie gekregen.77
Voor wat betreft de vraag hoe vaak het verblijfsrecht van kennismigranten is geweigerd of ingetrokken specifiek wegens fraude, geldt dat deze informatie niet vanuit het IND-automatiseringssysteem is te genereren.
320
Hoe vaak is in 2018 het verblijfsrecht ingetrokken van EU-onderdanen? Op welke gronden is dat gebeurd en hoe verhoudt dit aantal zich tot de intrekkingen in omliggende landen? Hoeveel van de betreffende EU-onderdanen hebben Nederland aantoonbaar verlaten?
In 2018 is in 1.040 zaken het verblijf van een EU-burger beëindigd. In 190 zaken is het verblijf beëindigd en is vervolgens tot ongewenstverklaring overgegaan. In de overige 850 zaken is het verblijf beëindigd, omdat niet aan één of meer voorwaarden uit de Richtlijn vrij verkeer van personen is voldaan. De grond waarop de intrekking heeft plaats gevonden is niet te genereren uit het geautomatiseerde systeem van de IND. Cijfers zijn afgerond op tientallen.
In 2018 zijn 270 EU-burgers aantoonbaar uit Nederland vertrokken, 230 daarvan zijn gedwongen vertrokken.78
321
Hoe vaak is in 2018 het EU-verblijfsrecht aangevraagd door partners en gezinsleden van EU-onderdanen die zelf niet de EU-nationaliteit bezaten? Hoeveel van deze aanvragen zijn ingewilligd?
In 2018 zijn in Nederland ongeveer 7.300 aanvragen ingediend voor een EU-document door niet EU-onderdanen. In 2017 zijn in Nederland ongeveer 4.670 aanvragen voor een EU-document door niet EU-onderdanen ingewilligd. Bron: IND.
322
Hoeveel arbeidsmigranten uit Midden- en Oost Europese landen (MOE-landers) verblijven momenteel in Nederland en van hoeveel is door middel van registratie zeker dat ze in ons land zijn? Hoeveel van de in Nederland verblijvende MOE-landers zitten in sociale huurwoningen?
Deze arbeidsmigranten zijn EU burgers en zij hoeven zich dus niet te laten registreren, behalve wanneer ze zich inschrijven als inwoner van een gemeente via de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP). Het is daarom niet aan te geven hoeveel arbeidsmigranten uit Midden- en Oost Europese landen momenteel in Nederland verblijven.
Op 1 september 2019 stonden er 261.576 personen van de eerste generatie met een Midden- en Oost- Europese migratieachtergrond ingeschreven in de BRP als inwoner van Nederland. Het is niet mogelijk te specificeren waar deze personen verblijven en dus ook niet of zij in een sociale huurwoning verblijven. (bron: CBS, voorlopige cijfers)
323
Hoe vaak zijn in 2018 verblijfsdocumenten aangemerkt als zijnde verloren of gestolen? Hoe verhoudt dit zich tot het aantal verloren of gestolen paspoorten, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal mensen dat dergelijke documenten bezit?
In 2018 zijn 8.271 aanvragen ontvangen voor het vervangen van het vreemdelingendocument vanwege verlies of diefstal. Het is niet mogelijk om het totaal van uitgegeven verblijfsdocumenten te genereren uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen binnen de IND. Gegevens over 2018 met betrekking tot het aantal vermiste paspoorten en identiteitskaarten zijn nog niet beschikbaar bij de Rijksdienst voor identiteitsgegevens.79
324
Hoe vaak is in 2018 een verblijfsvergunning ingetrokken? Op welke gronden is dat gebeurd?
In 2018 zijn 9.470 reguliere- en 290 asielvergunningen ingetrokken. De IND kan om verschillende redenen een verblijfsvergunning intrekken. Dat kan bijvoorbeeld als de vreemdeling uit Nederland is vertrokken voordat diens verblijfsvergunning is verlopen (dit betreft het merendeel van de intrekkingen) of als er niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening. Dit laatste kan bijvoorbeeld blijken uit het feit dat niet meer wordt beschikt over voldoende middelen van bestaan en/of er een beroep op de bijstand wordt gedaan. Ten aanzien van asielzoekers of vreemdelingen die in het bezit zijn van een asielvergunning zijn cijfers te leveren over het aantal waarvan in een bepaalde periode asielvergunningen zijn geweigerd of ingetrokken op grond van openbare orde. In 2018 zijn in totaal 40 asielvergunningen geweigerd of ingetrokken op grond van openbare orde. Cijfers zijn afgerond op tientallen.
325
Hoe vaak wordt een aanvraag wegens een verblijfsvergunning afgewezen vanwege in het land van herkomst gepleegde misdrijven c.q. openbare orde?
Een dergelijke afwijzing van de aanvraag van de verblijfsvergunning geschiedt op grond van strijd met de openbare orde. Hierbij wordt niet apart geregistreerd of dit het gevolg is van een in het land van herkomst gepleegd misdrijf.
326
Hoe wordt gecontroleerd of asielzoekers in het land van herkomst geen misdrijven hebben gepleegd?
Bij de asielaanvraag dient de vreemdeling (van 12 jaar en ouder) een antecedentenverklaring in te vullen waarin hij verklaart zich niet schuldig te hebben gemaakt aan het begaan van strafbare feiten en als hij dit niet kan verklaren aan te geven welke strafbare feiten hij heeft begaan. Aan het begin van de asielprocedure wordt standaard het register op signaleringen van de Schengenlanden gecheckt. Indien de vreemdeling voorkomt wordt altijd navraag gedaan bij de lidstaat naar de reden van signalering en eventueel vonnis opgevraagd. Er zijn geen registers om te bekijken of er een asielzoeker veroordeeld is in andere landen tenzij de asielzoeker is gesignaleerd in een van de registers die betrekking hebben op grenscontroles. Daarnaast maakt een toets aan artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag onderdeel uit van de asielprocedure. Voor alle asielzoekers geldt dat de IND een screening uitvoert na de aanmeldfase van het asielproces. Bij deze screening is er specifieke aandacht voor o.a. signalen die kunnen wijzen op oorlogsmisdrijven (1F). Bij aanwijzingen dat iemand zich schuldig heeft gemaakt aan mensenrechtenschendingen wordt een 1F-onderzoek opgestart door Unit 1F. Naast deze screening, kunnen er ook tijdens de procedure signalen bij de IND binnenkomen waaruit 1F-indicaties naar voren komen (klik- of tipbrieven van burgers, slachtoffers/getuigen van 1F-misdrijven, meldingen vanuit de migratieketen), waarna een 1F-onderzoek kan worden gestart.
327
Hoe vaak is actief door de Vreemdelingendienst gecontroleerd of bezitters van verblijfsvergunningen nog aan de gestelde voorwaarden voldoen zoals in Nederland samenwonen? Hoe verhoudt het aantal controles zich tot voorgaande jaren?
Er bestaan verschillende instrumenten om na te gaan of vergunninghouders nog voldoen aan de voorwaarden voor hun verblijf in Nederland. Naast de door de IND uitgevoerde administratieve controles in de systemen, voert de politie persoonsgerichte controles uit om na te gaan of vergunninghouders nog voldoen aan de vereisten voor vergunningverlening. De politie voert deze controles onder meer uit op verzoek van de IND wanneer sprake is van indicaties van fraude of misbruik of van het niet naleven van de aan de afgegeven vergunning gestelde vereisten bij gezinsmigratie.
De tabel geeft het aantal persoonsgerichte controles weer in het kader van onderzoeken bij vergunninghouders in de periode 2015 tot en met juni 2019.
De afname van het aantal controles in de periode 2015 tot en met 2017 is veroorzaakt door een combinatie van factoren, waaronder de toegenomen prioriteit voor de bestrijding van mensenhandel en -smokkel, de hoge instroom van asielzoekers in 2015 en 2016 en de extra aandacht en capaciteit voor nationale veiligheid in de migratieketen.
Sinds 2018 is een herstel zichtbaar en is het aantal persoonsgerichte controles weer gestegen.
Persoonsgerichte controles80:
2015 3.180
2016 2.970
2017 2.710
2018 4.240
2019 t/m juni 2.070
328
Hoe vaak worden tijdelijke asielvergunningen niet verlengd c.q. omgezet in vergunningen voor onbepaalde tijd?
Van de 12.410 aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd c.q. om verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd die in 2018 door de IND zijn beoordeeld, zijn er 530 afgewezen en 550 niet inhoudelijk afgedaan. De aanvragen die zijn afgewezen voldoen niet aan het inburgeringsvereiste. Aanvragen die niet inhoudelijk worden afgedaan zijn bijvoorbeeld verkeerd of te vroeg ingediend.
329
Wat is het totaal aantal vreemdelingen dat op basis van een verblijfsvergunning asiel in Nederland verkrijgt, uitgesplitst in verblijfsvergunningen voor bepaalde en onbepaalde tijd?
Op dit moment zijn er 113.330 vreemdelingen die bij de IND geregistreerd staan als houder van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en 31.240 vreemdelingen die geregistreerd staan met een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd (peildatum 23/10/2019, afgerond op tientallen).
330
Hoeveel vreemdelingen zijn in 2019 aantoonbaar teruggekeerd, uitgesplitst in zelfstandig en gedwongen vertrek? Hoeveel vreemdelingen zijn zelfstandig zonder toezicht vertrokken? Kunnen deze aantallen worden afgezet tegen de terugkeercijfers van 2009 tot en met 2018?
De inzet van het kabinet is om vreemdelingen zoveel mogelijk zelfstandig te laten vertrekken. In 2019, tot en met september, zijn ongeveer 18.720 vreemdelingen die niet in Nederland mochten blijven vertrokken. Dit zijn niet alleen afgewezen asielzoekers maar ook mensen van wie de vergunning is ingetrokken of niet meer geldig is en vreemdelingen die nooit een verblijfsvergunning hebben aangevraagd. Daarvan zijn ongeveer 3.830 vreemdelingen zelfstandig vertrokken en ongeveer 4.680 vreemdelingen gedwongen. Circa 10.220 vreemdelingen zijn zelfstandig zonder toezicht vertrokken.
Zie de tabel in de bijlage81.
331
Hoeveel landen weigeren het toelaten van onderdanen in het kader van het terugkeer- en uitzettingsbeleid? Welke landen zijn dat?
Het merendeel van de herkomstlanden heeft geen principiële bezwaren tegen gedwongen terugkeer en werkt daar aan mee. Een aantal landen weigert mee te werken aan gedwongen terugkeer. Daarnaast is er een aantal landen dat veel voorwaarden en vragen opwerpt, of juist niet reageert op verzoeken tot terugname van eigen onderdanen, zodat er feitelijk gesproken kan worden van tegenwerking. Het is moeilijk om een representatief beeld te geven over een langere periode. Bij veel landen kent medewerking een wisselend beeld: perioden van relatief voldoende medewerking worden afgewisseld door perioden met minder medewerking. Waar de samenwerking stokt, zetten Nederland en de EU uitdrukkelijk in op het komen tot effectieve werkafspraken. De samenwerking op gedwongen terugkeer met voor Nederland relevante landen is thans onvoldoende, bijvoorbeeld met Ethiopië, Irak, Iran, Somalië, Algerije en Marokko.
332
Hoe vaak heeft u negatieve prikkels aangewend om landen van herkomst te bewegen tot het terugnemen van onderdanen? Welke sancties zijn er uitgevoerd?
Om een land van herkomst te bewegen tot het terugnemen van zijn onderdanen kiest het kabinet voor maatwerk op basis van de bredere bilaterale betrekkingen en onze nationale belangen daarbinnen. Dit maatwerk draait om het planmatig, al dan niet openlijk, escaleren en de-escaleren van een samenstel aan positieve en negatieve prikkels. Dat is de invulling van het beginsel «more for more» en «less for less» dat het kabinet en de Europese Raad hanteren. Elk geval is specifiek en wat effectief is verschilt. Zoals bekend heeft Nederland in het verleden weinig bemoedigende resultaten geoogst met het openlijk negatief en bilateraal prikkelen van bijvoorbeeld Somalië en Ghana. Dat wil niet zeggen dat daarmee de inzet op het verbeteren van terugkeer stopt, integendeel. Het betekent wel dat een checklist van alleen de negatieve, openlijke prikkels die we bilateraal hanteren weinig informatief is. Naast bilaterale prikkels sluit Nederland zich aan bij EU-prikkels, zoals bijvoorbeeld in relatie met Bangladesh, dat beter is gaan samenwerken om te voorkomen dat de EU visummaatregelen zou opleggen. In februari volgend jaar treedt de herziene EU visumcode in werking, waarvan artikel 25bis mogelijkheden biedt om de medewerking aan terugkeer te verdisconteren in ruimere of krappere verleningsvoorwaarden.
333
Hoeveel vreemdelingen zijn gedwongen teruggestuurd naar Marokko? Wat is de reden van gedwongen terugkeer? Hoe vaak had gedwongen terugkeer moeten plaatsvinden, maar is dit niet gelukt? Wat is de reden voor deze mislukking en wat heeft u gedaan om dit te corrigeren?
In 2019 zijn tot en met september zijn ca. 180 Marokkanen gedwongen uitgezet. Hiervan zijn circa 150 Marokkanen uitgezet vanuit vreemdelingenbewaring, en 30 Marokkanen vanuit strafrechtelijke detentie. In de meeste gevallen (ca.150) betrof het uitzettingen op basis van een Dublin claim. Ongeveer 20 Marokkanen zijn gedwongen teruggekeerd naar Marokko.
In 2019 zijn tot en met september circa 160 bewaringen opgeheven vanwege een andere reden dan gecontroleerd vertrek. Het merendeel van de bewaringen (circa 110) is opgeheven omdat na verloop van tijd het belang van de vreemdeling om in vrijheid gesteld te worden zwaarder woog dan het belang van de Staat om de vreemdeling langer vast te houden. Deze vreemdelingen moeten als gevolg van een belangenafweging vaak in vrijheid worden gesteld omdat er (ondanks langdurig tijdsverloop) nog geen geldige reisdocumenten zijn verstrekt ten behoeve van gedwongen terugkeer. Het niet kunnen beschikken over geldige reisdocumenten is veelal te wijten aan de niet-coöperatieve houding van de vreemdeling. De Marokkaanse autoriteiten geven aan bereid te zijn tot afgifte van vervangende reisdocumenten ook ten behoeve van gedwongen terugkeer. De medewerking van Marokko aan gedwongen terugkeer laat echter duidelijk ruimte voor verbetering. Zowel op politiek niveau als op hoog ambtelijk niveau werkt Nederland daarom maximaal aan een betere samenwerkingsrelatie met Marokko ten aanzien van terugkeer. Dit is een blijvend punt van aandacht in gesprekken met de Marokkaanse autoriteiten op elk niveau. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wil daarom zelf ook Marokko bezoeken om onze migratiesamenwerking te versterken.
334
Hoeveel vreemdelingen zijn in 2019 in vreemdelingenbewaring geplaatst en hoeveel van deze vreemdelingen hebben Nederland daadwerkelijk verlaten? Hoe verhoudt dit zich tot voorgaande jaren?
In 2019 zijn tot en met september ca. 2.960 vreemdelingen in bewaring gesteld. Van de vreemdelingen van wie in die periode de bewaring werd opgeheven vanwege een vorm van vertrek, heeft 76% (ca. 1.865) Nederland aantoonbaar verlaten. In 2017 en 2018 lag dit percentage op respectievelijk 73% (ca. 2.065) en 74% (ca. 2.260).
335
Hoeveel van de vreemdelingen die in 2018 in vreemdelingendetentie hebben gezeten, zijn daar meer dan een keer vastgezet?
Onder het aantal vreemdelingen dat in 2018 in vreemdelingendetentie heeft gezeten bevinden zich 190 vreemdelingen die meer dan één keer zijn vastgezet in vreemdelingendetentie. Bron: DJI, afgerond op tientallen.
336
Hoeveel van de aan de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) overgedragen personen hebben afgelopen vijf jaar daadwerkelijk Nederland aantoonbaar verlaten? Kan dit worden uitgesplitst naar aantallen overdrachten c.q. vertrekken per jaar?
De tabel in de bijlage geeft een overzicht van de instroom en de uitstroom bij de DT&V over de afgelopen vijf jaar82. De uitstroom is onderverdeeld in aantoonbaar vertrek en zelfstandig vertrek zonder toezicht. Aantoonbaar vertrek is daarbij uitgesplitst in gedwongen- en zelfstandig vertrek. Onderstaande gegevens komen uit de Rapportage Vreemdelingenketen (RVK) zoals die elk jaar gepubliceerd wordt.83
Bij de aantallen in de tabel is van belang dat vreemdelingen die in een bepaald jaar instromen bij de DT&V in een ander jaar kunnen vertrekken. Verder wordt opgemerkt dat de DT&V naast aantoonbaar vertrek ook nog uitstroom uit de caseload kent omdat een verblijfsvergunning wordt verleend of omdat er sprake is van een andere vorm van (tijdelijk) rechtmatig verblijf (bijvoorbeeld vanwege een herhaalde toelatingsaanvraag of om medische redenen).
337
Wat zijn de gemiddelde kosten van de DT&V per asielzoeker over de jaren 2010 – 2018? Kan dit worden uitgesplitst per jaar?
Er is geen inzicht te geven in de gemiddelde kosten per asielzoeker per jaar voor de DT&V, omdat deze niet eenduidig zijn vast te stellen. Elke methode die gehanteerd zou worden zou een vertekend beeld geven welke beïnvloed wordt door de voering van de boekhouding. De DT&V voert een kasstelsel, waardoor de allocatie van kosten aan individuele asielzoekers nagenoeg onmogelijk is. Extra complicatie daarnaast is dat de lengte van de uitzettingsprocedure fluctueert, waardoor toewijzing aan een specifiek begrotingsjaar niet mogelijk is. Daarnaast is het ook dat de kosten voor het vertrek van een afgewezen asielzoekers afhangt van meer dan alleen de inzet van DT&V, het hangt ook af van de medewerking van de asielzoekers en zijn land van herkomst.
De totale kosten van de DT&V in 2020 zijn 86,5 mln. Elke manier om vanuit daar de gemiddelde kosten te bereken zou gezien het bovenstaande arbitrair zijn.
338
Hoe vaak moet de DT&V een geplande uitzetting afbreken als gevolg van geweld, misdragingen, intimidaties of andere manieren van frustratie als gevolg van het terugkeerproces? Welke kosten brengen deze wandaden met zich mee?
In 2018 zijn ca. 110 vluchten geannuleerd doordat de vreemdeling zich heeft verzet tegen het vertrek. In 2019 t/m september waren dit ca. 70 vluchten. Dit betreft zowel gedwongen als zelfstandig vertrek. Omdat de kosten van iedere uitzetting, en daarmee ook van een annulering, van (een combinatie van) diverse factoren afhankelijk is, is geen informatie beschikbaar over de kosten van de annuleringen als gevolg van fysiek verzet van de vreemdeling. Ook zijn er meerdere ketenpartners bij betrokken zoals de Kmar en de Dienst Vervoer en Ondersteuning. In het kader van kostenbesparing worden waar mogelijk flexibele tickets geboekt.
339
Hoeveel vertrekplichtige gezinnen zijn vanuit de gezinslocaties daadwerkelijk teruggekeerd naar de landen van herkomst? Hoe verhoudt het aantal teruggekeerde gezinnen zich tot de resultaten van de afgelopen jaren?
Vanuit de gezinslocaties zijn in 2019 tot en met september ca. 55 vreemdelingen behorend tot een gezin zelfstandig teruggekeerd naar het land van herkomst en zijn 15 personen behorend tot een gezin uitgezet naar het land van herkomst vanuit vreemdelingenbewaring aansluitend op het verblijf in een gezinslocatie.
In 2018 zijn ca. 75 vreemdelingen behorend tot een gezin zelfstandig teruggekeerd naar het land van herkomst en zijn ca. 55 personen behorend tot een gezin uitgezet naar het land van herkomst vanuit vreemdelingenbewaring aansluitend op het verblijf in een gezinslocatie.
In 2017 zijn ca. 85 vreemdelingen behorend tot een gezin zelfstandig teruggekeerd naar het land van herkomst en zijn ca. 60 personen behorend tot een gezin uitgezet naar het land van herkomst vanuit vreemdelingenbewaring aansluitend op het verblijf in een gezinslocatie.
340
Hoeveel vertrekplichtige vreemdelingen zijn na hun verblijfsprocedure(s) toch niet uit Nederland vertrokken c.q. hebben hun vertrekplicht genegeerd? Hoe verhoudt dit percentage zich tot andere EU-lidstaten?
Inzet van de overheid is dat vreemdelingen, die niet (langer) in Nederland mogen blijven, terugkeren. Als van zelfstandig vertrek geen gebruik is gemaakt, kan worden ingezet op gedwongen terugkeer. Wanneer vertrekplichtige vreemdelingen zich aan het zicht van de overheid onttrekken (niet-aantoonbaar vertrek) is niet te zeggen waar zij verblijven. Mogelijk vertrekt een deel van deze groep alsnog uit Nederland. De migratieketen heeft hier niet rechtstreeks zicht op.
De meest recente schatting m.b.t illegaal verblijvende personen, uitgevoerd door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, dateert uit 2015.
In 2018 is het «Vooronderzoek data en methoden illegalenschatting»84 afgerond. Een nieuwe schatting m.b.t. «illegaal verblijvende personen» moet nog verschijnen. Daarbij zal het gaan om alle onrechtmatig verblijvende personen (niet alleen om diegene die hun vertrekplicht genegeerd hebben).
Het laatste rapport van het Europees Migratienetwerk (EMN), genaamd «Dissemination of Information on Voluntary Return85: how to reach irregular migrants not in contact with the authorities», dateert van 2015. Dit rapport leert dat onder de Europese lidstaten, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Spanje, Zweden en het VK naar schatting de grootste populatie illegaal verblijvende personen hebben. Paragraaf 2.1 van het rapport meldt: «However, the contrast in the perceived scales in different countries, is notable with Finland having the lowest estimate at 1,000 and Germany the highest at to up to 520,000.» Er zijn geen recentere cijfers beschikbaar.
341
Hoeveel vreemdelingen bevinden zich zonder verblijfsrecht in Nederland maar worden op grond van artikel 3 EVRM niet uitgezet?
