Verslag
Regels over de verdeling van pensioen bij scheidingen vanaf 2021 (Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021)
Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader)
Nummer: 2019D50277, datum: 2019-12-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35287-6).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: J.F.C. Freriks, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 35287 -6 Regels over de verdeling van pensioen bij scheidingen 2022 (Wet pensioenverdeling bij scheiding 2022).
Onderdeel van zaak 2019Z17294:
- Indiener: W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Medeindiener: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
- Volgcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- : Regels over de verdeling van pensioen bij scheidingen vanaf 2021 (Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021) (35287) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2019-09-18 14:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-10-01 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2019-10-17 11:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2019-11-19 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2019-12-03 14:00: Regels over de verdeling van pensioen bij scheidingen vanaf 2021 (Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021) - 35287 (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2020-02-18 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2020-02-21 14:00: Regels over de verdeling van pensioen bij scheidingen vanaf 2021 (Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021) - 35287 (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2020-03-10 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2020-03-12 14:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-04-07 14:45: Procedurevergadering in verband met behandeling spoedeisende wetsvoorstellen (videoconferentie) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2020-09-08 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2021-01-26 16:30: Extra-procedurevergadering (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2021-09-14 16:30: Procedures en brieven commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2023-09-05 16:30: Extra procedurevergadering commissie SZW (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
35 287 Regels over de verdeling van pensioen bij scheidingen vanaf 2021 (Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021)
Nr. 6 VERSLAG
Vastgesteld 6 december 2019
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Rog
Adjunct-griffier van de commissie,
Freriks
Inhoudsopgave
1. | Inleiding | 2 |
2. | Aanleiding en hoofdelementen van het wetsvoorstel | 3 |
2.1 | Hoe zit de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding in elkaar? | 3 |
2.2 | Waarom knelt de bestaande wet? | 4 |
2.3 | Hoofdelementen van het wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding 2021 | 4 |
3. | Conversie als standaard | 6 |
3.1 | Voor- en nadelen van conversie | 7 |
3.2 | Gevolgen aanpassen standaard verdelingsmethode | 8 |
3.3 | Uniforme reken- en verdeelregels | 9 |
4. | Automatische verdeling – «nee, tenzij» wordt «ja, tenzij» | 9 |
5. | Bijzonder partnerpensioen alleen over de huwelijkse periode | 10 |
6. | Verdelingsgrens en uitruilmogelijkheden | 11 |
7. | Regeldrukkosten | 11 |
8. | Advies en consultatie | 11 |
8.1 | Toetsen en advies | 11 |
8.2 | Reacties op de internetconsultatie | 12 |
9. | Overgangsrecht en inwerkingtreding | 12 |
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING | 13 |
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Te veel mensen staan bij een echtscheiding niet of nauwelijks stil bij de te verdelen pensioenaanspraken. Dat klemt des te meer als de gewezen partners geen deskundig advies hebben kunnen of willen inwinnen. Deze leden zijn ook positief over het opnemen van conversie als standaard. Wel hebben zij nog een aantal vragen bij het wetsvoorstel.
De leden van de VVD-fractie lezen in de aanleiding terug dat bij scheidingsprofessionals onvoldoende kennis over pensioenverdeling is. Het wetsvoorstel zorgt voor een belangrijk vangnet door conversie als standaardoptie te bestempelen, maar bevat geen voorstellen omtrent het kennisniveau van de professionals die direct betrokken zijn bij het opstellen van het scheidingsconvenant. Deze leden merken op dat het pensioenfonds of de verzekeraar – waar dergelijke kennis wel in huis is – pas in beeld komt nadat de afspraken over pensioenverdeling zijn vastgelegd in het scheidingsconvenant. Zij vragen de regering om het proces van pensioenverdeling bij een scheiding in het voorgenomen stelsel nader te schetsen, hierbij expliciet in te gaan op het moment waarop het pensioenfonds/de verzekeraar in beeld komt en welke gevolgen dit logischerwijs heeft voor de zorgplicht van de pensioenuitvoerder. Voorts vragen deze leden de regering om in het licht hiervan in te gaan op de oproep uit het veld om meer duidelijkheid aan de voorkant van dit proces. In hoeverre zijn lichtere alternatieven voor een verplicht pensioenplan of samenvoeging van alle regels in één wet besproken met partijen in het veld?
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021. Deze leden vinden het juist om bij een echtscheiding de pensioenen ook echt te verdelen, zodat het pensioen van de ene partner niet nog onnodig afhankelijk is van het leven en de keuzes van de andere partner. Zij hebben echter wel vraagtekens bij de beperking van het nabestaandenpensioen waar de regering voor kiest.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding. De leden zien de vormgeving van een nieuw automatisme voor pensioenverdeling bij scheiding als een grote stap vooruit. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie vragen vooral naar de reikwijdte van het voorstel. Wat is de reden dat naast het geregistreerd partnerschap of huwelijk niet andere vormen van partners voor de pensioenregeling worden meegenomen? Deelt de regering de opvatting dat juist met de huidige tendens dat steeds meer mensen (ongehuwd) samenwonen het ook voor deze groep van belang is om de verdeling van pensioen goed te regelen als mensen uit elkaar gaan?
