[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de antwoorden op vragen commissie over de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland (Kamerstuk 35300-IV, nr. 35)

Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2020

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2019D48986, datum: 2019-11-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2019D48986).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2019Z22499:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2019D48986 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties bestond bij enkele fracties de behoefte het kabinet enkele vragen en opmerkingen voor te leggen over de antwoorden op vragen van de commissie over de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland (Kamerstuk 35 300 IV, nr. 35), de reactie op het verzoek van het lid Özütok, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 11 september 2019, over bittere armoede in Caribisch Nederland (Kamerstuk 24 515, nr. 495), de uitkomsten van de Situation Analysis en de stand van zaken kinderrechten Caribisch Nederland (Kamerstuk 31 839, nr. 695), het afschrift van de reactie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland (Kamerstuk 35 300 IV, nr. 8), de antwoorden op vragen van de commissie over de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland (Kamerstuk 35 000 IV, nr. 69), de reactie op het verzoek van de commissie om aandacht voor door de heer C. aangekaarte problemen met de Wet algemene ouderdomsverzekering BES (AOV BES) (Kamerstuk 35 000 XV, nr. 94) en het verslag van een werkbezoek aan Saba en Sint Eustatius dat met name in het teken stond van de onderwerpen ijkpunt sociaal minimum, kinderopvang en tewerkstellingsvergunningen (Kamerstuk 35 000 XV, nr. 93).

De voorzitter van de commissie,
Paternotte

De griffier van de commissie,
De Lange

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de reactie van het kabinet op de door UNICEF uitgevoerde Situation Analysis. Kan de Minister aangeven in welke mate de situatie waarin kinderen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba thans opgroeien – anders dan in 2013 – wel voldoet aan de eisen die het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK) stelt? Op welke punten voldoet die situatie nog niet aan de eisen van dit verdrag? Kan de Minister dit concreet (SMART) maken, opdat bij toekomstige rapportages voor de Kamer helderheid ontstaat op welke concrete punten en in welke mate er achterstanden zijn?

Kan de Minister uitleggen waarom – anders dan op Sint Eustatius en Saba – de activiteiten die op Bonaire ondernomen zijn om de situatie van kinderen te verbeteren, vooral ondernomen lijken op het terrein van het formuleren van voornemens en beleid? Welke concrete programma’s, maatregelen, activiteiten (in de vorm van kinderopvang, speeltuinen, speelmateriaal, sportcoaches, sportfestival, enz.) zijn er op Bonaire tot stand gekomen, in het kader van de verbetering van de positie van kinderen?

Kan de Minister aanbevelingen op het terrein van bescherming, met name daar waar het gaat om huiselijk geweld en kindermishandeling nader specificeren en plaatsen in het beeld zoals verwoord in het Veiligheidsbeeld BES 2018? Kan de Minister met name ingaan op de constateringen in hoofdstuk 6 van dat Veiligheidsbeeld, waar geconstateerd wordt dat er op alle eilanden een toename is van (steeds ernstiger) geweld onder jongeren, dat alle eilanden worstelen met een gebrek aan goede opvangmogelijkheden voor slachtoffers van huiselijk geweld (er zijn geen blijf-van-mijn-lijfhuizen), dat vrouwen (moeders) financieel afhankelijk zijn van mannen en feitelijk geen kant op kunnen, dat alcohol- en drugsgebruik op Saba huiselijk geweld in de hand werken en daarmee zorgen voor een voedingsbodem voor geweld in de familiesfeer, dat misbruik van minderjarigen, illegale kinderprostitutie en incest de belangrijkste zedendelicten zijn en dat het geregeld voorkomt dat minderjarige meisjes misbruikt worden door veel oudere mannen? Hoe kan het dat ondanks de inspanningen op het vlak van de verbetering van de positie van kinderen in Caribisch Nederland vrijwel alle respondenten die met jeugd te maken hebben zorgwekkende trends signaleren? Wil de Minister in dit verband ingaan op de constateringen die op pagina 41, 42 en 43 van het Veiligheidsbeeld beschreven worden en met name op de vraag in welke mate het bestaande en voorgenomen beleid ten aanzien van de positie van kinderen in deze somber stemmende analyse kan bijdragen aan een verbetering van de situatie?