Het totaal aantal vreemdelingen dat zich zonder verblijfsrecht in Nederland bevindt en op grond van artikel 3 EVRM niet naar het land van herkomst kan worden uitgezet, is niet als zodanig uit de systemen van de migratieketen te herleiden. De Nederlandse overheid heeft immers geen zicht op vreemdelingen die weliswaar in Nederland zijn, maar zich aan het vreemdelingentoezicht onttrekken.
Ten aanzien van vreemdelingen aan wie artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag (zoals oorlogsmisdadigers) is tegengeworpen en die vanwege artikel 3 EVRM niet kunnen worden uitgezet, wordt verwezen naar de brief aan uw Kamer inzake de Rapportage Internationale Misdrijven van 27 maart 2019 (Kamerstukken II, 2018/19, 35 000 VI, nr. 99).
342
Hoeveel criminele vreemdelingen bevinden zich zonder verblijfsrecht in Nederland? Hoeveel daarvan kunnen niet worden uitgezet en waarom niet? Hoeveel daarvan zitten in vreemdelingenbewaring?
De vraag wordt opgevat als betrekking hebbende op vreemdelingen die ooit een strafrechtelijk feit hebben begaan. Deze vragen naar vreemdelingen zonder verblijfsrecht zijn niet te beantwoorden, omdat de overheid geen zicht heeft op alle vreemdelingen die zich illegaal in Nederland bevinden. Dit is inherent aan illegaal verblijf. DT&V heeft wel zicht op vreemdelingen met een strafrechtelijke achtergrond die zijn overgedragen aan de DT&V.
Op 30 september 2019 had de DT&V ca. 800 vreemdelingen met een strafrechtelijke achtergrond (VRIS) in de caseload. Nagenoeg alle vreemdelingen bevonden zich op een DJI-locatie, de meesten voor het uitzitten van een (preventieve) straf of maatregel en een klein deel (ca. 60) zat in vreemdelingenbewaring. In principe wordt in al deze zaken gewerkt aan terugkeer, afhankelijk van het al dan niet uitdienen van een strafrechtelijke detentie. Het slagen van uitzetting is afhankelijk van meerdere factoren, waaronder het beschikbaar zijn van reisdocumenten, informatie over identiteit en nationaliteit en de mate van medewerking door landen van herkomst.
In 2019 (t/m september) zijn ca. 910 VRIS-vreemdelingen uit de caseload van de DT&V vertrokken, waarvan ca. 720 (79%) aantoonbaar en ca. 190 (21%) zelfstandig zonder toezicht. In heel 2018 lag het percentage aantoonbaar vertrek op 78%.
343
Hoeveel dossiers van vreemdelingen zijn in 2018 en 2019 overgedragen aan de DT&V en welk deel hiervan betreft vreemdelingen die een reguliere verblijfsprocedure hebben doorlopen?
In 2018 zijn ca. 18.920 dossiers overgedragen aan de DT&V. In 2019 zijn (tot en met september) ca. 16.330 dossiers overgedragen aan de DT&V. In de registratie van de DT&V wordt geen onderscheid gemaakt naar de verblijfsrechtelijke achtergrond van een vreemdeling omdat dit niet relevant is in het kader van terugkeer. Het gaat bij terugkeer enkel om het feit dat vreemdelingen niet (langer) in Nederland mogen blijven.
344
Hoeveel geweldsincidenten vonden in 2018 plaats in de centra voor vreemdelingendetentie in Rotterdam, Zeist en Schiphol? Om wat voor incidenten gaat het, welke straffen zijn hiervoor opgelegd en hoeveel vreemdelingen zijn als gevolg hiervan uit Nederland verwijderd?
In 2018 hebben in de detentiecentra ca. 150 geweldincidenten plaatsgevonden. In ca. 56% van de gevallen ging het om fysiek geweld tussen ingeslotenen onderling en in ca. 44% van de gevallen om fysiek geweld tegen personeel. In bijna alle gevallen werden de geweldplegers in afzondering geplaatst, waarvan in ca 37% van de gevallen op eigen cel. Alle vreemdelingen in detentiecentra verblijven daar ter fine van uitzetting. Het gedwongen vertrek hoeft dus niet direct gerelateerd te zijn aan het geweldsincident waarbij de vreemdeling is betrokken. Uit de geautomatiseerde systemen van de migratieketen is niet op te maken van hoeveel van deze vreemdelingen uiteindelijk uit Nederland zijn vertrokken, dit vereist namelijk een complexe analyse.
Bron: DJI, aantal afgerond op tientallen.
345
Van hoeveel vreemdelingen die in de Basisregistratie Personen (BRP) staan ingeschreven hebben gemeenten het vermoeden dat zij feitelijk niet op dit adres cq. in Nederland verblijven? Van welk aandeel hiervan is het verblijfsrecht ingetrokken?
Op 15 oktober 2019 woonden 6.910 personen in Nederland op een adres dat op dat moment in onderzoek was door gemeenten. Het betreft hier alle personen, ongeacht nationaliteit. 1.730 personen hiervan hebben een niet-Nederlandse nationaliteit. Het feit dat een adres in onderzoek is, betekent niet per definitie dat een gemeente eraan twijfelt of de betrokkene op het adres woont. Wel dat de gemeente in deze gevallen twijfelt aan de correctheid van een of meer gegevens in het opgegeven adres. Dat kan bijvoorbeeld ook de schrijfwijze van de straatnaam zijn of een eventuele toevoeging bij het huisnummer. Het zal echter in veruit de meeste gevallen gaan over twijfel over wie er op dat adres woont. Het CBS kan niet aangeven van welk deel van deze groep de verblijfsvergunning is ingetrokken.
346
Welke organisaties in Nederland houden zich bezig met de behartiging van de belangen van vreemdelingen en welke organisaties worden gesubsidieerd door de Nederlandse overheid? Hoeveel gemeenschapsgeld ontvangen zij, uitgesplitst naar subsidies door het rijk en de gemeenten?
Omdat er geen centraal overzicht bestaat van alle subsidies die de overheid toekent en van organisaties die zich bezighouden met belangenbehartiging van vreemdelingen, kan deze vraag niet geheel worden beantwoord. Het antwoord beperkt zich derhalve tot organisaties die naast Vluchtelingenwerk Nederland vanuit artikel 37 (Migratie) van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid de afgelopen twee jaar een subsidie toegekend hebben gekregen, zie hiervoor de tabel in de bijlage86. Deze subsidies passen binnen de doelstellingen van het migratiebeleid. Ook wordt verwezen naar de verleende subsidies uit het Asiel, Migratie en Integratiefonds.
De subsidies over 2019 moeten nog officieel worden vastgesteld aan de hand van een beschikking. De subsidies die alleen in 2017 zijn uitgekeerd waren bestemd voor specifieke eenmalige programma’s en/of projecten en zijn niet verlengd naar 2018.
Daarnaast heeft de Dienst Terugkeer en Vertrek met verschillende organisaties een subsidierelatie om vrijwillige terugkeer te bevorderen. Verwezen wordt naar het antwoord op vraag 247. Ook uit het Asiel, Migratie en Integratiefonds worden subsidies verleend. Dit fonds is een onderdeel van de subsidieregeling voor de Europese migratie- en veiligheidsfondsen 2014–2020.87
347
Welke organisaties in Nederland houden zich bezig met de begeleiding van vreemdelingen naar het land van herkomst? Hoeveel gemeenschapsgeld ontvangen zij, en hoeveel vreemdelingen laten zij terugkeren?
Vanuit de rijksoverheid wordt de begeleiding van vreemdelingen naar het land van herkomst georganiseerd door, of in afstemming met de Dienst Terugkeer & Vertrek. Ook worden er verschillende projecten gefinancierd met middelen van het Ministerie van J&V en het Ministerie van BZ. Op dit moment worden, naast de begeleiding van de DT&V, projecten uitgevoerd op het terrein van terugkeer van vreemdelingen naar landen van herkomst door de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), VluchtelingenWerk Nederland, de Stichting WereldWijd, de Stichting Rotterdams Ongedocumenteerden Steunpunt, Stichting IETA, Goedwerk Foundation, Solid Road en Barka Nederland. Daarnaast is het mogelijk dat er andere organisaties actief zijn op dit gebied, op lokaal niveau bijvoorbeeld in samenwerking met gemeenten, waar de rijksoverheid niet bij betrokken is. Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de vreemdeling om Nederland te verlaten wanneer er geen recht op verblijf is. De vreemdeling is daarbij vrij om gebruik te maken van iedere mogelijke ondersteuning. Voor 2019 is een bedrag van € 8,5 miljoen aan terugkeersubsidies beschikbaar voor de hiervoor genoemde projecten.
Ook uit het Europese Asiel, Migratie en Integratiefonds (AMIF) 2014–2020 worden subsidies verleend. Uit het AMIF is tot dusver € 91 mln gecommitteerd voor subsidies over deze gehele periode. Circa 11 mln ziet op «begeleidende maatregelen», te weten projecten voor het doel de terugkeer van onderdanen uit derde landen naar hun land van herkomst te vergemakkelijken. Hierbij valt te denken aan het versterken van logistiek van het terugkeerproces door inzet van transportmiddelen, het verbeteren van de communicatie van de derdelander door de inzet van tolk- en vertaaldiensten, het opleiden van personeel van organisaties die betrokken zijn bij de terugkeer en het bevorderen van het welbevinden van afgewezen asielzoeker. Circa 39 mln ziet op «maatregelen voor terugkeer», te weten projecten met als doel zelfstandige terugkeer van onderdanen uit derde landen naar hun land van herkomst te stimuleren. Hierbij gaat het om terugkeerfaciliteiten, bieden van directe ondersteuning in Nederland of in het land van herkomst aan de derdelander bij herintegratie in het land van herkomst, versterken van de samenwerking met autoriteiten van het land van herkomst, versterken van de samenwerking met en tussen organisaties in Nederland die betrokken zijn bij terugkeer en het versterken van de samenwerking met andere Europese (lid)staten. Circa 41 mln ziet «specifieke acties», te weten projecten waarin verschillende EU lidstaten samenwerken met NL als leidende lidstaat. Dit subsidiebedrag is specifiek voor deze projecten beschikbaar gesteld en is aan de Nationale enveloppe toegevoegd. Deze projecten worden uitgevoerd voor de volgende organisaties: Ministerie van Justitie en Veiligheid, Dienst Terugkeer en Vertrek, Dienst Justitiële Inrichtingen, Stichting Ros, Stichting WereldWijd, Internationale Organisatie voor Migratie, VluchtelingenWerk Nederland, New Dutch Connections, Solid Road, Stichting ASKV/Steunpunt Vluchtelingen. Meer informatie over het AMIF is te vinden op https://www.uitvoeringvanbeleidszw.nl/subsidies-en-regelingen/asiel-migratie-en-integratiefonds-amif.
Toegekende subsidies betreffen veelal meerjarige projecten. Een directe relatie tussen de verschillende projecten en de terugkeerresultaten in enig jaar is daarom niet te geven. Voor de realisatie van het daadwerkelijk vertrek maken de organisaties gebruik van de diensten van de DT&V of van het IOM, waaruit een indicatie van het aantoonbaar vertrek kan worden afgeleid. Zo is in de op 14 mei jl. gepubliceerde Rapportage Vreemdelingenketen88 aangegeven dat er in 2018 in totaal 21.410 personen zijn vertrokken, waarvan het aandeel aantoonbaar vertrek 9.380 personen betrof.
348
In welke gemeenten wordt opvang verleend aan uitgeprocedeerde vreemdelingen? Kunt u een overzicht geven van alle locaties, en hierbij aangeven of, en zo ja, hoeveel vreemdelingen er aantoonbaar zijn vertrokken vanuit deze locaties? Welke kosten werden hiervoor uitgetrokken?
Een overzicht van gemeentelijke onderdakvoorzieningen (die geen pilots voor de landelijke vreemdelingenvoorzieningen (LVV) zijn) kan worden gevonden in de meicirculaire gemeentefonds 2019. Deze voorzieningen betreffen buitenwettelijk begunstigend beleid dat gemeenten onder hun eigen verantwoordelijkheid uitvoeren. De vraag naar het aantal aantoonbaar vertrokken vreemdelingen is dan ook niet te beantwoorden, omdat deze gegevens niet worden verzameld door JenV. De desbetreffende gegevens zullen worden verzameld als onderdeel van de onafhankelijke evaluatie die in de loop van 2020 wordt uitgevoerd. Belangrijk om te benoemen is dat de BBB’s zoveel mogelijk in eenzelfde tempo worden afgebouwd als de LVV-capaciteit wordt opgebouwd. Als onderdeel van de programmafinanciering LVV ontvangen desbetreffende gemeenten een beperkte tegemoetkoming die tijdens de looptijd van het programma dus afloopt.
349
Welke gemeenten kennen een subsidieregeling voor bijstand aan uitgeprocedeerde vreemdelingen? Hoe hoog is deze subsidieregeling per gemeente en met welk doel worden deze verstrekt?
Deze vraag is niet te beantwoorden, omdat deze gegevens niet worden verzameld door JenV. Het al dan niet bestaan van een subsidieregeling voor bijstand aan uitgeprocedeerde vreemdelingen betreft een lokale aangelegenheid, waar door JenV geen voorwaarden aan kunnen worden gesteld voorzover deze regeling wordt bekostigd uit de decentralisatie-uitkering. Hetzelfde geldt voro de hoogte van een eventuele subsidieregeling en het doel ervan.
Gemeenten die onderdak verlenen aan deze doelgroep (hierna: BBB-gemeenten) ontvangen via een decentralisatie-uitkering van het gemeentefonds een tegemoetkoming als onderdeel van de programmafinanciering LVV. Deze uitkering wordt verstrekt over de periode 2018–2021, waarbij het Rijk ieder jaar in totaal € 12 mln. bijdraagt deels. Belangrijk om te vermelden is dat ook gemeenten en de Europese Unie substantieel bijdragen. Het onderdeel van de totale programmafinanciering dat ten gunste komt van BBB-gemeenten loopt in de loop der tijd af. Onderdeel van de samenwerkingsafspraak is immers dat de BBB’s zoveel mogelijk in eenzelfde tempo worden afgebouwd als de LVV-capaciteit wordt opgebouwd. Een deel van de tegemoetkoming wordt door gemeenten besteed aan de uitvoering van onderdak en begeleiding door NGO’s.
350
Hoeveel uitgeprocedeerde vreemdelingen maken gebruik van de Landelijke Voorziening Vreemdelingen (LVV) in Nederland, uitgesplitst naar locatie? Hoeveel van de in LVV’s verblijvende vreemdelingen keren daadwerkelijk terug naar het land van herkomst?
De capaciteit van de pilot-LVV’s, uitgesplitst naar locatie, is als volgt: Amsterdam 360 plekken; Rotterdam 117 plekken; Utrecht 230 plekken; Eindhoven 130 plekken; en Groningen 300 plekken. Hoewel de daadwerkelijke bezetting varieert, zetten de betrokken partijen zich in om de capaciteit volledig te benutten. Het realiseren van aantoonbaar terugkeer of een andere bestendige oplossing voor deze specifieke doelgroep is een complexe aangelegenheid en kost tijd. De onafhankelijke evaluatie van de LVV’s start in 2020 en zal de bereikte resultaten inzichtelijk maken.
351
Wat zijn de kosten voor politie-inzet in en om de LVV’s?
Deze vraag is niet te beantwoorden, omdat deze gegevens niet worden verzameld door JenV. Handhaving van de openbare orde betreft een lokale aangelegenheid. Binnen de deelnemende politie-eenheden zijn coördinatoren vanuit de Afdeling Vreemdelingen, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) betrokken die gelden als eerste aanspreekpunt. De evaluatie van de pilot-LVV’s zal inzichtelijk maken hoeveel van hun arbeidstijd aan LVV-werkzaamheden is besteed.
352
Hoeveel uitgeprocedeerde vreemdelingen verblijven in en maken momenteel gebruik van de LVV in Amsterdam? Welke kosten zijn hieraan verbonden?
Het Rijk maakt voor in totaal 1175 plekken 12 miljoen euro over. Gemeenten hebben dit naar rato van capaciteit onderling verdeeld. De capaciteit van de pilot-LVV (Landelijke Vreemdelingenvoorzieningen) in Amsterdam bedraagt 360 plekken.
353
Hoeveel woningen en panden zijn er door de groep uitgeprocedeerde groep «We are here» de afgelopen jaren gekraakt in Amsterdam? Hoeveel van deze uitgeprocedeerde asielzoekers zijn vervolgd en veroordeeld voor dit kraken en wat zijn de kosten?
Deze vraag is niet te beantwoorden, omdat deze gegevens niet worden verzameld door JenV. Handhaving van de openbare orde en vervolging betreffen aangelegenheden van de driehoek van Amsterdam.
354
Hoeveel vluchtelingen hebben de Arabische golfstaten, zoals Qatar, Dubai en de Verenigde Arabische Emiraten, opgenomen?
Qatar, Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) zijn geen partij bij het Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties. Vluchtelingen worden dan ook niet als zodanig geregistreerd door deze landen. Het is dan ook niet vast te stellen hoeveel vluchtelingen zich exact in deze landen bevinden. Wel heeft UNHCR eerder de aanwezigheid gemeld van ca. 500.000 Syriërs, waaronder vluchtelingen, in Saudi-Arabië, doorgaans met een verblijfsvergunning als arbeidsmigrant of in het kader van een vorm van gezinshereniging. Ook in Qatar en de VAE bevinden zich Syriërs veelal onder dergelijke verblijfstitels. UNHCR sprak eerder over een aantal van ca.100.000 in de VAE.
355
Hoeveel asielzoekers zijn in 2018 teruggestuurd naar een andere EU-lidstaat in het kader van de Dublinverordening? Hoeveel Dublinclaimanten waren er?
In 2018 zijn er 5.730 vreemdelingen uitgestroomd bij wie een Dublin claim aanwezig is geweest. In 1.870 van deze zaken heeft aantoonbaar vertrek op Dublinclaim naar het claim land plaatsgevonden.
356
Hoeveel Dublinclaims heeft Nederland de afgelopen vijf jaar ingediend en bij welke EU-lidstaten? Wat is het inwillingspercentage van deze «take charge claims» van de betreffende EU-lidstaten? Hoe vaak worden deze claims geweigerd, kan dit worden uitgesplitst per EU-lidstaat? Welke kosten moet Nederland maken als gevolg van geweigerde Dublin claims door andere EU-lidstaten?
Zie voor de beantwoording van de eerste drie vragen de tabellen in de bijlage89. De gevraagde kostenberekening kan niet worden gegenereerd uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van de IND.
357
Hoe vaak wordt, anders dan bij verlenging of omzetting van de verblijfsvergunning, gecontroleerd of asielzoekers nog aan de verblijfsvoorwaarden voldoen, vooral met het oog op de veranderde veiligheidssituatie in het land van herkomst? Hoe vaak is dit bij de Syrische asielzoekers gebeurd? Klopt het dat een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op elk moment kan worden ingetrokken wanneer niet meer aan de verblijfsvoorwaarden wordt voldaan?
De gevraagde cijfers kunnen niet worden gegenereerd uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van de IND. De verleningsgrond van de asielvergunning is vervallen wanneer de vreemdeling niet langer de bescherming van Nederland behoeft tegen de situatie in het land van herkomst. In het algemeen geldt dat een beleidswijziging ten grondslag ligt aan de herbeoordeling van asielvergunningen voor bepaalde tijd vanwege een veranderde veiligheidssituatie in het land van herkomst. Er dient dan namelijk – conform artikel 3.37g VV – door de Staatssecretaris te zijn vastgesteld dat de wijziging van de situatie in het land van herkomst een voldoende ingrijpend en niet voorbijgaand karakter heeft. Een dergelijke beleidswijziging heeft zich nog niet voorgedaan ten aanzien van het asielbeleid van Syrië.
Het is juist dat een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kan worden ingetrokken wanneer niet aan de verblijfsvoorwaarden wordt voldaan. Naast een gewijzigde veiligheidssituatie in het land van herkomst zijn er ook andere aanwijzingen voor het vervallen van de verleningsgrond, zoals terugreis door de vreemdeling naar het land van herkomst, een amnestieregeling in het land van herkomst en/of ander bewijs dat de feitelijke machthebbers de vreemdeling niet langer vervolgen zoals een rechterlijke uitspraak of de verplaatsing van het hoofdverblijf. Indien de IND dergelijke meldingen ontvangt in individuele zaken wordt aan de hand van het geldende beleid en regelgeving getoetst of de vreemdeling in het bezit dient te blijven van een verblijfsvergunning dan wel of de verblijfsvergunning ingetrokken dient te worden.
358
Welk deel van de vluchtelingen die in het kader van hervestiging c.q. herplaatsing naar Oost- of Zuid- Europese landen zijn gegaan is daar ook daadwerkelijk gebleven en niet doorgereisd naar andere Europese landen?
Voor zover bekend wordt het aantal vreemdelingen dat in het kader van hervestiging/herplaatsing naar Oost- of Zuid-Europese landen is gegaan en vervolgens is doorgereisd naar andere (Europese)landen, niet centraal bijgehouden. Ook uit de systemen van de IND is niet te generen hoeveel van hen naar Nederland zijn doorgereisd. Mocht een dergelijke situatie zich in de praktijk voordoen, dan wordt door de IND het asielverzoek afgewezen, onder de motivering dat de vreemdeling al bescherming geniet/kan genieten in een andere EU-lidstaat.
359
Hoeveel sociale huurwoningen zijn er de afgelopen vijf jaar verstrekt aan statushouders?
In de bijlage staat in een tabel hoeveel statushouders de afgelopen vier jaar door Nederlandse gemeenten zijn gehuisvest in het kader van de taakstelling huisvesting vergunninghouders90. Naar verwachting zijn de meeste statushouders door gemeenten gehuisvest in sociale huurwoningen, hierover zijn echter geen gegevens beschikbaar. Uiteraard staat het aantal gehuisveste statushouders niet gelijk aan het aantal woningen, omdat meerdere statushouders (bijv. een gezin) samen gehuisvest worden.
360
Hoeveel verblijfsprocedures doorloopt een vreemdeling gemiddeld wiens eerste verblijfsaanvraag is afgewezen? Hoe verhoudt dit zich tot voorgaande jaren?
Om deze gegevens te achterhalen is een nadere analyse en onderzoek nodig. De analyse en het onderzoek zijn tijdrovend en niet binnen de door uw Kamer gestelde termijn te leveren.