De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben daarbij nog enkele vragen.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering of er aan de voorkant genoeg geregeld wordt om mensen goed te begeleiden bij scheiding. Zou de regering nog eens nader kunnen ingaan op de suggestie van pensioenfondsen voor een verplicht pensioenplan? Ziet de regering andere mogelijkheden om te borgen dat deelnemers een bewuste keuze maken zodat zij niet achteraf worden verrast?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of mensen wel genoeg handelingsperspectief hebben gedurende de zes maanden dat zij kunnen reageren op de communicatie van hun pensioenfonds.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel inzake de regels over de verdeling van pensioen bij scheidingen vanaf 2021.
De leden van de SP-fractie vragen de regering op welke manier zij burgers en scheidingsprofessionals gaat informeren over de nieuwe wet gezien de onbekendheid van de huidige wet. Hoe heeft de regering in het verleden de huidige wet geprobeerd onder de aandacht te brengen bij burgers en scheidingsprofessionals? Waarom is er niet voor gekozen om de huidige wet meer onder de aandacht te brengen als dit een van de belangrijkste argumenten is voor een nieuwe wet?
De leden van de fractie van 50PLUS hebben met interesse kennisgenomen van de voorgestelde wetswijzigingen. Deze leden hebben echter nog een aantal vragen en opmerkingen.
2. Aanleiding en hoofdelementen van het wetsvoorstel
De leden van de VVD-fractie vragen om een nadere toelichting op de gegevenslevering die nodig is naar pensioenuitvoerders. Zij vragen of deze gegevenstoelevering op basis van het wetsvoorstel juridisch voldoende is geborgd, of de ICT-systemen hiervoor voldoende zijn toegerust en wie verantwoordelijk is voor deze aspecten.
De leden van de 50PLUS-fractie vragen op welke wijze de regering voornemens is de wet te evalueren.
2.1 Hoe zit de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding in elkaar?
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat er in de nieuwe situatie ook nog steeds verwezen kan worden naar de Pensioenwet. Wat zijn de overwegingen voor de regering om twee wetten naast elkaar te laten bestaan in plaats van alles in één nieuwe wet te regelen?
2.2 Waarom knelt de bestaande wet?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering wat de reden is dat slechts 30 tot 50% van de scheidingen leidt tot pensioenverevening via de pensioenuitvoerder. Het kan namelijk zo zijn dat echtparen niet willen verevenen, dat zij zich niet bewust zijn dat ze actie moeten ondernemen om de pensioenen te verevenen, maar ook dat sprake is van kleine pensioenen of (bijna) gelijke pensioenen. Wordt er dus weinig verevend omdat echtparen hier geen behoefte aan hebben of omdat het geen nut heeft? Kan de regering tevens aangeven waarom verevening moeilijk toepasbaar is op premieregelingen?
Verder vragen de leden van de CDA-fractie of de regering met betrekking tot de knelpunten van de huidige wet ook gekeken heeft naar het verschil tussen de tweede en de derde pijler bij het verevenen dan wel converteren van pensioenaanspraken.
De leden van de D66-fractie vragen of de regering ook heeft gekeken naar mogelijkheden om de kennis bij scheidingsprofessionals over het verdelen van pensioen bij scheiding verder te vergroten. Hoe kijkt de regering bijvoorbeeld naar een verplicht pensioenplan bij scheiding, in de vorm van een soort checklist? Zou dat het gesprek over gewenste verdeling van pensioen na scheiding verder te bevorderen?
2.3 Hoofdelementen van het wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding 2021
De leden van de CDA-fractie achten het juist om conversie van pensioenaanspraken als standaard te nemen. Partners die uit elkaar gaan hebben er over het algemeen geen belang bij als zij via het pensioen nog aan elkaar en elkaars keuzes verbonden zijn. Conversie zou in algemene zin ook kunnen leiden tot versterking van de positie van de partner die door conversie een eigen pensioenrecht krijgt. Bij een veel jongere ex-partner kan bij verevening sprake zijn van een pensioen dat pas jaren na de pensioengerechtigde leeftijd ingaat. Bij conversie kan de partner met een eigen pensioenrecht eigen keuzes maken met betrekking tot de ingangsdatum van het pensioen. Conversie kan ook meer bescherming bieden, omdat het standaard wordt uitgevoerd door de pensioenuitvoerder. Als de partner die recht heeft op de helft van het pensioen hier niet van op de hoogte is, of als de andere partner weigert mee te werken en de scheiding niet binnen twee jaar gemeld wordt bij het pensioenfonds, is de ene partner afhankelijk van de medewerking van de andere partner. Anders resteert een gang naar de rechter, maar niet voor alle partners met recht op de helft van het pensioen is dit een optie vanwege kosten of de gevolgen voor de relatie tussen de ex-partners. Conversie zorgt er dan voor dat de rechthebbende partner vaker het pensioen ontvangt waar hij of zij recht op heeft. De leden van de CDA-fractie zien hier echter ook wel enkele nadelen tegenover staan waardoor de partner met een recht op een deel van het pensioen slechter beschermd wordt. Ten eerste dat gemiddeld genomen sprake is van een oudere partner waarvan het pensioen nu verevend wordt, waardoor conversie leidt tot een lagere pensioenuitkering. Deze pensioenuitkering is echter wel uitgebreider in tijdsduur bij conversie wanneer de oudere ex-partner ook daadwerkelijk eerder overlijdt dan de jongere ex-partner.