Deelt de Minister de opvatting van de leden van de CDA-fractie dat de beleidsvoornemens in het nieuwe programma UNICEF 2019–2021 een hoog abstract karakter hebben, veel aansturen op beleidsvoorbereiding, monitoring, evaluatie en communicatie, zonder dat duidelijk wordt welke concrete maatregelen genomen worden om de situatie van jongeren te verbeteren? Kan de Minister concrete activiteiten explicieter benoemen?

De leden van de CDA-fractie vragen naar aanleiding van het verslag van een werkbezoek aan Saba en Sint Eustatius dat met name in het teken stond van de onderwerpen ijkpunt sociaal minimum, kinderopvang en tewerkstellingsvergunningen (Kamerstuk 35 000 XV, nr. 93), of met de vanaf 2020 jaarlijks beschikbaar komende € 10 miljoen voor kinderopvang niet de mogelijkheid ontstaat om kinderopvang standaard als dienst aan ouders – zeker aan mindervermogende ouders – aan te bieden. Is het kabinet met de leden van de CDA-fractie van mening dat daarmee een enorme bureaucratie aan aanvragen en toekenningen voorkomen wordt en dat daarmee de toegankelijkheid van kinderopvang voor gezinnen aanzienlijk vergroot wordt, daarmee beide ouders een kans biedend om door middel van werk in hun inkomen te voorzien?

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brieven over het sociaal minimum en kinderrechten van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Deze leden hebben over de breedte van dit thema enkele vragen.

De leden van de D66-fractie lezen dat de heer C. vragen stelt over de voorwaarden die worden gesteld aan de overlijdensuitkering. Uit de brief blijkt dat de heer C. vraagt waarom er voor een overlijdensuitkering wel voorwaarden gelden voor de AOV BES, terwijl dit voor de AOW niet het geval is. Deze leden zouden graag alsnog antwoord hierop vernemen.

In de brief lezen de leden van de D66-fractie dat de bevolkingsregisters onvoldoende betrouwbaar zijn en dat dit gegevensuitwisseling met Europees Nederlandse instanties in de weg zit. Aangegeven wordt dat er wordt gewerkt aan verbetering van de bevolkingsadministratie. Deze leden zouden graag vernemen welke acties ondernomen worden om de bevolkingsadministratie dermate te verbeteren dat gegevensuitwisseling met Europees Nederlandse instanties mogelijk wordt. Ook zouden zij graag vernemen wanneer redelijkerwijs verwacht kan worden dat deze werkzaamheden zijn voltooid.

De leden van D66-fractie lezen dat de RCN-unit SZW niet over een verzekerdenregister beschikt en derhalve personen op Caribisch Nederland niet over hun recht kan informeren als zij de ouderdomspensioengerechtigde leeftijd bereiken. Deze leden vragen de Staatssecretaris of zij het voornemen heeft om tot een verzekerdenregister te komen. Tevens vragen deze leden of het bevolkingsregister gebruikt kan worden om personen die de ouderdomspensioengerechtigde leeftijd bereiken te informeren dat zij mogelijk in aanmerking komen voor de AOV. Hoewel er tot op heden obstakels zijn die het onmogelijk maken om deze taak bij de SVB te beleggen, zouden deze leden graag van de Staatssecretaris vernemen of zij het wenselijk vindt dat deze taak belegd wordt bij de SVB zoals ook in Europees Nederland het geval is. Verder zouden de leden van de D66-fractie graag vernemen bij welke organisatie de Staatssecretaris deze taak wil beleggen mits zij de SVB hier geen geschikte uitvoerder voor acht. Tot slot willen deze leden weten of de informatieplicht, waar in Nederland sprake van is, ook van toepassing is op Caribisch Nederland. Mocht dit niet het geval zijn dan zouden zij graag van de Staatssecretaris vernemen of zij het wenselijk acht dat deze wet ook geldt op Caribisch Nederland en deze leden vragen haar om het antwoord op deze vraag toe te lichten.