361
Bij hoeveel van de minderjarige vreemdelingen die momenteel in Nederland verblijven is medisch geverifieerd dat zij daadwerkelijk minderjarig zijn? In hoeveel gevallen kan dit niet met zekerheid worden vastgesteld en is desondanks toch een verblijfsstatus toegekend?
De gevraagde cijfers kunnen niet worden gegenereerd uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van de IND. Elke alleenstaande minderjarige vreemdeling die asiel aanvraagt en niet (voldoende) is gedocumenteerd, wordt na binnenkomst in Nederland geschouwd door AVIM (of Kmar) en de IND. Wanneer de uitkomst hiervan is dat er twijfel bestaat over de gestelde leeftijd, wordt nader onderzoek gedaan. Dit kan bestaan uit een Dublin-onderzoek of een medisch leeftijdsonderzoek. In 2018 heeft NFI 13 medische leeftijdsonderzoeken uitgevoerd.
362
Hoe lang duurt het gemiddeld genomen per spoor voordat de beroepsprocedure in asielzaken is behandeld? Hoelang is de wachttijd bij de rechtbank gemiddeld per spoor?
Over de gemiddelde doorlooptijden per spoor van beroepszaken wordt gerapporteerd in de Rapportage Vreemdelingenketen (RVK). De RVK over de eerste 6 maanden van 2019 zal binnenkort gepubliceerd worden. Hierin worden de cijfers in de tabel uit de bijlage over doorlooptijden van beroepszaken gepresenteerd91. De opgenomen doorlooptijden voor de rechtbanken naar sporen zijn afkomstig van de IND aangezien de Rechtspraak geen registratie van doorlooptijden naar sporen kent. In de berekening van deze doorlooptijden zijn de Vovo’s en «Beroep niet tijdig beslissen» niet meegenomen. De werkwijze van berekenen zal nog worden aangescherpt, maar deze gemiddelde doorlooptijden geven een goed eerste beeld. Bron: KMI+
363
Hoe verhoudt de voorgenomen stabielere financiering van de IND zich tot het feit dat na 2020 het budget voor de IND tot en met 2014 afloopt met in totaal 56 mln. euro?
De stabiele financiering van de IND gaat uit van een basisfinanciering, gebaseerd op een productieniveau bij een instroom van 22.500 asielaanvragen, die structureel is toegekend. Deze extra middelen geeft de IND de mogelijkheid deze basis in te vullen met vaste capaciteit. Daarnaast is de extra productie die wordt verwacht op basis van de meerjarenproductieprognose (MPP) voor drie i.p.v. twee jaar verwerkt. Ook is een doelmatigheidskorting (per 2020) doorgevoerd omdat een stabiele basis ook kan leiden tot meer doelmatigheid.
364
Op welke feiten baseert u uw prognose dat de asielinstroom vanaf 2021 af zal nemen?
Voor wat betreft de ramingen voor 2021 en verder geldt in zijn algemeenheid dat hoe verder vooruit een prognose opgesteld wordt, de kansen op onzekerheden toenemen. Dit geldt zeker in het asieldomein.
Op grond hiervan is het verstandig om in de meerjarenprognose rekening te houden met één of meer asielinstroom verhogende ontwikkelingen. Anderzijds dient bij de ramingen over een langere periode rekening gehouden te worden met het gegeven dat een sterk verhoogde instroom (politieke) tegenmaatregelen zal oproepen die over een langere periode gerekend meer effect zullen hebben dan op wat kortere termijn mogelijk is.
Het bijstellen van een meerjarenprognose komt neer op het bijstellen van risico-inschattingen. De raming voor 2021 weerspiegelt de verwachting dat in de komende jaren de geopolitieke spanningen zullen afnemen. Ook speelt hier de gedachte mee dat de Europese en nationale politiek waarschijnlijk tegenmaatregelen zal nemen mocht de instroom al te fors toe gaan nemen.
365
Kunt u motiveren waarom u heeft besloten niet langer een asielreserve aan te houden?
De asielreserve is bedoeld voor het opvangen van fluctuaties in de instroom van asiel. Deze wordt nog steeds aangehouden. In 2019 zijn de resterende middelen in de asielreserve ingezet voor de meerkosten van de asielinstroom in 2019. Indien er zich in de toekomst weer onderuitputting voordoet zal deze weer in de asielreserve worden gestort.
366
Heeft u de recente ontwikkelingen in en rond Turkije meegewogen in uw prognose voor de asielinstroom van de komende jaren?
In de kengetallen zoals weergegeven op pagina 88 van de JenV-begroting is deze ontwikkeling niet meegenomen, omdat pas na opstellen van de begroting de situatie in Turkije is veranderd.
367
Kunt u aangeven hoeveel politiecapaciteit er gemoeid is met de asielinstroom in Nederland in 2018 en 2019 tot nu toe? Kunt u de kosten daarvan weergeven?
De politie voert verschillende werkzaamheden uit met betrekking tot asielzoekers. Zo identificeert en registreert de politie asielzoekers, is de politie verantwoordelijk voor openbare orde rondom asielzoekerscentra en de EBTL en doet onderzoek naar signalen van mensenhandel- en smokkel die zij van asielzoekers verkrijgen.
Bij iedereen die in Nederland asiel aanvraagt, wordt binnen 24 uur gestart met het identificatie- en registratieproces. Deze werkzaamheden worden uitgevoerd door de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) van de politie. In 2018 is hier ongeveer 165 fte voor ingezet. Gezien de inzet tot nu toe in 2019 en de verhoogde asielinstroom de afgelopen twee maanden, is de verwachting dat de totale inzet op het identificatie en registratieproces iets hoger zal uitvallen dan in 2018. Om deze werkzaamheden uit te voeren wordt bijstand verleend vanuit AVIM-teams uit het hele land en vanuit de basisteams. Deze bijstand is nodig, omdat de instroom hoger is dan bij de vorming van AVIM en er meer nadruk ligt op nationale veiligheid en migratiecriminaliteit.
Daarnaast is de politie verantwoordelijk voor het handhaven van de openbare orde in en om asielzoekerscentra en de EBTL en het opleggen van vrijheidsbeperkende maatregelen. De inzet die hiermee is gemoeid komt uit de basisteams. De politie houdt niet bij hoeveel tijd van de basisteams wordt ingezet voor deze specifieke werkzaamheden.
Tot slot, doet AVIM onderzoek naar signalen van mensenhandel- en smokkel die gerelateerd zijn aan de asielstromen, waarbij mensen tijdens of na de reis naar Nederland slachtoffer en in sommige gevallen dader blijken te zijn. Een deel van deze signalen komt binnen via aangiftes door asielzoekers, onder meer van mensenhandel. Daarbij hoeft de uitbuiting niet in Nederland te hebben plaatsgevonden. Er wordt niet afzonderlijk bijgehouden hoeveel aangiftes door asielzoekers worden gedaan. Het is daardoor ook niet mogelijk om aan te geven hoeveel politiecapaciteit hieraan wordt besteed. Echter, veel verzoeken tot intakes en daarop volgende aangiftes die binnenkomen bij de AVIM zijn B8/3-gerelateerd (vreemdeling die slachtoffer of getuige-aangever is van mensenhandel) en houden verband met de asielstroom. Dit aantal is sinds halverwege 2018 sterk gestegen.
368
Hoeveel mensen wachten op dit moment op de start van hun asielprocedure? Hoeveel worden daarvan ingeschat als «kansrijk»?
Op 30 september 2019 stonden er in totaal 17.790 asielprocedures open. Dit betreft procedures waarbij een vreemdeling een asielaanvraag heeft ingediend (begin procedure) en waarop nog geen beslissing is genomen door de IND (einde procedure). In dit getal zitten alle asielprocedures, te weten: de eerste asielaanvragen in de verschillende sporen, herhaalde asielaanvragen, zijinstroom, hervestiging en relocatie.
In het regeerakkoord staat dat asielzoekers van wie de aanvraag een grote kans biedt op vergunningverlening, naar kleinere opvangcentra gaan in de buurt van de gemeente die hen later zal huisvesten. Het programma Flexibilisering Asielketen werkt dit momenteel uit. Daarbij worden pilots geëntameerd bij de IND, waarbij bepaalde groepen vreemdelingen een snellere asielprocedure doorlopen. Op basis hiervan zal de SJenV besluiten tot beleid waarin het onderscheid tussen kansrijk en kansarm bepaald kan worden.
Omdat dit beleidsbesluit nog niet genomen is, is het begrip «kansrijk» nog niet formeel gedefinieerd en is dus niet met cijfers te onderbouwen hoeveel asielaanvragen ingeschat kunnen worden als «kansrijk».
369
Verwacht u meer herhaalde asielaanvragen als de advocaat minder bij de totstandkoming wordt betrokken? Zo nee, waarom niet?
De maatregel om rechtsbijstand na het voornemen tot afwijzing van een asielaanvraag te verstrekken wordt voorbereid. Bij de invulling van de maatregel zal uiteraard rekening gehouden worden met onder meer de verplichtingen voortvloeiend uit EU-regelgeving en het waarborgen van de zorgvuldigheid en kwaliteit van de Nederlandse asielprocedure. Dankzij deze waarborgen bestaat er geen aanleiding om te verwachten dat de maatregel zal leiden tot meer herhaalde asielaanvragen. Zie verder het antwoord op vraag 36.
370
Welk percentage asielverzoeken wordt afgedaan in spoor 1, 2 en 4?
De verdeling over de sporen in aantallen en percentages van de eerste asielaanvragen die in 2019 (t/m september) zijn afgedaan staan in de tabel in de bijlage92. Deze cijfers zijn afgerond op tientallen. Bij een afgeronde opsomming kan het voorkomen dat de (afgeronde) delen niet optellen tot de (afgeronde) som. De opsomming wordt niet kloppend gemaakt om zo dicht mogelijk bij de niet-afgeronde aantallen te blijven.
371
Wat is het inwilligingspercentage van de sporen 1, 2 en 4? Kan de Staatssecretaris dat opsplitsen naar de top 10 landen van herkomst?
Het inwilligingspercentage in spoor 1 (Dublinprocdure) is 0%. Dat komt omdat zaken waarbij resultaat is dat de Dublinverordening niet van toepassing is in behandeling worden genomen in de Algemene asielprocedure (dus in spoor 4). Het inwilligingspercentage in spoor 2 (Veilig land of verblijf in ander EU-land) is in 2019 t/m september 0%. Het inwilligingspercentage in spoor 4 (Algemene Asielprocedure) is in 2019 t/m september 58%. Voor spoor 4 is de onderverdeling van de top 10 landen met aantal inwilligingen opgenomen in de tabel in de bijlage93.
372
Hoeveel Afghanen zijn afgewezen in 2017, 2018 en 2019? Hoeveel van hen hebben na beroep alsnog een vergunning gekregen? Hoeveel van hen hebben een Hasa ingediend? Hoeveel van hen zijn aantoonbaar vertrokken? Hoeveel fte houdt zich gemiddeld genomen per jaar bezig met Afghaanse zaken? Hoeveel fte zou ongeveer over blijven om de wachttijden verder terug te dringen als het inwilligingspercentage omhoog zou gaan?
Bij de beantwoording wordt er vanuit gegaan dat de vraag ziet op Afghaanse asielaanvragen. In 2017 zijn 1.010 eerste asielaanvragen van Afghanen afgewezen, in 2018 waren dat er 280 en in 2019 (t/m september) 140. In beroep zijn in 2017 80 Afghaanse asielaanvragen alsnog ingewilligd; in 2018 was dat aantal 90 en in 2019 (t/m september) was dat aantal 50. In 2017, 2018 en 2019 (t/m september) zijn resp. 300, 280 en 130 herhaalde asielaanvragen ingediend door Afghanen.
Aantoonbaar vertrek Afghanen in de jaren:
2017: 240
2018: 110
2019 t/m september: 80
De afwijzingen in een bepaald jaar zijn niet rechtstreeks te relateren aan het aantoonbaar vertrek in dat jaar. Verder betreft dit alle aantoonbaar vertrek, dus inclusief overdrachten in het kader van de Dublin Verordening.
Het antwoord op de laatste twee vragen is niet te geven, omdat deze cijfers niet beschikbaar zijn.
373
Wat is het inwilligingspercentage voor Syrische, Afghaanse en Eritrese asielzoekers in het eerste half jaar van 2019? Kunt u dit percentage uitsplitsen naar aanmeldcentrum?
Het inwilligingspercentage voor Syriërs was in het eerste half jaar van 2019 97%, voor Afghanen was dit 39% en voor Eritreeërs was dit 82%. Dit percentage omvat slechts de zaken door de IND inhoudelijk zijn behandeld. Zaken die afgedaan zijn op grond van de Dublin verordening zijn niet meegenomen in de totalen van deze nationaliteiten. Het is niet mogelijk dit uit te splitsen naar aanmeldcentrum omdat dit niet geregistreerd wordt in het geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van de IND.
374
Hoeveel asielaanvragen van Afghaanse tolken zijn er de afgelopen vijf jaar ingediend, hoeveel zijn daarvan afgewezen, toegewezen, of zitten nog in de procedure?
Bij de beoordeling van een asielverzoek wordt rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden. Of een Afghaanse asielzoeker heeft getolkt wordt niet apart geregistreerd. Deze omstandigheid maakt immers deel uit van de kenmerken van de asielaanvrager en de asielmotieven. Een registratie op afzonderlijke kenmerken en asielmotieven vindt niet plaats en deze gegevens zijn dan ook niet uit de geautomatiseerde systemen van de IND te genereren.
375
Hoeveel aanvragen van Afghaanse tolken zijn recentelijk bij de Nederlandse ambassade in Kabul ingediend?
Sinds 2 juli 2019, de beantwoording van Kamervragen over Afghaanse lokale voormalige werknemers van Nederlandse missie door de Minister van Defensie,94 zijn er in totaal 73 aanvragen ingediend op de post in Kabul.
376
Kunt u de door de Onderzoekscommissie Langdurig Verblijvende Vreemdelingen zonder Bestendig Verblijfsrecht opgevraagde statistieken die betrekking hebben op de doorlooptijden van spoor 4 Algemene Asielprocedure en spoor 4 Verlengde Asielprocedure uit bijlage C4 en C5 aan het onderzoeksrapport actualiseren?
Tot en met eind september 2019 zijn de gemiddelde cumulatieve doorlooptijden per spoor als volgt:
Spoor 4 AA: 28 weken
Spoor 4 VA: 46 weken
377
Hoeveel asielverzoeken zijn afgedaan in de sporen 1, 2, 4 (algemene asielprocedure) en 4 (verlengde asielprocedure) in de tweede helft van 2018 en per maand in 2019?
In de tabellen in de bijlage staan de aantallen afgedane zaken per maand95. Het betreft hier alleen de afgedane eerste asielaanvragen en dus niet nareiszaken, hervestiging, herhaalde asielaanvragen en zijinstroom.
378
Bestaan er prognoses voor de doorlooptijd, duur van de opvang, of voor de planning van een eerste gehoor voor spoor 4? Zo ja, wat is de huidige prognose? In hoeverre komen de huidige doorlooptijden overeen met de prognoses van een jaar geleden?
Nee, er wordt op dit moment geen prognoses bijgehouden voor de planning van een eerste gehoor en de doorlooptijd van de behandeling van een aanvraag. Dit hangt van te veel variabelen af zoals de daadwerkelijke instroom van asielaanvragen, het soort zaak, de vraag wat voor nader onderzoek nodig is, planningscapaciteit etc. Wel geeft de IND de gerealiseerde gemiddelde doorlooptijden per spoor weer op haar website. Deze cijfers geven een indicatie voor de doorlooptijden in de nabije toekomst. Om dezelfde redenen wordt ook de verblijfstijd in de opvang niet geprognosticeerd.
379
Welk percentage van de gezinsherenigingen vindt uiteindelijk geen doorgang omdat betrokken familie inmiddels niet meer in de gelegenheid is af te reizen, bijvoorbeeld door overlijden?
De gevraagde cijfers kunnen niet worden gegenereerd uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van de IND.
380
Kunt u het inwilligingspercentage asielverzoeken van 2018 en de eerste helft van 2019 uitsplitsen naar inwilligingen, afwijzingen, intrekkingen, Dublinverzoeken, etc.?
Voor de beantwoording van de vraag is uitgegaan van de uitgestroomde eerste asielaanvragen in de gevraagde periodes; 2018 en de eerst helft van 2019. Voor wat betreft de vraag naar Dublinverzoeken, is gekeken naar het percentage asielaanvragen dat niet in behandeling is genomen op grond van artikel 30a Vw (omdat op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag).
Inwilliging:
2018 21%
Eerste 6 maanden van 2019 27%
Afwijzing:
2018 74%
Eerste 6 maanden van 2019 68%
Afgewezen aanvragen waarbij het gaat om het niet in behandeling nemen op grond van artikel 30a Vw (Dublin):
2018 40%
Eerste 6 maanden van 2019 39%
Intrekking van het asielverzoek
2018 5%
Eerste 6 maanden van 2019 4%
381
Zijn er in de eerste helft van 2019 genoeg vergunningen verleend om de taakstelling huisvesting te kunnen realiseren? Zo nee, hoe komt dat? Om wat voor vergunningsverleningen gaat het, uitgesplitst naar nareis, eerste aanvragen, relocatie, hervestiging, etc.?
Het aantal inwilligingen van de IND is het eerste half jaar van 2019 in lijn geweest met de taakstelling. De taakstelling voor de eerste helft van 2019 bedroeg 6.000 (taakstelling is ook 6.000 in de tweede helft van 2019) en het aantal verleende asielvergunningen was afgerond 5.840. Overigens zit in de praktijk een vertraging van enkele maanden tussen het moment van inwilliging van een vergunning en daadwerkelijke uitstroom richting gemeenten. In bijgevoegde tabel staat een uitsplitsing van de in totaal 5.840 verleende asielvergunningen in de periode januari t/m juni 201996. De hoogte van de taakstelling wordt vier maanden vóór aanvang van de taakstellingsperiode opgesteld op basis van de productieplanning van de IND op alle inwilligingssoorten.
382
Hoeveel asielzoekers zitten er in opvang van het COA in afwachting van het in behandeling nemen van hun asielaanvraag? Kun u dit uitsplitsen naar spoor 1, 2 en 4?
De asielaanvraag van asielzoekers die in spoor 1 en 2 behandeld worden start meteen na aanmelding en worden dus direct in behandeling genomen. Gedurende de behandeling van de asielaanvraag verblijven deze asielzoekers in de opvang. Op dit moment staan er bij de IND in spoor 4 8.640 zaken open die nog behandeld moeten worden in de algemene asielprocedure. In de verlengde asielprocedure staan nog 2.080 aanvragen open. Deze zaken hebben wel allemaal het aanmeldproces doorlopen. Niet is gezegd dat al deze personen ook daadwerkelijk op een COA locatie zitten.
383
Hoe groot is de werkvoorraad voor spoor 4 (algemene asielprocedure) en spoor 4 (verlengde asielprocedure)? En voor hoeveel van deze asielverzoeken is de wettelijke beslistermijn voorbij? Hoeveel mensen wachten er langer dan 9 maanden? En hoeveel wachten langer dan een jaar? Hoeveel mensen wachten er langer dan 15 maanden? Kunt u de antwoorden uitsplitsen naar AA en VA?
Op dit moment staan er 10.720 zaken bij de IND open die wachten op een definitief besluit op hun asielaanvraag. Gerekend tot en met september 2019 zijn er 8.640 zaken die de algemene asielprocedure (AA) nog moeten doorlopen. 4.230 zaken vallen buiten de wettelijke termijn, waarvan
• 2.060 aanvragen wachten 9 maanden of langer
• 450 langer dan 12 maanden en
• 40 langer dan 15 maanden.
In de verlengde asielprocedure zitten op dit moment 2.080 zaken. Hiervan vallen 1510 zaken buiten de wettelijke termijn.
• 1.210 langer wachten dan 9 maanden
• 820 langer dan 12 maanden
• 400 langer dan 15 maanden.
Dat een asielaanvraag langer duurt dan 6 maanden betekent niet altijd dat de wettelijke beslistermijn ook is verlopen aangezien de wettelijke termijn ook individueel verlengd kan zijn of bijvoorbeeld valt onder een besluit- en vertrekmoratorium.
384
Hoeveel beslissingen zijn er genomen in spoor 4 (algemene asielprocedure) en spoor 4 (verlengde asielprocedure) per maand in 2018 en 2019? Wat is de prognose met betrekking tot het aantal te nemen beslissingen voor de rest van het jaar 2019, en 2020 en 2021?
Zie de tabel in de bijlage voor het aantal beslissingen in eerste aanvragen in spoor 4 (onderverdeeld in AA en VA) per maand in 2018 en 2019 (t/m september)97. Dit betreft aantallen exclusief herhaalde asielaanvragen, zij-instroom en hervestiging.
Hoewel niet exact te voorspellen is wat de aantallen beslissingen worden voor de komende jaren, is in de opdracht die de IND krijgt voor 2020 uiteraard rekening gehouden met een stijging van de productie in spoor 4.
In de bijlage staat de tabel met betrekking tot de prognose beslissingen in 202098. Deze aantallen zijn in overeenstemming met de MPP, welke door de gehele migratieketen als uitgangspunt voor de planningen gebruikt wordt.
385
Wat is de voorraad van het aantal zaken in bezwaar i.v.m. gezinshereniging? Hoeveel daarvan wachten al langer dan de beslistermijn? Hoeveel wachten er al langer dan een jaar? Hoe vaak is een verzoek voor gezinshereniging asiel afgewezen omdat de aanvraag niet binnen de wettelijke aanvraagtermijn van 3 maanden viel? In de eerste helft van 2019, en in 2018? Hoelang duurt het gemiddeld genomen voor dat een vluchtelingengezin herenigd is vanaf de datum aanvraag gezinshereniging? Hoeveel beslissingen zijn er genomen over nareiszaken eerste aanleg, en nareis bezwaar per maand in 2018 en 2019? Hoeveel daarvan waren inwilligingen en hoeveel daarvan afwijzingen? Wat is de gemiddelde doorlooptijd voor nareis eerste aanleg en bezwaar in 2019? En in de eerste, en tweede helft van 2018? Wat is het inwilligingspercentage van respectievelijk Syrische, Eritrese, Iraanse, Turkse en Jemenitische gezinsherenigingsaanvragen? Wordt het nareisbeleid aangepast aan de uitspraak van het EU-Hof van 13 maart 2019 (E tegen Nederland) waarin een ander toetsingskader is omschreven waarbij meer waarde moet worden gehecht aan de individuele omstandigheden van gezinsleden van vluchtelingen en specifiek het hogere belang van een vluchtelingenkind om met familie te herenigen? Wordt er voor 2020 en 2021 voldoende rekening gehouden met de benodigde extra inzet op nareis als de IND de achterstanden bij de asielprocedure wegwerkt zodat gezinshereniging zo snel mogelijk gerealiseerd kan worden zonder extra wachttijd?
