[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

RIVM-onderzoeken antibioticaresistentie

Beleidsdoelstellingen op het gebied van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Brief regering

Nummer: 2019D50422, datum: 2019-12-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32620-240).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 32620 -240 Beleidsdoelstellingen op het gebied van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Onderdeel van zaak 2019Z24443:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

32 620 Beleidsdoelstellingen op het gebied van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

32 793 Preventief gezondheidsbeleid

Nr. 240 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 december 2019

Om antibioticaresistentie te kunnen bestrijden is kennis over het ontstaan, het vóórkomen en verspreiding in mensen en dieren, maar ook in het milieu essentieel. Bij de aanvang van het ABR-programma 2015–2019 is uw Kamer aangegeven1 dat er behoefte is aan kennis over hoe (resten van) antibiotica en resistente bacteriën zich in het milieu gedragen, hoe de verspreiding hiervan plaatsvindt en wat hiervan de gevolgen zijn voor de volksgezondheid. Ik heb toen aangegeven dat er metingen worden uitgevoerd. In 2017 bent u geïnformeerd2 over een eerste onderzoek van het RIVM over bronnen van antibioticaresistentie in het milieu en mogelijke maatregelen. Het RIVM onderzocht toen hoeveel resistente bacteriën via afvalwater in het Nederlandse oppervlaktewater terechtkomen. Ook werd toen aangegeven dat mensen aan resistente bacteriën in het milieu kunnen worden blootgesteld, bijvoorbeeld als zij in contact komen met water waarop gezuiverd afvalwater wordt geloosd. Omdat het nog onduidelijk was hoe groot de bijdrage van deze blootstelling was ten opzichte van andere blootstellingsroutes, en wat de gevolgen daarvan voor de volksgezondheid zijn werd toen aanvullend onderzoek aanbevolen. Met deze brief bied ik u, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de volgende RIVM-onderzoeken aan die daar inzicht in bieden.

1. Antibioticaresistente bacteriën, resistentiegenen en antibioticaresiduen in mest, RIVM Briefrapport 2019-01123

Het RIVM laat met dit onderzoek zien dat de totale hoeveelheid antibioticumresistente bacteriën die vanuit dierlijke mest op de bodem belandt ongeveer hetzelfde is als de hoeveelheid die vanuit menselijke ontlasting via afvalwater in ons oppervlaktewater terecht komt. Vanuit dierlijke mest en bodem belandt slechts een deel van de resistente bacteriën in oppervlaktewater. Het RIVM concludeert dat afvalwater van mensen een grotere bron van resistente bacteriën in het oppervlaktewater is dan mest.

2. Resistente darmbacteriën bij open water zwemmers, RIVM Briefrapport 2019-01134

Het RIVM heeft onderzocht of zwemmen in open water een verhoogd risico geeft op dragerschap van ESBL-producerende E. coli (ESBL-EC). Geconcludeerd wordt dat deelname aan één zwemevenement leidt niet tot een hogere ESBL-EC dragerschap. Wel komt ESBL-EC dragerschap bij de onderzochte deelnemers, die over het algemeen vaker in open water zwemmen, significant vaker voor dan in de algemene bevolking. Zwemmen in open water is daarmee een risicofactor voor ESBL-EC dragerschap, naast de al bekende risicofactoren (zoals reizen buiten de EU, beroepsmatig contact met patiënten en ziekenhuisopname).

3. Carbapenemase-producerende Enterobacteriaceae (CPE) in het riool in Utrecht, RIVM Briefrapport 2019-01995

In deze rapportage zijn de aanwezigheid en concentraties van CPE onderzocht in rioolwater van de stad Utrecht. In het onderzoek vastgesteld dat er binnen één stad meerdere CPE-dragers zijn in verschillende wijken. Daarnaast wordt aangetoond dat er verschillen zijn in het voorkomen van specifieke CPE-typen tussen wijken onderling en tussen wijken en zorginstellingen. Metingen in afvalwater kunnen dus- aanvullend op de reguliere surveillance – inzicht in de prevalentie van CPE dragerschap in Nederland geven.

De inhoudelijke reactie op deze rapporten ontvangt u in de eindrapportage van het Programma ABR die uw Kamer begin 2020 zal ontvangen.

De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins


  1. Kamerstuk 32 620, nr. 159↩︎

  2. Kamerstukken 32 620 en 32 793, nr. 192↩︎

  3. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎

  4. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎

  5. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