Reactie op het advies van de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur over leesmotivatie en leesplezier onder Nederlandse kinderen en jongeren
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2020
Brief regering
Nummer: 2019D49412, datum: 2019-12-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35300-VIII-136).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (Ooit ChristenUnie kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 35300 VIII-136 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2020.
Onderdeel van zaak 2019Z23898:
- Indiener: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Medeindiener: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-12-10 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-12-19 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-03-05 10:15: Curriculum.nu (Algemeen overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-03-11 13:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
35 300 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2020
Nr. 136 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 december 2019
Vandaag wordt het nieuwe PISA-rapport gepresenteerd. PISA meet en vergelijkt de vaardigheden van 15-jarigen in 79 landen. De resultaten stellen niet gerust. Het gaat niet goed met de leesvaardigheid van jongeren. Het onderzoek bevestigt een trend die al een aantal jaar te zien is. Namelijk dat jongeren steeds minder tijd aan lezen besteden en steeds minder plezier in lezen hebben. Het wordt nu ook zichtbaar dat het leesniveau van jongeren achteruit gaat. Dat baart zorgen. Want lezen is de basis van alle vorming, en cruciaal voor de kwaliteit van het onderwijs.
Daarom willen wij in actie komen. Wij starten met een leesoffensief. Daarin volgen wij het advies van de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur, dat wij u met deze brief aanbieden. Het leesoffensief bestaat uit de volgende maatregelen:
1. Een krachtige en samenhangende leesaanpak
2. De belangrijke rol van bibliotheken
3. Een breder en diverser aanbod van jeugdboeken
Naast het leesoffensief kan ook de curriculumverbetering breder een impuls geven aan het leesonderwijs. U heeft al de voorstellen voor de bouwstenen van het nieuwe curriculum ontvangen, en zult op korte termijn ook de kabinetsreactie krijgen. Leesplezier en leesmotivatie vormen belangrijke onderdelen van het vak Nederland. Wij zien het voorstel voor het vak Nederlands als een belangrijke stap voorwaarts.
In deze brief reageren wij op het advies van de Onderwijsraad en Raad voor Cultuur over leesbevordering. Het advies wordt u aangeboden met deze brief. Dit advies werd op 30 juni 2019 gepubliceerd. Wij danken de raden voor hun inspanning om een gezamenlijk advies te schrijven, waarin aanbevelingen staan over hoe cultuur en onderwijs samen kunnen zorgen voor meer leesplezier en leesmotivatie. In deze brief gaan wij in op een aantal openstaande moties en toezeggingen: de motie van het lid Ellemeet c.s. over een programma voor leesbevordering en de toezegging aan het lid Bisschop om aandacht te besteden aan het vmbo.1 Daarnaast is deze brief gerelateerd aan het advies van de Taalraad Begrijpend Lezen. Wij zullen de aanbevelingen uit dit advies begin 2020 bespreken met onze Vlaamse collega’s.2
Advies Onderwijsraad en Raad voor Cultuur
Het leesoffensief dat we starten is ingegeven door een urgent advies van de Onderwijsraad en Raad voor Cultuur over leesmotivatie en leesplezier onder Nederlandse kinderen en jongeren.
De raden concluderen dat Nederlandse kinderen en jongeren minder vaak lezen. Als zij lezen doen zij dat met minder plezier. Hoewel jongeren op het eerste gezicht volop gebruikmaken van tekst (met name op hun mobiele telefoon), besteden zij minder tijd aan wat de raden «diep lezen» noemen: het geconcentreerd lezen van langere teksten of boeken. «Diep lezen» is iets anders dan woorden consumeren. Het gaat om langere teksten aan één stuk door lezen, waarbij onder andere verbanden worden gelegd, de tekst wordt ingebeeld en er analyse en kritische beschouwing plaatsvindt.3
Uit internationaal onderzoek blijkt dat een derde van de jongeren lezen niet leuk vindt. Slechts een kwart van hen beleeft plezier aan lezen. In het internationale PIRLS-onderzoek naar leesmotivatie bungelde Nederland bijna onderaan als het gaat om leesplezier. Dit beeld wordt bevestigd door Nederlands onderzoek, dat stelt dat maar liefst de helft van de Nederlandse vo-leerlingen lezen (helemaal) niet leuk vindt.4 De raden vrezen dat dit gevolgen gaat hebben voor de leesvaardigheid van jongeren. Op lange termijn heeft dit volgens de raden ook impact op hun bredere schoolprestaties en voor het functioneren van de samenleving als geheel.