De bezwaarvoorraad mvv-nareiszaken bestond op 1 november 2019 uit ongeveer 1.890 zaken. Hiervan overschrijden ongeveer 1.200 zaken de beslistermijn van 26 weken. Ongeveer 890 bezwaarzaken zijn meer dan een jaar geleden ingediend.
De vraag hoe vaak een nareisaanvraag is afgewezen omdat de aanvraag niet binnen de wettelijke aanvraagtermijn van 3 maanden viel kan niet worden beantwoord. Dit criterium wordt wel geregistreerd maar er zijn diverse criteria waaraan men moet voldoen waardoor er hierover geen specifiek gevalideerde cijfers beschikbaar zijn
De vraag hoe lang het gemiddeld duurt voordat een vluchtelingengezin is herenigd is mede niet te beantwoorden door de IND omdat niet bekend is waaruit dit gezin bestaat en of al deze gezinsleden zijn herenigd.
Zie de tabellen in de bijlage voor:
a. Het aantal beslissingen op mvv-nareisaanvragen in eerste aanleg en bezwaar per maand.
b. Het aantal inwilligingen en afwijzingen per maand voor eerste aanleg mvv-nareisaanvragen.
c. Het aantal (kennelijk) gegrondverklaringen en (kennelijk) ongegrondverklaringen van bezwaar mvv-nareis per maand
De gemiddelde doorlooptijd voor eerste aanleg mvv-nareisaanvragen was in 2019 27 weken. In de eerste helft van 2018 was de gemiddelde doorlooptijd 40 weken. In de tweede helft van 2018 was de gemiddelde doorlooptijd 25 weken. De gemiddelde doorlooptijd voor bezwaar mvv-nareis was in 2019 56 weken. De gemiddelde doorlooptijd in de eerste helft van 2018 was 39 weken. In de tweede helft van 2018 was de gemiddelde doorlooptijd 44 weken.
Het inwilligingspercentage voor mvv-nareisaanvragen voor 2019 tot 1 oktober per nationaliteit vindt u in tabel 385d.
Uw vraag of het nareisbeleid wordt aangepast aan de uitspraak van het EU-Hof van 13 maart 2019 (E tegen Nederland) waarin een ander toetsingskader is omschreven waarbij meer waarde moet worden gehecht aan de individuele omstandigheden van gezinsleden van vluchtelingen en specifiek het hogere belang van een vluchtelingenkind om met familie te herenigen, kan als volgt worden beantwoord. Het nareisbeleid is in algemene zin in overeenstemming met hetgeen het Hof in het arrest heeft overwogen. Bij de beoordeling van een nareisaanvraag wordt immers rekening gehouden met de specifieke situatie van het gezinslid. Naast eventuele officiële documenten worden ook altijd andere bewijsmiddelen betrokken. Ook wordt rekening gehouden met algemene informatie over de situatie in het land van herkomst. In voorkomende gevallen wordt aanvullende informatie vergaard. De afwijzing van een aanvraag is derhalve nimmer louter gebaseerd op de vaststelling dat het gezinslid geen officiële documenten heeft overgelegd en daarvoor evenmin een plausibele verklaring heeft gegeven.
Wel aanvaardt de SJenV, naar aanleiding van het arrest, een ruimere onderzoeksverplichting in het belang van het kind. Als de identiteit van een meereizende of achterblijvende ouder van een minderjarige vreemdeling niet kan worden vastgesteld en aannemelijk is dat die vreemdeling als gevolg van een afwijzing van zijn aanvraag om die reden, in schrijnende omstandigheden alleen achterblijft in het land van herkomst of een derde land, zal de SJenV in beginsel nader onderzoek naar de gestelde identiteit en familierechtelijke relatie uitvoeren.
Op 16 september 2019 heeft de Afdeling de rechtmatigheid van bovenstaande bevestigd.99
Ja, er wordt in 2020 en 2021 voldoende rekening gehouden met extra inzet op nareis.
386
Hoeveel kinderen verblijven er op prepollocaties?
Op peildatum 21 oktober 2019 verbleven er 1.590 kinderen op prepollocaties.
387
Hoelang na aankomst in Nederland gaan de kinderen naar school? Is er bij alle prepol en pollocaties de mogelijkheid om naar school te gaan?
In de Europese wet- en regelgeving is vastgelegd dat kinderen binnen drie maanden na het indienen van een asielaanvraag onderwijs moeten kunnen volgen. Het COA hanteert een periode van één maand. Dit uitgangspunt geldt bij de huidige omstandigheden ook bij pre-pol en pol locaties.
388
Kunnen kinderen naar dezelfde school blijven gaan als de asielprocedure van hun ouder in de POL start? Kunnen kinderen na de POL procedure weer terug naar hun oude school?
Het kabinet zet zich in om het aantal verhuisbewegingen van schoolgaande kinderen te beperken. Indien deze toch nodig zijn vanwege de inrichting van het asielproces, houdt het COA zoveel mogelijk rekening met het belang van het kind, waaronder ook de aansluiting op onderwijs. Op dit moment kan echter niet worden gegarandeerd dat kinderen naar dezelfde school blijven gaan. Dit heeft te maken met de veelheid aan opvangmodaliteiten in de asielketen. Daarbij mag niet onbenoemd blijven dat ongeveer een derde van de verhuizingen, en dus ook de daarmee gepaarde gaande wisseling van school, plaatsvindt op verzoek van de bewoners zelf. Op de korte termijn wordt gepoogd om de aansluiting tussen de asielopvang en onderwijs te verbeteren door betere informatie-inwinning door en -uitwisseling tussen de ketenpartners. Hierdoor is bij de start van de asielprocedure al bekend dat een gezin een voorkeur heeft voor een bepaalde gemeente of regio en kan daar in de uitvoering rekening mee worden gehouden. In de toekomst moet de komst van zogeheten Gemeenschappelijke Vreemdelingenlocaties verbetering sorteren. Daardoor vinden de eerste stappen van het asielproces op één locatie plaats en is er een betere aansluiting op het vervolgtraject, zoals directe plaatsing in, of in de buurt van, de gemeente waar men zal gaan integreren.
389
Hoe groot is de huidige buffercapaciteit bij het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA)? Acht u die voldoende om onvoorziene fluctuaties in de asielinstroom op te kunnen vangen?
De huidige buffer is 2.000 plaatsen, gebaseerd op de afspraken uit de beschikking 2019. Deze buffer is naar alle waarschijnlijkheid niet voldoende om de hogere bezetting in 2019 op te vangen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft uw Kamer op 8 november 2019 geïnformeerd over het realiseren van extra capaciteit bij het COA.100
390
Hoe groot is het aantal mensen is dat wacht op de start van hun asielprocedure (prepollers)? Hoe groot was dit aantal in januari dit jaar en hoe hoog zal dit naar verwachting in januari 2020 zijn?
Op 21 oktober 2019 was het aantal bewoners in de pre-pol 7.320. Op 1 januari 2019 was het aantal bewoners in de pre-pol 3.770. De verwachting is dat dit 1 januari 2020 8.910 zal zijn. In het laatste geval gaat het om een prognose. Bron: COA (afgerond op tientallen)
391
Wat is de prognose met betrekking tot het aantal op te vangen asielzoekers door het COA voor de rest van 2019, 2020 en 2021? Kunt u een uitsplitsing maken per spoor 1, 2 en 4? In hoeverre zijn er op dit moment voldoende plekken om dit aantal asielzoekers op te vangen? Hoeveel plekken zijn er tekort voor de komende periode? Welke oplossing zoekt u om aan de vraag te voldoen?
De mogelijke geopolitieke ontwikkelingen, alsmede de invloed van deze ontwikkelingen op de asielmigratie zijn reeds verdisconteerd in de instroomscenario’s van de spontane eerste asielinstroom (hierna genoemd: asielinstroom) die ter onderbouwing liggen van deze instroomverwachting van 2019. Als gevolg hiervan wordt op dit moment in 2019 geen significant hogere asielinstroom verwacht dan de huidige, in september nog iets verhoogde, raming.
Voor 2020 wordt een reële kans geschat dat actuele geopolitieke ontwikkelingen de asielinstroom in Nederland kunnen verhogen. Als gevolg hiervan zijn de risico inschattingen en de scenario’s hierop aangepast. Concreet is de instroomverwachting van de asielinstroom van 2020 met circa 10% verhoogd en is de bandbreedte van deze instroomverwachting breder vastgesteld.
Indien de risico inschattingen en dus de instroomverwachtingen significant veranderen dan zal zo spoedig mogelijk een extra prognoseproces worden opgestart. Op dit moment is daarvoor nog onvoldoende aanleiding, omdat het risico betreffende de situatie tussen Turkije en Syrië al opgenomen was in de huidige inschattingen. De consequenties van deze situatie voor de asielinstroom zijn onzeker, waarbij zowel het risico aanwezig is van een sterk verhoogde instroom als ook een kleine kans op een licht verlaagde instroom. Dit laat onverlet dat de invloed van deze situatie, alsmede andere observaties en inzichten, continue worden gemonitord en meegewogen in de afweging of een extra prognoseproces moet worden opgestart.
Alle ketenpartners, waaronder de IND en het COA zijn op de hoogte van deze hogere instroomverwachtingen en treffen voor zover mogelijk maatregelen om deze hogere instroom aan te kunnen. De IND vertaalt deze instroomverwachtingen naar de benodigde bezetting bij de IND en het COA vertaalt deze instroomverwachtingen naar een bezettingsprognose en vervolgens een capaciteitsbehoefte van locaties. Op- en afschaling van het COA vindt plaats in overleg met o.a. de provincies en gemeenten. Hierbij wordt altijd eerst gekeken naar interne opschalingsmogelijkheden (bijvoorbeeld door het ophogen bestuursovereenkomsten of ophogen bezettingsgraden) en pas daarna naar (tijdelijke of structurele) uitbreiding van capaciteit. In de tabel in de bijlage staat de prognose weergegeven hoeveel asielzoekers moeten worden opgevangen c.q. instromen101.
392
In hoeverre verwacht u dat de instroom de komende maanden gaat toenemen? Welke maatregelen treft u bij de IND, het COA en andere partners om aan die verhoogde instroom te kunnen voldoen?
De mogelijke geopolitieke ontwikkelingen, alsmede de invloed van deze ontwikkelingen op de asielmigratie zijn reeds verdisconteerd in de instroomscenario’s van de spontane eerste asielinstroom (hierna genoemd: asielinstroom) die ter onderbouwing liggen van deze instroomverwachting van 2019. Als gevolg hiervan wordt op dit moment in 2019 geen significant hogere asielinstroom verwacht dan de huidige, in september nog iets verhoogde, raming.
Voor 2020 wordt een reële kans geschat dat diverse actuele geopolitieke ontwikkelingen de verwachte asielinstroom in Nederland verhogen. Als gevolg hiervan zijn de risico inschattingen en de scenario’s hierop aangepast. Concreet is de instroomverwachting van de asielinstroom van 2020 met c.a. 10% verhoogd en is de bandbreedte van deze instroomverwachting breder vastgesteld.
Indien de risico inschattingen en dus de instroomverwachtingen significant veranderen dan zal zo spoedig mogelijk een extra prognoseproces worden opgestart. Op dit moment is daarvoor nog onvoldoende aanleiding, omdat het risico betreffende de situatie tussen Turkije en Syrië al opgenomen was in de huidige risico inschattingen. De consequenties van deze situatie voor de asielinstroom zijn onzeker, waarbij zowel het risico aanwezig is van een sterk verhoogde instroom als ook een kleine kans op een licht verlaagde instroom. Dit laat onverlet dat de invloed van deze situatie, alsmede andere observaties en inzichten, continue worden gemonitord en meegewogen in de afweging of een extra prognoseproces moet worden opgestart.
Alle ketenpartners, waaronder de IND en het COA zijn op de hoogte van deze hogere instroomverwachtingen en treffen voor zover mogelijk maatregelen om deze hogere instroom aan te kunnen. Het COA vertaalt deze instroomverwachtingen naar een bezettingsprognose en vervolgens een capaciteitsbehoefte van locaties. Op- en afschaling van het COA vindt plaats in overleg met o.a. de provincies en gemeenten. Hierbij wordt altijd eerst gekeken naar interne opschalingsmogelijkheden (bijvoorbeeld door het ophogen bestuursovereenkomsten en ophogen bezettingsgraden) en pas daarna naar (tijdelijke of structurele) uitbreiding van capaciteit. De verwachting is dat de capaciteit moet worden uitgebreid volgend jaar.
393
Hoeveel prepollers verblijven al langer dan een jaar in de prepol? Wat zijn de belangrijkste nationaliteiten van asielzoekers in de prepol? Hoe vaak zijn gemiddeld genomen prepollers die nu in een prepol, pol of azc verblijven sinds hun aankomst in Nederland al verhuisd? Hoelang is momenteel de gemiddelde doorlooptijd van de pol-procedure? Hoe lang was deze in het begin van het jaar en wat is de verwachting van de doorlooptijd in januari 2020? Hoeveel prepollers verblijven op een locatie waar ze niet zelf kunnen koken? Hoeveel prepollers verblijven op locaties die als tijdelijk bestemd waren? In hoeveel daarvan kunnen de ramen niet open? Krijgen prepollers naast eetgeld ook het geld dat asielzoekers krijgen voor kleding en andere persoonlijke uitgaven (leefgeld, 12,95 per week)? Wat zijn de kosten voor het COA voor de prepollers die geen leefgeld krijgen om wekelijks verzorgingsproducten zoals scheermesjes, zeep, maandverband en luiers te verstrekken en wat zijn de kosten voor het COA om leefgeld te verstrekken? Waar moeten prepollers die geen leefgeld krijgen hun persoonlijke uitgaven (telefoon, internet, ov, kosten van kinderen) van bekostigen? Gaat het COA winterkleding verstrekken? Kunnen alle prepollers zich inschrijven in de BRP zodat ze na een half jaar ook kunnen werken? Is er voor alle prepollers de mogelijkheid Nederlandse les te volgen? Is er voor alle prepollers de mogelijkheid vrijwilligerswerk te doen? Is het aanbod van sport en recreatieve activiteiten ook buiten de centra voor prepollers hetzelfde als voor asielzoekers? Hoeveel prepollers hebben inmiddels een verlopen W-document doordat zij langer dan een jaar moeten wachten voordat hun asielprocedure begint? Wat zijn de gevolgen van het niet hebben van een geldig identiteitsbewijs, bijvoorbeeld bij het reizen met openbaar vervoer? Hoe groot was de buffercapaciteit van het COA voor 2019, wanneer was deze vol? Hoe groot is de buffercapaciteit voor 2020? Met welke prognose is rekening gehouden ten aanzien van het wegwerken van de achterstanden bij de IND? Klopt het dat de noodlocaties die voor prepollers in gebruik zijn genomen niet altijd voldoen aan het Programma van Eisen van het COA? Hoe lang vindt u het aanvaardbaar dat mensen verblijven in locaties die niet voldoen aan het Programma van Eisen? Is er extra geld gereserveerd voor het verbeteren van de leefomstandigheden van prepollers? Wanneer kan er op alle locaties waar een asielzoeker langer dan een maand moet verblijven, zelf gekookt worden? Heeft het COA de opdracht alleen nieuwe locaties te realiseren wanneer zij bijdragen aan de evenredige verspreiding van opvanglocaties over het land om te realiseren overeenkomstig Regeerakkoord dat statushouders in of bij de gemeente verblijven waar zij gehuisvest gaan worden? In hoeverre is in 2019 met de uitbreiding van de opvang bijgedragen aan deze doelstelling?
De inhoudelijke asielprocedure start niet meteen als een asielzoeker in Nederland is aangekomen. Er is eerst een rust en voorbereidingstijd (RvT). Deze duurt minimaal 6 dagen. Asielzoekers die in de eerste fase van hun asielprocedure zitten, worden opgevangen in een proces opvang locatie (POL). De pol’s bevinden zich altijd in de buurt van een kantoor van de IND. In de POL is met name aandacht voor gesprekken tussen asielzoeker en advocaat, voorlichting door stichting Vluchtelingenwerk, voorlichting door het COA en medisch advies. Door de oplopende doorlooptijden in de asielprocedures bij de IND zitten mensen langer in de POL. Het COA heeft daarom enkele extra locaties geopend. Soms wordt hier informeel aan gerefereerd als pré-POL. Hier worden geen aparte gegevens over geregistreerd binnen de systemen. Op 1 januari 2019 verbleven bijna 8.000 mensen in de (pré-)POL van het COA.
De top drie van meest vertegenwoordigde nationaliteiten in de POL zijn op peildatum 1 november: Syrisch, Iraans en Turks.
Momenteel is de RvT fors langer dan de eerder genoemde 6 dagen. Aangezien de RvT in de geautomatiseerde systemen van de IND (nog) niet wordt bijgehouden, is niet aan te geven hoe lang de RvT op dit moment is. De doorlooptijd bij uitstroom wordt wel bijgehouden door de IND.
Tot en met eind september 2019 zijn de gemiddelde cumulatieve doorlooptijden per spoor als volgt (deze cijfers staan ook op de website van de IND):
Spoor 1: 14 weken
Spoor 2: 4 weken
Spoor 4 AA: 28 weken
Spoor 4 VA: 46 weken
Uw Kamer ontvangt nog voor de begrotingsbehandeling een brief over de doorlooptijden bij de IND.
1. Hoeveel prepollers verblijven op een locatie waar ze niet zelf kunnen koken?
Het betreft hier twee locaties (Apeldoorn en Gilze). De bezetting betrof op 1 november 2019 464 bewoners.
2. Hoeveel prepollers verblijven op locaties die als tijdelijk bestemd waren?
Het is de vraag wat bedoeld wordt met «locaties die als tijdelijk bestemd waren». Dat maakt het beantwoorden van deze vraag lastig. Vanuit COA-vastgoed perspectief vallen alle locaties met een bestuursovereenkomst van maximaal vijf jaar onder de noemer «flexibel-kort».
3. In hoeveel daarvan kunnen de ramen niet open?
Momenteel beschikt het COA over één opvanglocatie waar de ramen niet kunnen worden geopend. De gebouwinstallatie is hierop aangepast. Dit betekent dat er door middel van een installatietechnisch systeem wordt voldaan aan de geldende normen voor het binnenleefklimaat.
4. Krijgen prepollers naast eetgeld ook het geld dat asielzoekers krijgen voor kleding en andere persoonlijke uitgaven (leefgeld, € 12,95 per week)?
Nee prepollers ontvangen alleen eetgeld. Dit is € 45,92 per persoon per week voor een alleenstaande volwassene. Voor leefgeld komt men niet in aanmerking op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers 2005(Rva). In plaats van leefgeld krijgen prepollers producten voor persoonlijke verzorging als shampoo, tandpasta, maandverband en wc-papier in natura uitgereikt.
5. Wat zijn de kosten voor het COA voor de prepollers die geen leefgeld krijgen om wekelijks verzorgingsproducten zoals scheermesjes, zeep, maandverband en luiers te verstrekken en wat zijn de kosten voor het COA om leefgeld te verstrekken?
In de kostprijs is daarvoor afgerond € 150 per bewoner per jaar opgenomen.
6. Waar moeten prepollers die geen leefgeld krijgen hun persoonlijke uitgaven (telefoon, internet. Ov, kosten van kinderen) van bekostigen?
Voor telefoonkosten ontvangen bewoners van de (pre)pol geen financiële vergoeding. Op de pre-pol is gratis wifi aanwezig voor het gebruik van internet en daarnaast kunnen bewoners op locatie terecht in het OLC (Open Leer Centrum) waar zij toegang hebben tot computers. Vervoer wordt gefaciliteerd in zoverre noodzakelijk voor:
– Asielprocedure, bijvoorbeeld voor het kunnen voeren van kennismakinggesprek met advocaat, afspraken met de IND en ophalen van documenten op een IND-kantoor (bij uitgeprocedeerden die meewerken aan terugkeer);
– Overplaatsing/transfer op verzoek van het COA;
– Medische zorg (bijvoorbeeld voor bezoek aan ziekenhuis, huisarts, specialist);
– Schoolbezoek voor leerplichtige kinderen.
7. Gaat het COA winterkleding verstrekken?
Locaties ontvangen vaak tweedehands kledinggiften van externe partijen waardoor op de meeste locaties kledingloketten zijn waar bewoners gratis kleding kunnen uitzoeken. Of er zijn voorzieningen in de buurt waarop men een beroep kan doen, bijvoorbeeld van het Leger des Heils.
8. Kunnen alle prepollers zich inschrijven in de BRP zodat ze na een halfjaar ook kunnen werken?
Ja, maar inschrijving in de BRP is niet voldoende om te mogen werken voor asielzoekers. Zij moeten immers gelet op art. 8, tweede lid Wet Arbeid Vreemdelingen (WAV) jo art. Besluit Uitvoering WAV in het bezit zijn van een tewerkstellingsvergunning. Na zes maanden mag men 24 van de 52 weken werken per jaar.
Inschrijving in BRP is nodig om een bankrekening in Nederland te kunnen openen en hierop het loon te laten uitbetalen. Verder kan een asielzoeker op grond van art. 18 Rva rondom de opvangvoorziening werkzaamheden verrichten waarvoor een vergoeding kan worden gegeven. Hiervoor is geen tewerkstellingsvergunning vereist.
9. Is er voor alle prepollers de mogelijkheid Nederlandse les te volgen?
Op de pre-pol wordt basaal Nederlands aangeboden aan alle volwassen bewoners. Deze lessen worden gegeven door vrijwilligers. Op de pre-pol wordt geen les gegeven door NT2 docenten.