Ten tweede het vervallen van de nabestaandendekking wat kan leiden tot een slechtere bescherming van de partner die het minste pensioen heeft opgebouwd. De leden van de CDA-fractie merken hierbij het volgende op. Alimentatie en nabestaandenpensioen hebben iets met elkaar gemeen. Beide zijn het voorzieningen voor de minstverdienende of achterblijvende partner vanuit een verzorgingsgedachte voor de periode vanaf dat het huwelijk ontbonden is, door echtscheiding ofwel door de dood. Maar hoewel ze vanuit hetzelfde principe voortkomen, zijn ze in onderhavig wetsvoorstel niet compatible. Dus de gehuwde partner met een goed nabestaandenpensioen is wel beschermd tegen het overlijden van de andere partner, maar de gescheiden partner niet, want bij overlijden eindigt de alimentatie en na conversie is er geen nabestaandenpensioen meer. Dit is juist een risico waarvoor de partner vanuit de verzorgingsgedachte bescherming verdient. Kan de regering aangeven waarom zij in deze situatie, dus partners zijn gescheiden en de alimentatiebetalende ex-partner overlijdt, het niet nodig acht dat er een dekking is voor een nabestaandenpensioen? Kan de regering aangeven of het pensioen na conversie inderdaad gemiddeld lager uitkomt doordat vaker sprake is van een oudere ex-partner? Zijn er berekeningen uitgevoerd met betrekking tot deze punten voorafgaand aan het wetsvoorstel? Zijn er alternatieven uitgedacht om deze pijnpunten weg te nemen? Kan de regering in een aantal rekenvoorbeelden laten zien wat het financiële verschil is tussen verevening en conversie wanneer een van beide partners op jonge dan wel op oude leeftijd weduwe wordt en wanneer er al dan niet sprake is van een fors leeftijdsverschil tussen de partners? Heeft de regering ook getoetst of door invoering van onderhavig wetsvoorstel het noodzakelijk dan wel wenselijk is om de regels rondom alimentatie aan te passen?
Een derde nadeel is dat conversie onomkeerbaar is en standaard plaatsvindt zonder dat gehuwden die willen gaan scheiden verplicht zijn om na te denken over hun pensioenvoorziening. De leden van de CDA-fractie constateren dat het in de praktijk mogelijk is dat een ex-partner pas achter de aanstaande pensioenconversie komt wanneer deze hierover door de pensioenuitvoerder over geïnformeerd wordt en dus als het proces van de echtscheiding mogelijk al is afgerond. Heeft de advocaat die het verzoek tot echtscheiding indient een zorgplicht om de gehuwden te informeren over de gevolgen van de scheiding op de pensioenen en de mogelijkheid om afwijkende afspraken te maken? Hoe verhoudt dit zich tot de constatering van de regering dat in de praktijk echtscheidingsadvocaten niet altijd voldoende kennis hebben van pensioenregelingen en de mogelijkheden bij echtscheiding? Heeft de regering erover gedacht om echtgenoten die willen scheiden te verplichten in het convenant iets op te nemen over het al dan niet verdelen van pensioenen? Heeft de regering in kaart gebracht tot welke wijzigingen dit wetsvoorstel noopt aan de instructies van de Raad van de Rechtspraak? Zou het niet veel beter zijn als in deze instructies wordt opgenomen dat de echtgenoten een keuze omtrent pensioen moeten maken? De leden van de CDA-fractie vragen de regering tevens welke aspecten de echtgenoten alleen in het echtscheidingsconvenant overeen kunnen komen en welke aspecten zij in de zes maanden na de scheiding (voor de conversie) of na deze periode nog mogen bepalen.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering het effect van de beperking van het bijzonder partnerpensioen tot de huwelijkse periode duidelijk te maken aan de hand van een aantal voorbeelden. Wat is het effect voor echtgenoten die na twintig jaar huwelijk gaan scheiden? Wat is het effect voor een partner die meerdere keren gescheiden is en dus meerdere ex-partners heeft? Kan de regering hierbij onderscheid maken tussen een pensioenvoorziening met een bijzonder partnerpensioen op opbouwbasis en op risicobasis?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering tevens nader te definiëren wat er onder de huwelijkse periode wordt verstaan voor toepassing van de wet. Eindigt dit bij het verzoek tot echtscheiding of bij de inschrijving ervan in de registers van de burgerlijke stand en hoe verhoudt dit zich tot de nieuwe standaard van de beperkte gemeenschap van goederen? Verder vragen deze leden waarom de verdeling van het partnerpensioen niet is opgenomen in het wetsvoorstel, maar geregeld blijft in de Pensioenwet, waardoor er twee verschillende begrippenkaders gelden voor de verdeling van het partnerpensioen en de verdeling van het ouderdomspensioen.
De leden van de fractie van GroenLinks lezen dat mensen zelf in actie moeten om nabestaandenpensioen te regelen na hun scheiding. Zijn mensen zich daar genoeg van doordrongen?
Zij vragen de regering of dit wetsvoorstel als doel heeft om de positie van de minstverdienende ex-partner te verbeteren.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering of en zo ja wanneer zij verwacht overeenstemming te bereiken over een uniforme partnerdefinitie in het kader van een wettelijk keuzerecht voor ongehuwd samenwonenden.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering om het mogelijk te maken voor ongehuwd samenwonenden om vrijwillig gebruik te kunnen maken van de wet. Wat is hierop tegen?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering te reageren op de suggestie van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie om als uniform partnerbegrip te kiezen voor «partners met een notarieel samenlevingsovereenkomst».
