Kabinetsreactie op de Sociale Staat van Nederland 2019
Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
Brief regering
Nummer: 2019D47991, datum: 2019-11-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-24515-501).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 24515 -501 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting.
Onderdeel van zaak 2019Z23173:
- Indiener: W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2019-12-03 16:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-12-03 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2020-03-04 14:00: Sociale Staat van Nederland 2019 (Algemeen overleg), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2020-03-05 13:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
29 689 Herziening Zorgstelsel
29 544 Arbeidsmarktbeleid
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 501 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 november 2019
Inleiding
In de Sociale Staat van Nederland schetst het SCP elke twee jaar1 een uitgebreid beeld van onze samenleving, met daarin onder andere aandacht voor maatschappelijke opvattingen, onze economie, het onderwijs en andere aspecten die het maatschappelijk welzijn beïnvloeden. Daarnaast staat in elke editie een verdiepend thema centraal. In de editie van 2019 gaat het SCP nader in op de objectieve leefkwaliteit en de subjectieve levenstevredenheid van mensen – respectievelijk hoe het feitelijk gaat met Nederlanders en hoe mensen zelf vinden dat het gaat. Met deze brief reageert het kabinet op de bevindingen van het SCP.2
In algemene zin gaat het goed met de kwaliteit van leven. Zo concludeert het SCP dat de Nederlandse kwaliteit van leven in vergelijking met andere Europese landen hoog is. Volgens het World Happiness Report behoort Nederland zelfs tot de gelukkigste vijf landen van de wereld.3 Tegelijkertijd concludeert het SCP dat er achterblijvers zijn: sommige mensen kunnen meekomen in een veranderende wereld of profiteren daar juist van; maar andere mensen kunnen niet aanhaken of raken hun aansluiting juist kwijt.
Dat veel mensen achterblijven – of zich zorgen maken over achterblijven – is een ontwikkeling die het kabinet zorgen baart. De verschillen tussen groepen die het SCP beschrijft hebben een belangrijke plek gekregen in het Regeerakkoord. Daarin is benoemd dat we het als Nederland gemiddeld goed doen, vergeleken met andere landen, maar dat te veel mensen dat zelf nog niet zo ervaren. Te veel mensen hebben het gevoel dat de overheid er niet voor hen is, blijkt ook uit protesten van de laatste maanden.
In de kabinetsreactie op de vorige editie «de Sociale Staat van Nederland 2017» heeft het kabinet daarop gereflecteerd. In die brief is uiteengezet hoe het kabinet aankijkt tegen verschillen tussen groepen in de samenleving en hoe het kabinet die ontwikkeling tegemoet treedt.4 Deze brief over het rapport van 2019 neemt daarom de eerdere brief over de Sociale Staat van Nederland 2017 als uitgangspunt.
Leeswijzer
De brief vervolgt met een samenvatting van de bevindingen uit het rapport. Hierna volgt een appreciatie. Daarna gaat de brief in op het handelingsperspectief dat het kabinet op deze thema’s ziet, onderverdeeld in vier thema’s: de kans om je te ontwikkelen, de kans op goed werk, de kans op invloed en – nieuw in vergelijking met de vorige brief – de kans op een goede woning.
Het rapport
In «de Sociale Staat van Nederland» beschrijft het SCP de leefsituatie van de Nederlandse bevolking. Het SCP gebruikt hiervoor kerncijfers die onder andere gaan over onderwijs, arbeid, inkomen, zorg, vrijetijdsbesteding, maatschappelijke participatie, veiligheid, huisvesting en woonomgeving.
Uit de Sociale Staat van Nederland 2019 blijkt dat de objectieve en subjectieve kwaliteit van leven gemiddeld hoog is, maar de afgelopen tien jaren niet is toegenomen. De leefsituatie-index, die een samenvattend inzicht geeft over de objectieve kwaliteit van leven van de bevolking5, verbeterde tussen 2008 en 2010, maar verslechterde van 2010 tot 2012. Daarna bleef de leefsituatie-index gelijk aan het niveau van 2008. Ook de subjectieve kwaliteit van leven is ongeveer gelijk gebleven. Nederlanders geven hun leven gemiddeld een rapportcijfer van 7,8. In 2008 was dit 7,9. Het beeld over de laatste tien jaar verschilt van het beeld over de laatste 25 jaar, zoals dat geschetst werd in de Sociale Staat van Nederland 2017. Daaruit bleek dat de kwaliteit van leven in de voorgaande 25 jaren is gestegen. Op vrijwel alle terreinen is sinds 1990 vooruitgang geboekt. Zo is de levensverwachting, het opleidingsniveau, de arbeidsparticipatie en het besteedbaar inkomen sterk toegenomen.
Achter de hoge gemiddelden gaan grote verschillen schuil. Wat betreft de objectieve kwaliteit van leven zijn er verschillen naar inkomen, opleiding en leeftijd. Mensen met een hoog inkomen of een hogere opleiding hebben een betere leefsituatie dan mensen met een laag inkomen of een lagere opleiding. Daarnaast hebben jongeren gemiddeld een betere leefsituatie dan ouderen. Gelukkig hebben 65-plussers een inhaalslag gemaakt. Het beeld over deze verschillen is vergelijkbaar met het beeld dat in de Sociale Staat van Nederland 2017 werd geschetst.
Er zijn ook verschillen voor wat betreft de subjectieve kwaliteit van leven. Hoewel het gemiddelde rapportcijfer gelijk is gebleven, geeft een groter gedeelte van de Nederlandse bevolking aan zeer ontevreden of juist zeer tevreden te zijn met het leven. Het aandeel Nederlanders dat het leven een rapportcijfer van 6 of lager geeft is in tien jaar gestegen van 9% naar 13%. Het aandeel Nederlanders dat het leven een rapportcijfer van 9 of hoger geeft is van 26% naar 28% gestegen. Ook dit beeld is vergelijkbaar met de Sociale Staat van Nederland 2017.