10. Is er voor alle prepollers de mogelijkheid vrijwilligerswerk te doen?
Ja, asielzoekers, dus bewoners die (nog) geen verblijfsvergunning hebben, kunnen ook vrijwilligerswerk doen, mits aan twee voorwaarden wordt voldaan. De asielzoeker dient in het bezit te zijn van een vreemdelingen-identiteitsbewijs. En de organisatie waar het vrijwilligerswerk plaatsvindt is verplicht om een «Verklaring vrijwilligerswerk» aan te vragen bij het UWV.
De verklaring is drie jaar geldig en geldt niet voor één persoon, maar voor het soort vrijwilligerswerk. Daarnaast kunnen prepollers op vrijwillige basis meehelpen bij werkzaamheden op en rond het centrum in opdracht van de opvangmedewerkers.
Zij ontvangen hiervoor een (kleine) financiële vergoeding. De hoogte van de vergoeding is vastgelegd in de Rva 2005 (artikel 18) en bedraagt maximaal € 14 per ppersoon per week.
Momenteel is het aantal belangstellenden voor dergelijke werkzaamheden in de pre-pol aanzienlijk groter dan het aanbod aan klussen.
11. Is het aanbod van sport en recreatieve activiteiten ook buiten de centra voor prepollers hetzelfde als voor asielzoekers?
Op azc’s vinden recreatieve en educatieve activiteiten plaats waaraan bewoners kunnen deelnemen. Op grond van de Rva 2005 maken prepollers geen aanspraak op (een vergoeding voor) dergelijke activiteiten.
12. Hoeveel prepollers hebben inmiddels een verlopen W-document doordat zij langer dan een jaar moeten wachten voordat hun asielprocedure begint?
Omdat de ingangsdatum van het W-document niet wordt vastgelegd, kan niet worden aangegeven hoeveel prepollers inmiddels een verlopen W-document hebben. Nu de prepollers in afwachting zijn van een beslissing op hun asielaanvraag hebben zij rechtmatig verblijf en komen ze in aanmerking voor vernieuwing van het W-document. Het is aan de vreemdeling zelf om tijdig vernieuwing van het W-document te vragen. Indien AVIM geconfronteerd wordt met een verlopen W-document kan de betreffende agent PSHV of MEOS raadplegen en als hieruit blijkt dat het W-document is verlopen maar de vreemdeling nog afwachting is van een beslissing op de aanvraag, dan levert dit geen verdere problemen op voor de betreffende vreemdeling. Bij twijfel of indien de agent de systemen niet kan raadplegen, kan de agent contact opnemen met de piketlijn van AVIM zodat een en ander geverifieerd kan worden.
13. Wat zijn de gevolgen van het niet hebben van een geldig identiteitsbewijs, bijvoorbeeld bij het reizen met openbaar vervoer?
Nu de prepollers in aanmerking komen voor vernieuwing van het W-document, zal ik verder niet ingaan op de gevolgen van het niet hebben van een dergelijk document.
14. Hoe groot was de buffercapaciteit van het COA voor 2019, wanneer was deze vol?
In 2019 hield het COA 2.000 plekken reservecapaciteit aan. Reservecapaciteit betreft opvangplekken op alle opvangvormen (modaliteiten). Vanaf de zomer is reservecapaciteit ingezet, en dan voornamelijk op de modaliteiten pol en azc. Deze is dan ook volledig in gebruik.
15. Hoe groot is de buffercapaciteit voor 2020?
Het belang van het aanhouden van afdoende reservecapaciteit wordt onderschreven door het departement en het COA. De hoogte van de aan te houden buffercapaciteit in 2020 is momenteel onderwerp van gesprek tussen opdrachtgever en het COA, mede in relatie tot de begroting 2020.
16. Met welke prognose is rekening gehouden ten aanzien van het wegwerken van de achterstanden bij de IND?
Zie het antwoord op vraag 274.
17. Klopt het dat de noodlocaties die voor prepollers in gebruik zijn genomen niet altijd voldoen aan het Programma van Eisen van het COA?
Het COA heeft voor alle regulier voorkomende opvangmodaliteiten een programma van eisen ontwikkeld. Zo ook voor de pol (Proces Opvang Locatie).
Door de oplopende wachttijden in de pol is het COA genoodzaakt om bewoners in de rvt-fase (rust- en voorbereidingstijdfase) op te vangen in zogenaamde «pre-pols». Steeds meer azc’s klappen een deel van hun capaciteit (tijdelijk) om van azc naar pre-pol. Vanwege de tijdelijke situatie bestaat er voor een pre-pol geen separaat programma van eisen.
De azc-opvangmodaliteit wordt volgens het vastgestelde programma van eisen in gebruik genomen. Wanneer daar prepolvluchtelingen worden gehuisvest, gebeurt dat dus in een opvangcentrum dat voldoet aan alle gestelde eisen voor opvang, zoals beschreven in de geformuleerde uitgangspunten van het programma van eisen.
Overigens neemt het COA geen enkele opvangvorm in gebruik waar de veiligheidsnormen beneden gestelde wettelijke eisen uitkomen. Het COA realiseert opvanglocaties volgens vastgestelde kaders zodat uniformiteit ontstaat. Deze kaders bestaan uit (minimale) kwaliteitseisen ten aanzien van leefbaarheid, veiligheid en gezondheid waarbij maatwerk niet uit het oog wordt verloren. Bij de ontwikkeling van opvanglocaties houdt het COA rekening met de balans tussen de belangen van de bewoner en die van de eigen organisatie.
18. Hoe lang vindt u het aanvaardbaar dat mensen verblijven in locaties die niet voldoen aan het Programma van Eisen?
Een locatie van het COA moet in elk geval aan de eisen rondom brandveiligheid voldoen wil het als verblijf in gebruik kunnen worden genomen. Daarnaast worden er maatregelen genomen tijdens ingebruikname om het alsnog conform het programma van eisen in te richten.
19. Is er extra geld gereserveerd voor het verbeteren van de leefomstandigheden van prepollers?
Nee, er is afgelopen jaar geen extra geld gereserveerd voor het verbeteren van leefomstandigheden van prepollers.
20. Wanneer kan er op alle locaties waar een asielzoeker langer dan een maand moet verblijven, zelf gekookt worden?
Beschikbare locaties in gemeenten waar bestuurlijke instemming voor realisatie van opvangplekken is, benut het COA zo veel als mogelijk. Het maximaal benutten van de beschikbare opvangcapaciteit voor het huisvesten van de verhoogde instroom zorgt voor opvangplekken die niet allemaal geëquipeerd zijn met mogelijkheden voor zelf koken. Momenteel betreft dat vier opvanglocaties waar vanwege de eigenschappen van het gebouw en veiligheidseisen geen keukens kunnen worden aangebracht. Hier wordt de warme maaltijd gecatered. Zelf smeren behoort wel tot de mogelijkheid. De asielzoekers verblijvend in reguliere (pre)pol-locaties (o.a. Ter Apel) kunnen wel zelf koken.
21. Heeft het COA de opdracht alleen nieuwe locaties te realiseren wanneer zij bijdragen aan de evenredige verspreiding van opvanglocaties over het land om te realiseren overeenkomstig Regeerakkoord dat statushouders in of bij de gemeente verblijven waar zij gehuisvest gaan worden?
Het COA hanteert bij haar capaciteitsbesluiten vijf criteria als uitgangspunt, deze zijn tot stand gekomen aan de landelijke regietafel met onder andere het Ministerie van JenV, BZK, de VNG, CDK’s, het IPO en sinds kort ook het Ministerie van SZW. Hier is spreiding in het belang van statushouder integraal onderdeel van.
De vijf criteria zijn: ketenbelangen nu en in de toekomst (modaliteiten en GVL’s), goede provinciale spreiding, in belang draagvlak en statushouders, flexibiliteit inbouwen, sturen op kwaliteit en duurzaamheid, financieel uitlegbaar.
Het hangt van verschillende factoren of in hoeverre aan de criteria kan worden voldaan.
22. In hoeverre is in 2019 met de uitbreiding van de opvang bijgedragen aan deze doelstelling?
Voor 2019 geldt dat er vooral sprake is en is geweest van het maximaal benutten van bestaande locaties/overeenkomsten. Er zijn weinig nieuwe locaties geopend. Deze vraag is daarmee niet als zodanig te beantwoorden.
394
Hoe lang is de wachttijd bij de aanvraag voor de vergunning onbepaalde tijd asiel voor de beslissing als deze tijdig is aangevraagd? In hoeveel procent van de zaken heeft de asielstatushouder de dag na het verlopen van het verblijfsdocument voor de vergunning bepaalde tijd asiel het verblijfsdocument voor onbepaalde tijd asiel in handen? Hoe lang na het verlopen van het verblijfsdocument wordt het nieuwe verblijfsdocument gemiddeld genomen verstrekt? Wordt in alle gevallen tijdig een W-document verstrekt door de IND om te voorkomen dat de statushouder langdurig alleen een verlopen verblijfsdocument asiel en dus geen geldig identiteitsbewijs heeft? Informeert de IND werkgevers hierover om te voorkomen dat asielstatushouders zonder geldig identiteitsbewijs worden ontslagen of niet meer bemiddeld door uitzendbureaus? Hoeveel vergunningen tot verblijf voor onbepaalde asiel heeft de IND verleend in 2018 en dit jaar tot dusver? In hoeveel gevallen is na vijf jaar vergunning bepaalde tijd asiel alleen een verlenging gegeven? In hoeveel gevallen is de vergunning voor onbepaalde tijd niet verleend en de vergunning voor bepaalde tijd ingetrokken? Hoeveel houders van een vergunning bepaalde tijd asiel zijn er genaturaliseerd in 2018 en dit jaar tot dusver? Bent u bereid de toezegging gestand te doen en de cijfers over verleende vergunningen onbepaalde tijd asiel en naturalisatie van vluchtelingen voortaan in de Rapportage Vreemdelingenketen te publiceren? Hoe vaak worden tijdelijke asielvergunningen niet verlengd c.q. omgezet in vergunningen voor onbepaalde tijd? Is er bij het onderdeel naturalisaties voldoende rekening gehouden met het hogere aantal vergunninghouders dat dit en volgend jaar in aanmerking komt voor een vergunning onbepaalde tijd asiel en vervolgens een naturalisatieaanvraag zal indienen? Wat is de huidige voorraad van houders van een vergunning onbepaalde tijd asiel bij naturalisatieaanvragen? Wat is het percentage van het totale aantal beslissingen dat binnen de beslistermijn (een jaar) gehaald wordt? Hoeveel houders van een RANOV-vergunning zijn inmiddels genaturaliseerd? Hoeveel aanvragen zijn in 2018 afgewezen? Bij hoeveel aanvragen is een beroep op bewijsnood vanwege documentproblemen gehonoreerd? Hoeveel reguliere vergunningen zijn er aan (voormalige) asielzoekers verleend in 2018 op basis van buiten schuld, discretionair, kinderpardon, slachtoffer/getuigen mensenhandel, verblijf bij familie, medische of overige humanitaire gronden? Tellen deze ook mee voor de huisvestingstaakstelling? Zijn zij ook inburgeringsplichtig?
Vanwege het grote aantal deelvragen in deze vraag heb ik de deelvragen genummerd. De antwoorden luiden als volgt:
a en b: De aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd mag maximaal 6 maanden vóór het aflopen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd worden aangevraagd. De IND kan echter pas een beslissing nemen op de aanvraag op het moment dat de aanvrager 5 jaar onafgebroken rechtmatig verblijf heeft gehad omdat dit de wettelijke voorwaarde is om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. Hierdoor zit er altijd tijd tussen het moment dat de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afloopt en het moment dat deze persoon het verblijfsdocument asiel voor onbepaalde tijd kan afhalen. De doorlooptijd van het moment dat de IND een beslissing kan nemen (dus moment dat aanvrager 5 jaar rechtmatig verblijf heeft) tot het moment van het bekendmaken van de beslissing bedraagt op dit moment 2,5 week.
c: Nadat de positieve beslissing door de IND is genomen wordt het verblijfsdocument aangemaakt en verstuurd naar het desbetreffende loket van de IND. De aanvrager kan vervolgens een afspraak inplannen bij het loket. Dit kan gemiddeld binnen 2 weken. In zijn algemeenheid kan de vreemdeling binnen ongeveer 2 tot 4 weken na het verlopen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning het nieuwe verblijfsdocument in handen hebben.
d: De statushouder ontvangt na het indienen van een aanvraag voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd of verlenging van de geldigheidsduur van een vergunning voor bepaalde tijd een ontvangstbevestiging van de IND. In deze ontvangstbevestiging wordt de statushouder erop gewezen wat de rechten zijn met een verlopen verblijfsvergunning asiel. Ook wordt de statushouder erop gewezen dat hij een W-document kan aanvragen. Dit kan sinds kort digitaal.
e: De IND heeft op zijn website informatie staan voor werkgevers over de situatie dat een houder van een verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd een aanvraag om asiel voor onbepaalde tijd heeft ingediend maar nog geen verblijfsdocument heeft. In principe kan de statushouder nog steeds werken gedurende de procedure. Deze informatie wordt ook aan de statushouder zelf meegedeeld in de ontvangstbevestiging bij de aanvraag. Desgewenst kan een werkgever, indien hij daartoe de toestemming van de statushouder heeft gekregen, contact opnemen met de Informatielijn van de IND. Momenteel wordt bezien hoe werkgevers ook op andere wijze bereikt kunnen worden om ze hierover te informeren.
f: De IND heeft in 2018 8.170 aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd ingewilligd en in 2019 (t/m september) 14.100.
g: De IND heeft in 2018 van 3.130 verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde de geldigheidsduur verlengd en in 2019 (t/m september) bedroeg dit aantal 4.280.
h: In 2018 zijn 250 asielvergunningen voor bepaalde tijd ingetrokken. In 2019 (t/m september) zijn 170 asielvergunningen voor bepaalde tijd ingetrokken (cijfers afgerond op tientallen). Er zijn geen cijfers beschikbaar van intrekkingen van vergunningen van een asielstatus na een afwijzing van een verzoek om een vergunning voor onbepaalde tijd.
i: De gevraagde cijfers kunnen niet op betrouwbare wijze worden gegenereerd uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van de IND omdat de voorgaande verblijfsstatus van een verzoeker om naturalisatie niet op een betrouwbare wijze uit het systeem kan worden gehaald.
j: De planning is om komend jaar in de RVK de aantallen verblijfsvergunningen onbepaalde tijd asiel (en regulier) en verzoeken om naturalisatie op te nemen.
k: zie het antwoord op vraag 328.
l: In de Meerjarige Productieplanning is rekening gehouden met een hogere instroom van naturalisatieverzoeken in 2019 en 2020. Een groot gedeelte van deze verwachte toename wordt veroorzaakt door het hogere aantal vreemdelingen met een verblijfsvergunning asiel dat aan de voorwaarden voor naturalisatie voldoet. Om de hogere instroom naturalisatieverzoeken te kunnen bijhouden is extra capaciteit ingezet. Daarnaast heeft verdere digitalisering en procesoptimalisatie plaats gevonden. Voor naturalisatie geldt de wettelijke termijn van een jaar voor het gehele proces waarin ook andere partijen een aandeel hebben.
m: Deze gevraagde cijfers kunnen niet op betrouwbare wijze worden gegenereerd uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van de IND omdat de voorgaande status van een verzoeker om naturalisatie niet op eenduidige wijze te achterhalen is.
n: In 2018 is 68% en in 2019 (t/m sept) 60% van de naturalisatieverzoeken binnen de wettelijke termijn afgerond. Let wel: in 89% respectievelijk 81% van het aantal naturalisatieverzoeken heeft de aanvrager voor het einde van de wettelijke termijn of een positief bericht ontvangen dat zijn verzoek wordt voorgedragen voor ondertekening door zijne Majesteit de Koning dan wel een beschikking waarin is gemotiveerd dat zijn verzoek is afgewezen. De verzoeker is op dat moment dus bekend met het feit dat hij (geen) Nederlander wordt. De officiële uitreiking van het besluit (en daarmee de einddatum van de beslistermijn) vindt vervolgens plaats tijdens de door de gemeente georganiseerde Naturalisatieceremonie, waarop de persoon in kwestie daadwerkelijk Nederlander wordt. Voor de afdoening binnen de wettelijke termijn is de IND dus mede afhankelijk van de datum waarop de gemeente de naturalisatieceremonie (einde wettelijke termijn) organiseert.
o: Tot en met 1 oktober 2019 zijn 14.390 (afgerond op tientallen) houders van een RANOV-vergunning genaturaliseerd. Het aantal afwijzingen is in 2018 toegenomen met 100 ten opzichte van 2017.
p: De gevraagde cijfers kunnen niet op betrouwbare wijze worden gegenereerd uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van de IND.
q: In 2018 zijn blijkens informatie uit het informatiesysteem van de IND in totaal 450 vergunningen verleend onder één van de gevraagde verblijfsdoelen waarbij de vreemdeling in het verleden ooit een asielverzoek had ingediend of nog een asielverzoek heeft lopen. In de tabel hieronder is het uitgesplitst naar gevraagd verblijfsdoel. Discretionaire vergunningen vallen onder verblijfsdoel humanitair niet-tijdelijk. Bijna de helft van deze zaken ziet op mensenhandel. Dit is te verklaren omdat veel degenen die een verblijfsvergunning regulier aanvragen vanwege mensenhandel ook een asielverzoek indienen.
Gezinshereniging | 140 |
Medische behandeling | 70 |
Mensenhandel | 210 |
Humanitair tijdelijk | <10 |
Humanitair niet-tijdelijk | 20 |
Buiten schuld niet uit Ned | 10 |
RLVK hoofdpersoon/gezinslid | <10 |
450 | |
Bron INDiGO/METiS afgerond op tientallen |
r: Dat zal afhankelijk zijn van de individuele situatie. Alle reguliere vergunningen die te linken zijn aan een vergunning asiel (zoals nareis) tellen mee voor de taakstelling, en eenieder die in de asielopvang zit en een verblijfsvergunning krijgt op reguliere gronden (bv mensenhandel, kinderpardon, etc.) telt mee voor de taakstelling.
s: In hoeverre de houder van een verblijfsvergunning als bedoeld in onderdeel q inburgeringsplichtig is hangt onder andere af van de aard van de verblijfsvergunning maar ook bijvoorbeeld de leeftijd van de vergunninghouder. Zo zijn personen jonger dan 16 jaar of die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt vrijgesteld van de inburgeringsplicht. Hetzelfde geldt voor degenen die beschikken over een (vrijstellend) diploma. Vreemdelingen die buiten hun schuld niet uit Nederland kunnen vertrekken of die slachtoffer of getuige-aangever zijn van mensenhandel worden in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning humanitair tijdelijk. Zij zijn vanwege het tijdelijke karakter van hun verblijfsvergunning niet inburgeringsplichtig. Hetzelfde geldt voor houders van een verblijfsvergunning om medische redenen. Vreemdelingen die op grond van de (Afsluiting) Definitieve Regeling langdurig verblijvende kinderen een verblijfsvergunning humanitair niet-tijdelijk hebben gekregen zijn daarentegen wel inburgeringsplichtig tenzij zij bijvoorbeeld wegens hun leeftijd of om een andere reden niet inburgeringsplichtig zijn. Ook vreemdelingen die een verblijfsvergunning hebben gekregen op grond van schrijnende omstandigheden of in het kader van gezinsmigratie zijn vanwege het niet-tijdelijke karakter van deze vergunningen in beginsel inburgeringsplichtig.
395
In hoeverre zijn asielzoekers voorafgaand aan het aanmeldgehoor geïnformeerd over de procedure en hun rechten en plichten door hetzij hun advocaat, hetzij Vluchtelingenwerk Nederland (VWN)?
Na het indienen van de aanvraag voor asielbescherming verstrekt de IND informatiebrochures aan de asielzoeker en wordt de asielzoeker in een taal die hij begrijpt ingelicht over onder andere de te volgen procedure en zijn rechten en verplichtingen tijdens de procedure. Ook aan het begin van het aanmeldgehoor wordt de asielzoeker voorgelicht en verifieert de hoormedewerker van IND of hij de procedure begrijpt.
Bij de voorbereiding op het aanmeldgehoor (spoor 4)102 hebben Vluchtelingenwerk en de rechtshulpverlener nog geen rol. Het is belangrijk dat de asielzoeker bij de start van de asielprocedure goed en volledig geïnformeerd wordt over alle aspecten die in dat verband relevant zijn. Wie dat doet is van ondergeschikt belang.
Tijdens de rust- en voorbereidingstermijn, die aanvangt na het aanmeldgehoor, wordt de asielzoeker voorbereid op de asielprocedure door Vluchtelingwerk Nederland. Gedurende de asielprocedure wordt de asielzoeker bijgestaan door een rechtshulpverlener. De rechtshulpverlener heeft daarbij tevens de gelegenheid om het verslag van het aanmeldgehoor met de asielzoeker te bespreken en hierop nog correcties en aanvullingen in te dienen.
396
Wat zijn de percentages voor het eerste half jaar van 2019 voor wat betreft de toegewezen beroepen voor de top 10 nationaliteiten? Hoeveel fte is gemoeid met afwijzingen van aanvragen die uiteindelijk in beroep alsnog moeten worden ingewilligd?
In de tabel in de bijlage staat de top tien nationaliteiten met de aantallen beroepen, de gegrond verklaarde beroepen en de percentages staan vermeld in de periode van 1 januari 2019 tot en met september 2019103. Hoeveel fte gemoeid is met afwijzingen van aanvragen die uiteindelijk in beroep alsnog moeten worden ingewilligd is niet bekend.
397
Waarom wordt de volledige subsidie van Vluchtelingenwerk toegerekend aan official development assistance (ODA) in het kader van de eerstejaars opvang van asielzoekers, gelet op het feit dat Vluchtelingenwerk niet exclusief activiteiten in het kader van de eerstejaars opvang ontplooit?
De subsidie die aan Vluchtelingenwerk wordt gegeven wordt toegerekend aan official development assistance (ODA) in het kader van de eerstejaars opvang van asielzoekers omdat deze volgens de richtlijn van de OESO valt onder de post «administrative counselling». Het betreft de voorlichting en ondersteuning bij binnenkomst in opvang en bij de eerste fasen van het asielproces, dus voor de 12-maandsgrens is bereikt.
398
Hoe is het aandeel van Nidos, COA en de IND in de eerstejaars opvang precies berekent? Welke activiteiten van deze organisaties worden toegerekend aan ODA?