De raden stellen dat er actie nodig is om jongeren weer gemotiveerd te maken om (diep) te lezen. De raden pleiten daarom voor «een offensief om de motivatie van jongeren voor het diep lezen te stimuleren». Zij wijzen erop dat leesplezier, leesmotivatie en leesvaardigheid onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Ze werken als een spiraal: motivatie om te lezen leidt tot meer leestijd, en meer leestijd leidt tot meer leesvaardigheid – wat leidt tot meer plezier in lezen. Andersom kan weinig plezier in lezen juist leiden tot minder leesmotivatie, leestijd en uiteindelijk minder leesvaardigheid. Het leesoffensief dat de raden voorstellen zou een breed offensief moeten zijn. Er zouden niet alleen leraren betrokken bij moeten zijn, maar ook ouders, pedagogisch medewerkers in de kinderopvang, schoolmediathecarissen, bibliotheekmedewerkers en onderwijsassistenten. Bovendien zien de raden een belangrijke rol voor de rijksoverheid om deze samenwerking mogelijk te maken.
De raden roepen daarom de rijksoverheid op om een krachtig en samenhangend leesbeleid te voeren. Daarbij hebben zij drie concrete aanbevelingen. Ten eerste: maak leesmotivatie een vast onderdeel van het curriculum. Leesmotivatie en leesplezier zouden een nadrukkelijke plaats moeten krijgen in het schoolbrede curriculum, zowel in het primair en voortgezet onderwijs als het middelbare beroepsonderwijs. Op dit moment zijn leesmotivatie en leesplezier namelijk geen onderdeel van het curriculum. Ten tweede: spreek bibliotheken aan op hun leesbevorderende taak. Bibliotheken zouden moeten worden gewezen op hun verantwoordelijkheid, en verplicht gesteld moeten worden om scholen in hun regio beter te bedienen met leesbevorderingsprogramma’s. Ten derde: investeer meer en structureler in leesbevordering. De rijksoverheid zou structureler moeten investeren in een hecht bibliotheeknetwerk, het mogelijk maken van kwalitatief hoogwaardige bibliotheken en het volwaardig laten draaien van programma’s als Kunst van Lezen. Daarnaast zou de overheid een coördinerende rol moeten spelen in het beter afstemmen van initiatieven die het lezen bevorderen, en zich moeten inspannen om organisatorische scheidslijnen tussen onderwijs en cultuur op te heffen. Tot slot roepen de raden op om speciale aandacht te besteden aan jongeren die in een omgeving zitten waar niet automatisch een leescultuur is, of die vanwege hun persoonlijke omstandigheden wat extra motivatie kunnen gebruiken. De raden noemen daarbij specifiek: jongeren op het vmbo en mbo, jongeren met dyslexie of een andere beperking, zwakke lezers, leerlingen die meertalig zijn en jongens. Er moet bovendien gezorgd worden voor een boekenaanbod dat hen aanspreekt.
Noodzaak van een leesoffensief
Het advies van de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur sluit aan bij de zorgen die wij al langer hebben over de ontwikkelingen met betrekking tot het leesgedrag van Nederlandse kinderen en jongeren. Wij zijn de raden daarom erkentelijk voor hun advies.