De verschillen concentreren zich in bepaalde delen van de samenleving. Het SCP heeft in deze editie van de Sociale Staat van Nederland de relatie tussen de objectieve en subjectieve kwaliteit van leven onderzocht. Het blijkt dat het met een ruime meerderheid (85%) objectief en subjectief gezien niet opvallend goed of slecht gaat. Met 9% gaat het juist zeer goed, zowel in objectieve als in subjectieve zin. Daar staat tegenover dat het met 3% van de bevolking zeer slecht gaat. Deze groep bestaat uit mensen die over weinig hulpbronnen beschikken (zoals inkomen, arbeid, opleiding, gezondheid, een sociaal netwerk of vaardigheden) en deze groep is over het algemeen pessimistisch over hun kansen en mogelijkheden.
De Sociale Staat van Nederland 2019 signaleert ten slotte drie maatschappelijke vraagstukken die de komende jaren aandacht vragen van onderzoek en beleid. Groeiende onzekerheid en zorgen over de toekomst zijn volgens het SCP een gevolg van veranderingen van bijvoorbeeld de verzorgingsstaat, arbeidsmarkt en woningmarkt, die oude zekerheden aantasten. Blijvende kansongelijkheid voor de kwaliteit van leven is volgens het SCP een uitdaging, omdat verschillen tussen groepen zoals lager- en hogeropgeleiden, hoge en lage inkomensgroepen en tussen chronisch zieken en gezonde personen de laatste jaren niet zijn afgenomen. Tot slot signaleert het SCP toenemende gepercipieerde sociale tegenstellingen en maatschappelijke onvrede of, anders gezegd, dat mensen zich zorgen maken over de manier waarop we met elkaar omgaan, over asociaal gedrag en groeiende onverdraagzaamheid.
Appreciatie
De Sociale Staat van Nederland 2019 sluit aan bij een breed gevoelde zorg over de scheidslijnen binnen onze samenleving. De samenleving verandert steeds sneller, onder meer door de invloed van globalisering, technologische vooruitgang en flexibilisering. De voordelen van deze ontwikkelingen zijn bekend: nieuwe banen, producten en applicaties die ons leven makkelijker maken en zelfs meer producten in de supermarkt en via internet. Maar er bestaan ook substantiële nadelen: mensen verliezen hun baan, herkennen hun buurt niet meer of vinden lastiger aansluiting doordat ze hun weg niet kunnen vinden op digitale kanalen. Dit draagt bij aan de groeiende onzekerheid en zorgen over de toekomst die het SCP in zijn rapport benoemt. Want ook mensen met wie het nu goed gaat, maken zich zorgen over hoe deze ontwikkelingen hen in de toekomst raken.
De voor- en nadelen van al deze ontwikkelingen zijn bovendien niet gelijk verdeeld. Want hoewel iedereen door ontwikkelingen als globalisering, technologische vooruitgang en flexibilisering wordt geraakt, komen veel nadelen steeds terecht bij dezelfde groepen. Mensen met een slechte gezondheid hebben bijvoorbeeld vaker slechtere contracten, vinden moeilijker een nieuwe baan, en beschikken over minder buffer om tegenslagen op te vangen. En aan de andere kant komen ook de voordelen vaak bij dezelfde mensen terecht: mensen die een goede positie hebben op de arbeidsmarkt zijn bijvoorbeeld vaker gezond, hebben meer digitale vaardigheden, en hebben een beter netwerk. Waar in sommige delen van de samenleving sprake is van een opstapeling van kansen, ontstaat in andere delen een opstapeling van risico’s – de blijvende kansenongelijkheid waar het SCP voor waarschuwt. Het gevolg is dat scheidslijnen in de samenleving dieper dreigen te worden: achterstanden stapelen zich op en voorsprongen worden groter. En dat is niet een alleen een individueel probleem, want als veel mensen achterblijven, verliezen we allemaal.
Deze ontwikkelingen baren het kabinet zorgen. De ambitie om te bouwen aan een samenleving waarin mensen zich zeker voelen en vertrouwen in de toekomst kunnen hebben, was daarom een uitgangspunt voor het Regeerakkoord en een belangrijk thema in de recente Troonrede. Hoewel we in dit land veel hebben om dankbaar te zijn, voelen teveel mensen die zekerheid en dat vertrouwen nu niet. Zij hebben bijvoorbeeld het gevoel stil te staan terwijl de rest van de wereld doorgaat, voelen zich niet serieus genomen door de politiek, of voelen zich benadeeld door een onpersoonlijke overheid.
De laatste maanden hebben we genoeg voorbeelden gezien die onderstrepen dat onderhoud aan de randvoorwaarden van de overheid noodzakelijk is. Ophef over de aanpak van de stikstofproblematiek hebben het kabinet niet alleen voor een enorm complex inhoudelijk vraagstuk gesteld, maar ook benadrukt dat sommige groepen er weinig vertrouwen in hebben dat de overheid en haar instituties ook voor hun belangen opkomt. Fouten bij overheidsdienstverleners als het UWV en de Belastingdienst zijn schadelijk voor publiek vertrouwen in de overheid, juist omdat dat de plekken zijn waar mensen met de overheid in contact komen. En de laffe moord op advocaat Derk Wiersum heeft op tragische wijze laten zien dat ondermijnende criminaliteit een acute dreiging is voor onze democratische rechtstaat.
Het herstellen van zekerheid en vertrouwen begint met het geven van kansen aan mensen om hun leven naar eigen inzicht in te vullen. Ook het SCP bevestigt dat het gevoel regie te hebben over het eigen leven verband houdt met zowel de objectieve leefkwaliteit als de subjectieve levenservaring van mensen. In de kabinetsreactie op de vorige Sociale Staat van Nederland heeft het kabinet daartoe een driedelige agenda uiteengezet. In deze kabinetsreactie komen de belangrijkste ontwikkelingen op diezelfde thema’s aan bod.