In de onderliggende klachtenprocedure inzake het dossier van de heer C. lezen de leden van de D66-fractie dat de RCN-unit SZW er naar streeft om aanvragen binnen een periode van 6 maanden af te ronden. Deze leden vernemen graag of dit alle aanvragen betreft, of alleen de aanvragen met betrekking tot de AOV. Mochten hier verschillen in zitten dan vernemen zij graag wat deze verschillen zijn en hoe deze worden verantwoord. Gezien het feit dat bewoners van Caribisch Nederland niet tijdig worden geïnformeerd over hun rechten, achten deze leden het waarschijnlijk dat aanvraag en de start van uitkering, door deze lange aanvraagbehandeling, kan leiden tot een onderbreking van inkomsten voor levensonderhoud. Ook kan het voorgaande er toe leiden dat mensen die reeds de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt door moeten werken om zich van voldoende inkomsten te voorzien. Vindt de Staatssecretaris het onwenselijk dat inkomsten van pensioengerechtigden in Caribisch Nederland onderbroken kunnen worden door de lange behandeltermijn van de AOV aanvragen? Aangegeven wordt dat de termijn van 6 maanden als redelijk wordt geacht aangezien SZW de verblijfsgegevens in Caribisch Nederland laat verifiëren bij de openbare lichamen. Hierover hebben de leden van de D66-fractie de volgende vragen. Waarom moet de verblijfplaats worden geverifieerd bij de openbare lichamen? Wordt dit geverifieerd op alle drie de eilanden of alleen geverifieerd op Sint Eustatius en Saba? Waarom is 6 maanden hiervoor een redelijke termijn? Hoe verloopt de registratie van verblijfplaats op Caribisch Nederland en hoe verloopt dit in Europees Nederland? Mochten hier verschillen in zitten dan ontvangen deze leden hierover graag een toelichting. In de brief wordt gesproken over een ontbrekende dagtekening op een formulier, hetgeen deze leden de indruk geeft dat deze formulieren niet gedigitaliseerd zijn. Graag vernemen zij of het verifiëren van dergelijke informatie digitaal gebeurt.

Verder lezen de leden van de D66-fractie in de onderliggende klachtenprocedure dat een AOV uitkering slechts met terugwerkende kracht van 1 jaar kan worden uitgekeerd. Op de site van de SVB valt te lezen dat er in Nederland ook een termijn geldt van 1 jaar, maar dat hier van kan worden afgeweken mits er sprake is van een bijzonder geval. Deze leden zouden graag vernemen wat wordt verstaan onder «een bijzonder geval». Verder zouden deze leden graag van de Staatssecretaris vernemen of zij de termijn van 1 jaar terugwerkende kracht ook in Caribisch Nederland een redelijke termijn acht.

De leden van de D66-fractie lezen in de brief van het kabinet van 3 oktober jl. dat het rapport ««Oog voor ouderen in Caribisch Nederland»» de noodzaak bevestigt van de inzet van het kabinet om de inkomenspositie van inwoners in Caribisch Nederland te verbeteren en de kosten van levensonderhoud te verlagen. Eén van de manieren om kosten in levensonderhoud te verlagen is door het bereikbaar maken van voordelige levensmiddelen. Deze bereikbaarheid is echter voor velen op de eilanden een obstakel. In reactie op de schriftelijke vragen die lid Diertens hierover stelde (Aanhangsel Handelingen II 2019/2020, nr. 233), geven de Staatssecretaris van SZW en de Staatssecretaris van BZK aan dat Bonaire overlegt met het Ministerie van I&W en gemeenten in Europees Nederland welke mogelijkheden er zijn om efficiënt en duurzaam openbaar vervoer te organiseren. Deze leden hebben hierover enkele vragen. Om welke reden word enkel Bonaire betrokken bij het verkennen van de mogelijkheden tot verbetering van openbaar vervoer en niet Saba en Sint Eustatius? Zijn er reeds concrete plannen die het openbaar vervoer zullen verbeteren? Zo, ja wat zijn deze plannen? Wanneer wordt de kamer verder op de hoogte gesteld over de vorderingen?