De berekening van de het aandeel van de kosten van Nidos, COA en IND worden als volgt bepaald:
COA: de kosten van COA worden bepaald door de individuele verblijfsduur van asielzoekers met een maximum van 12 maanden. Eventueel eerder verblijf bij COA wordt daarvan af gehaald. Alleen de kosten van COA die voldoen aan de richtlijn van de OESO worden toegerekend.
Nidos: voor Nidos geldt dat de kosten van voogdij en opvang bij alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) wordt bepaald op basis van de individuele verblijfsduur van een amv met een maximum van 12 maanden. Met betrekking tot de opvang wordt een eventueel verblijf bij COA daarvan af getrokken.
IND: Van de IND worden alleen de tolkenkosten, conform de richtlijn van de OESO, toegerekend aan ODA. Op basis van een inschatting van de deskundigen is het aandeel van de tolkenkosten van de IND bepaald dat aan ODA kan worden toegerekend. Dit percentage bedraagt 80%.
399
Hoeveel is er tot nu toe besteed van de extra vrijgekomen middelen bij de voorjaarsnota ten behoeve van een stabielere financiering van de asielketen en de IND? Tot welke kwantitatieve en kwalitatieve resultaten heeft dit tot nu toe geleid? Welke uitgaven staan er expliciet gepland voor 2020 ten behoeve van dit doel (stabielere financiering asielketen), en kan dit uitgesplitst worden per doel?
Bij Voorjaarsnota heeft de IND extra middelen aan haar begroting toegevoegd gekregen. Deze zagen op de inrichting van een stabiele bedrijfsvoering en de mogelijkheid om de instroom bij te houden. De IND heeft in het afgelopen jaar gefaseerd groepen nieuwe medewerkers aangenomen en opgeleid. Daarnaast heeft de IND diverse processen efficiënter en effectiever ingericht om te komen tot een versnelling van de doorlooptijden, waaronder kort en bondiger beslissen en doelgroepgerichte aanpak. Over de diverse overige maatregelen zal de Kamer per brief geïnformeerd worden voor de begrotingsbehandeling. Hoe de middelen exact zijn besteed zal worden beschreven in de jaarverantwoording die na het uitvoeringsjaar wordt opgesteld. De stabiele en meerjarige financiering stelt de IND in staat om de bedrijfsvoering stabiel in te richten, zorg te dragen voor het aannemen van voldoende medewerkers om zo te komen tot een adequate uitvoering van haar opdracht.
400
Wat zijn de kosten voor de IND voor het overnemen van de rol van de advocatuur bij het controleren van de gehoren?
Zie het antwoord op vraag 36.
401
Welke extra taken zal de IND op zich moeten noemen als de maatregelen tot inperking van de rechtsbijstand doorgevoerd worden? Hoeveel fte zal hiermee gemoeid zijn?
Zie het antwoord op vraag 36.
402
Wat zijn de kosten van het opnemen van het gehoor op bandopname?
Het opnemen van het asielgehoor is momenteel geen vast onderdeel van de asielprocedure. Op het moment dat hiervoor wordt gekozen, dan bedragen de aanschafkosten voor opnameapparatuur, toebehoren en de implementatie en het beheer/onderhoud van het systeem naar verwachting enkele tonnen. Dit is onder meer afhankelijk van de nadere uitwerking alsmede van het type opnameapparatuur waarvoor wordt gekozen. Daar komen nog kosten bij voor het verstrekken van opnames aan de vreemdeling, eventuele kosten voor aanpassingen aan bijvoorbeeld hoorkamers en kosten voor de opslag van opnames en de kosten voor rechtbanken om opnames te kunnen beluisteren.
403
Welke uitgaven vallen er onder de productgroep Lumpsum bekostiging IND?
Het primair proces van de IND, en de daaraan direct toe te rekenen kosten van bijvoorbeeld werkplekken, werkplek-ICT en beleidsondersteuning, wordt via P*Q gefinancierd (kostprijs maal aantal door de IND afgehandelde zaken in een periode). Alle overige uitgaven worden vanuit de Lumpsum bekostiging betaald. Het gaat daarbij ondermeer, maar niet uitsluitend, om uitgaven op het gebied van human resources, financiën, facilitaire ondersteuning huisvesting/dienstverlening, kosten ICT.
404
Wat zijn de opbrengsten van het schrappen van de advocatuur?
Zie het antwoord op vraag 36.
405
Hoe verhoudt de asielinstroom in 2012, 2013, 2014, 2015, 2016, 2017, 2018 en in de eerste helft van 2019 zich tot de prognose? Hoe groot was de afwijking percentueel?
De prognose van eerste asielaanvragen maakt onderdeel uit van de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Het voornaamste doel van de MPP is het creëren van een gemeenschappelijk toekomstbeeld voor de migratieketen. De prognose wordt in het laatste kwartaal opgesteld, voor het komende jaar. Gedurende het lopende jaar wordt de prognose gemonitord en zo nodig bijgesteld.
Een vergelijking tussen prognoses en realisaties van vóór 2018 heeft weinig zin aangezien de migratieketen in mei 2018 is overgestapt op een fundamenteel ander prognosesysteem. Waar in het oude systeem uit diverse mogelijke toekomstscenario’s één keuze werd gemaakt, wordt in het nieuwe systeem op grond van de complete set toekomstscenario’s een overkoepelend scenario gemaakt (een zgn. kansdichtheidsfunctie), waarbij elk scenario zijn eigen weging houdt. Een evaluatie van dat nieuwe systeem ziet er als volgt uit:
2018: In mei 2018 werd een raming voor de eerste asielvragen vastgesteld van 20.000 voor 2018. De realisatie van 2018 kwam uit op ongeveer 20.400, een afwijking van ca. 2% van de raming.
2019: Begin 2019 werd een raming van eerste asielaanvragen vastgesteld van 21.500. In september 2019 is deze raming verhoogd tot 22.000. Op grond van de huidige realisatie t/m week 43 komt onze beste extrapolatie voor de realisatie van 2019 op dit moment uit op ongeveer 22.200, wat zou neerkomen op een afwijking van ongeveer 1% van de meest recente raming uit september, en ongeveer 3% t.o.v. de raming uit januari.
Hierbij moet worden opgemerkt dat niet verwacht mag worden dat instroomprognoses in de toekomst gemiddeld deze precisie zullen blijven vertonen. Asielmigratie wordt bepaald door vele factoren, waarvan een deel fundamenteel onvoorspelbaarheid is. Reëel is dat de gemiddelde afwijkingen tussen raming en realisatie binnen de 15 à 20% kunnen worden gehouden, en dat afwijkingen van meer dan 40% zich niet vaker dan ruwweg eens in de tien jaar zullen voordoen.
406
Hoe veel geld is de IND inmiddels kwijt aan betaalde dwangsommen in 2017, 2018 en 2019 als gevolg van verstrijken van de beslistermijn in zowel de asielprocedure, als gezinshereniging (inclusief beroepsfase)?
In de IND-systemen kan geen volledige uitsplitsing worden gemaakt in welke werksoort (asiel/regulier/nareis) een dwangsom is uitgekeerd. Wel kunnen de totale bedragen aan uitgekeerde dwangsommen over de jaren 2017, 2018 en 2019 (tot en met 30 september 2019) geleverd worden. Zie hiervoor de tabel in de bijlage104.
407
In hoeverre vraagt de IND van andere partijen er van af te zien asielzoekers te informeren over hun rechten met betrekking tot ingebreke stellingen? Zijn bij deze cijfers ook de consequenties van het inperken van de advocatuur, zoals een stijging van het aantal herhaalde asielaanvragen en gegronde beroepen meegenomen? Verwacht u meer gegronde beroepen als de advocaat minder bij de totstandkoming van het besluit is betrokken? Zo nee, waarom niet?
Het indienen van een ingebrekestelling is een wettelijk toegestane middel om een beslissing te bespoedigen. Op zijn eigen website heeft de IND informatie staan op welke wijze een vreemdeling een ingebrekestelling kan indienen. Het behandelen van ingebrekestellingen en beroepen tegen het niet tijdig beslissen kost de IND echter personele capaciteit. In gesprekken met ngo’s benoemt de IND het dilemma dat het actief attenderen van vreemdelingen op de mogelijkheid van het indienen van een ingebrekestelling, juist op het moment dat veel zaken buiten de wettelijke beslistermijn lopen, kan leiden tot meer ingebrekestellingen en dat dit niet helpt bij het terugdringen van de doorlooptijden.
Het is onduidelijk op welke cijfers in het tweede gedeelte van de vraag wordt geduid. In ieder geval is er geen sprake geweest van het inperken van de advocatuur dus kan ook niets gezegd worden over consequenties hiervan.
408
Welke voorwaarden worden aan de begeleiding door Nidos gesteld met het oog op de subsidie die bestaat uit begeleidingskosten en verzorgingskosten? Moet de begeleiding ook toezien op het voorbereiden van minderjarige vreemdelingen op terugkeer naar het land van herkomst? Hoe wordt (de aard van) deze begeleiding gemonitord?
De begeleiding van een alleenstaande minderjarige vreemdeling valt onder de voogdij-taken van Nidos, waarvoor het departement opdrachtgever is. Onder de begeleiding valt ook het werken aan terugkeer naar het land van herkomst, wanneer er sprake is van een terugkeerperspectief (bij een afwijzing van de asielaanvraag). Hierin wordt samengewerkt met DT&V en werkt Nidos met een in 2019 doorontwikkelde begeleidingsmethodiek. Deze methodiek ziet ook op begeleiding bij terugkeer en is opgesteld in overleg met DGM, COA en DT&V.
De verzorgingskosten zijn de noodzakelijke kosten voor levensonderhoud die worden gemaakt bij het opvangen van alleenstaande minderjarige vreemdelingen met status. Nidos is een gecertificeerde instelling voor voogdij en wordt periodiek gecontroleerd door het Keurmerkinstituut om de certificering te kunnen behouden. Daarnaast valt Nidos onder de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid.
409
Is de begeleiding door Nidos in 2019 ondersteunend geweest aan het Rijksbeleid ten aanzien van minderjarige vreemdelingen? Op welke punten wel en op welke punten niet?
Ja, de begeleiding door Nidos is ondersteunend geweest aan het Rijksbeleid. In alle opvangvormen, ook de gezinnen, worden de jongeren begeleid conform het perspectief dat voortvloeit uit hun asielprocedure (terugkeer dan wel integratie). Nidos draagt er zorg voor dat de opvanggezinnen voor deze taak worden toegerust. Het COA en de lokale contractpartners dragen er zorg voor dat de medewerkers van de opvanglocaties hiervoor worden toegerust. Het verblijfsperspectief van jongeren wordt door de jeugdbeschermers van Nidos al in het begin van de begeleiding met de jongeren, hun netwerk en hun omgeving besproken.
Nidos heeft in 2019 haar begeleidingsmethodiek, in overleg met DGM, COA en DT&V doorontwikkeld. In de begeleidingsmethodiek is opgenomen dat als op grond van beslissingen in de asielprocedure is vast komen te staan wat het perspectief is van een jongere, terugkeer of integratie, dit toekomstperspectief expliciet als een doel wordt opgenomen in het begeleidingsplan voor de jongere. Wanneer er sprake is van terugkeer, wordt dit doel tevens vertaald in concrete, op terugkeer gerichte acties. Te denken valt aan:
• bezoeken aan de IOM (Internationale Organisatie voor Migratie)
• deelname aan praktijkgericht onderwijs dat qua inhoud en beroepsperspectief verband houdt met kansen in het land van herkomst
• het leggen van contacten met eventuele familie in het land van herkomst
• verkenning met de jongere van de formele stappen die gezet moeten worden voor terugkeer
• deelname aan door derden georganiseerde projecten gericht op terugkeer
410
Welke resultaten heeft de subsidie aan het Nidos de afgelopen twee jaren concreet opgeleverd?
De subsidie die jaarlijks via een subsidiebesluit aan Nidos wordt toegekend, heeft als resultaat dat Nidos haar wettelijke taak om voogdij uit te voeren voor alle alleenstaande minderjarige vreemdelingen in Nederland verricht. Daarnaast verzorgt Nidos de opvang van minderjarigen jonger dan 15 jaar in opvanggezinnen en opvang van minderjarige statushouders in kleinschalige opvang.
Tevens kunnen er in het subsidiebesluit extra activiteiten voor dat jaar worden opgenomen zoals het doen van een pilot om een bepaalde werkwijze te beproeven. Dit heeft het afgelopen jaar geleid tot de financiering van een pilot voor een speciale opvangvorm, waarnaartoe overlastgevende alleenstaande minderjarige vreemdelingen op verzoek van het COA kunnen worden overgeplaatst. In deze opvang wordt met jongeren door middel van intensieve begeleiding gewerkt aan hun gedrag en naar een toekomstperspectief binnen of buiten Nederland.
411
Hoe groot is de buffercapaciteit van het COA op dit moment? Sluit deze capaciteit voldoende aan bij de verwachte instroom?
Het COA heeft vanuit de beschikking 2019 2.000 plekken buffer georganiseerd.
De huidige buffer van het COA is naar alle waarschijnlijkheid niet toereikend. Op- en afschaling vindt plaats in overleg met o.a. de provincies en gemeenten. Hierbij wordt altijd eerst gekeken naar interne opschalingsmogelijkheden (bijv. ophogen bestuursovereenkomsten of ophogen bezettingsgraden) en pas daarna naar (tijdelijke of structurele) uitbreiding van capaciteit. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft uw Kamer op 8 november 2019 geïnformeerd over het realiseren van extra capaciteit bij het COA.105
412
Hoe lang zitten asielzoekers die reeds op een andere EU lidstaat zijn geclaimd nog in de opvang voordat zij worden overgedragen?
Om deze vraag te beantwoorden, moeten gegevens van verschillende ketenpartners worden gecombineerd, in het bijzonder gegevens van de IND (welke asielzoekers zijn op een andere EU-lid-staat geclaimd, op welk moment is de claim ingediend en op welk moment gehonoreerd) en gegevens van het COA (verblijfsduur in de opvang).
Het combineren van deze gegevens is technisch mogelijk, door middel van een vergelijking van de bestanden van de betreffende organisaties met gebruikmaking van het vreemdelingen-nummer, het uniek identificerend nummer van de keten. Echter, de bewerking van de gegevens van de ketenpartners en de vereiste kwaliteitscontroles zijn technisch complex, arbeidsintensief en tijdrovend. Immers, het gaat om een specifieke groep binnen het Dublin-proces en de controleslagen moeten deels handmatig plaatsvinden in nauw overleg tussen departementaal J&V en de betrokken ketenpartners.
Daarom is het niet mogelijk de vraag binnen de gestelde termijn te beantwoorden.
413
Hoe worden de resultaten van de subsidie die Vluchtelingenwerk Nederland krijgt voor het proces terugkeer gemeten? Wat zijn de resultaten geweest in 2019 en de vijf jaar daarvoor? In hoeverre heeft deze subsidie bijgedragen aan of geleid tot meer terugkeer?
De subsidie aan Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) wordt op basis van (kalender-) jaarplannen verstrekt. Twee maal per jaar legt VWN aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid verantwoording af over de uitputting van de begroting enerzijds en de voortgang van werkzaamheden zoals opgenomen in het jaarplan anderzijds. De bijdrage die VWN levert aan het proces terugkeer is niet nader te specificeren, omdat dit onderdeel is van een breed scala aan werkzaamheden. Het grootste deel van de begroting gaat uit naar het geven van voorlichting in de rust- en voorbereidingstermijn, het voorbereiden van de vreemdeling op het gesprek met de advocaat en de IND en eventueel helpen bij het verkrijgen van documenten die van belang zijn gedurende het proces. Wanneer de uitkomst van de procedure negatief is en terugkeer aan de orde is, geeft VWN hierover ook voorlichting aan de vreemdelingen. Hierbij gaat het met name over het geven van informatie over de mogelijkheden die er zijn na een afwijzend besluit. Bij het daadwerkelijk vertrek spelen met name de Dienst Terugkeer en Vertrek en de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) een rol.
414
In welke mate besteedt de Inspectie Justitie en Veiligheid in 2020 aandacht aan de ICT en digitale ontwikkeling van de onder het ministerie vallende organisaties?
De toezichthoudende taak van de Inspectie JenV richt zich primair op de kwaliteit van de taakuitvoering binnen het veld justitie en veiligheid. In dat kader betrekt zij een aantal aspecten zoveel mogelijk in het toezicht: governance, toerusting (o.a. ICT), samenwerking, informatievoorziening en slachtofferbelang. Indien zich knelpunten voordoen rapporteert de Inspectie hierover.
In het kader van de Wet Computercriminaliteit III is het toezicht op de bevoegdheid van de politie om heimelijk en onder voorwaarden een geautomatiseerd werk binnen te dringen belegd bij de Inspectie. Jaarlijks rapporteert de Inspectie over de naleving door de politie van de wettelijke bepalingen. In het toezicht op cybersecurity richt de Inspectie zich op de vraag in hoeverre organisaties binnen het veld justitie en veiligheid zijn voorbereid en weerbaar zijn tegen cyberdreigingen. De Inspectie verricht daarom in 2020 onderzoek naar de mate waarin enkele organisaties binnen de migratieketen en binnen het stelsel van penitentiaire inrichtingen, forensisch psychiatrische instellingen en de reclassering weerbaar zijn tegen cyberdreigingen. Daarnaast start de Inspectie in 2020 een onderzoek bij de politie naar de randvoorwaarden van de aanpak van cybercrime en gedigitaliseerde criminaliteit. Er wordt onderzocht of er knelpunten zijn in de toerusting van personeel en of het politieonderwijs op het terrein van cybercrime op orde is.
Tot slot dient de digitale weerbaarheid van vitale processen op orde te zijn. Toezicht vormt een krachtige impuls om te blijven werken aan een hoog niveau van digitale weerbaarheid en continuïteit. De Inspectie JenV coördineert het toezicht dat, in samenwerking met andere rijksinspecties, inzicht biedt in de digitale veiligheid en weerbaarheid van vitale sectoren.
415
Is er voor het komende jaar minder geld voorzien voor de interne organisatie waardoor er ontslagen plaats zullen gaan vinden en zo ja, in welk deel van de organisatie?
Er staan op basis van de huidige inzichten op korte of middellange termijn geen bezuinigingen op de stapel voor de interne organisatie die aanleiding zouden kunnen zijn voor ontslag van personeel.
416
Wat is de verklaring voor de verdubbeling van het budget voor het College Rechten van de Mens in 2019 (vergeleken met 2018)?
Er is geen sprake van een verdubbeling van het budget van het CRM. Abusievelijk zijn op pag. 97 voor de jaren 2020 tot en met 2024 de cijfers voor de AP ook bij het CRM geplaatst. Op pag. 46 van de begroting staat de correcte reeks vermeld.
417
Komt er per saldo (dus alle bijdragen aan de politie samen) geld bij of gaat er geld af voor de politie in 2020? Kan een overzicht worden gegeven van de totale (dus bijzondere en algemene) bijdrage aan de politie vanaf 2014?
In de tabel in de bijlage is een overzicht gegeven van de algemene en bijzondere bijdrage aan de politie en de totalen zoals opgenomen in begroting van het desbetreffende jaar106. Uit dat overzicht blijkt dat de politie in 2020 er per saldo geld bij krijgt ten opzichte van de begroting van het jaar ervoor.
418
Hoeveel gedetineerden zaten in 2018 op een terroristenafdeling?
In 2018 bedroeg de gemiddelde bezetting van de terroristenafdeling (TA) 23 personen. In totaal zijn er 52 unieke personen gedetineerd geweest op de TA. Dit betreft de aanwezigen op 1 januari 2018 plus de in 2018 nieuw ingestroomde personen.
419
Hoeveel gedetineerden zaten in 2019 op een terroristenafdeling?
De gemiddelde bezetting van de terroristenafdeling (TA) in de periode januari 2019 en september 2019 is 33 (van de in totaal 48) plaatsen. Het gaat hierbij om 49 verschillende personen. Dit betreft personen die op 1/1/19 aanwezig waren (is daarmee een dubbeling met de aantallen uit 2018) plus die nieuw zijn ingestroomd gedurende de periode januari tot en met september 2019.
420
Wat is de stand van zaken in de herijking van de personeelsnormen, zoals afgesproken in het convenant «Werken aan een solide personeelsbeleid»?
Op basis van het convenant zijn aan de inrichtingen extra middelen en formatie toegekend voor vakmanschap en het compenseren van de uren dat medewerkers met PAS- of ouderschapsverlof zijn. Dit zorgt voor een hogere beschikbaarheid van personeel op de werkvloer. Daarbij is vanaf mei 2017 de werving van nieuw personeel ter vervanging van uitstroom en vacatures geïntensiveerd. Daarnaast loopt binnen het gevangeniswezen het traject Netto Personele Inzet (NPI) om het werk zo te organiseren dat zonder veel belastende last minute ingrepen in de roosters en het dagelijkse werk, de personele inzet volgens de richtlijnen en normen plaatsvindt. De inrichtingen maken een jaarlijkse analyse van de vertaling van de beschikbare formatie naar de feitelijke inzet op de werkvloer. Dit is in 2019 in een eerste versie met de inrichtingen gedaan. De verdere toepassing in de komende tijd geeft inzicht in de mate waarin en op welke onderdelen de normen al dan niet toereikend zijn en aanpassing behoeven. Dit kan per inrichting verschillen.
421
Hoeveel extra, vaste personeelsleden zijn aangenomen sinds het sluiten van het convenant «Werken aan een solide personeelsbeleid»?
Het convenant is afgesloten voor 2018 t/m 2021. Vanaf 1 januari 2018 zijn bij DJI 259 medewerkers in vaste dienst gekomen zonder proeftijd en 2009 medewerkers zijn in dienst gekomen met tijdelijke aanstelling voorafgaand aan een vaste aanstelling (o.a. proeftijd).
Een deel van deze medewerkers is aangesteld op plaatsen die zijn gefinancierd met extra gelden die voortvloeien uit de afspraken in het convenant over voldoende personeel; dit betreft extra financiële middelen ter beschikking gesteld aan inrichtingen om de netto personele inzet (NPI) te verhogen. Voor het Gevangeniswezen/Vreemdelingenbewaring betrof dit in 2019 149 fte. Gedurende convenantsperiode ontvangen inrichtingen extra financiering om medewerkers te vervangen die opleidingen volgen in het kader van de afspraken over Vakmanschap in het convenant.