1. De kans om jezelf te ontwikkelen. Dat betekent de kans op een goede start, maar ook om ondersteuning om te blijven leren tijdens ons leven en om ook vaardigheden op te doen die we buiten de werkvloer nodig hebben.
2. De kans op goed werk. Dat betekent het verbeteren van balans op de arbeidsmarkt, maar ook maatregelen op het gebied van gelijke kansen naar etniciteit en gender.
3. De kans op invloed. Dat betekent het versterken van de democratische rechtstaat, het aanpassen van onze beleidspraktijk op de leefwereld van mensen en het tegengaan van ondermijnende krachten zoals radicalisering en extremisme.
Daarnaast is in deze brief een nieuw thema opgenomen: de woningmarkt. De laatste twee jaar is de krapte op de woningmarkt toegenomen, met gevolgen voor de leefsituatie van mensen. Het kabinet onderneemt actie om die krapte aan te pakken.
4. De kans op een goede woning. Dat betekent een prettige leefomgeving en een betaalbare woning die bij je past.
Het verdient daarnaast vermelding dat maatschappelijke samenhang als thema ook betrokken wordt bij de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen waarover uw Kamer eerder is geïnformeerd6. Hierbij wordt ook gebruik gemaakt van de kennis en expertise van onder andere het SCP op dit thema.
1. De kans om jezelf te ontwikkelen
Het SCP constateert dat de Nederlandse bevolking steeds beter opgeleid is. Nederland doet het ook in vergelijking met andere Europese landen goed. In Europa is het aandeel jongvolwassenen (30–34 jaar) met een hoog opleidingsniveau tussen 2008 en 2018 gestegen van 31% naar bijna 41% en in Nederland van 40% naar ruim 49%. Maar in de vorige kabinetsreactie heeft het kabinet aangegeven dat ook wij voor uitdagingen staan. Het kabinet wil dat iedereen een eerlijke kans krijgt zich te ontwikkelen. Eigen inzet en talenten van kinderen moeten leidend zijn voor de onderwijsloopbanen van kinderen, niet achtergrond of opleidingsniveau van hun ouders. Dat stelt iedereen in staat wat van zijn leven te maken, maar maakt mensen bijvoorbeeld ook weerbaarder bij tegenslag en voorkomt criminaliteit onder kwetsbare jongeren.
Het is belangrijk dat we zover mogelijk een gelijke start krijgen, maar ook dat ontwikkeling later in het leven mogelijk blijft om eventuele tegenslagen op te kunnen vangen. Dat betekent niet alleen dat we onszelf blijven ontwikkelen om duurzaam inzetbaar te zijn, maar ook mensen in staat stellen om vaardigheden te ontwikkelen die ze buiten de werkvloer nodig hebben. Bijvoorbeeld om langer gezond te blijven of om kennis te hebben van onze cultuur.
Een goede start
Gebleken is dat vroege interventie om achterstanden te bestrijden loont. Daarom heeft dit kabinet fors geïnvesteerd in de versterking van voorschoolse educatie en in het onderwijsachterstandenbeleid van basisscholen. Er is € 170 miljoen extra beschikbaar gesteld voor de verhoging van de kwaliteit en intensiteit van voorschoolse educatie. Overgangen in het onderwijs mogen geen onnodige belemmeringen voor leerlingen en studenten opwerpen. Met verschillende maatregelen worden belemmeringen weggenomen, bijvoorbeeld door de introductie van een doorstroomrechten vmbo/havo en havo/vwo. Het wetsvoorstel Wet gelijke kans op doorstroom naar vmbo/havo is bij uw Kamer ingediend. Een wetsvoorstel over het doorstroomrecht havo/vwo is in voorbereiding.7
Voor de kansen op de arbeidsmarkt is het belangrijk dat iedereen een startkwalificatie haalt. Het aantal jongeren dat zonder een havo-, vwo- of ten minste een mbo-2-diploma de school verlaat, is de afgelopen tien jaar sterk gedaald. De laatste twee jaren stijgt dit aantal echter weer licht. In het schooljaar 2017/»18 stroomden ongeveer 25.000 jongeren voortijdig uit het onderwijs. Dat waren er ruim 1.800 meer dan het jaar daarvoor. Met het mbo, vo en gemeenten wordt vanaf schooljaar 2020/2021 met een nieuwe ronde regionale afspraken voor de duur van vier jaar gestart om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan.
Het SCP wijst op de signalen werkdruk en stress bij onderwijzend personeel. Het onderwijs is een sector waar werknemers relatief tevreden zijn met het werk, maar de burn-out klachten tegelijk groot zijn. Het risico op burn-out is, op de horecasector na, in het onderwijs het hoogst.
Het kabinet deelt de zorgen over oplopende werkdruk in het onderwijs. Voor het schooljaar 2019–2020 is er 333,5 miljoen beschikbaar om de werkdruk tegen te gaan, oplopend tot 430 miljoen euro per jaar. Met dit geld kunnen scholen bijvoorbeeld onderwijsassistenten, conciërges en vakleerkrachten aannemen. De teams op scholen hebben zelf bepaald waar zij behoefte aan hebben in het verlagen van de werkdruk. De eerste positieve effecten zijn inmiddels zichtbaar. Er zijn 3.000 fulltime werknemers (fte) bijgekomen in het primair onderwijs. Het gaat daarbij vooral om onderwijsondersteunend personeel. In het met de onderwijspartijen recent afgesloten convenant investeert het kabinet 460 miljoen euro extra voor de aanpak van het personeelstekort in het onderwijs. Onderdeel van dit convenant is dat er 97 miljoen euro naar voren wordt gehaald om de werkdruk voor leraren en schoolleiders in het primair onderwijs te verminderen.