Ook wij constateren dat kinderen en jongeren in Nederland weinig plezier in lezen lijken te hebben. Dat wordt vandaag nadrukkelijk bevestigd door het PISA-onderzoek. Het PISA-onderzoek gaat over 15-jarigen. Cijfers uit de jaarlijkse eindtoets in het po laten zien dat kinderen op de basisschool nog steeds wel met voldoende taalvaardigheid van school komen. Niettemin baart het PISA-onderzoek zorgen. Een goede leesvaardigheid is noodzakelijk om zelfstandig mee te kunnen doen in de samenleving. Lage leesvaardigheid op jonge leeftijd leidt snel tot laaggeletterdheid op latere leeftijd. Daarom is lezen belangrijk. Maar lezen is vooral óók waardevol omdat het plezier geeft, en bijdraagt aan het welzijn van kinderen en jongeren.
Wij gunnen zoveel mogelijk kinderen en jongeren in Nederland het plezier van het lezen van een goed verhaal. Dat kan niet beter geïllustreerd worden dan aan de hand van een citaat uit een boek waar generaties kinderen mee zijn opgegroeid: Matilda van Roald Dahl. Het verhaal van een jong, slim en eenzaam meisje dat opgroeit in een omgeving zonder veel liefde of verbeelding. In de lokale bibliotheek ontdekt zij het lezen:
«De boeken voerden haar mee naar nieuwe werelden en lieten haar kennis maken met wonderlijke mensen die opwindende levens leidden. Ze voer mee op oude zeilschepen met Joseph Conrad. Ze ging naar Afrika met Ernest Hemingway en naar India met Rudyard Kipling. Ze reisde de hele wereld rond in haar kleine kamertje in een Engels dorp.»5
Dat is wat lezen kan doen. Nieuwe werelden ontdekken, avonturen beleven die je in het echt nooit zou meemaken en een kijkje geven in de gedachten van mensen die heel anders zijn dan jij. Lezen verruimt ons denken, leert ons om anderen beter te begrijpen, en vergroot ons welzijn.6 Lezen kan ook helpen om onze identiteit te vormen en om herkenning te vinden. Wij vinden daarom dat elk kind toegang moet hebben tot boeken. En hulp moet krijgen met het zoeken van een boek dat bij hem of haar past.
Uit het advies van de raden blijkt dat er niet één simpele oorzaak is van het lage leesplezier, en dus ook niet één simpel antwoord. Het lijkt erop dat veel kinderen het plezier in boeken lezen verliezen door negatieve leeservaringen. Bijvoorbeeld omdat ze verplicht boeken moesten lezen die ze niet leuk vonden of die te moeilijk waren. Of omdat ze simpelweg nooit de gewoonte hebben opgebouwd om te lezen. Leesplezier begint al vanaf de tweede helft van de basisschool af te nemen. Vanaf het moment dat kinderen naar de middelbare school gaan loopt het nog verder terug.7 Natuurlijk speelt ook mee dat er in de vrije tijd veel concurrentie is van andere hobby’s en tijdsbestedingen. Dat is een trend die niet uitsluitend voor kinderen geldt. Onder alle leeftijdsgroepen daalt het aantal lezers.8
Het huidige leesbeleid: wat gebeurt er al?
Als gezegd maken we ons al langer zorgen over de negatieve leesspiraal. Daarom heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap al geruime tijd een leesbevorderingsbeleid, volgens de filosofie «een leven lang lezen». De nieuwste PISA-cijfers en het advies van de raden maken duidelijk dat er méér actie nodig is. In de volgende paragraaf kondigen wij daarom vervolgstappen aan. Het huidige beleid legt een solide basis voor het nadere leesoffensief. De volgende doelen staan daarbij centraal:
1. In het funderend onderwijs (primair en voortgezet onderwijs) leren kinderen en jongeren goed technisch en begrijpend lezen.
2. Via de bibliotheek hebben zoveel mogelijk kinderen toegang tot boeken.
3. Met programma’s en activiteiten op school en in de bibliotheek worden kinderen aangemoedigd om te lezen en om zelf aan de slag te gaan met taal.