422
Hoe kan het dat de kosten voor ambtelijk personeel in 2022 gelijk zijn aan die van 2023 en 2024, maar het aantal fte in 2022 lager ligt dan in de opvolgende twee jaren?
Zowel de personeelskosten als het aantal fte stijgen bij DJI in 2023 en 2024 t.o.v. 2022 licht. Wel is het zo dat er in 2024 geen stijging is ten opzichten van 2023. Dit blijkt duidelijk uit de tabel 5.1.4 Kosten ambtelijk personeel DJI (bedragen x € 1.000) in de JenV begroting 2020.
423
Zit er een boete in het systeem als tbs-klinieken patiënten langer dan zeven jaar behandelen? Zo ja, hoe werkt dit? Zo nee, hoe wordt verklaard dat de doorlooptijd van een tbs-behandeling de afgelopen jaren is afgenomen tot gemiddeld zeven jaar?
In het verleden bleek dat de tbs-maatregel steeds minder vaak werd opgelegd door de rechter vanwege de oplopende behandelduur. De oplopende behandelduur dreigde daarmee de houdbaarheid van het tbs-stelsel op de langere termijn te ondergraven. Hierom is destijds de Taskforce Behandelduur tbs opgericht. Deze heeft in 2015 meerdere aanbevelingen gedaan om de gemiddelde behandelduur te verkorten. Een van de aanbevelingen van de Taskforce was om, waar mogelijk, vaart te houden in het begin van de behandeling. Patiënten moeten niet onnodig lang in dezelfde fase van behandeling blijven. Samen met de tbs-sector zijn daarom doelmatigheidsindicatoren opgesteld met als doel de gemiddelde tbs-behandelduur terug te brengen tot onder de acht jaar.
DJI vraagt in dat kader jaarlijks bij de tbs-klinieken uit wat de gemiddelde behandelduur van de daar behandelde tbs-patiënten is. Zo wordt gekeken of minimaal 50% van alle tbs-gestelden van de betreffende kliniek binnen 8 jaar na het begin van hun tbs-dwangverpleging met proefverlof gaat of dat de maatregel door de rechter voorwaardelijk beëindigd is. Dit betekent ook dat de tbs-behandeling bij de andere 50% van de patiëntenpopulatie van een kliniek langer dan 8 jaar mag duren. Indien deze norm van 50% niet wordt behaald kan een contractuele boete worden opgelegd aan de betreffende kliniek. Deze financiële prikkel heeft als doel de doorstroom binnen de tbs-behandeling te verbeteren. Het gaat hierbij dus nadrukkelijk om de gemiddelde behandelduur van de kliniek. Er worden geen boetes opgelegd op individuele patiënten die langer dan 8 jaar in behandeling zijn.
De clausule geldt daarbij niet voor alle categorieën tbs-gestelden: bepaalde doelgroepen patiënten (zoals extreem vlucht- en beheersgevaarlijk en longstay) zijn uitgesloten van deze berekening. Dit omdat deze categorieën doorgaans veel langer in de tbs verblijven.
Dat de behandelduur is afgenomen is het effect van het doorvoeren van meerdere aanbevelingen van de taskforce Behandelduur TBS.107 De aanbevelingen hebben geen effect op de veiligheid. Iedere verloffase wordt vooraf getoetst door het onafhankelijke Adviescollege verloftoetsing TBS (AVT), dat adviseert over de veiligheid van de verlofstap.
Daarnaast beslist de rechter, op basis van deze adviezen of de maatregel, in eerste instantie altijd voorwaardelijk, kan worden beëindigd. Zolang het risico voor de veiligheid dat van de tbs-gestelde uitgaat, onvoldoende is afgenomen zal de rechter de maatregel niet beëindigen en loopt deze dus door.
424
Op welke wijze wordt de kwaliteit van beslissingen gewaarborgd als de IND de gehoren gaat controleren in plaats van de advocaat?
De maatregel om rechtsbijstand na het voornemen tot afwijzing van een asielaanvraag te verstrekken wordt voorbereid. De precieze invulling van de maatregel wordt nog nader uitgewerkt. Bij de invulling van de maatregel zal uiteraard rekening gehouden worden met onder meer de verplichtingen voortvloeiend uit EU-regelgeving en het waarborgen van de zorgvuldigheid en kwaliteit van de Nederlandse asielprocedure. Zie verder het antwoord op vraag 36.
425
Wanneer wordt het rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid over Bahrein verwacht?
Het onderzoek bevindt zich in de afrondende fase. De verwachting is dat de Inspectie het rapport voor het kerstreces aan de Staatssecretaris zal aanbieden.
426
Is het verantwoord de asielprocedure in Nederland, die met acht dagen de snelste procedure is van heel Europa, nog meer in te korten door de advocatuur er uit te halen?
De maatregel om rechtsbijstand na het voornemen tot afwijzing van een asielaanvraag te verstrekken wordt voorbereid. De precieze invulling van de maatregel wordt nog nader uitgewerkt. Bij de invulling van de maatregel zal uiteraard rekening gehouden worden met onder meer de verplichtingen voortvloeiend uit EU-regelgeving en het waarborgen van de zorgvuldigheid en kwaliteit van de Nederlandse asielprocedure. Zie verder het antwoord op vraag 36.
427
Hoe vaak heeft de rechtbank de IND een dwangsom opgelegd? Hoe vaak heeft de IND een asielverzoek in behandeling genomen, nadat een asielzoeker bij de rechtbank beroep heeft ingesteld vanwege niet reageren op een ingebrekestelling?
In 2019 (t/m september) zijn er in totaal 2020 gegronde beroepen (asiel en regulier) niet tijdig beslissen geweest en in 2018 790. In deze zaken legt de rechtbank doorgaans aan de IND een dwangsom op. Let wel: het uiteindelijke bedrag aan dwangsommen hangt af van het aantal dagen dat te laat is beslist, het bedrag dat de rechter oplegt en of het gezinnen of individuen betreft (zo krijgt een gezin veelal gezamenlijk een dwangsom bedrag). Uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van de IND kan niet worden gehaald of de inhoudelijke behandeling van het asielverzoek het gevolg is van een beroep niet tijdig beslissen vanwege het niet reageren op een ingebrekestelling. Dit is voor de beslissing ook niet relevant.
428
Kan de IND net als bij nareis de mogelijkheid voor een spoedprocedure bij asiel introduceren wanneer een kind of gezinslid ernstig ziek is om te voorkomen dat een kind blijvend invalide of overleden is, wanneer de asiel en gezinsherenigingsprocedure zouden zijn afgerond?
Het introduceren van een spoedprocedure is niet nodig. Het is ook nu al mogelijk voor de IND om een spoedprocedure toe te passen als de omstandigheden daar aanleiding voor geven.
429
Welke externe organisaties en adviesbureaus zijn betrokken geweest bij de totstandkoming van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB)?
Het CJIB is opgericht in 1990. Het valt niet uit te sluiten dat er destijds een externe organisatie is ingeschakeld bij de oprichting. Welke organisatie of organisaties dit betreffen is op dit moment niet uit de archieven bekend.
430
Welke externe organisaties en adviesbureaus zijn betrokken geweest bij de ICT-projecten die zijn uitgevoerd voor het CJIB?
Het CJIB heeft over de jaren heen een omvangrijke ICT-portefeuille waarbij diverse leveranciers zijn betrokken. De externe organisaties en adviesbureaus die in 2018 betrokken waren bij ICT-projecten van het CJIB zijn:
Atos Origin
Hewlett-Packard Nederland B.V. (HP Services)
KPMG Holding NV
CGI Nederland B.V.
Ordina Infrastructure Solutions BV (Werkmaatschappij)
Ordina Technologie & Competenties B.V
BCT Guiding Documents
Quintor Java technology
Compose Network Connections B.V.
OC Centor B.V. (IT Staffing)
Accenture Health & Public Service
New Team B.V.
Seven Stars Noord BV
Sogeti Nederland BV
PQR
Tres Internet BV
Allfacts
8D Games
Nidaros IT Solution BV
Between Staffing Nederland B.V
DataLane B.V.
431
Welke externe organisaties en adviesbureaus zijn betrokken geweest bij de ICT-projecten die zijn uitgevoerd voor de rechtspraak?
In het kader van de digitalisering van de rechtspraak (programma KEI) zijn vanaf 2012 door de rechtspraak de volgende externe organisaties betrokken:
Boston Consulting Group
Bureau Gateway
Deloitte
Ernst & Young
Gartner
PA Consulting Group
Sofware Improve Group (SIG)
TR Consult
I-interim Rijk
Algemene Rekenkamer
432
Welke externe organisaties en adviesbureaus zijn betrokken geweest bij het uitvoeren van andere projecten dan ICT-projecten voor het CJIB?
Het CJIB maakt gebruik van diverse externe organisatie en adviesbureaus. De externe organisaties en adviesbureaus die in 2018 betrokken waren bij andere projecten dan bij ICT-projecten van het CJIB waren:
Harvey Nash BV
Headfirst
Deloitte Consulting B.V.
Significant Synergy
Berenschot B.V.
Price Waterhouse Coopers
Jorritsma Bouw BV
KPMG Advisory N.V.
FTE groep
433
Hoeveel managementfuncties zijn er binnen het CJIB en hoe staat dit in verhouding tot het aantal uitvoerende functies?
Het aantal managementfuncties binnen het CJIB (leidinggevenden) omvat 58 fte. De totale formatie van het CJIB is 1.164 fte in de begroting van 2020.
434
Hoeveel communicatiefuncties zijn er binnen het CJIB en hoe staat dit in verhouding tot het aantal uitvoerende functies?
Het aantal communicatiefuncties binnen het CJIB is 8,5 fte. De totale formatie van het CJIB is 1.164 fte in de begroting van 2020.
435
Hoeveel medewerkers met tijdelijke contracten werken er bij het CJIB en hoe staat dit in verhouding tot het aantal vaste medewerkers?
De totale formatie van het CJIB (conform begroting 2020) is 1.164 fte.
Hiervan is 980 fte ambtelijk personeel (waarvan 16 fte ambtelijk personeel met een tijdelijke aanstelling) en 184 fte niet-ambtelijk personeel (uitzendkrachten). In de begroting wordt voor de formatie gesproken over fulltime-equivalent (fte), vandaar dat in antwoord ook uitgegaan is van het aantal fte.
436
Welke prestaties dient het CJIB in 2020 te leveren als het gaat om de strafrechtketen?
Ten aanzien van de prestaties wordt verwezen naar de doelmatigheidstabel (blz. 118 van de JenV-begroting). Bij de tenuitvoerlegging van de geldelijke sancties geeft het CJIB invulling aan de taak om deze snel, zeker, efficiënt en maatschappelijk verantwoord uit te voeren. Hierover zijn met het CJIB prestaties afgesproken. Met de verwachte inwerkingtreding van de wet USB op 1-1-2020 gaat daarnaast het AICE, onderdeel van het CJIB, namens de MRb de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen coördineren.
437
Hoeveel diplomaten hebben in 2018 en in 2019 een overtreding dan wel een misdrijf begaan? Kan dit per land van de diplomaat en per delict worden uitgesplitst?
In opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken verwerkt het CJIB de (geflitste)
verkeersovertredingen van diplomaten. Voor de aantallen verwijs ik naar de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 11 maart 2019 (Kamerstukken II, 2018/19, 35 000 V nr. 63), waarin de cijfers over de periode 2015 tot en met 2018 zijn opgenomen, alsmede een toezegging om in mei/juni 2020 te rapporteren over de resultaten van het per 1 mei 2019 in werking getreden systeem om diplomaten en medewerkers van internationale organisaties aan te spreken op verkeersovertredingen. Daarnaast is er een beperkt aantal zwaardere of niet-verkeersgerelateerde overtredingen en misdrijven waarvan de afhandeling via het Ministerie van Buitenlandse Zaken verloopt.
438
Waar komt het verschil in de totale omzet van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) tussen 2021 en 2022 vandaan?
De totale omzet in 2021 bedraagt € 80.488.000 en in 2022 € 80.487.000. Het verschil van € 1.000 zit met name in de doorbelasting van de kosten voor het financieel systeem Leonardo die per jaar verschilt. Dit systeem wordt door meerdere JenV onderdelen gebruikt en de kosten worden bij de gebruikers in rekening gebracht.
439
In hoeveel strafzaken heeft een rechter in 2018 en in 2019 een lagere straf opgelegd dan door het OM was geëist?
Hierover zijn geen betrouwbare cijfers beschikbaar. Dit komt onder meer omdat bij standaardzaken de eis van een officier van justitie vooraf wordt geregistreerd. Tijdens de zitting kan de officier de eis nog wijzigen. De uitgesproken eis komt dan niet overeen met de geregistreerde eis. De geregistreerde eisen geven daarmee geen representatief beeld van de werkelijk uitgesproken eisen.
440
In hoeveel strafzaken heeft een rechter in 2017, 2018 en in 2019 een hogere straf opgelegd dan door het OM was geëist?
Zie het antwoord op vraag 439.
441
In hoeveel strafzaken heeft het Hof in 2017, 2018 en in 2019 een lagere straf opgelegd dan de rechter in eerste aanleg, en in hoeveel gevallen een hogere straf?
Deze vraag is niet eenduidig te beantwoorden. Zo zijn de opgelegde straffen in eerste aanleg niet zomaar te vergelijken met straffen in hoger beroep in termen van «hoger» of «lager», omdat een straf uit verschillende componenten kan bestaan (bijvoorbeeld een boete, taakstraf, vrijheidsstraf of behandeling) die vaak moeilijk met elkaar vergelijkbaar zijn. Ook is het bijvoorbeeld lastig om zaken in eerste aanleg aan zaken in hoger beroep te koppelen, omdat de tenlastelegging in de loop van het proces kan wijzigen. Het vergt uitgebreider, deels handmatig onderzoek om een beeld te schetsen van de verschillen tussen de vonnissen in eerste aanleg en de vonnissen in hoger beroep.
442
Aan welke doelen waren de gedesaldeerde 32,4 mln. euro aan bijzondere bijdragen van de politie oorspronkelijk toegekend?
De 32,4 miljoen euro wordt teruggevorderd over drie jaren. In 2019 is 11,5 miljoen euro teruggevorderd aan niet bestede en ook niet meer tot besteding komende DSI-middelen. Het betreft middelen die bedoeld waren voor personeelsuitbreiding DSI. De belangrijkste reden voor het niet volledig besteden van de middelen is dat de beoogde netto groei van de capaciteit van DSI nog niet gerealiseerd is. Op basis van de jaarrekening 2019, resp. 2020, wordt bezien welke bijzondere bijdragen in 2020, resp. 2021, worden teruggevorderd.
443
Hoeveel Nederlandse Syriëgangers hebben voor een Nederlandse rechter moeten verschijnen? Hoeveel hiervan zijn veroordeeld? Voor welke delicten zijn zij precies veroordeeld? Welke straffen staan hier op en, in geval van een gevangenisstraf, hoeveel jaar?
Ten aanzien van aantallen zie het antwoord op vraag 53.
Voor de vervolging van personen die zich in strijdgebied hebben aangesloten bij jihadistische organisaties gelden de betreffende strafbaarstellingen van het Wetboek van Strafrecht. Tot nog toe vervolgt het Nederlandse OM Syriëgangers voornamelijk voor gedragingen die te kwalificeren zijn als voorbereiding van terroristische misdrijven (artikelen 46, 96, tweede lid, en 134a Sr) of deelneming aan een terroristische organisatie (artikel 140a Sr). Op artikel 134a Sr staat een maximumstraf van 8 jaren gevangenisstraf. In geval van voorbereidingshandelingen wordt de hoofdstraf met de helft verminderd. Op artikel 140a Sr staat een maximumstraf van 15 jaren gevangenisstraf.
444
Hoe heeft u de motie Van Ojik (Kamerstuk 19 637, nr. 2515), over het zorg dragen voor de geleiding van migranten die worden teruggebracht naar de Libië worden opgevangen in locaties die onder toezicht van de UNHCR staan, uitgevoerd? Welke stappen gaat u hiertoe nog zetten?
Samen met onze internationale en Europese partners volgt het kabinet de situatie in Libië nauwgezet. Naast de circa 80.000 ontheemden als gevolg van de gevechten rond Tripoli, blijft de situatie van migranten en vluchtelingen onze aandacht houden zoals vaker aan uw Kamer gemeld. UNHCR schat dat op dit moment 4.700 migranten vluchtelingen vastzitten in de officiële detentiecentra. Dit aantal fluctueert. Nederland is voortdurend in gesprek met de Libische autoriteiten om detentiecentra waar migranten onder slechte omstandigheden vastzitten te sluiten. De Libische regering heeft de sluiting van een drietal centra aangekondigd. Nederland participeert actief in de internationale Post-Tajoura werkgroep die de voortgang daarvan monitort en kijkt naar verdere alternatieve opvang van vastzittende migranten die Libië niet verlaten. Daarnaast blijft Nederland zich inspannen voor evacuatie van kwetsbare vluchtelingen uit Libië. Nederland heeft recent een additionele financiële bijdrage (3,9 mln. USD) aan UNCHR gedaan om ondersteuning van vluchtelingen in Libië verder te versterken. Ook wordt hiermee bijgedragen aan het Emergency Transit Mechanism (ETM) Rwanda, dat onlangs van start is gegaan. Op dit moment huist het ETM 189 asielzoekers en vluchtelingen. In november zullen er nog 120 vluchtelingen geëvacueerd worden vanuit Libië naar Rwanda. Ook blijft het kabinet zich inzetten op vrijwillige terugkeer via IOM mogelijk te maken van Libië naar landen van herkomst. Hiertoe heeft Nederland recent een additionele bijdrage aan IOM Libië gedaan van 2,5 mln. USD.
445
Hoeveel migranten zitten momenteel nog in Libische detentiecentra? Wat wordt gedaan om hen hieruit te halen?
Samen met onze internationale en Europese partners volgt het kabinet de situatie in Libië nauwgezet. Naast de circa 80.000 ontheemden als gevolg van de gevechten rond Tripoli, blijft de situatie van migranten en vluchtelingen onze aandacht houden zoals vaker aan uw Kamer gemeld. UNHCR schat dat op dit moment 4.700 migranten vluchtelingen vastzitten in de officiële detentiecentra. Dit aantal fluctueert. Nederland is voortdurend in gesprek met de Libische autoriteiten om detentiecentra waar migranten onder slechte omstandigheden vastzitten te sluiten. De Libische regering heeft de sluiting van een drietal centra aangekondigd. Nederland participeert actief in de internationale Post-Tajoura werkgroep die de voortgang daarvan monitort en kijkt naar verdere alternatieve opvang van vastzittende migranten die Libië niet verlaten. Daarnaast blijft Nederland zich inspannen voor evacuatie van kwetsbare vluchtelingen uit Libië. Nederland heeft recent een additionele financiële bijdrage (3,9 mln. USD) aan UNCHR gedaan om ondersteuning van vluchtelingen in Libië verder te versterken. Ook wordt hiermee bijgedragen aan het Emergency Transit Mechanism (ETM) Rwanda, dat onlangs van start is gegaan. Op dit moment huist het ETM 189 asielzoekers en vluchtelingen. In november zullen er nog 120 vluchtelingen geëvacueerd worden vanuit Libië naar Rwanda. Ook blijft het kabinet zich inzetten op vrijwillige terugkeer via IOM mogelijk te maken van Libië naar landen van herkomst. Hiertoe heeft Nederland recent een additionele bijdrage aan IOM Libië gedaan van 2,5 mln. USD.
446
Heeft u, in lijn met motie Van Ojik (Kamerstuk 19 637, nr. 2517), inmiddels opties voor een overgangsregeling voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV's) die 18 jaar worden onderzocht?
Op dit moment wordt samen met de Ministeries van VWS, SZW, OCW, BZK en de VNG gewerkt aan een reactie op deze motie. Zodra deze gereed is zal deze met uw Kamer worden gedeeld.
447
Wat was het ophelderingspercentage in 2019? Is dit percentage gestegen of gedaald ten opzichte van de afgelopen vijf jaar? Kunt u een overzicht geven van de oplossingspercentages van de afgelopen vijf jaar?
Het ophelderingspercentage (het aantal opgehelderde misdrijven gedeeld door het aantal ter kennis gekomen misdrijven maal 100) over 2019 is nog niet beschikbaar. Dit percentage wordt opgenomen in de factsheet Strafrechtketenmonitor 2019 die uw Kamer omstreeks mei 2020 ontvangt. In het jaar 2014 kwam het ophelderingspercentage volgens de Strafrechtketenmonitor uit op 27 en in de jaren 2015 en 2016 op 25. In 2017 bedroeg het percentage 26 en in 2018 kwam het uit op 28. Na een kleine daling in 2015 is het percentage in de afgelopen twee jaar dus iets gestegen.
448
Wat verklaart de stijging van de uitvoeringskosten met meer dan 50% van 2019 naar 2020 als gevolg van de PMJ-ramingen, zoals benoemd in de verticale toelichting?
Vorig jaar is uitsluitend tot en met het jaar 2019 bijgesteld voor de verwachte PMJ-ontwikkelingen. Dit jaar zijn de jaren 2019 tot en met 2021 voor de meest recente PMJ-ramingen aangepast. Doordat vorig jaar 2020 en 2021 niet zijn aangepast vindt er dit jaar voor die twee jaren een soort «inhaalslag» plaats.
449
Hoeveel werknemers van het totale aantal werknemers bij het Ministerie van J&V zijn tot nu toe in aanraking gekomen met het programma JenV Verandert? Is dit aantal volgens planning?
In het programma JenV Verandert zijn gemeenschappelijke ambities geformuleerd voor JenV waar gezamenlijk door de medewerkers van JenV aan wordt gewerkt. In de top van JenV zijn leidinggevenden aan de slag gegaan met de ontwikkeling van hun organisatieonderdeel, aansluitend bij het doel, de rol en de taal van die organisatie en in lijn met de ambities van JenV. Elk onderdeel zet samen met zijn medewerkers stappen op weg naar het gezamenlijk doel van JenV. Op deze wijze komen alle medewerkers in aanraking met de brede ambities van JenV in hun eigen werkomgeving.
