[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Karabulut over de besluitvorming over geheimhouding burgerslachtoffers in Irak in 2015

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2019D48557, datum: 2019-11-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20192020-917).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2019Z21613:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

917

Vragen van het lid Karabulut (SP) aan de Ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken en de Minister-President over de besluitvorming over geheimhouding burgerslachtoffers in Irak in 2015. (ingezonden 8 november 2019).

Antwoord van Minister Bijleveld-Schouten (Defensie), mede namens de Minister-President, de ministers van Buitenlandse Zaken, voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Justitie en Veiligheid (ontvangen 25 november 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 845.

Vraag 1 en 8

Op welke wijze heeft het Ministerie van Defensie de operatie in Hawija in juni 2015 gevolgd en op welk moment zijn diverse waarnemingen of feiten over deze operatie gemeld aan respectievelijk de Minister van Defensie, de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Minister-President?

Is het juist dat de toenmalige Ministers van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking niet van de feiten op de hoogte waren? Zo nee, op welke wijze waren ze ingelicht?1

Antwoord 1 en 8

Het kabinet verwijst naar de passage over de informatiepositie van ministeries in de begeleidende Kamerbrief en de antwoorden op de Kamervragen van het lid Diks (GroenLinks) over de aanwezigheid van informatie op ministeries over de burgerdoden bij het Nederlandse bombardement op Hawija (specifiek de antwoorden op de vragen 2–8), ingezonden op 7 november, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 916

Vraag 2

Kunt u aangeven op welke besluitvormingsmomenten in juni 2015 een bespreking is gevoerd over het bombardement in de Iraakse stad Hawija en over de berichten dat daarbij burgers om het leven zijn gekomen en gewond zijn geraakt? Zo ja, op welke datum is die bespreking of op welke data zijn die besprekingen gevoerd?

Antwoord 2

Het kabinet verwijst naar de passage over de informatiepositie van ministeries in de begeleidende Kamerbrief en de antwoorden op de Kamervragen van het lid Diks (GroenLinks) over de aanwezigheid van informatie op ministeries over de burgerdoden bij het Nederlandse bombardement op Hawija (specifiek de antwoorden op de vragen 2–8), ingezonden op 7 november 2019 met Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 916. Zoals in het feitenrelaas van 5 november jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 663) staat vermeld is op 9 juni 2015 de Minister van Defensie gebrieft over de Nederlandse wapeninzet in Hawija op basis van het eigen After Action Report (AAR) en de eerste informatie van CENTCOM. Hoewel het zeer waarschijnlijk is dat bij de Nederlandse wapeninzet in Hawija burgerslachtoffers zijn gevallen is tot op de dag van vandaag is nog altijd niet zeker of en zo ja hoeveel burgerslachtoffers er precies zijn te betreuren.

Vraag 3, 4, 5, 6 en 11

Klopt het dat de Ministers, die wisten van de burgerslachtoffers die tijdens de operaties in Irak zijn gevallen, samen een vaste onderraad van het kabinet vormen?

Klopt het dat het hier gaat om de Raad voor Defensie en Internationale Aangelegenheden, of is het de raad die in 2012 de Raad voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten heette? Zo nee, welke raad is het dan wel geweest?

Als het niet een onderraad van het kabinet betreft, ging het om een ad-hocverband?

Is het mogelijk dat de zaak uitsluitend is besproken in de Stuurgroep Missies en Operaties? Kunt u dit, indien dat zo is, toelichten? Zo ja, welke functionarissen hebben hierover gesproken en zijn die besprekingen met u gedeeld?2

Is het juist te veronderstellen dat de onderraad Raad Inlichtingen en Veiligheid het voorval in Hawija heeft besproken? Zo ja, wanneer? Wie waren daarbij aanwezig? Zo nee, in welk organisatieverband is de bespreking gevoerd?

Antwoord 3, 4, 5, 6 en 11

In de SMO van 4 juni 2015 meldde het Ministerie van Defensie dat met een aanval van Nederlandse F-16»s een vehicle borneIED faciliteit was vernietigd. Het kabinet verwijst hierbij ook naar de passage over de informatiepositie van ministeries in de begeleidende Kamerbrief en de antwoorden op de Kamervragen van het lid Diks (GroenLinks) over de aanwezigheid van informatie op ministeries over de burgerdoden bij het Nederlandse bombardement op Hawija (specifiek de antwoorden op de vragen 2–8), ingezonden op 7 november 2019 met kenmerk 2019Z21418.