1. Goed leren lezen in het funderend onderwijs
Om plezier te hebben in lezen, is een goede technische leesvaardigheid vereist. Een goede leesvaardigheid is bovendien essentieel om mee te kunnen doen in onze complexe informatiesamenleving. Het streven is dat elk kind in Nederland de basisschool verlaat met taalniveau 1F, en de middelbare school verlaat met minimaal taalniveau 2F. Van leerlingen die vanuit het primair onderwijs uitstromen naar vmbo-t, havo of vwo mogen we verwachten dat ze aan het einde van de basisschool niveau 2F al hebben behaald. Deze referentieniveaus worden gelukkig door het overgrote deel van de kinderen behaald.9 Maar de PISA-resultaten laten ook zien dat extra aandacht nodig is.
2. Toegang tot boeken via de bibliotheek
De openbare bibliotheek is toegankelijk voor alle kinderen en jongeren. In de Wet Stelsel Openbare Bibliotheekvoorzieningen (hierna: Wsob) is vastgelegd dat bibliotheken in principe geen contributie of andere financiële bijdrage vragen voor jongeren tot 18 jaar, tenzij daar op lokaal niveau andere beslissingen over worden genomen. Daarmee is de bibliotheek een van de belangrijkste manieren voor kinderen om in aanraking te komen met boeken. Het is een plek waar ouders hun kinderen mee naar toe kunnen nemen, en waar kinderen op latere leeftijd ook zelfstandig naar toe kunnen gaan om te lezen of hulp te krijgen bij het uitzoeken van een goed boek. Bovendien kun je in de bibliotheek zien wat er allemaal te verkrijgen is aan verschillende verhalen, ideeën en kennis. Steeds meer bibliotheken hebben ook speciale boekencollecties voor kinderen die lezen lastig vinden. Daarnaast zijn er in de bibliotheek ook luisterboeken, digitale (prenten)boeken en stripboeken en kindertijdschriften.
Via verschillende wegen proberen we kinderen zo jong mogelijk in aanraking te brengen met de bibliotheek:
a. Het Kunst van Lezen-programma
Het Kunst van Lezen-programma is onderdeel van het landelijke actieprogramma Tel mee met Taal om laaggeletterdheid tegen te gaan. Kunst van Lezen wordt uitgevoerd door Stichting Lezen en de Koninklijke Bibliotheek en bevat twee belangrijke onderdelen: BoekStart en de Bibliotheek op School.
Het BoekStart-programma zorgt ervoor dat baby’s al in aanraking komen met lezen en boeken. Dat gebeurt via de ouders zelf (het BoekStartkoffertje), het consultatiebureau (de BoekStartCoach) en de kinderopvang (BoekStart in de Kinderopvang). Ouders worden voorgelicht over het belang van lezen en krijgen een jeugdlidmaatschap voor hun kind.
Het programma de Bibliotheek op School zorgt ervoor dat steeds meer kinderen op school toegang hebben tot de bibliotheekcollectie. De Bibliotheek op School bestaat voor het primair onderwijs, vmbo, mbo, en de pabo.
In maart 2019 heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap u al medegedeeld dat het actieprogramma Tel mee met Taal vanaf 2020 verlengd wordt. Tel mee met Taal is het landelijke programma om laaggeletterdheid te bestrijden. Binnen het programma is veel aandacht voor de preventie van laaggeletterdheid. De Koninklijke Bibliotheek en Stichting Lezen voeren binnen Tel mee met Taal gezamenlijk het programma Kunst van Lezen uit.10 De komende jaren zullen deze organisaties zich inspannen om de programma’s De Bibliotheek op School en BoekStart verder uit te breiden.
Meer scholen in het vmbo en mbo worden gestimuleerd om mee te doen aan het programma. Het programma Kunst van Lezen streeft ernaar dat er tussen nu en 2024 125 locaties van de Bibliotheek op School in het vmbo bij komen. Dat is een groei van 187 naar 312 locaties in totaal. Het is ook de bedoeling om meer pabo’s aan te sluiten. Zodat ook toekomstige leraren weten hoe ze kinderen kunnen helpen meer plezier in lezen te krijgen.
b. Bibliotheken hebben de wettelijke taak om educatieve programma’s te ontwikkelen en lezen te bevorderen. Daarnaast biedt het overgrote deel van de openbare bibliotheken een gratis jeugdlidmaatschap aan.11
c. In oktober 2018 heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met bibliotheken, uitgevers en auteurs het convenant e-lending afgesloten. Daarin is vastgelegd dat er in de openbare bibliotheek meer e-booktitels beschikbaar komen voor de jeugd. Wij verwachten dat dit een bijdrage zal leveren aan het aantrekkelijker maken van het boekenaanbod voor kinderen en jongeren.