De leden van de 50PLUS-fractie vragen of dit wetsvoorstel tot doel heeft om de financiële positie van de minstverdienende partner te verbeteren?
Wat kan de regering zeggen over de inkomensgevolgen van de beperking van het partnerpensioen tot de geregistreerde huwelijkse periode? Hoe vaak en in welke omvang leidt dit tot een lagere uitkering voor de minstverdienende partner dan nu het geval is?
Wat moeten betrokkenen in de nieuwe situatie precies ondernemen, als zij overeenkomen om ook de ongehuwd samenwonende periode te laten meetellen voor de verdeling/conversie van het opgebouwde pensioen?
Welke acties worden ondernomen om overeenstemming te bereiken over een uniforme partnerdefinitie, inclusief ongehuwd samenwonenden?
Indien beide huwelijkspartners een pensioen hebben opgebouwd, is dan de mogelijkheid aanwezig niets te converteren? Wordt het converteren van de pensioenen de standaard, ook als de opgebouwde pensioenrechten van beide partners elkaar in omvang niets of niet veel ontlopen?
Kan de regering aan de hand van een rekenvoorbeeld ingaan op de verschillen tussen conversie en verevening?
3. Conversie als standaard
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de mogelijkheid tot afwijkende afspraken, die voortvloeit uit het beoogde artikel 7. Deze leden vragen om een nadere toelichting op het voorstel om registraties in het huwelijksgoederenregister niet op dezelfde wijze als een registratie in de Basisregistratie Personen (BRP) te behandelen. Ook vragen zij om een toelichting hoe mensen die afwijkende afspraken maken worden voorgelicht over de noodzaak dit zelfstandig aan hun pensioenuitvoerder te melden en welke afspraken hierover gemaakt zijn met vertegenwoordigers van scheidingsprofessionals. Voorts vragen deze leden om een nadere toelichting op de mogelijkheid voor de pensioenuitvoerder om afwijkende afspraken te weigeren wanneer misbruik aannemelijk is. Op grond waarvan wordt deze aannemelijkheid vastgesteld? Waarom kiest de regering ervoor om vooralsnog geen nadere regels in te stellen, zoals blijkt uit de beantwoording aan de Raad van State op dit punt? Wat gebeurt er met de maximale termijn van zes maanden om afwijkende afspraken door te geven wanneer de pensioenuitvoerder niet akkoord gaat met de gewenste afwijkende afspraken en de betreffende deelnemer hiertegen bezwaar maakt?
De leden van de CDA-fractie merken op dat zowel door pensioenverevening als door pensioenconversie het aantal pensioenen van deelnemers toeneemt. Wanneer is het na de verevening of de conversie in de tijd mogelijk voor de uitvoerder dan wel voor de deelnemer om meerdere pensioenen samen te voegen?
De leden van de SP-fractie vragen of de regering aan de hand van minstens tien verschillende rekenvoorbeelden de verschillen tussen conversie en verevening kunnen laten zien. Kan daar in ieder geval worden gewerkt met verschillende inkomens bij de verdelingsplichtige partner enerzijds en verdelingsgerechtigde partner anderzijds? Kunnen bijvoorbeeld situaties worden geschetst op bijstandsniveau, modaal inkomen en twee keer modaal inkomen? Kunnen rekenvoorbeelden worden gegeven waarbij de inkomens ongeveer gelijk zijn en waarbij de verdelingsplichtige partner een veel hoger inkomen heeft dan de verdelingsgerechtigde partner?
3.1 Voor- en nadelen van conversie
De leden van de CDA-fractie delen de mening van de regering dat een groot voordeel van conversie is dat richting beide ex-partners duidelijker gecommuniceerd wordt via mijnpensioenoverzicht.nl, terwijl bij verevening het gehele pensioen bij de verdelingsplichtige partner te zien is. Kan de regering aangeven of conversie in plaats van verevening ook gevolgen heeft voor de informatie op het Uniform Pensioenoverzicht? Klopt het dat het wetsvoorstel ook regelt dat in het verleden geregelde en toekomstige pensioenvereveningen op mijnpensioenoverzicht.nl zichtbaar moeten zijn bij de pensioengerechtigde ex-partner? Is dit in de praktijk uitvoerbaar en heeft de regering hierover overlegd met pensioenfondsen en verzekeraars?
De regering geeft aan dat het grootste verschil tussen conversie en verevening de gevolgen betreft voor het verdeelde ouderdomspensioen als de verdelingsgerechtigde partner eerder overlijdt dan de verdelingsplichtige partner. Tegelijkertijd loopt een geconverteerd pensioen door bij overlijden van de ex-partner, want het pensioen is immers niet meer afhankelijk van de ex-partner. De leden van de CDA-fractie vragen wat het gecumuleerde effect is van deze twee aspecten op de financiële positie van fondsen, verzekeraars dan wel uitvoerders. Het eerste aspect is immers gunstig voor deze uitvoerders, want de zogenoemde «sterftewinst» komt niet meer toe aan de ex-partner wiens pensioen verdeeld was, maar aan de uitvoerder. Het tweede aspect zit verdisconteerd in de prijs, want het risico dat een gemiddeld jongere verdelingsgerechtigde partner langer leeft, wordt verdisconteerd in een lagere pensioenuitkering, want deze is gebaseerd op de eigen levensverwachting.