De toenmalige onderraden die onder andere zagen op missies en operaties waren de Raad voor Inlichtingen en Veiligheidsdiensten (RIV) en de Ministeriële Commissie Veiligheid (MCV). In de RIV hadden standaard zitting de Minister-President, de Vice-Minister-President, de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Defensie, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie en Veiligheid. In de MCV hadden standaard zitting de Minister-President, de Vice-Minister-President, de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Defensie en de Minister van Justitie en Veiligheid. Op basis van de verslagen kan worden vastgesteld dat niet specifiek is gesproken in de toenmalige vaste onderraden van het kabinet over de Nederlandse wapeninzet in Hawija.

De huidige onderraden die zien op missies en operaties zijn de Raad Veiligheid en Inlichtingen (RVI) en de Raad voor Defensie en Internationale Aangelegenheden (RDIA). In de RVI hebben standaard zitting de Minister-President, de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Defensie, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In de RDIA hebben standaard zitting de Minister-President, de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Defensie, de Minister van Financiën, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Minister van Economische Zaken en de Minister voor Basis- en voortgezet onderwijs en media. De voortgangsrapportage van 13 april 2018 (Kamerstuk 27 925, nr. 629), waarin de Kamer is geïnformeerd over de uitkomsten van de onderzoeken van het OM naar gevallen waarbij er mogelijk sprake was van burgerslachtoffers ten gevolge van Nederlandse wapeninzet, is behandeld in de RVI van 10 april 2018 en vervolgens doorgeleid naar de eerstvolgende ministerraad.

Vraag 7 en 12

Klopt het ook dat de Minister-President, die in de media meldt zich de kwestie niet te kunnen herinneren, betrokken was bij de beslissing om de aanval op Hawija geheim te houden?3

Is op de besluitvormende vergadering besloten de feiten over burgerslachtoffers geheim te houden? Op welke wijze is het besluit geformuleerd?

Antwoord 7 en 12

Nee, van een dergelijke beslissing is nooit sprake geweest.

Vraag 9 en 10

In welk besluitvormingsgremium is besloten over uw plan, over het recente plan van de Minister d.d. 4 november 2019, om transparanter te zijn over voorvallen met burgerslachtoffers?

Bent u bereid relevante passages uit de notulen van die bijeenkomst(en) aan de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 9 en 10

De Minister van Defensie heeft de Kamer in het algemeen overleg van 28 mei jl. over de voortgangsrapportage strijd tegen ISIS 2019 (Kamerstuk 27 925, nr. 653) reeds toegezegd om na de zomer met een brief te komen over de haalbaarheid van meer transparantie. De concept-Kamerbrief van 4 november jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 670) is niet besproken in de SMO of in een ministeriële onderraad. De brief is op onderdelen afgestemd met het Ministerie van Justitie en Veiligheid en op ambtelijk niveau ter informatie gedeeld met de ministeries van Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken en Justitie en Veiligheid.


  1. Werd Rutte geïnformeerd over burgerdoden Irak? «Staat me niets van bij» https://nos.nl/artikel/2309316-werd-rutte-geinformeerd-over-burgerdoden-irak-staat-me-niets-van-bij.html

    Bert Koenders, destijds Minister van Buitenlandse Zaken, reageert stelliger: «Ik kan me er niets van herinneren. Ik ben er absoluut niet over ingelicht. Als je het over dit soort aantallen slachtoffers hebt, vergeet je dat niet. Dat zou alle alarmbellen af doen gaan.»

    Ook de toenmalige Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, Lilianne Ploumen, is verbaasd: «Ik ben niet persoonlijk geïnformeerd over de gebeurtenissen, over de Nederlandse betrokkenheid bij de aanval.» Net als Koenders weet ze niet of er ambtelijk wél informatie is uitgewisseld.↩︎

  2. Handelingen debat «Burgerdoden bij Nederlandse luchtaanval in Irak» d.d. 5 november 2019. Minister Bijleveld: «Het is normaal beleid dat de ministeries in dit geval geïnformeerd zijn. Net zoals er nu vergaderingen zijn van de Stuurgroep Missies en Operaties, was dat in die tijd ook aan de orde. De ministeries zijn dus op de hoogte gesteld. Ik kan op dit moment even niet aangeven wie of wat.↩︎

  3. «Rutte zegt niets te hebben geweten over doden Hawija» https://www.nrc.nl/nieuws/2019/11/07/bombardement-rutte-zegt-niets-te-hebben-geweten-over-doden-hawija-a3979464↩︎