3. Programma’s en activiteiten voor meer leesplezier
Er zijn veel organisaties die activiteiten ondernemen voor kinderen en jongeren. Een deel van deze organisaties zit in de culturele basisinfrastructuur (BIS): Stichting Lezen, de Schrijverscentrale en het Literatuurmuseum. Stichting De Schoolschrijver krijgt een projectsubsidie. Via het Nederlands Letterenfonds ontvangt Passionate Bulkboek een meerjarige subsidie. Deze organisaties spannen zich in om lezen en (creatief) schrijven aantrekkelijk te maken. Ze ontwikkelen bijvoorbeeld educatieve programma’s, schrijversbezoeken, festivals en andere activiteiten voor kinderen en jongeren. Ze richten zich op zowel het primair onderwijs als op het voortgezet onderwijs. Zowel leerlingen in het vmbo als leerlingen op havo en vwo.
Wij vinden het werk van al deze organisaties zeer belangrijk en waardevol. Daarom heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in de brief «Cultuur in een open samenleving» al aangekondigd dat zij vanaf 2021 extra ruimte wil maken in de culturele basisinfrastructuur voor een organisatie die lettereneducatie verzorgt voor kinderen in het primair onderwijs. Daarnaast heeft zij ook extra middelen gereserveerd voor een organisatie die schrijvers en publiek met elkaar in contact brengt, om zo het lezen te bevorderen. Tot slot heeft zij financiële ruimte gemaakt voor een festival voor de letteren.12
Extra inzet: het leesoffensief
De raden zijn duidelijk. De huidige inspanningen leiden nog niet tot de gewenste verandering. Er is meer actie nodig. De resultaten van PISA 2018 bevestigen dit. Geholpen door de aanbevelingen van de raden willen we een leesoffensief starten, waarin we op vier punten extra inspanningen plegen:
1. Leesplezier en leesmotivatie als onderdeel van het curriculum
2. Een actie-agenda voor een krachtiger en meer samenhangende leesaanpak
3. De belangrijke rol van bibliotheken
4. Een breder en diverser aanbod van jeugdboeken
1. Curriculumverbetering: leesplezier en leesmotivatie als onderwijsdoel
Ten eerste: het curriculum. In het advies over het nieuwe curriculum is voor het vak Nederlands leesmotivatie en leesplezier nadrukkelijk opgenomen als een van de zeven grote opdrachten van het vakgebied. Dat zien wij als een belangrijke stap en onderschrijven wij nadrukkelijk, want op dit moment is leesmotivatie geen onderdeel van het curriculum. Het kan helpen om in het onderwijs in de toekomst met nog meer nadruk te werken aan leesplezier en de bevordering van het lezen. Zoals uw Kamer bekend informeer ik u op korte termijn nader over het curriculum en het vervolgproces. Scholen hebben nu al de ruimte om in te spelen op het nieuwe curriculum, en veel scholen zijn hier ook al mee bezig. In de komende periode is het van belang hieraan een impuls te geven. Ik ga hierover met de verschillende partijen in gesprek, waarbij een koppeling zal worden gemaakt met de hierna beschreven actie-agenda. Daarbij zal ik voorrang geven aan het vmbo. Als voorbeeld hiervan ga ik samen met SLO bekijken hoe we het gebruik van de site lezeninhetvmbo.nl verder kunnen stimuleren bij scholen. Ook zullen we, bij de uitwerking van de bouwstenen in de scholen, speciaal aandacht besteden aan het leesplezier en de leesbevordering van leerlingen in po en onderbouw vo, zodat snel duidelijk wordt wat leraren nodig hebben om het lezen te bevorderen. Een eerste stap is het zorgen voor een handreiking aan alle scholen over wat werkt, zodat scholen de juiste stappen kunnen zetten om hun leesonderwijs op korte termijn te verbeteren.
