Motie van het lid Van Brenk over een tegenprestatie die bijdraagt aan het bevorderen van maatschappelijke participatie
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2020
Motie
Nummer: 2019D48910, datum: 2019-11-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35300-XV-70).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.M. van Brenk, Tweede Kamerlid (Ooit 50PLUS kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 35300 XV-70 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2020.
Onderdeel van zaak 2019Z23663:
- Indiener: C.M. van Brenk, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
- 2019-11-28 15:45: Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid (35300-XV) (voortzetting) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2019-12-03 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2020-03-03 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-05-19 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-09-17 14:45: Aanvang middagvergadering: Extra regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-12-01 16:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-04-06 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
35 300 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2020
Nr. 70 MOTIE VAN HET LID VAN BRENK
Voorgesteld 28 november 2019
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Participatiewet reeds regelt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het vragen van een tegenprestatie;
overwegende dat er breed draagvlak is voor het leveren van een tegenprestatie op maat en «naar vermogen», en dat de tegenprestatie door het merendeel van de werkzoekenden als positief ervaren wordt;
spreekt uit dat niet dwang, maar positief motiveren en drang leidend zouden moeten zijn bij de tegenprestatie in de bijstand;
spreekt voorts uit dat de tegenprestatie – in goed overleg met de cliënt – alles moet kunnen omvatten wat kan bijdragen aan het bevorderen van maatschappelijke participatie in de breedste zin van het woord, en zo mogelijk het verkrijgen van werk,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Brenk