In de antwoorden op de reeds genoemde vragen van het lid Diertens lezen de leden van de D66-fractie dat het aantal mensen dat aangesloten is bij het Pensioenfonds Caribisch Nederland beperkt is. Deze leden zouden graag van de Staatssecretaris vernemen of zij het wenselijk acht dat meer mensen in Caribisch Nederland een aanvullend pensioen krijgen? Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om de deelname aan pensioenfondsen te vergroten en zo ja, welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om dit te bevorderen? Tevens vernemen deze leden graag of de radiospotjes en overige genoemde middelen voldoende zijn geweest om de eilandbewoners over hun rechten op financiële hulpmiddelen te informeren. Of er geverifieerd is dat mensen inderdaad voldoende zijn ingelicht en zo ja, hoe dit is geverifieerd.

De leden van de D66-fractie lezen in het rapport: ««Oog voor ouderen op Caribisch Nederland»» ook dat aan de medewerkers van de Nationale ombudsman is verteld dat de openbare lichamen samen met het Ministerie van VWS bezig zijn met het implementeren van een gedeeltelijke Wet maatschappelijk ondersteuning (Wmo) in Caribisch Nederland. Genoemd worden: «»voorzieningen op het gebied van maaltijdservice, huishoudelijke hulp, sociaal vervoer en kleine aanpassingen in en rond huis.»». Het ontbreken van deze voorzieningen heeft invloed op de mate waarin een individu boven het ijkpunt kan uitkomen. Deze leden zouden graag van de Minister vernemen of het klopt dat VWS hierover reeds in gesprek is met de openbare lichamen. Wie er op dit moment voor de inwoners van Caribisch Nederland verantwoordelijk voor de verantwoordelijkheden die de Wmo in Europees Nederland aan gemeenten toekent? Kunt u een vergelijking maken tussen de bevoegdheden en ruimte voor doorzettingsmacht op het gebied van sociale zekerheid en zorg tussen de gemeenten in Europees Nederland en de openbare lichamen voor Caribisch Nederland? Deze leden vernemen graag of de Minister kan aangeven welke verschillen er tussen de Wmo voor Europees Nederland en Caribisch Nederland er waarschijnlijk zullen zijn. Tot slot vernemen deze leden graag wanneer de Kamer wordt geïnformeerd over de voortgang van de implementatie van de Wmo.

Deze leden lazen in het rapport van de Nationale ombudsman dat er in 2013 een werkgroep Zorg Caribisch Nederland werd ingesteld. Hierin werd opgemerkt dat de werkgroep heeft geadviseerd dat het raadzaam is om aparte werkgroepen in te stellen voor de langdurige zorg en de Wmo. Hoe heeft dit advies opvolging gekregen?

De leden van de D66-fractie lezen in de brief naar aanleiding van het werkbezoek aan Caribisch Nederland dat er jaarlijks circa 10 miljoen euro beschikbaar komt voor kinderopvang. Deze leden zouden graag vernemen of hiermee de kinderopvang ook bereikbaar is geworden voor mensen onderstand ontvangen en voor mensen die nog niet het sociaal minimum verdienen. Wordt de kinderopvang voor deze ouders gratis? Het doel dat geformuleerd werd met het programma BES(t) 4 kids omsloot immers het bevorderen van de ontwikkeling van alle kinderen en het bevorderen van de ontwikkeling alle van de ouders. Met betrekking tot de ontwikkeling van de bewoners van Caribisch Nederland zouden deze leden ook graag op de hoogte gesteld worden van de huidige ontwikkeling met betrekking tot de motie van het lid Diertens (Kamerstuk 30 012, nr. 83) over bibliotheken in Caribisch Nederland. Hiertoe vragen deze leden het Minister van BZK om als coördinerend Minister in contact te treden met het de betrokken ministeries die deze motie tot uitvoering moeten brengen. Deze leden vernemen graag welke stappen reeds gezet zijn om deze motie tot uitvoering te brengen, welke stappen er nog genomen dienen te worden en wanneer de Minister verwacht dat deze motie tot uitvoering zal zijn gebracht. In de bibliotheek moeten bewoners toegang krijgen tot het internet, maar in heel Caribisch Nederland is behoefte aan verbetering van de betaalbaarheid van data. In een eerder verstuurde brief die de Staatssecretaris van SZW stuurde aan de kamer schrijft zij dat de Autoriteit Consument en Markt zal worden gevraagd onderzoek te doen naar de kostenopbouw van data. Deze leden vragen de Staatssecretaris wat de huidige status is van dit onderzoek en wanneer de Staatssecretaris verwacht dat concrete plannen om de kosten naar beneden te brengen gepresenteerd zullen worden aan de kamer. Tevens vernemen deze leden graag de welke stappen zullen worden gezet om de kosten voor elektriciteit en water naar beneden te brengen in Caribisch Nederland.