Het maken van een goede start is, ten slotte, niet alleen afhankelijk van goed onderwijs, maar ook van een goede thuissituatie. Schulden van ouders kunnen ervoor zorgen dat kinderen op achterstand komen. Met het Actieplan Brede Schuldenaanpak zet het kabinet zich, in samenwerking met onder andere gemeenten, in voor een goede samenwerking bij de aanpak van schulden, het verbeteren van gegevensuitwisseling om de schuldenaar te ontzorgen, de zekerheid van een solide bestaansminimum voor mensen met schulden en, in algemenere zin, verbetering van de dienstverlening8. Om kinderarmoede te bestrijden zet het kabinet onder andere in op het lonender maken van werken voor ouders met een laag inkomen, het ondersteunen van gemeenten bij het vormgeven van hun armoedebeleid en het in beeld brengen en verspreiden van goede voorbeelden van armoedebestrijding9.
Ontwikkelen als weg naar beter werk
We werken langer door en kennis en vaardigheden raken op de arbeidsmarkt sneller verouderd. Scholing tijdens het werkende leven wint daarom alleen maar aan belang. Het kabinet helpt mensen de regie te pakken over hun ontwikkeling door duidelijkheid te bieden aan private partijen over de fiscale behandeling van individuele leer- en ontwikkelbudgetten. Daarnaast heeft het kabinet het STAP-budget geïntroduceerd om mensen financieel te ondersteunen bij hun duurzame inzetbaarheid. Het kabinet investeert bovendien extra in de aanpak van laaggeletterdheid om volwassenen die moeite hebben met taal, rekenen of digitale vaardigheden beter te ondersteunen.10 Om het makkelijker te maken om eigen regie te pakken, wil het kabinet bovendien inzichtelijker maken welke scholingsmogelijkheden iemand heeft, ook in financieel opzicht. Hiervoor is een verkenner aangesteld die de haalbaarheid hiervan onderzoekt. Verder lopen er regionale pilots die aanknopingspunten moeten opleveren om te komen tot verbeteringen in de ondersteuning van werkenden, werkzoekenden en werkgevers. Ook is er gericht aandacht voor het stimuleren van een leven lang ontwikkelen in het mkb en in de landbouw-, horeca- en recreatiesector, waarvoor een subsidieregeling in de maak is. Het kabinet werkt daarnaast ook actief aan het flexibeler en aantrekkelijker maken van het opleidingsaanbod, zodat een opleiding ook goed te combineren is met werk en privéleven.
Aandacht voor een brede ontwikkeling
Het SCP benadrukt ook in deze publicatie11 het belang van verschillende soorten hulpbronnen, waar mensen in verschillende mate over beschikken. Het gaat daarbij niet alleen om een opleiding of vermogen, maar ook om bijvoorbeeld een goede gezondheid, sociale vaardigheden en mentale weerbaarheid. Hulpbronnen die allemaal bijdragen aan de mate waarin iemand regie heeft over het eigen leven. Omdat die hulpbronnen divers zijn, moet onze aandacht voor ontwikkeling dat ook zijn.
Het kabinet zet daarom in op het verkleinen van gezondheidsachterstanden. In november 2018 heeft de Staatssecretaris van VWS daarom met ruim zeventig partijen het Nationaal Preventieakkoord gesloten. Dit akkoord bevat gezamenlijke ambities en maatregelen om roken, overgewicht en problematisch alcoholgebruik terug te dringen. Met name roken en overgewicht en de daarmee samenhangende ziektelast komen vaker voor bij de groep mensen met een praktische opleiding en laag inkomen. Maatregelen zoals de verhoging van de tabaksaccijns zullen daarom met name tot gezondheidswinst leiden bij groepen met het grootste gezondheidspotentieel. Om resultaten te bereiken is tevens actie nodig op de achterliggende problematiek, zoals armoede en werkgelegenheid, en op een gezonde fysieke leefomgeving. Gemeenten richten zich met lokale afspraken juist op de verbinding tussen gezondheid, omgeving en achterliggende problematiek. Ook met andere programma’s van VWS wordt specifiek ingezet op mensen die te maken hebben met gezondheidsachterstanden, zoals Gezond in de stad, Kansrijke start of Eén tegen eenzaamheid.
Ook mentale weerbaarheid is een belangrijke hulpbron. De laatste jaren is er, gelukkig, steeds meer aandacht voor de sociale inclusie van mensen met psychische aandoeningen. Met het Meerjarenprogramma depressiepreventie wordt via een levensloopbenadering van de hoogrisicogroepen per risicogroep een keten gevormd van signaleren, bespreken, verwijzen/toeleiden en uitvoeren van interventies voor depressiepreventie. In 2018 is gestart met de campagne »Hey! Het is oké» om depressie beter bespreekbaar te maken. In 2019 is deze campagne verbreed met de angst en -paniekstoornissen. Inmiddels is het de inzet om breed psychische klachten beter bespreekbaar te maken, te normaliseren en het zelfstigma te bestrijden. De Ministeries van VWS en van SZW werken samen om de arbeidsparticipatie van mensen met psychische aandoeningen te vergroten. Daarnaast besteedt OCW aandacht aan signalen dat er onder leerlingen en studenten sprake is van toenemende prestatiedruk, met mogelijk gevolgen voor mentale gezondheid. Om een landelijk beeld van de mentale gezondheid van studenten te krijgen en om inzicht te krijgen in welke factoren hierbij een rol spelen, heeft het RIVM de opdracht van het Ministerie van OCW gekregen een grootschalige, kwantitatieve nulmeting uit te voeren naar de mentale gezondheid van studenten in het hoger onderwijs. De resultaten hiervan worden eind 2020 verwacht.