De leden van de D66-fractie vragen hoeveel mensen onder de huidige wet mogelijk in aanmerking komen voor bijzonder partnerpensioen als de verdelingsplichtige partner overlijdt voordat de verdelingsgerechtigde partner overlijdt, en straks standaard niet meer bij conversie. Wat kan dit mogelijk doen voor het aantal pensioenfondsen dat bijzonder partnerpensioen op risicobasis of kapitaalbasis aanbiedt? En bij hoeveel mensen kan het voorkomen dat waar nu het verevende ouderdomspensioen terug vloeit naar de verdelingsplichtige partner bij overlijden verdelingsgerechtigde partner, waar dat bij conversie stopt? Om wat voor bedragen gaat het hier gemiddeld?
De leden van de SP-fractie vragen of een nevendoel van de voorliggende wet het individualistischer maken is van het pensioen in algemene zin of alleen voor de situaties bij scheiding. Is het niet mogelijk om Mijnpensioenoverzicht.nl zo aan te passen dat bij verevening ook duidelijk is wat de gevolgen zijn? Zo ja, waarom wordt daar niet voor gekozen in plaats van een andere standaard in te voeren? Zo nee, waarom niet?
De leden van de SP-fractie vragen waar de uitkeringen van de verdelingsgerechtigde partner naartoe gaan wanneer die niet naar de verdelingsplichtige partner teruggaan. Blijven die bij de pensioenuitvoerder of ergens anders naartoe? Zijn deze uitkeringen die dus niet tussen de partners worden verdeeld hoger of lager bij conversie dan wel verevening?
3.2 Gevolgen aanpassen standaard verdelingsmethode
De leden van de CDA-fractie achten het positief dat de verdelingsgerechtigde partner een eenzijdig keuzerecht krijgt om zijn of haar deel van het bijzonder partnerpensioen buiten de conversie te houden, waar de pensioenuitvoerder verplicht aan mee moet werken. Tegelijkertijd is de reden dat de regering onderhavig wetsvoorstel indient dat ex-partners bij de scheiding weinig afspraken maken over het pensioen, vrijwel altijd de default wordt uitgevoerd en dat er weinig kennis is over de wet. Acht de regering het daarom niet logischer om het bijzonder partnerpensioen in de default te behouden voor verdelingsgerechtigde partners onder de pensioenleeftijd?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering met voorbeelden nader uit te leggen in welk geval sprake zou kunnen zijn van misbruik met als gevolg dat de pensioenuitvoerder mag weigeren de afwijkende afspraak uit te voeren. Kan de regering tevens aangeven in welke gevallen deze afwijkende afspraken leiden tot verschuldigdheid van schenkbelasting? De leden van de CDA-fractie merken op dat de pensioenfondsen en -verzekeraars hebben voorgesteld om ten behoeve van de uitvoerbaarheid het aantal mogelijke afwijkende afspraken te beperken tot enkele logische keuzes, namelijk:
– geen verdeling;
– ook de pensioenen verdelen of converseren van de samenlevingsperiode (voorafgaand aan het huwelijk);
– een ander verdelingspercentage, maar voor opgebouwd ouderdomspensioen gelijk aan opgebouwd partnerpensioen;
– mits niet meer dan 50% wordt toebedeeld aan de ex-partner.
Kan de regering aangeven waarom zij hier niet voor gekozen heeft? Kan zij tevens aangeven of de bovengenoemde opties kunnen plaatsvinden zonder heffing van schenkbelasting?
De regering heeft in het wetsvoorstel en in de lagere regelgeving opgenomen dat de pensioenuitvoerder na het ontvangen van de melding van de inschrijving van de echtscheiding beide ex-partners moet informeren over de gevolgen van de scheiding voor het ouderdomspensioen en het partnerpensioen. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat het nooit verkeerd is om adequate informatie te krijgen, maar dat dit voor de ex-partners wel rijkelijk laat is. Zij kunnen immers dan geen afspraken meer maken over de verdeling van het pensioen, want de reactieperiode is volgens de regering slechts een administratieve periode, geen termijn om nog over mogelijke afspraken te gaan nadenken. De informatie van de pensioenuitvoerder is zeer relevant waar het gaat om het eenzijdige keuzerecht om het partnerpensioen buiten de conversie te houden en voor de wijze waarop ex-partners die van de wet afwijkende afspraken hebben gemaakt dit kenbaar kunnen maken aan de pensioenuitvoerder. De informatie over conversie van het ouderdomspensioen en welke afwijkende afspraken er mogelijk zijn, heeft na de inschrijving van de echtscheiding geen zin meer. De enige die de echtgenoten daarover kan informeren is de advocaat. Welke informatieplicht legt onderhavig wetsvoorstel bij de advocaat die het verzoek tot echtscheiding indient, zo vragen de leden van de CDA-fractie.
De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over de weigeringsgrond voor pensioenuitvoerders. Onder de huidige wet wordt bij de meest voor de hand liggende redenen ook administratieve kosten genoemd. In de nieuwe situatie kan een pensioenuitvoerder alleen weigeren mee te werken als misbruik aannemelijk is. Deze leden vragen bij hoeveel van de (automatische) conversies het nog steeds het geval kan zijn dat de administratieve lasten onevenredig zijn, of dat dit in voldoende mate ondervangen is door de verdelingsgrens.