Tot slot hebben de leden van de D66-fractie nog enkele specifieke vragen aan het adres van de Staatssecretaris van SZW. Klopt het dat er in Caribisch Nederland geen werkloosheidsuitkering is en dat er geen dubbele kinderbijslag beschikbaar is voor thuiswonende kinderen met een handicap of die anderszins intensieve zorg behoeven? Zou de Staatssecretaris het wenselijk zou vinden als het voorgenoemde beschikbaar zou zijn in Caribisch Nederland? Zo ja, welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om dit mogelijk te maken en op welke termijn?

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met grote belangstelling kennisgenomen van de beantwoording van het kabinet over het ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland. De leden hebben nog enkele aanvullende vragen.

In antwoord op vraag 22 (Kamerstuk 35 300 IV, nr. 35) wordt gesteld dat inhoudelijke verschillen in de sociale voorzieningen in Caribisch Nederland en in Europees Nederland te maken hebben me de eigen ontstaansgeschiedenis van de regelingen in Caribisch Nederland. Deze leden hebben grote behoefte om voor elke bestaande sociale voorziening die verschillen en de daaraan ten grondslag liggende argumenten inzichtelijk te krijgen. Zij betwijfelen of vandaag de dag dergelijke rechtvaardigingen nog gelden. Voor de leden van de GroenLinks-fractie is doorslaggevend in hoeverre gerechtigden in staat zijn om in hun eerste levensbehoeften te kunnen voorzien. Daarvan is naar het oordeel van deze leden nog te weinig sprake.

De leden van de GroenLinks-fractie stellen het op prijs dat de effecten van de maatregelen regelmatig worden gemonitord, maar vragen zich af of met een jaarlijkse evaluatie bijtijds schrijnende armoede bestreden kan worden. Kan niet regelmatiger, bijvoorbeeld door viermaal per jaar een quick scan, bekeken worden of schrijnende situaties moeten worden aangepakt?

Over de verduurzaming van de energievoorziening op Bonaire (beantwoording vraag 24) vragen deze leden of kan worden voorzien in een concreet overzicht hoe en op welke termijn duurzame energie zal leiden tot een daling van de lokale energietarieven.

In de brief van 3 oktober 2019 (Kamerstuk 24 515, nr. 495) wordt de noodzaak nog eens onderstreept van de kabinetsinzet om de inkomenspositie van inwoners van Caribisch Nederland te verbeteren en de kosten van levensonderhoud te verlagen. De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven die inzet van harte, maar vragen om een precieze analyse of, en zo ja in welke vorm de constateringen van de Nationale ombudsman gevolgen moeten hebben voor het eerder vastgestelde ijkpunt voor een sociaal minimum en de bijbehorende maatregelen.

Voor wat betreft de uitkomsten van het UNICEF-onderzoek (Kamerstuk 31 839, nr. 695) hebben de leden meerdere vragen. Kan de Minister bevestigen dat hij vanuit zijn coördinerende rol en verantwoordelijkheid voor de BES-eilanden ook de uitvoering van de 30 aanbevelingen uit het Situatieanalyse BES 2019 zal monitoren? Hoe zult u de monitoring op de voortgang op dit vlak vormgeven? Kunt u daarvoor in samenwerking met relevante instanties de nodige indicatoren opstellen? Hoe geeft de Minister thans vorm aan zijn coördinerende rol op het gebied van kinderrechten (instrumentaria ten behoeve van monitoring, (aan)sturing, afstemming, informatiedeling, overleggen, beschikking over middelen, overige bevoegdheden)? Welke instrumenten staan de Minister nog meer ter beschikking, die thans niet worden benut? In dit kader valt de denken aan: a. het steunen van de openbare lichamen bij het ontwikkelen van een coherent, integraal en gecoördineerd jeugdbeleid te ontwikkelen en/of het uitwerken met een bijbehorend monitorings- en evaluatiekader (aanbeveling 26) zodat ministeries precies weten wat de eilandelijke behoeftes zijn en hoe ze samen kunnen optrekken om deze te adresseren, en b. het vormgeven van een eilandelijke IDO waar de openbare lichamen ook aan tafel zitten, waarbij BZK zorg draagt voor de verbinding tussen het eilandelijke overleg en het IDO in Nederland. Wat gaat de Minister meer doen dan het inzetten van gebruikelijke/bestaande instrumenten als informatiedeling en afstemming via IDO etc.? Komt er in het kader van verbeterde gegevensverzameling, monitoring en evaluatie van effectief beleid tevens budget om te investeren in capaciteit en slagkracht op de eilanden en binnen de openbare lichamen?