2. Een actie-agenda voor een krachtiger en meer samenhangende leesaanpak
Stichting Lezen doet onderzoek naar leesmotivatie. 3 tips uit de praktijk:
Bron: Stichting Lezen, De Leesmonitor (december 2018) Zie ook: www.leesmonitor.nu |
Gelet op de conclusies van de raad is winst te behalen in meer samenhang en samenwerking binnen de leesaanpak.
Daarom willen wij de komende tijd het initiatief nemen om een actie-agenda te maken met alle partijen die een rol spelen bij het lezen en de leescultuur. De leesaanpak moet krachtiger en samenhangender worden. Cultuur en onderwijs moeten elkaar beter weten te vinden op het terrein van lezen. Ze moeten elkaar versterken. Leesplezier moet voorop staan, en partijen moeten de handen ineens slaan om samen het lezen aantrekkelijker te maken voor kinderen en jongeren. Wij gaan daarover met de onderwijs- en cultuursector in gesprek de komende tijd.13 Zowel in het po als in het vo. In het vo is het vmbo extra belangrijk, omdat daar de meeste jongeren zitten die lezen niet leuk vinden. We willen afspraken maken over hoe de partijen samen met ons kunnen werken aan een positiever en krachtiger leesklimaat. Daarin zullen wij nauw optrekken met De Leescoalitie, een bestaand samenwerkingsverband van lees- en boekenorganisaties. Voor het onderwijs moet het aanbod duidelijk zijn en passen bij de vraag van de sector zelf. En daarmee een bijdrage leveren aan het proces dat met de curriculumverbetering in gang is gezet.
Medio 2020 willen we de actie-agenda met daarin concrete afspraken over betere en intensievere samenwerking af hebben. Er moeten ambities en acties in staan voor de komende jaren. Daarbij willen wij speciale aandacht hebben voor de groepen die in het advies genoemd worden. Leerlingen in het vmbo, jongens, zwakke lezers en leerlingen die meertalig zijn opgevoed. Er moet voor elke doelgroep een passende aanpak komen.
Met deze actie-agenda geven wij ook uitvoering aan de motie-Ellemeet c.s., die verzoekt om de verschillende betrokken organisaties de opdracht te geven tot één gezamenlijk programma leesbevordering te komen, waarin ook aansluiting is met Cultuureducatie met Kwaliteit. Er wordt gebruik gemaakt van de kennis en ervaring die het programma Cultuureducatie met Kwaliteit heeft opgedaan in het bereiken van scholen en het maken van een overzichtelijk en herkenbaar programma.
3. De belangrijke rol van bibliotheken
De raden adviseren om bibliotheken en gemeenten te wijzen op hun verantwoordelijkheid. Op dit moment is de evaluatie van de Wet Stelsel Openbare Bibliotheekvoorzieningen (Wsob) in de afrondende fase. De evaluatie kijkt onder andere hoe bibliotheken invulling geven aan hun leesbevorderende taak. Wij betrekken de aandachtspunten van de raden bij de evaluatie. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal in de beleidsreactie expliciet terugkomen op het onderwerp leesbevordering. U kunt de evaluatie en de beleidsreactie daarop begin 2020 verwachten.
4. Het stimuleren van een breder en diverser jeugdboekenaanbod
Tot slot is het Nederlands Letterenfonds gevraagd om in aanloop naar de nieuwe BIS-periode in 2021 extra aandacht te hebben voor kinderen en jongeren. Het Fonds zal onderzoeken hoe het kan bijdragen aan meer diversiteit in het aanbod. Daarmee geven we invulling aan de aanbeveling van de raden om een diverser jeugdboekenaanbod te bevorderen.
