Lijst van vragen en antwoorden over de uitkomsten van TALIS 2018
Werken in het onderwijs
Lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2019D48478, datum: 2019-11-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-27923-385).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: R. la Rocca, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 27923 -385 Werken in het onderwijs.
Onderdeel van zaak 2019Z23412:
- Indiener: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-12-04 13:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-12-05 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-02-19 11:00: Debat over leraren (Plenair debat (debat)), TK
- 2020-02-20 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
27 923 Werken in het onderwijs
Nr. 385 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 2 december 2019
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de brief van 19 juni 2019 inzake de uitkomsten van TALIS 2018 (Kamerstuk 27 923, nr. 368).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 27 november 2019. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie,
La Rocca
1
Wat is het effect van nascholing op de door de leraren ervaren werkdruk?
Werkdruk in het onderwijs kent vele oorzaken, vormen en oplossingen. Werkdruk wordt op elke school en door elke leerkracht anders ervaren. Het effect van nascholing op de werkdruk is niet als zodanig onderzocht, maar dit zal voor elke leraar anders zijn.
2
Wat zijn volgens de OESO1 voor leraren een goed salaris en aantal uren voor de klas, verhoudingsgewijs?
De OESO maakt internationale vergelijkingen en geeft geen advies over de hoogte van het salaris en hoeveel uur een leraar les moet geven. Wel geeft de OESO aan dat landen niet moeten blijven vertrouwen op alléén de intrinsieke motivatie van leraren. Goede arbeidsvoorwaarden en een aantrekkelijk werkklimaat zijn ook belangrijk, niet alleen in financieel opzicht, maar ook door het creëren van een intellectueel uitdagende omgeving met goede ontwikkelmogelijkheden.
Uit internationale vergelijkingen komt naar voren dat leraren in Nederland weliswaar relatief veel lesuren hebben in vergelijking met andere OESO-landen, maar dat zij daar relatief ook goed voor worden beloond. Vooral ervaren leraren in het voortgezet onderwijs hebben een relatief goed salaris ten opzichte van de andere landen.
Het salaris van een leraar in het basisonderwijs ligt bij de start ongeveer 9.000 dollar boven het OESO-gemiddelde en na 15 jaar 17.000 dollar hierboven. Daarentegen ligt het aantal lesuren in het basisonderwijs in Nederland flink hoger dan het OESO-gemiddelde (930 uur tegen 783 uur). Voor het voortgezet onderwijs is de beloning voor startende leraren ongeveer 8.000 dollar meer en na 15 jaar ongeveer 28.000 dollar meer dan het OESO-gemiddelde. Het aantal lesuren van leraren in het voortgezet onderwijs in Nederland is volgens de cao maximaal 750 uur. Het OESO-gemiddelde voor leraren in de onderbouw van het voortgezet onderwijs is 709 uur, voor de bovenbouw is dit 667 uur.
In de cao VO 2018–2019 is afgesproken dat er vanaf 1 augustus 2019 in het takenpakket van de leraar 50 uur op jaarbasis wordt vrijgespeeld om in te zetten als ontwikkeltijd. In de praktijk kan dit ertoe leiden dat leraren 1 uur minder les per week zullen geven. Leraren kiezen zelf in overleg met elkaar, en hun leidinggevenden, waar ze de vrijgekomen tijd aan gaan besteden. Scholen die hierover voor 1 maart 2019 nog geen afspraken hebben gemaakt, hebben uitstel gekregen van de sociale partners.
3
Wat zijn de consequenties voor schoolbesturen als zij zich niet houden aan de afspraken die zijn gemaakt in de cao's voor primair onderwijs en voor voortgezet onderwijs?
Cao-partijen zijn zelf verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van een cao. Als schoolbesturen zich niet houden aan afspraken die in de cao zijn vastgelegd, kunnen de vakbonden die partij zijn bij de cao PO of de cao VO schoolbesturen hierop aanspreken. Indien dit niet tot een oplossing leidt, kunnen de vakbonden in uiterste geval nakoming van de cao vorderen bij de rechter en schadevergoeding eisen die zij en/of haar leden door het niet nakomen van de cao hebben geleden.