Om JenV Verandert dichter bij de medewerkers te brengen en concreter te laten zien wat het betekent voor hun dagelijkse praktijk, organiseert het programma JenV Verandert daarnaast organisatie overstijgende bijeenkomsten voor verschillende groepen leidinggevenden en medewerkers. Zo hebben zo'n 1.500 JenV-ers van het bestuursdepartement deelgenomen aan de gesprekken over een sociaal veilige werkomgeving, zijn er ieder jaar 1.000 JenV-ers die aan de activiteiten van de Summerschool deelnemen, heeft de hele Top 300 leidinggevenden deelgenomen aan het strategisch ontwikkelprogramma en gaan het komende jaar nog 600 leidinggevenden starten met hun programma. Bijna 9.000 JenV-ers zijn lid van de digitale community JenV Connect en 500 collega’s kwamen bijeen in de Tour van verbinding. Bij de voortgangsrapportage over JenV Verandert, die als bijlage bij de begroting is gestuurd, staat informatie over de activiteiten die voor alle JenV-ers worden georganiseerd.
450
Kan nader worden toegelicht waarom de financiële structuren de samenwerking bemoeilijken, aangezien er wordt gesproken over een «hobbel»?
JenV kiest steeds vaker voor een aanpak die past bij de maatschappelijke opgaves waar we voor staan. De opgaven kenmerken zich meer en meer door complexiteit en vragen zowel intern als extern om samenwerking met meerdere partijen. De begroting is opgebouwd conform de Rijksbegrotingsvoorschriften. Vanaf de beleidsartikelen worden via verschillende financiële instrumenten middelen toebedeeld aan onderdelen, organisaties en beleidsterreinen. Deze verdeling biedt niet altijd de gewenste flexibiliteit die nodig is om samenwerking te organiseren in het licht van een bepaalde opgave. In de praktijk kan dit betekenen dat vanuit onderdelen financieel wordt bijgedragen aan een bepaalde opgave.
451
Waarom zorgen «financiële structuren» voor een «hobbel die samenwerking bemoeilijkt» als het gaat om de werkwijze en werkcultuur van JenV? Kunt u dit toelichten? Wat zijn de andere hobbels die de samenwerking bemoeilijken?
JenV blijft investeren in het verbeteren van de werkwijze en werkcultuur. In de voortgangsrapportage over JenV Verandert treft uw Kamer daar voorbeelden van aan. Wanneer daar «hobbels» bij worden gesignaleerd, bijvoorbeeld het niet aansluiten van het traditionele inkoop- en aanbestedingsinstrumentarium dat nodig is voor de opgave, kan bijvoorbeeld met behulp van het programma Startup in Residence of via de Startup-incubator een oplossing worden gevonden. Ter ondersteuning daarvan en om de startup-manier van werken binnen JenV verder te brengen, worden ook masterclasses gegeven en wordt het geleerde breed verspreid onder medewerkers.
452
Hoeveel volwaardige politiebureaus zijn gesloten in de afgelopen vijf jaar?
Op basis van het Strategisch Huisvestingsplan zijn sinds de start van de Nationale Politie in 2013 264 locaties (bureaus en posten) gesloten. Daarvoor in de plaats zijn 130 nieuwe kleinere bureaus en posten geopend. Naast traditionele politiebureaus wordt bereikbaarheid van de politie gerealiseerd door andersoortige huisvesting en voorzieningen als pop-up politiebureaus, wijktafels of politiebussen op uiteenlopende locaties zoals winkel- of buurtcentra. Mensen kunnen kiezen op welke manier zij contact willen hebben met de politie: naast face-to-face (straat, balie) en telefooncontact met de politie is dienstverlening via internet ook mogelijk.
453
Is reeds bekend welke concrete voorstellen er gaan komen en hoe de autonomie en zelfstandigheid van de gerechten gewaarborgd blijft gelet op het feit dat de Raad voor de rechtspraak tussen 2020 en 2022 de regie gaat voeren op beter besturing van de Rechtspraak, een gerecht overstijgende personeelsplanning, een cultuur van samenwerken en het versterken van leiderschap?
De regievoering door de Rvdr vindt plaats binnen het bestaande wettelijke kader van de Wet op de rechterlijke organisatie. Er verandert dus niets aan de eigenstandige positie van de gerechten. Naar aanleiding van de bevindingen van de visitatiecommissie gaat de Raad, binnen de bestaande wettelijke kaders, regie voeren op onder meer de besturing van de rechtspraak, de gerechtsoverstijgende personeelsplanning, de organisatiecultuur en leiderschapsontwikkeling. Regie voeren wordt door de Raad ingevuld door onderwerpen te agenderen, dingen bespreekbaar te maken en verbeteringen door te voeren waar dat, in het licht van de aanbevelingen van de visitatiecommissie, nodig is. De focus ligt daarbij op samenwerking tussen de gerechten en tussen Raad en gerechten. De Raad schrijft in zijn reactie op het visitatierapport dat de presidenten van de gerechten deze ambities van de Raad onderschrijven en dat zij ook zelf aan het werk zijn om de aanbevelingen van de visitatiecommissie te bespreken met medewerkers en concreet te vertalen naar activiteiten binnen het eigen gerecht.
454
Waarom wordt er slechts 47,9 mln. euro uitgetrokken voor de rechtspraak op basis van het BCG-rapport, terwijl het rapport van BCG aangeeft dat er 49,8 mln. euro nodig is?
Bij de afronding van het BCG-rapport was het jaarverslag 2018 van de Rechtspraak nog niet beschikbaar. BCG baseerde zich op voorlopige realisatiecijfers, waarbij de verwachting was dat het tekort voor 2018 op 40 miljoen euro zou uitkomen, en gecorrigeerd voor incidentele posten vanaf 2019 op 49,8 miljoen. In de definitieve realisatiecijfers over 2018 is het tekort op 38,1 miljoen euro uitgekomen. Gecorrigeerd voor de incidentele posten komt het becijferde tekort vanaf 2019 daarmee (1,9 miljoen euro lager uit, te weten) op 47,9 miljoen euro.
455
Welk deel van de extra middelen gaat gebruikt worden om de prijs per zaak te verhogen?
Met de prijsafspraken voor de periode 2020–2022 is jaarlijks circa 95 miljoen euro gemoeid. Welk deel hiervan gebruikt zal worden om de prijs per zaak te verhogen is niet exact aan te geven. Vanaf de nieuwe prijsperiode wordt namelijk overgestapt op een gedeeltelijke prestatiebekostiging, waarbij de vaste kosten uit de pxq-bekostiging worden gehaald en met een aparte, voor drie jaar vastgestelde jaarlijkse lumpsumbijdrage, worden gefinancierd. Een deel van de middelen van de prijsafspraken zal specifiek ingezet worden voor de prijs per zaak (bijvoorbeeld de middelen die verband houden met de toegenomen zaakzwaarte), een ander deel gaat naar de lumpsumbijdrage voor de vaste kosten (bijvoorbeeld de middelen voor IT-innovatie). Bij het merendeel van de middelen voor het prijsakkoord zal dit zowel naar de prijs per zaak gaan als naar de lumpsumbijdrage (bijvoorbeeld de middelen voor het opheffen van het tekort bij de rechtspraak).
456
Welk deel van de extra middelen voor de rechtspraak wordt ingezet voor de ontlasting van de werkdruk?
Om de gevolgen van de toegenomen zaakzwaarte – een belangrijke oorzaak van de werkdruk – te compenseren is in de prijsafspraken 10 miljoen euro per jaar opgenomen. De middelen voor initiatieven voor kwaliteitsverbetering (oplopend tot 16 miljoen euro in 2022) kunnen mogelijk ook bijdragen aan ontlasting van de werkdruk. Ook wordt de Rechtspraak gecompenseerd voor werklastgevolgen van nieuwe wet- en regelgeving (ongeveer 9 miljoen euro in 2020, 9 miljoen in 2021 en 11 miljoen euro in 2022). Daarnaast zijn vanuit het lopende prijsakkoord 2017–2019 structurele middelen beschikbaar voor de invoering van professionele standaarden (zie ook het antwoord op vraag 457). Ook die kunnen bijdragen aan het verminderen van de werkdruk.
457
Welk deel van de extra middelen voor de rechtspraak wordt gebruikt om de Professionele Standaarden te implementeren?
In het lopende prijsakkoord 2017–2019 is een bedrag opgenomen ten behoeve van de invoering van de professionele standaarden, oplopend naar 35 miljoen euro structureel vanaf 2020. In het nieuwe prijsakkoord 2020–2022 zijn geen extra middelen toegevoegd voor de implementatie van de professionele standaarden.
458
Welk deel van de extra middelen voor de rechtspraak wordt gebruikt om het tekort aan rechters aan te pakken?
Er wordt voor de komende prijsperiode 2020–2022 geen tekort aan rechters verwacht als gevolg van een gebrek aan financiële middelen; hiervoor zijn dan ook geen middelen in de prijsafspraken gealloceerd.
459
Welke achterstanden binnen de rechtspraak gaan weggewerkt worden met het extra toegezegde budget?
Met de Rvdr is overeengekomen dat de komende prijsperiode alle bestaande achterstanden worden weggewerkt (Kamerstukken II, 2019/2020, 29 279, nr. 537). Een voorbehoud geldt voor fiscale zaken, waar beschikbaarheid van specialistische capaciteit een belemmering is.
460
Waarom wordt er in de begroting uit gegaan van drie jaar terwijl er in het BCG-rapport van een termijn van vijf jaar is uitgegaan aangaande de extra bijdrage voor de rechtspraak die wordt verminderd met de efficiëntiemaatregelen die de rechtspraak zelf kan nemen zoals in het BCG-rapport vermeld?
De prijzen en de lumpsumbijdrage voor de Rechtspraak worden eens in de drie jaar opnieuw vastgesteld en opgenomen in de begroting van JenV op grond van het Besluit financiering rechtspraak 2005. Met de Raad voor de Rechtspraak is recent een Prijsakkoord overeengekomen voor de periode 2020–2022. Hierbij is rekening gehouden met het BCG-rapport en de termijnen waarvan BCG uitgaat.
461
Wanneer en op welke wijze wordt de Kamer ingelicht over de wijziging van de regels over de samenstelling van het bestuur van de rechtspraak?
Op dit moment zijn er geen wijzigingen in voorbereiding of voorgenomen die zien op de samenstelling van de gerechtsbesturen. Wel verkent de Raad voor de rechtspraak, naar aanleiding van de voorstellen van SP en D66 over betere verhoudingen in de rechtspraak, samen met verschillende geledingen uit de rechtspraak mogelijke verbeteringen van de benoemingsprocedure van gerechtsbestuurders. De Raad heeft de MRb laten weten dat deze gezamenlijke verkenning uitzicht geeft op aanpassingen gericht op het verbeteren van de aansluiting tussen werkvloer en bestuurders. Afgesproken is dat de Raad de MRb aan het eind van het jaar informeert over de uitkomsten, waarna uw Kamer schriftelijk geïnformeerd wordt. Daarnaast is de MRb voornemens de benoemingsprocedure van de leden van de Raad voor de rechtspraak aan te passen (Kamerstukken II 2019/20, 29 279, nr. 537). De verwachting is dat het wetsvoorstel waarvan deze wijziging deel uitmaakt begin volgend jaar in consultatie gebracht kan worden.
462
Is het toeval of is het een doelstelling ook voor de komende jaren dat voor het jaar 2020 de verhouding productiegerelateerde bijdrage en vaste voet-bijdrage 50/50 bedraagt? Wat verklaart de verwachte toename in het aantal zaken met betrekking tot belastingen bij het gerechtshof?
Deze 50/50-verhouding is geen doelstelling, maar een feitelijke constatering gebaseerd op de gerealiseerde verhouding van de productiegerelateerde bijdrage en de vaste voet bijdrage in het verleden. Drs. P.J.C.M. van den Berg geeft in zijn advies over verbetering van het bekostigingssysteem aan dat in het nieuwe bekostigingssysteem het aandeel van de productie gerelateerde bekostiging op basis van de cijfers van 2017 op ruim 50% zal uitkomen (Handelingen II, 2018/19, 29 279, nr. 468). Het aantal af te handelen belastingzaken bij de gerechtshoven stijgt naar verwachting fors. Dit komt ten eerste door extra verwachte zaken n.a.v. het Belastingplan 2017. Ten tweede komt dit door de beleidsneutrale voorspellingen van het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ), die een stijging van het aantal belastingzaken laat zien; voor de rechtbanken was dit voor 2019, wat zich door vertaalt in een stijging in 2020 bij de gerechtshoven.
463
Is de prognose van het aantal verwachte strafzaken (mede) gebaseerd op het aantal aangiftes? Zo ja, wordt aangiftebereidheid ook meegenomen in deze berekening?
Ja, het aantal verwachte strafzaken zoals door het prognosemodel Justitiële keten wordt ingeschat is mede gebaseerd op het aantal aangiftes. De aangiftebereidheid wordt niet meegenomen, aangezien de cijfers hierover onvoldoende hard zijn, maar een beperkt aantal delicten bevatten en het maar de vraag is in hoeverre de aangiftebereidheid een goede voorspeller is voor het aantal verwachte strafzaken.
464
Wat zijn de prognoses van het aantal zaken met betrekking tot de gevolgen van de gaswinning in Noord-Nederland en wat zijn de financiële consequenties hier van?
De prognose van de Rvdr, die hij in het kader van de wetgevingsadvisering op basis van de op dat moment beschikbare informatie heeft gemaakt (Advies d.d. 26 september 2018), is dat de Rechtspraak jaarlijks ruim 300 zaken extra zal behandelen als de Wet Instituut Mijnbouwschade in werking is getreden. Naar verwachting van de Raad leidt dit tot een stijging van de kosten van de Rechtspraak van ongeveer 1 miljoen euro per jaar. Dit heeft enerzijds te maken met de geprognosticeerde toename in de aantallen bestuursrechtelijke zaken (effect van ongeveer 0,6 miljoen euro) en anderzijds een toename in de zwaarte van die zaken (effect van ongeveer 0,4 miljoen euro). Op dit moment valt nog niet goed in te schatten in welke mate deze factoren aan de orde zullen zijn.
In de prijsafspraken met de Rechtspraak is aanvullend op de productgroepprijzen voor 2020–2022 voorzien in vergoeding van de extra te maken kosten. Daarnaast zal, zoals in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is opgenomen, er compensatie vanuit de begroting van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat worden geboden indien blijkt dat als gevolg van de afhandeling van aanvragen om vergoeding van schade door het Instituut een substantieel beslag op de rechtspraak wordt gelegd (Kamerstukken II, 2018/19, 35 250, nr. 3).
465
Hoeveel extra geld is er vanaf 2021 begroot voor de financiering van activiteiten ten gevolge van het Europees Openbaar Ministerie?
De Rechtspraak schat in dat de kosten van zaken die Nederland vanaf 2021 vanuit het EOM zal moeten gaan behandelen voor de rechtspraak circa 0,4 miljoen euro zal bedragen. Voor 2021 zijn deze kosten ook in de begroting van de Rechtspraak opgenomen. Dit bedrag is wel gebaseerd op veel aannames ten aanzien van het aantal zaken en bijbehorende zaakzwaarte van deze zaken. Vanaf de start van het EOM zal dit goed worden gemonitord en via het reguliere begrotingsproces worden bezien of deze aannames bijstelling behoeven.
Kamerstuk 29 279 532 11 juli 2019↩︎
Kamerstukken II 2017/18, 31 477, nr. 22.↩︎
Kamerstukken II 2018/19, 31 477, nr. 28.↩︎
Idem.↩︎
Kamerstukken II 2018/19, 29 279, nr. 527.↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Kamerstukken II, 2018/19, 29 911, nr. 212.↩︎
Kamerstukken II 2018/19, 31 477, nr. 41.↩︎
Brief van 16 november 2018, Kamerstukken II 2017/18, 29 911, nr. 207, brief van 11 juli 2018, Kamerstukken II, 2018/19, 29 911, nr. 207, brief van 11 november 2019, Kamerstukken II, 2019/20, 21 764.↩︎
Brief van 18 oktober 2019, Kamerstukken II 2019/20, 29 911, nr. 254.↩︎
Kamerstukken II, 2019–2020, nr. 31109–27.↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Kamerstukken II, 2018/19, 31 753, nr. 155.↩︎
Kamerstukken II, 2018/19, 31 753, nr. 177.↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (PbEU 2013, L 180).↩︎
Artikel 22 Procedurerichtlijn, zie ook artikel 3.109a, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: het Vb 2000).↩︎
Artikel 20 Procedurerichtlijn.↩︎
Bron IND (Metis). Standmaand/peildatum: 2018–12. De cijfers zijn afgerond op tientallen.↩︎
Kamerstukken II, 2018/19, 31 415, nr. 24.↩︎
Kamerstukken II, 2019/20, 33 628 nr. 66.↩︎
Kamerstukken II, 2018/19, 29 754, nr. 496↩︎
Kamerbrief 26 april 2018, preventie van radicalisering, Kamerstukken II, 2017/18, 29 754, nr. 448↩︎
Kamerstukken II, 2018/19, 29 754, nr. 472↩︎
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2018/08/01/rapport-links-extremisme-in-beeld↩︎
Kamerstukken II, 2018/19, 29 754, nr. 475.↩︎
Kamerstukken II 2018/19, 29 754, nr. 500.↩︎
Kamerstukken II, 2018/19, 19 637 nr. 2439.↩︎
Kamerstukken II, 2018/19, 19 637 nr. 2530.↩︎
Kamerstukken II 2018/19, 29 279, nr. 526.↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Veiligheidsmonitor 2017. Den Haag: CBS, maart 2018. https://www.cbs.nl/nl- nl/publicatie/2018/09/veiligheidsmonitor-2017.↩︎
Kamerstukken II, 2018/19, 29 279, nr. 482.↩︎
Aanhangsel Handelingen II, 2019/20, nr. 76.↩︎
Kamerstukken II, 2018/19, 31 568 nr. 214.↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Zie onder meer Kamerstuk II, Aanhangsel van de Handelingen, 2017–2018, nr. 99.↩︎
https://www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/3075-cenr-2018.aspx.↩︎
Kamerstukken II 2018/19, 33 628, nr. 42.↩︎
Kamerstukken II, 2019/20, 24 587, nr. 750.↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Kamerstukken II 2018/19, 29 452, nr. 231, p. 7.↩︎
Kamerstukken II 2018/19, 29 452, 231, p. 7.↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Kamerstukken II, 2018/19, 33 552, nr. 51.↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Bron cijfers: rapportage overvallen Nederland per sector (uitvoerdatum 22-10-2019), Politie.↩︎
Kamerstukken I, 2018/19, 34 471-I.↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Aanhangsel Handelingen II 2015/16, 1453.↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Progress report on the Implementation of the European Agenda on Migration, 16-10-2019, COM(2019) 481 final.↩︎
https://ind.nl/en/about-ind/figures-and-publications/Pages/Asylum-Trends.aspx.↩︎
Zie onder meer Kamerstukken II 2019/20, 32 317 nr. 569 («Beantwoording Schriftelijk overleg over JBZ-Raad van 7 en 8 oktober 2019» d.d. 2 oktober 2019).↩︎
Progress report on the Implementation of the European Agenda on Migration, 16-10-2019, COM (2019) 481 final↩︎
Kamerstukken II 2017/18, 19 637/33 042 nr. 2391; Kamerstukken II 2018/19 19 637 nrs. 2446, 2455, 2478 en 2510.↩︎
Zie voor een verdere beschrijving de Rapportage Vreemdelingenketen. Periode januari-december 2018:
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2019/05/14/tk-rapportage-vreemdelingenketen-2018–2.↩︎
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2019/05/14/tk-rapportage-vreemdelingenketen-2018–2↩︎
Kamerstukken II 2018/2019, 19 637, nr. 2509.↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
https://www.wodc.nl/binaries/cahier-2015–10-samenvatting_tcm28–74140.pdf.↩︎
Bron: INDiGO/METiS standdatum voor 2013,2014 en 2015 is 12–2105 voor 2016 t/m 2018 is het de desbetreffende jaarstand. Cijfers afgerond op tientallen.↩︎
Bron: Metis IND, DTenV, Ministerie van Justitie en Veiligheid.↩︎
Zie t.a.v. de overgangsregeling ook Kamerstukken II, 2015/16, 19 637, nr. 2190.↩︎
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018–1715.html#n2↩︎
Dit aantal is het totaal aantal ingewilligde aanvragen voor de nationale kennismigrantenregeling, Europese Blauwe kaart en de ingewilligde aanvragen voor «overplaatsing binnen een onderneming (inclusief de ingewilligde aanvragen wijziging beperking naar deze verblijfsdoelen). Het verblijfsdoel «overplaatsing binnen een onderneming» vloeit voort uit de per 29 november 2016 geïmplementeerde Europese Richtlijn 2014/66 voor Intra Corporate Transferees.↩︎
Cijfers zijn afgerond op tientallen. Bron: DT&V.↩︎
https://www.rvig.nl/reisdocumenten/vermissing-reisdocument↩︎
Bronnen: Rapportage Vreemdelingenketen 2015 t/m 2018 en AVIM over 1e helft 2019.↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2018/01/01/rapportages-vreemdelingenketen.↩︎
https://www.wodc.nl/binaries/2917_Volledige_Tekst_tcm28–356573.pdf↩︎
https://www.emnnetherlands.nl/sites/default/files/2018–02/2016-Dissemination%20Information%20Voluntary%20Return.pdf↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
De verleende subsidies kunt u vinden op:
https://www.uitvoeringvanbeleidszw.nl/subsidies-en-regelingen/a/asiel-migratie-en-integratiefonds-amif/documenten/publicaties/subsidies/asiel-migratie-en-integratiefonds-amif/uitvoeren-en-verantwoorden/amif-2015.↩︎
Kamerstukken II 2018/2019, 19 637, nr. 2493↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
schriftelijke vragen van het lid Belhaj (D66) (ingezonden 30 april 2019 met kenmerk 2019Z08901).↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
ECLI:NL:RVS:2019:3146; ECLI:NL:RVS:2019:3147; ECLI:NL:RVS:2019:3148↩︎
Kamerstukken II 2019/20, 19 738, nr. 2537↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Dit is anders als de asielzoeker in spoor 2 (veilig land van herkomst) wordt behandeld, dan wordt, gelet op de aard van deze procedure, de asielzoeker reeds in de aanmeldfase ondersteund door de rechtshulpverlener en Vluchtelingenwerk Nederland.↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Kamerstukken II 2019/20, 19 738, nr. 2537↩︎
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Kamerstukken II 2014/15, 29 452, nr. 187.↩︎