Cultuur helpt ons te verhouden tot elkaar, ons verleden en onze toekomst. Cultuur is voor iedereen in Nederland. Het raakt je, zet aan tot denken en verbindt. Cultuur prikkelt de verbeelding en helpt je in te leven in de wereld van een ander. Samen cultuur beleven schept een band. Negen op de tien Nederlanders van zes jaar en ouder bezoeken jaarlijks ten minste één keer een culturele voorstelling, tentoonstelling, evenement of instelling. Meer dan zes op de tien Nederlanders van twaalf jaar en ouder beoefenen cultuur in de vrije tijd. Dat laat onverlet dat er doelgroepen zijn die minder goed bereikt worden. Daarom is in de uitgangspuntenbrief cultuurbeleid 2021–2024 beschreven hoe andere vormen, nieuwe genres en nieuw publiek een plaats krijgen in het cultuurbeleid.12 Door aandacht voor andere kunstvormen en nieuwe generaties makers bereiken we ook groepen die zich misschien minder aangesproken voelen door wat er nu in schouwburgen, concertzalen en musea te beleven is.
2. De kans op goed werk
De Sociale Staat van Nederland laat zien dat meer Nederlanders werken dan tien jaar geleden. In dat opzicht lijkt de arbeidsmarkt meer dan hersteld van de crisis. Naast de arbeidsparticipatie is ook het aandeel werkenden dat werkt met een flexibel contract of als zelfstandige gestegen. Voor sommige mensen is dat een kans om te werken in een werkvorm die beter bij ze past, maar anderen voelen zich gedwongen om contracten te accepteren met minder zekerheid dan ze zouden willen. En ondanks de gestegen arbeidsdeelname blijft nog steeds een grote groep mensen buiten de arbeidsmarkt staan. Daarnaast zijn er op de arbeidsmarkt nog altijd verschillen zichtbaar tussen mannen en vrouwen, maar ook tussen mensen met en zonder migratieachtergrond. Vanwege het belang dat werken heeft in het leven van mensen, werkt het kabinet toe naar gelijkere kansen op een meer inclusieve arbeidsmarkt.
Meer perspectief op een (vaste) baan
Zoals gesteld is het aandeel werkenden dat werkt in een vast contract de afgelopen twee decennia sterk gedaald. Het aandeel zelfstandigen en werknemers met een flexibel contract is juist gestegen. Dat heeft te maken met toenemende concurrentie op loonkosten door globalisering en technologie, maar ook met het feit dat de verplichtingen die gepaard gaan met een vast contract door veel werkgevers als belemmerend worden ervaren. Het resultaat is een stijging van het aandeel flexibele contracten met relatief weinig zekerheid. Die stijging vindt met name aan de onderkant van de arbeidsmarkt plaats. Daarnaast neemt ook het aandeel zelfstandigen toe.
Het kabinet heeft de Commissie Borstlap gevraagd om met een advies te komen over de toekomstbestendige regulering van werk. Maar het kabinet heeft deze periode ook stappen gezeten. Het kabinet werkt met de Wet Arbeidsmarkt in Balans aan een gezonder evenwicht tussen verplichtingen en zekerheden op de arbeidsmarkt. Deze wet is vanaf 1 januari 2020 van kracht. Het gaat daarbij onder andere om premiedifferentiatie in de WW en een andere opbouw van de transitievergoeding.
Het kabinet werkt ook aan een meer inclusieve arbeidsmarkt door de brede agenda van het Breed Offensief. Doel van het Breed Offensief is om de arbeidsmarktkansen voor mensen met een arbeidsbeperking te vergroten.13 Het project Simpel Switchen beoogt verder waar mogelijk de drempels voor mensen om werk te aanvaarden weg te nemen en de overgangen in de participatieketen (bijv. tussen dagbesteding, beschut werk en regulier werk) te versoepelen. Ook wordt gewerkt aan versterking van de werkgeversdienstverlening. Voorts biedt het programma Perspectief op Werk een extra impuls aan de arbeidstoeleiding van mensen die willen en kunnen werken, maar niet zelfstandig de weg naar werk vinden.
Daarnaast heeft het kabinet, in samenwerking met sociale partners en verzekeraars, een pakket maatregelen genomen dat de druk van de loondoorbetalingsverplichting voor met name kleine werkgevers moet verminderen. Ook aan nieuwe regelgeving voor zelfstandigen wordt gewerkt. Op het moment van verzenden van deze brief zijn wetgeving voor het minimumtarief en de bovenkantmaatregel in internetconsultatie. Over de webmodule wordt u voor de begrotingsbehandeling geïnformeerd. Daarnaast is in het Pensioenakkoord afgesproken dat er voor zelfstandigen een plicht komt om zich te verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid. Sociale partners zijn op dit moment in overleg over een advies dat begin 2020 uit moet komen. Voor de zomer komt het kabinet met een voorstel.
Gelijke kansen voor Nederlanders met een migratieachtergrond
Inwoners van Nederland met een niet-westerse migratieachtergrond hebben, ondanks een inhaalslag in het onderwijs, structurele en persistente achterstanden op de arbeidsmarkt. Daarom is het kabinet gestart met het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA), dat als doel heeft om die achterstanden te verkleinen. Omdat er weinig bekend is over de effectiviteit van aanpakken om dit te bereiken zoekt het programma naar werkende interventies om deze achterstanden aan te pakken. Deze interventies kunnen in een later stadium worden opgeschaald. Alle pilots zijn momenteel in uitvoering. Hierbij wordt samengewerkt met gemeenten, onderwijspartijen en werkgevers. Medio november 2019 ontvangt de Kamer de tweede voortgangsbrief van het programma VIA.
Naast VIA maakt het kabinet met het Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie werk van discriminatie op de arbeidsmarkt14. Zo zal de Inspectie SZW na inwerkingtreding van de nieuwe wet toezicht houden op discriminatie en ongelijke behandeling bij werving en selectie, is er een onderzoeksprogramma ingericht om effectieve interventies te ontwikkelen en is de campagne Verderkijkers gestart om de bewustwording over onbewuste vooroordelen en de kracht van een discriminatievrij werving- en selectiebeleid te vergroten.