4
Hoe kan de begeleiding voor beginnende leraren zijn verminderd terwijl dit in de akkoorden een van de prioriteiten is?
Volgens TALIS 2018 is het percentage starters – werkzaam in de onderbouw van het voortgezet onderwijs – dat aangeeft dat zij enige vorm van formele of informele inductie heeft ontvangen gedaald naar 31 procent. In het basisonderwijs (groep 3–8) heeft 15 procent van de starters deze inductie ontvangen.
Met behulp van de jaarlijkse loopbaanmonitor volgen we al enkele jaren de begeleiding van startende leraren. Ook hier gaat het om formele en informele begeleiding. Deze cijfers geven een ander beeld. Het overgrote deel van de beginnende leraren in het voortgezet onderwijs geeft aan begeleid te zijn (87%) maar ook deze monitor geeft een daling aan. In het primair onderwijs stijgt het percentage beginnende leraren dat begeleid is van 72 procent in 2015 naar 84 procent nu. De oorzaak van de daling in het voortgezet onderwijs en de verschillende beelden in het primair onderwijs is niet bekend. Het verschil tussen de resultaten van de loopbaanmonitor en van TALIS kan bijvoorbeeld worden verklaard door het verschil in respons groep. Bij de loopbaanmonitor worden alleen leraren bevraagd die de voorafgaande twee jaar hun bevoegdheid hebben gehaald, bij TALIS worden alle leraren bevraagd. Bij TALIS zijn alleen leraren in de onderbouw van het voortgezet onderwijs en in het basisonderwijs (groep 3–8) bevraagd naar de begeleiding in hun eerste baan, bij de loopbaanmonitor zijn alle afgestudeerden benaderd die in 2016 en 2017 (voor het eerst) een diploma hebben gehaald van de pabo of de lerarenopleiding vo/mbo.
5
Wat is er nodig om zij-instromers goed te kunnen begeleiden?
Dat verschilt per zij-instromer. Uit het geschiktheidsonderzoek blijkt welke scholing en begeleiding de betreffende persoon nodig heeft. Over de invulling hiervan worden afspraken gemaakt tussen de zij-instromer, het schoolbestuur en de lerarenopleiding. Deze afspraken worden vastgelegd in een tripartiete scholings- en begeleidingsovereenkomst. Het gaat dan om individueel afgestemde afspraken per zij-instromer.
6
Zijn de 13 miljoen euro structureel die worden gebruikt voor de regeling zij-instroom genoeg om alle goedgekeurde aanvragen te financieren?
Het budget voor de subsidie zij-instroom wordt – na eerdere ophogingen – voor dit jaar nog verder verhoogd met € 14,2 miljoen. Dat brengt het totale subsidieplafond op circa € 39,7 miljoen. Daarmee kunnen naar verwachting alle aanvragen in 2019 worden gehonoreerd. Voor 2020 staat € 21,24 miljoen begroot voor de subsidie zij-instroom. Onze inzet is om ook volgend jaar alle aanvragen die aan de voorwaarden voldoen te honereren. Deze subsidie is aanvullend op de middelen die scholen in de lumpsum ontvangen voor begeleiding en professionalisering van beginnende leraren.
7
Welke aanvullende financiering is er nodig om de zijinstromers goed te ondersteunen en te begeleiden?
Zoals bij vraag 5 is aangegeven verschilt de benodigde begeleiding en daarmee ook de benodigde financiering per zij-instromer.
8
Verschilt de werkdruk ook per onderwijsconcept? Zo ja, kunt u per onderwijsconcept de werkdruk onder leraren en schoolleiders uitleggen en/of verklaren?
De invloed van een onderwijsconcept op de werkdruk van leraren en schoolleiders is bij ons niet bekend. Bij de tussenevaluatie van de werkdrukmiddelen van het primair onderwijs, zal wel per sector (basisonderwijs, sbao, (v)so) inzichtelijk worden gemaakt wat de effecten van de werkdrukmiddelen op de werkdruk zijn.
OESO: Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling↩︎