Kan het kabinet inmiddels bevestigen dat het uitvoeren van een legal gap analysis

onderdeel zal uitmaken van de werkplannen voor 2020 van de eilanden en/of VWS? Kan het kabinet bevestigen of na het laatste jaar van het bestuursakkoord aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling (2020) de aanpak in Caribisch Nederland in overeenstemming is met het verdrag van Istanbul?

Kan de Minister van BZK vanuit zijn coördinerende taak bevestigen dat hij zal monitoren dat het jeugdstrafrecht de aanbevelingen van UNICEF Nederland op dit gebied overneemt, te weten 1) scheiding van jongeren van volwassenen, 2) waarborgen van pedagogisch karakter van het jeugdstrafrecht en 3) het garanderen van contact tussen kinderen en ouders? En kan de Minister van J&V bevestigen dat het jeugdstrafrecht de aanbevelingen van UNICEF Nederland op dit gebied overneemt, te weten 1) scheiding van jongeren van volwassenen, 2) waarborgen van pedagogisch karakter van het jeugdstrafrecht en 3) het garanderen van contact tussen kinderen en ouders? Kan de Minister van J&V aangeven hoe de aanbevelingen van UNICEF Nederland aansluiten bij «de uitgangspunten en voorziene wijze van invulling van het jeugdstrafrecht» en hoe is de Minister van plan om vorm te geven aan deze aanbevelingen? Kan de Minister van BZK vanuit zijn coördinerende rol bevestigen dat deze studies inderdaad uitgevoerd zullen worden? Kan het kabinet bevestigen dat dit thema (op het gebied van de ontwikkeling van de leerresultaten van de Nederlandse taal en opbrengstgericht werken) tijdens de eerstvolgende Onderwijsagenda 2021–2024 eveneens als prioriteit aangemerkt zal worden? Welke concrete stappen zullen worden er genomen op het gebied van prioritering van ontwikkeling van leerresultaten op het gebied van Nederlandse taal? Kan het kabinet bevestigen dat er in dit verband bijvoorbeeld een actieplan zal worden opgesteld? Wanneer kan de kamer in dit verband het eerste verslag rond de voortgang van geboekte resultaten tegemoet zien, zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de inspanningen van de bewindspersonen om te komen tot een aanvaardbaar sociaal minimum bestaansniveau. Toch is het spijtig te moeten constateren dat het wel erg veel tijd kost. Zoals ook andere partijen al aangeven, is het voor een (groot) deel van de inwoners van de BES-eilanden nog geen vanzelfsprekendheid om te rondkomen van het inkomen. Het is enerzijds begrijpelijk dat het ijkpunt voor het sociaal minimum iets is waar stap voor stap naar toe wordt gewerkt. Keerzijde is dat het dagelijks bestaan hierdoor ook maar stap voor stap vooruit komt en soms zelfs stagneert. Er zijn immers kosten die niet omlaag gaan zoals van de telecom, en ongeacht het feit dat er sprake is van een verbeterde prijs-kwaliteit verhouding, heeft dit automatisch tot gevolg dat dit geen tot zeer beperkt effect heeft op het besteedbare inkomen. Het zal voor ouderen minder belangrijk zijn om internet pagina’s snel te kunnen laden dan het is om brood te kunnen kopen. Het is goed nieuws dat er een tandartsenpraktijk uit Sint Maarten is gevestigd om Saba maar hier zullen mensen dus zelf voor moeten betalen. Als je moet kiezen tussen een tandarts bezoek en de huur betalen, lijkt het me evident hoe die keuze uitvalt. Dus de keuzevrijheid, zoals de Minister schrijft, het staat de inwoners van Saba vrij om daar zorg af te nemen, is maar beperkt, immers als je niet beschikt over financiële middelen is er in de praktijk helemaal geen keuzevrijheid. En die keuze vrijheid is er ook niet als je genoegen wilt nemen met een kleinere databundel om de kosten te drukken. Wat kan de het kabinet doen na de aanpassing van het besluit Opgedragen Telecommunicatiediensten BES, om ook meer keuze vrijheid voor de abonnementsvorm in te bouwen?