Er is ook speciale aandacht voor het tegengaan van stagediscriminatie.15 Begin 2020 zal ook een campagne worden gelanceerd waarin stagediscriminatie in het mbo onder de aandacht wordt gebracht en wordt opgeroepen tot een gezamenlijke actie onder leerbedrijven, scholen en studenten. Ook vanuit andere sectoren zijn er signalen over (onbewuste) stagediscriminatie. Daarom willen OCW en SZW bijvoorbeeld hbo-instellingen ondersteunen grip te krijgen op de oorzaken van de (onverklaarde) arbeidsmarktachterstand van studenten met een migratieachtergrond, en de werkzame mechanismen om deze tegen te gaan.
Gelijke kansen voor mannen en vrouwen
Vrouwen doen het steeds beter in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. De arbeidsdeelname onder vrouwen is hoog en vrouwen (25–64 jaar) hebben mannen nu voorbijgestreefd wat betreft onderwijsniveau. Toch gaat dit niet gepaard met een grote financiële zelfstandigheid bij vrouwen. Op dit moment verdient één op de twee vrouwen minder dan het wettelijk minimum maandloon bij voltijdswerk. Dat maakt hen financieel kwetsbaar en het doet geen recht aan hun kwaliteiten. Daarbij zijn de economie en de samenleving gebaat bij een evenwichtige man-vrouwverhouding. Dit kabinet streeft ernaar dat meer vrouwen economisch zelfstandig en financieel onafhankelijk zijn. Het kabinet maakt het aantrekkelijker om meer uren te werken door het verhogen van de kinderopvangtoeslag, verlengen van het partnerverlof naar zes weken in 2020 en verhogen van de arbeidskorting. Over de stappen die zijn gezet in het emancipatiebeleid bent u geïnformeerd in de Voortgangsrapportage Emancipatie.16 Daarnaast zal het kabinet rond het kerstreces het IBO Deeltijdwerk, plus de kabinetsreactie daarop aan de Kamer sturen. Het IBO zal beleidspakketten presenteren voor verschillende visies omtrent deeltijd. Er zal hierbij ook gekeken worden naar maatregelen die meer uren werken aantrekkelijker maken. Ten slotte kent het eerdergenoemde Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie ook aandacht voor discriminatie op basis van gender en in het bijzonder zwangerschapsdiscriminatie.
3. De kans op invloed
De Sociale Staat van Nederland besteedt ruim aandacht aan het vertrouwen in de politiek en aan verschillen tussen laag- en hoogopgeleiden op dit punt. Gewezen wordt op de zorgen van de staatscommissie parlementair stelsel over verminderde politieke participatie van sommige groepen. Het kabinet maakt zich sterk voor een democratie die van iedereen is. Daarom zet het kabinet in op het betrekken van alle Nederlanders bij de democratie en de keuzes die in een democratie worden gemaakt. Daarbij hoort ook de manier waarop de leefwereld van mensen kan worden betrokken bij het maken van beleid. Ook blijft het kabinet zich actief verzetten tegen krachten die onze democratische rechtstaat proberen te ondermijnen, zoals radicalisering en extremisme.
Democratische invloed
Representatie is gestoeld op het vertrouwen van burgers dat hun idealen op een goede en herkenbare manier worden gediend door de gekozen volksvertegenwoordigers.17 Een substantieel deel van de bevolking voelt zich helaas onvoldoende gehoord binnen de parlementaire democratie. Het kabinet wil daarom het parlementair stelsel versterken en het daarmee meer toekomstbestendig maken. Ook werkt het kabinet aan een reactie op de motie Lintmeijer.18 Deze motie verzoekt de regering met een initiatief te komen voor een visie op nieuwe vormen van directe democratie als aanvulling op en versterking van het huidige Nederlandse parlementaire representatieve stelsel.
Daarnaast richt het kabinet zich in het bijzonder op het betrekken van jongeren. Scholen spelen een belangrijke rol bij het opleiden van kinderen tot burgers die hun rechten kennen en de rechten van een ander respecteren. Burgers die de geschiedenis van Nederland en de spelregels van onze democratie kennen waardoor zij volwaardig aan de Nederlandse samenleving kunnen deelnemen. Dat vraagt van scholen om hun leerlingen kennis en respect voor de basiswaarden van onze pluriforme democratische samenleving én de bijbehorende competenties om in de samenleving te kunnen participeren bij te brengen. Om deze opdracht aan het funderend onderwijs steviger te verankeren heeft de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media een wetsvoorstel in voorbereiding. Het wetsvoorstel wordt nog dit jaar aan de Kamer aangeboden. Als onderdeel van deze inzet om jongeren bij de democratie te betrekken, richt het kabinet ook een jongerenparlement in.
Ook wil het kabinet de lokale democratie versterken. Zo streeft het kabinet naar een verruiming van de mogelijkheden voor burgerparticipatie. Het Right to Challenge stelt inwoners in staat om, in overleg met de gemeente, de uitvoering van collectieve voorzieningen van de gemeente over te nemen met bijbehorend budget. Vanuit het samenwerkingsprogramma Democratie in Actie wordt deze kabinetsperiode ingezet op een verdubbeling van het aantal gemeenten dat hiermee werkt, onder andere door een modelverordening Right to Challenge beschikbaar te stellen voor gemeenten.19 Daarnaast worden ook digitale kanalen benut. Het afgelopen jaar is in de «Proeftuin Lokale Digitale Democratie» en het «Kennisnetwerk Lokale Digitale Democratie» samen met gemeenten gewerkt aan manieren voor het beter betrekken van inwoners bij besluitvorming via digitale participatietools, en aan het ontwikkelen van handelingsperspectieven voor de impact van digitalisering op de lokale democratie in de praktijk. De aandacht gaat in het bijzonder uit naar groepen die zich minder vertegenwoordigd weten. In sommige regio’s in Nederland staat het vertrouwen in de democratie en bestuurlijke instituties echter onder druk. De achtergrond en intensiteit hiervan verschilt per regio en vraagt dan ook om een op maatwerk gerichte aanpak.
