[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

WODC-rapport ‘Georganiseerde criminaliteit in Nederland: daders, verwevenheid en opsporing’

Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Brief regering

Nummer: 2019D49686, datum: 2019-12-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29911-261).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29911 -261 Bestrijding georganiseerde criminaliteit.

Onderdeel van zaak 2019Z24042:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 261 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 december 2019

Hierbij doe ik u, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, het WODC-rapport «Georganiseerde criminaliteit in Nederland: daders, verwevenheid en opsporing» toekomen1. Dit rapport is opgesteld in het kader van de vijfde ronde van de Monitor Georganiseerde Criminaliteit. Het is het derde en laatste deelrapport van de vijfde ronde van de Monitor Georganiseerde Criminaliteit, en volgt op de deelrapporten «Geëiste en opgelegde straffen bij de strafrechtelijke afhandeling van georganiseerde criminaliteit» en «Georganiseerde criminaliteit en ICT» die respectievelijk in 2017 en 2018 zijn verschenen.

Totstandkoming en bevindingen rapport

De vijfde ronde van de Monitor baseert zich op een analyse van dertig opsporingsonderzoeken, en maakt daarnaast op onderdelen gebruik van 150 opsporingsonderzoeken die in de eerdere rondes zijn geanalyseerd. Aan de hand van deze praktijkvoorbeelden wordt in dit derde deelrapport ingegaan op criminele carrières in de georganiseerde criminaliteit, de afscherming van daders en hun criminele activiteiten en de opsporing van georganiseerde criminaliteit.

Wat betreft de criminele carrières is de belangrijkste conclusie van de onderzoekers dat sprake is van persisterend daderschap: daders in de georganiseerde criminaliteit gaan vaak door met – veelal dezelfde – criminele activiteiten nadat ze eerder een relatief zware straf opgelegd hebben gekregen. Dit heeft economische, sociaal-culturele en familiaire oorzaken.

Voorts schermen daders zich af door enerzijds gebruik te maken van technieken die anonimiteit verschaffen en anderzijds van legale structuren waarin activiteiten van buitenaf niet snel als crimineel worden herkend. Daarnaast vormt de directe familiaire omgeving een afdeklaag, en is er in de omgeving van criminelen sprake van (geregisseerde) onwetendheid, profijt en angst. Dit leidt tot het faciliteren van criminaliteit en muren van stilzwijgen richting buitenstaanders en autoriteiten.

De bestudeerde opsporingsonderzoeken tonen voorts aan hoe de politie wel degelijk in staat is om afschermingslagen effectief te doorbreken. Hoewel blijkt dat veel hoofdverdachten zwijgen, lukt het door middel van bijvoorbeeld taps, het opnemen van vertrouwelijke communicatie, de inzet van undercoveragenten, doorzoekingen, internationale samenwerking en dankzij spijtoptanten en (anonieme) getuigen toch om tot bewijs van criminele activiteiten te komen.

Beleidsimplicaties

Het rapport biedt waardevolle inzichten voor de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit. Het vraagt aandacht voor een brede kijk en integrale aanpak, die naast strafrechtelijke – «oprollen» – ook financiële en situationele interventies behelst – «afpakken» en «voorkomen». Dit is in lijn met het breed offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit, waarover ik uw Kamer op 18 oktober jl. heb geïnformeerd. (Kamerstuk 29 911, nr. 256).

Een interessant perspectief in het rapport is dat er structuren en actoren zijn die een faciliterende, ondersteunende of afschermende rol vervullen ten aanzien van criminaliteit. Men spreekt over (1) de familiaire omgeving, (2) de onwetende, profiterende en/of bange omgeving en (3) de anonieme en legale omgeving (hierbij valt te denken aan respectievelijk technische middelen om anoniem te communiceren en bedrijven of bedrijfsprocessen die een dekmantel vormen voor criminaliteit). Succesvolle daders slagen erin de laatste twee uit te breiden. De inzet van politie, justitie, bestuur en beleidsmakers moet er vanuit dit perspectief – naast de strafrechtelijke aanpak – op inzetten deze cirkels te verkleinen, door de veerkracht en weerbaarheid van deze omgevingen te versterken.

De ogen en oren van personen die zich in deze cirkels bevinden kunnen worden aangescherpt en gebruikt, de (al dan niet geveinsde) onwetendheid van faciliteerders kan worden weggenomen – removing excuses – door regelgeving zoals de Wet BIBOB en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Vergroten van het bewustzijn, en angst kan worden doorbroken door laagdrempelige, anonieme en goed georganiseerde manieren te bieden om informatie met politie en justitie te delen. Opsporing en vervolging blijft bij dit alles een cruciale rol vervullen. Door de norm te bekrachtigen, daders (tijdelijk) buiten spel te zetten en informatie over criminele werkwijzen te vergaren, maar ook voor het creëren van bewustwording bij faciliteerders en het opwerpen van drempels.

Beleidsreactie

De bevindingen en beleidsimplicaties uit dit deelrapport sterken mij in de keuzes die ik heb gemaakt bij het breed offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit. Met dit brede offensief heb ik een groot aantal maatregelen in gang gezet om de ondermijnende criminaliteit in Nederland een slag toe te brengen. Dit WODC-rapport biedt niet alleen ondersteuning voor de genomen maatregelen, maar ook inzichten voor de verdere uitwerking ervan. Denk bijvoorbeeld aan:

– Het multidisciplinair interventieteam dat in oprichting is met als doel het duurzaam verstoren van ondermijnende criminele bedrijfsprocessen. Dit team zal doordringen in anonieme en legale omgevingen om criminaliteit te signaleren en daders op te pakken. Daarbij zal het kansen signaleren om het illegale gebruik van deze omgevingen duurzaam terug te dringen;

– De aanpak van gelegenheidsstructuren voor georganiseerde misdaad, samen met bedrijven en branches, waarbij sprake zal zijn van voorlichting, de introductie van richtlijnen, laagdrempelige toegang tot politie en justitie en de aanpak van persisterende facilitateerder van criminaliteit;

– Het tegengaan van de normalisering van drugsgebruik, waarbij gebruikers bewust worden gemaakt van de rol die zij spelen bij het in stand houden van de drugsindustrie;

– De preventieve aanpak samen met BZK, OCenW, VWS en SZW, die door sociale structuren te verstevigen, kansen te bieden op legaal werk en professionals weerbaar te maken de onwetende, profiterende en/of bange omgeving rond criminelen verkleint.

Met de opstellers van het rapport concludeer ik na deze vijfde ronde van de Monitor dat het van belang blijft om te investeren in kennis over georganiseerde criminaliteit en de aanpak daarvan.

Tijdens het debat over georganiseerde criminaliteit van 13 november jl. heb ik met uw Kamer gesproken over de onderbouwing van de maatregelen in het kader van het Breed offensief. De inzichten uit het rapport zijn hiervoor richtinggevend en zal ik dan ook bij de uitwerking betrekken. In het voorjaar zal ik uw Kamer hier nader over informeren.

De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus


  1. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