De leden van de PvdA-fractie zijn blij met het voorzetten van de samenwerking met UNICEF en bijdrage aan het verbeteren van de positie van kinderen in Caribisch Nederland door de bestrijding van (de oorzaken en gevolgen van) armoede en geweld en het verbeteren van participatie van jongeren. UNICEF heeft een groot aantal aanbevelingen gedaan op het gebeid van de wat zij zien als de belangrijkste knelpunten voor de vooruitgang van kinderrechten in Caribisch Nederland. De leden van de PvdA-fractie willen hierbij opmerken dat leven in armoede ook een van de (mogelijke) oorzaken kan zijn van kindermishandeling en huiselijk geweld. Delen de betrokken bewindspersonen de opvatting dat naast het in 2017 afgesloten bestuursakkoord en het invoeren van noodzakelijke wetgeving, met name op het gebied van kindermishandeling en huiselijk geweld, een belangrijke component is in de strijd tegen kindermishandeling en huiselijk geweld maar dat het onderdeel uitmaakt van een bredere inzet?

Dit geldt ook voor het stimuleren van kinderen in hun ontwikkelen. Zoals de Minister schrijft begint dit in de thuissituatie. Maar als ouders twee banen hebben om rond te kunnen komen en mogelijk daarnaast nog de zorg van hun eigen ouders, hoe kan van ouders dan verwacht worden om daarbovenop nog tijd en energie te steken in de zogeheten «vroegtijdige stimulering»? De meeste ouders zullen van harte bereid zijn, en zouden waarschijnlijk ook meer tijd willen hebben voor hun kinderen, maar praktische belemmering laten zich niet oplossen met bewustwordingscampagnes. Op welke manier houdt men hier rekening mee en wat als de verplichting om ouders te betrekken bij de kinderopvang onmogelijk uit te voeren is met de verplichtingen en de zorgtaken die de ouders al hebben? Hoe wordt de thuissituatie van de ouders hierin meegenomen?

Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de fractie van de ChristenUnie danken de leden van de regering voor de toegekomen stukken. Zij zijn verheugd dat de levensstandaarden op de BES-eilanden en de rechten voor kinderen nadrukkelijk op de agenda staan.

IJkpunt sociaal minimum

De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven het doel om een gelijkwaardig voorzieningenniveau binnen de mogelijkheden van de Caribische context te bereiken. Zij vragen op welke termijn het kabinet verwacht met heldere eenduidige criteria te komen wanneer differentiatie in wetgeving en voorzieningen noodzakelijk wordt geacht. Tevens constateren zij dat met name op het gebied van zorg, niet alle wetgeving werking heeft in Caribisch Nederland. Dat begrijpen zij vanuit de complexiteit van de decentraliseringopgave. Wel vragen zij of inzichtelijk is of er terreinen zijn waar het ontbreken van wetgeving op dit moment als een gemis wordt ervaren op de eilanden? In hoeverre zou hierbij ook gebruik kunnen worden gemaakt van de mogelijkheid van een legal gap analysis als onderdeel van de werkplannen voor 2020 van de eilanden?

De leden van de ChristenUnie-fractie waarderen de positieve grondhouding ten aanzien van de motie Van der Graaf c.s. over de data-infrastructuur in Caribisch Nederland. Maar gaat de regering hier zo spoedig mogelijk invullen aan geven? Zij lezen dat er zorgen zijn over het beperkte aantal respondenten. Is het niet zo dat verbetering van de data-infrastructuur niet ook kan betekenen dat bestaande data die bij de lokale overheid en instanties reeds voor handen is, beter kan worden geduid en aangewend?