Een onderwerp waar burgers invloed op willen kunnen uitoefenen is de transitie naar duurzame energie op land en aardgasvrij wonen. Deze transitie heeft een grote invloed op het dagelijks leven van Nederlanders, zowel op fysiek, financieel als sociaal gebied. De energietransitie kan alleen slagen als bewoners betrokken zijn en zich gehoord en gerepresenteerd weten in de keuzes die binnen deze transitie worden gemaakt. Om inwoners goed te kunnen vertegenwoordigen bij deze ingrijpende besluiten, vind het kabinet de betrokkenheid van de volksvertegenwoordiging bij het besluitvormingsproces noodzakelijk. Dit geldt nadrukkelijk voor de ontwikkeling van de Regionale Energie Strategie die de komende periode plaats zal vinden, evenals de ontwikkeling richting aardgasvrije wijken. Daarbij is het ook van belang inwoners te betrekken bij de beslissingen die worden genomen.
Menselijke overheid
Het kabinet vindt het belangrijk om systematisch te bezien wat de impact is van (rijks)overheidsbeleid op gelijke kansen en andere aspecten van sociale cohesie. Hiertoe hebben de Ministeries van JenV, SZW en BZK de «Maatschappelijke Impact Analyse» (MIA) laten ontwikkelen. Deze vertaalt aspecten van sociale cohesie (o.a. kansengelijkheid, participatie, polarisatie, onbehagen) in specifieke vragen, om mogelijk bedoelde en onbedoelde gevolgen van beleid en wetgeving te verkennen. Op basis hiervan kan worden besproken hoe deze gevolgen kunnen worden verlicht (door wijzigingen of flankerende/compenserende inzet). Momenteel wordt de MIA ingezet bij de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen20, waarna het gebruik in de departementen wordt geborgd, aanhakend bij andere afwegingskaders zoals die opgenomen in het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK).
Het rapport van het SCP vestigt ook de aandacht op de noodzaak voor de overheid om inzicht te krijgen in groepen die mogelijk minder redzaam zijn en van wie in de complexer wordende samenleving vaardigheden en eigen regie vergt, die ze wellicht niet kunnen opbrengen. In de reactie op het WRR-rapport «Weten is nog geen doen: Een realistisch perspectief op redzaamheid», heeft het kabinet aangekondigd om voortaan meer (dan voorheen) bij het maken én uitvoeren van beleid en wetgeving uit te gaan van een realistisch burgerperspectief en daarbij gebruik te maken van de inzichten uit de gedragswetenschappen.21 Daarbij wordt gebruik gemaakt van de door de WRR-ontwikkelde doenvermogentoets, die als nieuwe kwaliteitseis is opgenomen in het IAK. Dit moet helpen om meer inzicht te krijgen in de redzaamheid van de degenen die worden geraakt door het overheidsingrijpen.
Tegengaan radicalisering en extremisme
De inzet op preventie van radicalisering en extremisme ziet het kabinet als een gedeeld belang, waarin de Ministeries van SZW, OCW, VWS en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid samen optrekken. In april 2019 heeft de Minister van Justitie & Veiligheid de rapportage over de integrale aanpak terrorisme aan uw Kamer aangeboden. Deze rapportage presenteert de inzet in het kader van de integrale aanpak van terrorisme en extremisme sinds eind 2017 tot april 2019 en geeft een aantal van de bereikte mijlpalen weer, met een vooruitblik op de komende periode. Preventie van radicalisering is hier onderdeel van. Het Kabinet streeft – zoals ook aangeven in het Regeerakkoord – naar het vergroten van de effectiviteit van preventiebeleid. Om deze reden is eind august de «Toolkit Evidence Based Werken» gelanceerd. Deze Toolkit ondersteunt gemeenten bij het evalueren van preventief beleid en interventies. De Toolkit maakt onderdeel uit van een breder ondersteuningsaanbod evidence based werken dat momenteel ontwikkeld wordt.
4. De kans op een goede woning
Sinds de vorige Sociale Staat van Nederland is de krapte op de woningmarkt toegenomen. Het SCP constateert dat de kwaliteit van de leefomgeving onder druk staat en dat de stedelijke druk op de ruimte toeneemt. Net als het SCP onderkent het kabinet de samenhang tussen de sociale kant en de fysieke effecten van een goede leefomgeving. Zo kan de inrichting van een gebied bijvoorbeeld leiden tot gezond gedrag, meer veiligheid en uitnodigen tot bewegen. Ook de beschikbaarheid van woningen die passen bij iemands woonbehoeften is belangrijk. Ook daar zet het kabinet de komende jaren op in.
Kwaliteit van de leefomgeving
Het kabinet adresseert deze problematiek in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Aan de druk op steden wordt in de NOVI expliciet aandacht besteed in de prioriteit «sterke en gezonde steden en regio’s». Hierbij wordt rekening gehouden met diversiteit van (groepen van) mensen en van de sociaaleconomische kenmerken van gebieden. Niet iedereen hoeft in alle woonwijken van een stad te kunnen wonen, maar iedere stedelijke regio moet wel een divers aanbod hebben van woningen en prijzen, zodat er bijvoorbeeld ook voor de laagste inkomens en de middeninkomens voldoende woningen beschikbaar zijn. Mede in het licht van de vergrijzing is het van belang de directe woonomgeving van mensen zodanig in te richten dat deze toegankelijk is voor iedereen. Het gaat dan bijvoorbeeld om veilige en aantrekkelijk wandelroutes naar voorzieningen voor dagelijkse behoeften, activiteiten en zorg. In de NOVI wordt hierbij bijzondere aandacht besteed aan het versterken van de vitaliteit en leefbaarheid in gebieden met bevolkingsdaling. Bij de opgaven in de NOVI wordt nadrukkelijk aansluiting gezocht bij de initiatieven die al in een gebied aanwezig zijn.