Slot
Wij zijn ervan overtuigd dat we met bovengenoemde extra inspanningen een bijdrage kunnen leveren aan een vitaal leesklimaat, waarin leesplezier voorop staat. Dat vraagt meer inzet van zowel het onderwijs als de cultuursector, en wij verwachten dat dit leesoffensief daar een goede start voor kan zijn.
Graag vatten wij nog kort samen welke brieven u nog van ons tegoed heeft. Begin 2020 ontvangt u de evaluatie van de Wsob, voorzien van beleidsreactie.14 Voor het vervolgproces van de curriculumverbetering verwijzen wij u naar de brief over dit onderwerp, die op korte termijn naar u zal worden gestuurd.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Motie van het lid Ellemeet c.s., de vraag aan de Minister om de sector de opdracht te geven te komen tot een gezamenlijk programma voor leesbevordering. Kamerstuk 32 820, nr. 310. Toezegging lid Bisschop: aandacht besteden aan het vmbo in de beleidsreactie op het advies over leesbevordering. Gedaan tijdens het WGO Cultuur op 18-11-2019.↩︎
De TaalUnie, Effectief onderwijs in begrijpend lezen. Acties voor beter leesbegrip en meer leesmotivatie. TaalUnie (Den Haag): 2019.↩︎
Onderwijsraad en Raad voor Cultuur (2019), LEES! Een oproep tot een leesoffensief, p. 19.↩︎
Onderwijsraad en Raad voor Cultuur (2019), LEES! Een oproep tot een leesoffensief, p. 11. Geciteerde bron: Gubbels, J., Netten, A., Verhoeven, L. (2017). Vijftien jaar leesprestaties in Nederland: PIRLS-2016. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands.↩︎
Roald Dahl, Matilda (1988, 53ste druk, vertaald door Huberte Vriesendorp, pagina 18).↩︎
Stichting Lezen (2017), Wat doet het boek? Een onderzoek naar de opbrengsten van lezen. Amsterdam: Stichting Lezen↩︎
Leesmonitor (2019). Welke kinderen houden van lezen?. www.leesmonitor.nu/nl/welke-kinderen-houden-van-lezen↩︎
Sociaal Cultureel Planbureau (2018), Lees:Tijd. Lezen in Nederland. Auteurs: Annemarie Wennekers, Frank Huysmans, Jos de Haan. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau.↩︎
https://www.onderwijsincijfers.nl/kengetallen/po/leerlingen-po/prestaties-taal--en-rekenvaardigheden of Kamerstuk 31 293, nr. 422 tabel 2 en Kamerstuk 31 293, nr. 434↩︎
Kamerstuk 28 760, nr. 84.↩︎
In de WSOB is in art. 13.1 geregeld dat jeugdlidmaatschap tot 18 jaar gratis is, tenzij er op lokaal niveau andere beslissingen zijn genomen. In 2017 had 98% een gratis jeugdlidmaatschap tot en met in elk geval 16 jaar. 80% van de bibliotheken had een gratis jeugdlidmaatschap tot en met 17 jaar, en 8,7% tot en met 18 jaar. (cijfers: KB 2017). Vaak wordt er gekozen voor een gereduceerd jeugdtarief vanaf 17 jaar, om zo de overgang naar een betaald lidmaatschap kleiner te maken.↩︎
Kamerstuk 32 820, nr. 290. De regeling is inmiddels gepubliceerd. Zie ook: https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0027597&z=2019-11-12&g=2019-11-12↩︎
Met «cultuursector» bedoelen wij alle partijen die relevant werk doen op het terrein van lezen. Zoals leesbevorderingsorganisaties, organisaties uit het boekenvak, het Nederlandse Letterenfonds, de TaalUnie, et cetera. Bij de onderwijssector denken wij aan sectorraden, het SLO, lerarenopleidingen, schoolleiders en organisaties waarin basisschoolleraren, vakspecialisten etc. vertegenwoordigd zijn.↩︎
Hierin wordt ook de motie van het lid Asscher c.s. over bibliotheektoegang voor iedereen meegenomen. Kamerstuk 34 775, nr. 27↩︎