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn zeer positief dat de Minister en Staatssecretaris op antwoord van deze leden hebben aangegeven bereid te zijn de regierol op zich te zullen nemen. Wel herhalen zij de vraag of het kabinet verwacht of de voorgestelde maatregelen voldoende zullen zijn on ook tegemoet te komen aan de zorgen die zijn geuit door de Nationale ombudsman in het rapport ««Oog voor ouderen in Caribisch Nederland»»? En zo niet, welke stappen zet het kabinet dan om daaraan tegemoet te komen?

In antwoord op vragen van de ChristenUnie geeft het kabinet aan niet over te gaan tot overname van de bedragen voor het ijkpunt zoals vastgesteld door Regioplan. Kan het kabinet nader toelichten welke risico’s voor de economie en arbeidsmarkt dit zou opleveren? Voorts vragen zij nogmaals hoe wordt voorkomen dat dit onbedoeld het foute beeld creëert dat mensen die op dit moment boven het door de overheid geformuleerde ijkpunt leven, maar onder het ijkpunt van regioplan, bestaanszekerheid kennen?

De regering erkent dat er vanuit de eilanden en Kamer behoefte is aan houvast waar het het tijdpad van maatregelen betreft. De leden van de ChristenUnie-fractie waarderen dit maar zijn wel teleurgesteld dat het nog steeds niet lukt om met een concreet tijdpad te komen. Zo moet er voor het tijdpad voor het wettelijk minimumloon weer nieuw onderzoek worden afgewacht. Kan de regering wel toezeggen dat uiterlijk in de brief van zomer 2020 een hard tijdpad wordt geformuleerd, conform de nadrukkelijke en herhaaldelijk uitgesproken wens van de eilanden en Kamer en dat deze brief voor het zomerreces verschijnt? Tevens spreken zij de uitdrukkelijke wens uit dat in deze brief ook op de andere gebieden met een tijdpad wordt gekomen én dat er een compleet tijdpad wordt geboden wanneer de maatregelen als geheel het gewenste effect moeten hebben bereikt. Kan de regering toezeggen dat het tijdpad er voor de zomer eindelijk zal zijn?

Kinderrechten

Op 1 januari 2020 is het streven om het jeugdstrafrecht op de BES-eilanden van kracht te laten zijn. De leden van de fractie van de ChristenUnie vinden dit een positieve ontwikkeling. Wel vragen zij of de aanbevelingen van UNICEF Nederland op dit gebied worden overgenomen, zal dit ook worden gemonitord? De aanbevelingen betreffen een breed scala en zien onder andere toe op het garanderen van contact tussen kinderen en ouders, scheiding van jongeren en volwassenen, en waarborgen van het pedagogisch karakter van het jeugdstrafrecht. Is de Minister van BZK ook voornemens hier met de Minister voor Rechtsbescherming nadrukkelijk toezicht op te houden?

Naast deze aanbevelingen komt een bredere reeks aan aanbevelingen voort uit de Situatieanalyse van UNICEF Nederland. Deelt de Minister de mening van de leden van de ChristenUnie-fractie dat het van belang is dat hij vanuit zijn coördinerende rol en verantwoordelijkheid voor de BES-eilanden ook de opvolging van het rapport en de uitvoering van de aanbevelingen zal monitoren?

Voorts wijzen de leden van de ChristenUnie-fractie op de met algemene stemmen aangenomen motie Van der Graaf c.s. over wetgeving voor de aanpak van kindermishandeling op de BES-eilanden. Zij zijn verheugd dat de gehele Kamer zich heeft uitgesproken voor een dergelijke wet. Kan de regering toezeggen dat vervolgstappen in nauwe samenspraak met de openbare lichamen worden genomen? Zal met deze wet maar ook na het laatste jaar van het bestuursakkoord aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling (2020) de aanpak in Caribisch Nederland in overeenstemming zijn met het verdrag van Istanbul? Kan de regering aangeven hoe ze de motie gaat uitvoeren en welk tijdspad daarbij wordt gehanteerd?