Wonen
Het Kabinet herkent het beeld dat de Sociale Staat van Nederland over het wonen schetst grotendeels. Het overgrote deel van de Nederlanders is tevreden over de woning, de woonomgeving en/of de buurt waar de woning staat. De woonlasten kennen over het algemeen een beperkte ontwikkeling ten opzichte van de inkomens, ook bij huurders. Veel mensen zijn de afgelopen jaren verhuisd en steeds meer mensen geven aan misschien/eventueel wel te willen verhuizen als een gelegenheid zich voordoet.
Het Kabinet deelt echter ook de zorgen die het SCP schetst. De toename van de woningvoorraad (79.500 in 2018) die naast nieuwbouw ook transformatie omvat, kan onder druk komen te staan als gevolg van stijgende bouwkosten, gebrek aan bouwlocaties, marktimperfecties, land banking en stalled sites, en recent ook door de stikstofproblematiek. Daarom heeft het kabinet 2 miljard vrijgemaakt voor de woningbouwimpuls en de heffingsvermindering voor betaalbare nieuwbouw door woningcorporaties.22
Het kabinet vindt het belangrijk dat er voor iedereen een geschikte en betaalbare woning beschikbaar is. Woningzoekenden gaan zowel op de huurmarkt als op de koopmarkt profiteren van de extra nieuwbouw als gevolg van de woningbouwimpuls van € 1 miljard. Huurders hebben baat bij voldoende aanbod van betaalbare woningen; de beperking van het aandeel van de WOZ-waarde in het Woningwaarderingsstelsel, de verlaging van de verhuurdersheffing voor nieuwbouw door woningcorporaties en de verruiming van lokale maatwerkmogelijkheden voor woningcorporaties werken dit in de hand. Door de differentiatie van de DAEB-inkomensgrens en de verruimde mogelijkheden voor inkomensafhankelijke huurverhogingen neemt de beschikbaarheid van de sociale huurvoorraad voor de beoogde doelgroep toe. Ook voor mensen met een middeninkomen stuurt het kabinet via verschillende sporen aan op een verbetering van de beschikbaarheid en betaalbaarheid van geschikte huurwoningen.23
Het kabinet wil bovendien de positie van starters op de woningmarkt versterken, onder meer door de NHG-premie te verlagen, de inzet van sociale koop te vergroten en de mogelijkheden van een zelfbewoningsplicht in de bestaande koopsector en differentiatie van de overdrachtsbelasting te verkennen.24 Dit verlaagt voor starters de drempel voor toetreding tot de koopsector. Gemeenten en corporaties hebben ten slotte ruimte om specifieke doelgroepen te ondersteunen, bijvoorbeeld via de huisvestingsverordening en de vrije toewijzingsruimte in de Woningwet.
Tot slot
Uit de Sociale Staat van Nederland 2019 blijkt dat de objectieve levenskwaliteit en subjectieve levenstevredenheid van mensen de laatste tien jaar niet verbeterd zijn. Daarnaast bestaan er nog altijd verschillen tussen groepen, zowel voor wat betreft hun objectieve leefkwaliteit als hun subjectieve levenstevredenheid.
De verschillen tussen groepen die het SCP signaleert, en zorgen die mensen daarover hebben, zijn een belangrijk thema in het Regeerakkoord. Dat wordt in het kabinet ook zo gevoeld. Ook de ontwikkeling van leefkwaliteit en levenstevredenheid heeft de aandacht van het kabinet. Het SCP laat zien dat een snel veranderende wereld niet alleen kansen, maar ook risico’s met zich meebrengt. Meer dan ooit is het van belang dat we er oog voor houden dat iedereen de kans heeft om beter af te zijn dan voorheen – en dat die kansen gelijk zijn, wat nu nog onvoldoende zo is. In deze brief hebben we uiteengezet hoe we dat doen. We zetten erop in dat iedereen de kans heeft om zichzelf te ontwikkelen, om goed werk te hebben, om invloed te hebben en om een goede woning te vinden.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
De Sociale Staat van Nederland komt uit in oneven jaren. In even jaren publiceert het SCP een «light-versie».↩︎
Op 1 oktober 2019 heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het kabinet gevaagd om voor de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te reageren op dit rapport. Met deze brief geven wij invulling aan dit verzoek.↩︎
Helliwell, J., Layard, R., & Sachs, J. (2019). World Happiness Report 2019, New York: Sustainable Development Solutions Network.↩︎
Kamerstukken 24 515, 30 012 en 29 544, nr. 447.↩︎
In de leefsituatie-index zijn gegevens opgenomen die gaan over de domeinen gezondheid, woonsituatie, sociale en maatschappelijke participatie, sportbeoefening, levensstandaard, mobiliteit, sociaal-culturele vrijetijdsactiviteiten en vakantiegedrag.↩︎
Kamerstuk 32 359, nr. 3.↩︎
Kamerstuk 35 195, nr. 2.↩︎
Kamerstuk 24 515, nr. 489.↩︎
Kamerstuk 24 515, nr. 494.↩︎
Kamerstuk 28 760, nr. 84.↩︎
Naast deze publicatie en de vorige Sociale Staat van Nederland ook Verschil in Nederland (2014).↩︎
Kamerstuk 32 820, nr. 290.↩︎
Kamerstuk 34 352, nr. 163.↩︎
Kamerstuk 29 544, nr. 923.↩︎
Kamerstuk 31 524, nr. 443.↩︎
Kamerstuk 30 420, nr. 300.↩︎
Kamerstuk 34 430, nr. 10.↩︎
Kamerstuk 34 854, N.↩︎
Kamerstuk 35 000 VII, nr. 80.↩︎
Kamerstuk 32 359, nr. 3.↩︎
Kamerstuk 34 775 VI, nr. 88.↩︎
Kamerstuk 32 847, nr. 555.↩︎
Kamerstuk 32 847, nr. 546.↩︎
Kamerstuk 32 847, nr. 572.↩︎