Deze leden vragen daarnaast naar de complexe bewijslast bij de weigeringsgrond misbruik. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State gaat hier ook op in. Zou de regering het als een verbetering zien als in de lagere regelgeving hier verdere invulling aan wordt gegeven? Hoe kijkt de regering naar de suggestie van de pensioenfederatie om afwijking van conversie te beperken bijvoorbeeld door als er over een afwijkende periode of met een ander percentage wordt verdeeld, dit wel tot een maximum wordt beperkt?
De leden van de 50PLUS-fractie constateren dat, de regering aangeeft dat de weigeringsgrond alleen betrekking heeft op situaties waarin de conclusie van misbruik reeds op het eerste gezicht aannemelijk is». Deelt de regering de visie dat een objectief oordeel over misbruik (bij conversie) alleen mogelijk is bij een volledig beeld van de financiële situatie van beide partners? Is dit volledige beeld in voldoende mate beschikbaar om conclusies te trekken over «misbruik op het eerste gezicht»?
Op welke wijze is de regering voornemens de burgers en andere betrokkenen te informeren over de nieuwe wet?
3.3 Uniforme reken- en verdeelregels
De leden van de CDA-fractie vragen waarom er bij premieregelingen gekeken wordt naar «het actuele spaarsaldo verminderd met de participaties bij aanvang van het huwelijk tegen de actuele koers». Wat wordt bedoeld met de actuele koers? Waarom wordt bij premieregelingen niet gekeken naar het actuele spaarsaldo verminderd met het spaarsaldo bij aanvang van het huwelijk?
De leden van de D66-fractie vragen of er reacties zijn binnengekomen op de concept lagere regelgeving over de uniforme rekenregels. Deze leden vragen of er problemen zouden kunnen ontstaan door de samenloop van automatische waardeoverdracht en het opschorten daarvan tijdens de reactieperiode na scheiding.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering om aan de hand van enkele rekenvoorbeelden de verschillen tussen conversie en verevening te laten zien.
4. Automatische verdeling – «nee, tenzij» wordt «ja, tenzij»
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de rekenregels voor de verdeling bij een premieregeling. Zij lezen in de memorie van toelichting dat het Actuarieel Genootschap (AG) om advies is gevraagd, maar dat de door het AG voorgestelde regels in de praktijk niet bij alle fondsen toepasbaar zijn. Ook lezen zij dat mogelijk een alternatieve methode nodig is wanneer gegevens ontbreken. Deze leden zijn van mening dat meer helderheid op dit punt wenselijk is, gezien de toename van het aantal premieregelingen in de afgelopen jaren. Zij vragen om een nadere toelichting van de regering hoe deze verdelingsregels vormgegeven worden, daarbij in te gaan op de praktische uitvoerbaarheid voor de pensioensector en het voorstel van De Nederlandsche Bank om een eenvoudiger alternatief te gebruiken. Ook vragen deze leden om een nadere toelichting op de situatie waarin één van de ex-partners gepensioneerd is en er sprake is van een premieregeling, waar ook de Autoriteit Financiële Markten (AFM) aandacht voor vraagt. Zij vragen op dit laatste punt of de regering de analyse van de AFM deelt en in hoeverre hiervoor aanvullende bepalingen nodig zijn.
De leden van de VVD-fractie vragen ook aandacht voor de situatie waarin beide partners een vergelijkbaar pensioen hebben opgebouwd. Zij vragen hierbij specifiek in hoeverre het wetsvoorstel voorziet in het salderen van de pensioenaanspraken, waardoor conversie toegespitst kan worden op het verschil in aanspraken van de ex-partners.
Een pensioenuitvoerder krijgt een melding zodra de scheiding in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente is ingeschreven. Wat als er iets misloopt bij deze melding, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Stel dat wegens een uitzonderlijke storing of een menselijke fout de melding van de echtscheiding te laat binnenkomt bij de pensioenuitvoerder, wat heeft dit dan voor gevolgen voor de conversie, de communicatie en de in de wet gestelde termijnen?
De leden van de D66-fractie vragen wat de reden is om de reactieperiode terug te brengen naar zes maanden ten opzichte van de huidige twee jaar. Deze leden vragen of dit voldoende tijd biedt om te reageren, zeker gezien het feit dat als deze reactietermijn is verlopen en er toch afwijkende afspraken blijken te zijn, de pensioenuitvoerder geen plicht meer heeft om daaraan mee te werken. Daarnaast vragen deze leden hoe kan worden voorkomen dat deze periode wordt gezien als het moment om afspraken te gaan maken over de verdeling van het pensioen. Deze leden vragen ook of de reactietermijn bij scheiding van tafel en bed van zes maanden ook voldoende is.
De leden van de D66-fractie vragen in welke mate er nu bij het aangaan van huwelijken of geregistreerd partnerschap de bepaling is opgenomen om de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wvps) te volgen. Voor hoeveel mensen wijzigen dus eigenlijk door deze wetswijziging hun huwelijkse afspraken?
De leden van de 50PLUS-fractie vragen of het klopt dat de afkoopgrens gebaseerd is en blijft op het verwachtte pensioen. Heeft de regering het voornemen om deze grens in de nabije toekomst ook anders vorm te geven, bijvoorbeeld op basis van de betaalde premie?
