Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. verlenging Subsidieregeling instandhouding monumenten (Kamerstuk 32156-101)
Monumentenzorg
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2019D50419, datum: 2019-12-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2019D50419).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: R. la Rocca, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2019Z19667:
- Indiener: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-10-16 14:10: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-11-07 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-11-15 10:00: Verlenging Subsidieregeling instandhouding monumenten (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-12-05 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-12-06 11:00: Verlenging Subsidieregeling instandhouding monumenten en Besluit vaststelling beleidsregels instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-12-19 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-01-15 14:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2019D50419 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een fractie de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over:
• de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 15-10-2019 inzake de Verlenging Subsidieregeling instandhouding monumenten (Kamerstuk 32 156, nr. 101);
• de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 29-11-2019 houdende de Beantwoording vragen commissie over verlenging Subsidieregeling instandhouding monumenten (Kamerstuk 32 156, nr. 103);
• de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 21-10-2019 inzake het Besluit vaststelling beleidsregels instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten (Kamerstuk 32 820, nr. 320);
• de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 29-11-2019 houdende de Beantwoording vragen commissie over besluit vaststelling beleidsregels instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten (Kamerstuk 32 820, nr. 327).
De voorzitter van de commissie,
Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie,
La Rocca
I Vragen en opmerkingen uit de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgehangen Verlenging Subsidieregeling instandhouding monumenten. De leden van deze fractie constateren dat de instandhoudingssubsidie voor woonhuis-rijksmonumenten bedoeld is ter vervanging van de fiscale aftrek voor particuliere eigenaren van rijksmonumenten. Niet-winstbeogende instellingen (stichtingen) konden geen gebruik maken van fiscale aftrek en kunnen daarom geen gebruik maken van de instandhoudingssubsidie voor woonhuis-rijksmonumenten. Rechtspersonen die geen professionele organisatie voor monumentenbehoud, POM, zijn, kunnen echter ook geen beroep doen op de Subsidieregeling instandhouding monumenten, Sim. Met de Minister stellen deze leden vast dat een aantal stichtingen geen POM is, maar wel eigenaar van een woonhuis-rijksmonument. Deze leden constateren dat het daarbij in de meeste gevallen gaat om stichtingen of instellingen zonder winstoogmerk, maar ook vaak zonder eigen vermogen. Deelt de Minister de vrees van deze leden dat het onderhoud van de betreffende woonhuis-rijksmonumenten in de huidige situatie een sluitpost dreigt te worden? Kan de Minister uiteenzetten waarom het onderhoud van woonhuis-rijksmonumenten voor eigenaar-bewoners wel wordt gesubsidieerd, maar niet voor instellingen zonder winstoogmerk die woonhuis-rijksmonumenten beheren? Deze leden zijn van mening dat er vanuit het oogpunt van monumentenzorg alle reden is om in de geconstateerde lacune te voorzien. In de beantwoording van de feitelijke vragen geeft de Minister aan dat de betreffende stichtingen een beroep kunnen doen op de rijksbijdrage die via het Provinciefonds wordt ingezet. De Minister voegt daar evenwel aan toe dat de provincies de bijdrage over het algemeen inzetten voor de instandhouding van niet-woonhuizen. Kan de Minister aangeven welke provincies een instandhoudingssubsidie voor woonhuis-rijksmonumenten verstrekken en in hoeveel gevallen daarvan gebruik wordt gemaakt, zo vragen deze leden.
De leden van de voornoemde fractie hebben verder met belangstelling kennisgenomen van het voorgehangen Besluit vaststelling beleidsregels instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten. In het kader van de verlenging hebben deze leden nog enkele vragen over de financiële ondersteuning voor groene rijksmonumenten. Deze leden constateren dat in het beleidskader is opgenomen: «Instandhoudingskosten ten behoeve van een tot het rijksmonument met een woonfunctie behorende tuin komen in aanmerking voor subsidie voor zover de tuin in directe relatie staat tot de woonfunctie van het pand.» De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed geeft aan het begrip «tuin» de volgende uitleg: «grofweg gaat het om de dicht om het huis gelegen elementen, die ook in een gemiddelde villatuin te vinden zijn». Klopt het dat als gevolg van deze interpretatie de groene rijksmonumenten voor het overgrote deel buiten de boot vallen waar het gaat om de financiële ondersteuning op grond van de regeling instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten, die in de plaats is gekomen van de fiscale aftrek? Hoe verhoudt dit zich tot de toezegging1 die de Minister op 11 december 2018 heeft gedaan in de Eerste Kamer: «Als er groen bij is, is dat integraal en kan dat worden meegenomen. Dat kan dus ook weer via de twee routes met de bekende percentages.»2 Deelt de Minister de mening dat het er bij rijksmonumentale buitenplaatsen om gaat het ensemble van de verschillende onderdelen, waaronder de historische park- en tuinaanleg, te behouden? Onderkent de Minister dat de onderlinge samenhang van de onderdelen met zich meebrengt dat ook onderdelen die zich niet in de directe omgeving van het hoofdhuis van de buitenplaats bevinden, belangrijk zijn voor de waardering van de gehele buitenplaats? Is de Minister bereid om de regeling zodanig aan te passen, dat de subsidiëring van het groen in overeenstemming is met de wettelijke plicht die rust op de eigenaar om de beschermde onderdelen van de buitenplaats in stand te houden, en niet wordt beperkt tot de tuinaanleg rondom het woonhuis-rijksmonument, zo vragen deze leden.