5. Bijzonder partnerpensioen alleen over de huwelijkse periode
De leden van de CDA-fractie merken op dat samenwonenden die uit elkaar gaan zich wel tot de pensioenuitvoerder kunnen wenden met het verzoek om het bijzonder partnerpensioen af te splitsen, maar niet met het verzoek om het ouderdomspensioen te converteren. Waarom mogen samenwoners niet kiezen voor toepassing van de wet, terwijl zij wel een aanspraak hebben op bijzonder partnerpensioen?
Deze leden vragen tevens waarom kleine ouderdomspensioenen niet worden verdeeld, maar kleine bijzondere partnerpensioenen wel? Klopt het dat de ex-echtgenoot of ex-partner met kleine bijzondere partnerpensioen vervolgens (onbeperkt in de tijd) mag omzetten in een ouderdomspensioen, wat daardoor per definitie onder de afkoopgrens ligt, maar niet mag worden afgekocht?
De leden van de D66-fractie vragen of het idee om het BRP leidend te laten zijn om de samenwoonperiode te bepalen, ook uitkomst kan bieden om (ongehuwd) samenwonenden breder bij het voorstel te betrekken. Zou het bijvoorbeeld mogelijk zijn om als er een wijziging plaatsvindt in het adres in het BRP van twee (ongehuwd) samenwonenden die wel als partner zijn aangemeld bij het pensioenfonds, dit wel automatisch met het pensioenfonds te communiceren?
De leden van de D66-fractie vragen daarnaast of het klopt dat de in de wet opgenomen huwelijkse periode afwijkt van die zoals bepaald in het huwelijksvermogensrecht, waarbij tijdstip van scheiding niet het moment is waarop het BRP wordt aangepast.
6. Verdelingsgrens en uitruilmogelijkheden
Met betrekking tot kleine pensioenen vragen de leden van de CDA-fractie of de regering overwogen heeft, aangezien deze pensioenen niet verdeeld worden, om de kleine pensioenen dan wel mee te laten tellen bij de verdeling van de wettelijke gemeenschap van goederen.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering nader in te gaan op mogelijk misbruik van de wet. Klopt het dat het mogelijk is om het hele pensioen, belastingvrij, te doneren aan een ex? Is dat passend in een collectief systeem? Zou dit begrensd kunnen worden?
7. Regeldrukkosten
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de eerdere vereveningen in het pensioenregister worden opgenomen. Zij vragen om een nadere toelichting wat de administratieve lasten hiervan zijn en welke afspraken er met de sector gemaakt zijn over het invoeringstempo van deze registratie.
De leden van de D66-fractie vragen hoe de regering kijkt naar de opmerkingen van de pensioenuitvoerders over het opnemen van alle oude vereveningen in het pensioenregister. Klopt het dat deze informatie niet altijd beschikbaar is bij de pensioenuitvoerders? Wat is de inschatting van de regeldruk van dit specifieke onderdeel van het wetsvoorstel?
8. Advies en consultatie
8.1 Toetsen en advies
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over keuze om ongehuwd samenwonenden niet onder de werking van dit wetsvoorstel te brengen. Deze leden wijzen erop dat ongehuwd samenwonenden in de Pensioenwet wel gelijkgesteld worden aan gehuwden voor bijzonder partnerpensioen. Zij vragen de regering nader toe te lichten waarom ongehuwd samenwonenden onder de Pensioenwet en de beoogde Wet pensioenverdeling bij scheiding anders worden behandeld. Zij vragen voorts waarom een uniforme partnerdefinitie noodzakelijk zou zijn voor de mogelijkheid om vrijwillige pensioenverdeling toe te passen onder de beoogde wet? Tot slot vragen deze leden hoe het staat met het voorstel voor een wettelijk uniforme partnerbegrip (minimumdefinitie) dat de Stichting van de Arbeid, de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars eerder dit jaar gedaan hebben.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering tevens in te gaan op de vragen van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, de Nederlandse Orde van Advocaten en de Vereniging van Estate Planners in het Notariaat (EPN) in hun reacties op onderhavig wetsvoorstel.
8.2 Reacties op de internetconsultatie
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering omwille van de militaire pensioenen, de Indonesische pensioenen en de pensioenen voor politieke ambtsdragers niet kiest om alle pensioenbepalingen bij scheidingen in één wet te plaatsen. Daardoor staan de regels voor het ouderdomspensioen in de wet pensioenverdeling bij scheiding 2021 en de regels voor het bijzondere partnerpensioen in de Pensioenwet. Deze leden merken echter op dat daardoor voor alle gewone gevallen, naast de drie genoemde uitzonderingscategorieën, uitvoeringsproblemen ontstaan. Zij voorzien namelijk dat veel aanstaande echtgenoten over het hoofd zien dat zij ook nog aparte afspraken moeten maken over het bijzondere partnerpensioen, waardoor het lastiger wordt om de gemaakte afspraken uit te leggen. Kan de regering aangeven wat (aanstaande) echtgenoten hebben bepaald over het bijzonder partnerpensioen als zij in de huwelijkse voorwaarden of in het echtscheidingsconvenant zijn overeengekomen dat de wet pensioenverdeling bij scheiding 2021 van toepassing is?
De leden van de D66-fractie onderschrijven ten zeerste de steun uit een aantal reacties om ongehuwd samenwonenden het recht te geven op vrijwillig gebruik te maken van de wet als zij hier samen voor kiezen. Ook de Afdeling advisering van de Raad van State wijst op de positie van ongehuwd samenwonenden. Zou het mogelijk zijn om een opt-in vorm te geven voor ongehuwd samenwonenden? Waarom zou er een verschil bestaan in behoefte voor een automatische conversie tussen gehuwden en samenwonenden die hun partner wel hebben aangemeld bij het pensioenfonds? De regering beredeneert dat een uniforme partnerdefinitie een voorwaarde is voor het introduceren van dit keuzerecht voor ongehuwd samenwonenden. In dat kader vragen de leden van de D66-fractie wat de stand van zaken is rond de uitvoering van de motie van het lid Van Weyenberg (Kamerstuk 34 996, nr. 5).
De leden van de fractie van 50PLUS achten het een gemiste kans dat er geen «verplicht persoonlijk pensioenplan» wordt ingevoerd, gelijktijdig met deze wet. Deze leden zijn van mening dat het ontbreken van deze verplichting op termijn veel meer zal vragen van de inspanningen op het gebied van voorlichting, monitoring en evaluatie
9. Overgangsrecht en inwerkingtreding
Het wetsvoorstel is van toepassing op scheidingen die worden afgerond na 1 januari 2021. De leden van de CDA-fractie vragen de regering of een scheiding is afgerond als het verzoek tot echtscheiding is ingediend bij de rechter, als de rechter uitspraak doet of als de echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Indien de scheiding is afgerond ten tijde van de inschrijving in de registers, van welk recht moeten echtgenoten dan uitgaan wanneer zij rond de jaarwisseling uit elkaar gaan en niet weten in welk jaar de scheiding zal worden ingeschreven?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering tevens naar de grote groep echtgenoten die in de huwelijkse voorwaarden hebben opgenomen dat de Wet verevening pensioenrechten van toepassing zal zijn bij echtscheiding. Wat gebeurt er als echtgenoten in dit geval na de inwerkingsdatum gaan scheiden? Waarom moeten zij de verevening dan zelf regelen en kan dit niet via de pensioenuitvoerder? Is de regering zich er bewust van dat dit kan leiden tot een verslechtering van de positie van de vereveningsgerechtigde ex-partner, omdat het mogelijk niet lukt om het juiste deel van het pensioen van de andere ex-partner te ontvangen of omdat deze hiervoor kosten moet maken door het gelijk te zoeken bij de rechter? Heeft de regering er rekening mee gehouden dat al deze mensen, tenzij zij alsnog afwijkende afspraken maken bij het echtscheidingsconvenant, in de fiscale regeling van periodieke uitkeringen en persoonsgebonden aftrek terechtkomen? Acht de regering dit vanuit de kant van de uitvoerbaarheid door de Belastingdienst wenselijk?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering of de inwerkingtredingsdatum wel haalbaar is, aangezien er nog heel veel (ICT-)processen moeten worden aangepast om de wet te kunnen implementeren bij pensioenuitvoerders. Heeft de regering hierover gesproken met de pensioenuitvoerders en andere betrokken partijen? Kan de regering bij de haalbaarheid van de inwerkingstredingsdatum apart ingaan op de communicatieverplichtingen voor mijnpensioenoverzicht.nl, de verwerking van scheidingen van tafel en bed en de pensioenconversie in het algemeen?
De leden van de D66-fractie vragen of de regering kan toelichten of de beoogde inwerkingtredingdatum haalbaar is en of de regering daarbij in kan gaan op de inbreng van verschillende pensioenuitvoerders en DNB.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering, mede in het kader van de recente berichtgeving over fouten in de uitvoering bij pensioenfondsen, of er voldoende is gekeken naar de uitvoeringsaspecten van dit wetsvoorstel. Is de inwerkingtreding volgens pensioenfondsen haalbaar?
Zij vragen de regering op welke manier zij burgers gaat informeren over de nieuwe wet gezien de onbekendheid van de huidige wet.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of er nog enige overlap is tussen dit wetsvoorstel en het pensioenakkoord. Heeft het pensioenakkoord nog gevolgen voor dit wetsvoorstel?
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 3, derde lid.
De leden van de VVD-fractie vragen de regering nader toe te lichten op welke andere wijze het uitvoeringsorgaan op de hoogte gesteld kan worden van de scheiding.
Artikel 3, vijfde lid
De leden van de VVD-fractie vragen de regering nader toe te lichten wat als «tijdig» kan worden beschouwd, gelet op het totale proces dat voortvloeit uit het wetsvoorstel en geldende jurisprudentie.
Artikel 8.
De leden van de VVD-fractie begrijpen uit de toelichting bij dit artikel onvoldoende wat de praktische gevolgen zijn van de scheiding van een directeur-grootaandeelhouder (dga). Wat zijn bijvoorbeeld de gevolgen als hij of zij nog een pensioen in eigen beheer op de balans heeft? Moet die voorziening dan liquide worden gemaakt en elders worden ondergebracht, of kan zij daar voor de ex-partners blijven staan? Kan de dga saldering afdwingen met de conversie van het pensioen van de ex-partner, om gevolgen voor de vennootschap te voorkomen?