[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Uitvoering van de gewijzigde motie van de leden Van der Molen en Tielen over het meegeven van financiering aan ambtsopleidingen

Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Brief regering

Nummer: 2019D50462, datum: 2019-12-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31288-798).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31288 -798 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid.

Onderdeel van zaak 2019Z24460:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 798 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 december 2019

Voor de zomer heb ik u geïnformeerd de motie van de leden Van der Molen (CDA) en Tielen (VVD)1 te zullen uitvoeren en over de concrete vormgeving eerst in overleg te treden met de betrokken organisaties. Middels deze brief informeer ik u nader over de uitvoering van de motie.

Daarvoor zal ik eerst kort terugblikken op de wijziging van de financiering van de ambtsopleidingen die eind 2016 heeft plaatsgevonden.2 Waar voorheen de seminaries een individuele bijdrage ontvingen voor de financiering van hun ambtsopleiding, ontvangt de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) sindsdien een structurele lumpsum voor de aan haar verbonden ambtsopleidingen.3 Dit lumpsumbedrag is gebaseerd op de individuele bijdragen die de ambtsopleidingen onder de voorgaande regeling ontvingen en wordt jaarlijks indien van toepassing aangepast voor loon- en prijsbijstelling. Voor de drie ambtsopleidingen verbonden aan de Universiteit Utrecht (UU) en de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) werd een maatwerkoplossing gevonden.4

Met de wijziging in 2016 werden verschillende doelen beoogd, zoals het maximeren van en duidelijkheid over de financiering, meer synergie en meer samenwerking en afstemming binnen het theologisch onderwijs in Nederland. Zo kunnen er op inhoudelijk en financieel vlak synergiën ontstaan tussen de ambtsopleidingen en met het geaccrediteerde theologische onderwijs aan de VU. Verschillende seminaries verzorgen namelijk al een deel van het onderwijs binnen de geaccrediteerde initiële theologische opleidingen van de VU. De VU heeft met de wijziging bovendien de zorg op zich genomen om zich samen met de seminaries in te zetten voor een dekkend aanbod aan ambtsopleidingen in Nederland, en om de opleidingen te ondersteunen in hun academische kwaliteitsontwikkeling.

Tevens werd met deze wijziging afgesproken dat het seminaries vrijstaat om zich eventueel te verbinden aan een andere onderwijsinstelling dan de VU, maar niet met medeneming van individuele financiering. De wijziging zal bovendien vijf jaar na invoering van de wijziging worden geëvalueerd.

Sinds de wijziging in 2016 is het aanbod ambtsopleidingen dat binnen de afgesproken lumpsum van de VU wordt gefinancierd met twee ambtsopleidingen uitgebreid naar tien ambtsopleidingen.5 Dat betekent dat het geld van de lumpsum nu over meer ambtsopleidingen wordt verdeeld.

De motie van de leden Van der Molen en Tielen is in strijd met de gemaakte afspraken uit 2016, zoals deze hierboven zijn beschreven. De motie verzoekt de regering, om ambtsopleidingen die overstappen de oorspronkelijke financiering uit 2016 exclusief indexatie structureel mee te geven en de uitkering van de lumpsum aan de VU daarop aan te passen. Voor de zomer is de motie aangenomen en heb ik toegezegd de motie uit te zullen voeren.

Om de motie van de leden Van der Molen en Tielen uit te kunnen voeren, komt de volgende passage uit de brief van 2016 «Het staat seminaries vrij om zich in de toekomst eventueel te verbinden aan een andere onderwijsinstelling dan de VU, maar niet met medeneming van individuele financiering.» te vervallen. Met ingang van deze brief zal het voor seminaries mogelijk zijn om zich eventueel te verbinden aan een andere onderwijsinstelling, met medeneming van de oorspronkelijke individuele financiering die gold onder de regeling vóór de wijziging in 2016, exclusief indexatie en op structurele voet. De lumpsum van de VU zal hier dan op worden aangepast.

In het geval een seminarie dit wenst te doen, zal het seminarie hiertoe een verzoek moeten indienen bij de Minister van OCW, met daarin het gewenste overstapmoment en met medeondertekening van de onderwijsinstelling waaraan zij zich zal verbinden.

In verband met deze motie heb ik de afgelopen tijd gesprekken gevoerd met de VU en met de tien seminaries van de ambtsopleidingen die verbonden zijn aan de VU. Ik ben blij te constateren dat de samenwerking tussen de VU en de aan haar verbonden seminaries in het algemeen naar wens verloopt. Ook worden er gezamenlijk stappen gezet om de eerder beoogde synergie en samenwerking tussen de ambtsopleidingen verder vorm te geven. Er is een seminarieraad opgezet en de seminaries zoeken elkaar steeds meer op om in hun onderwijs meer met elkaar samen te werken. De VU en de seminaries zien daarin nog wel ruimte voor verbetering en zullen zich de komende jaren inzetten op een verdere uitbouw van de onderlinge synergie en samenwerking.

Tot slot wil ik u erop wijzen dat door deze nieuwe wijziging van de financiering verschillende doelen die met de wijziging in 2016 werden beoogd, zoals meer synergie en samenwerking tussen de ambtsopleidingen en het zorgen voor een landelijk dekkend aanbod van ambtsopleidingen, aandachtspunten kunnen worden. Het vertrek van een seminarie bij de VU met medeneming van financiering, zal consequenties hebben voor de financiering van de overige ambtsopleidingen aan de VU. Naar aanleiding van nader gesprek hierover met de VU heb ik besloten de VU incidenteel te compenseren voor de jaren 2020 en 2021 voor doorlopende vaste kosten. Conform de afspraak in 2016, zal ik eind 2021 / begin 2022 de wijze van financiering van de ambtsopleidingen evalueren. Ik zal in dat verband ook het eventuele vertrek van andere seminaries, alsmede de verdeling tussen de seminaries binnen het gegeven lumpsumbedrag meenemen bij de evaluatie. Overigens zijn er, blijkend uit gesprekken met de faculteit Religie en Theologie van de VU, op dit moment geen indicaties voor een eventueel vertrek van andere seminaries.

Vooralsnog ben ik, gegeven de gesprekken die ik op facultair niveau met de VU en de seminaries heb gevoerd, in het algemeen positief gestemd over de synergie, samenwerking en solidariteit tussen de VU en de seminaries en de seminaries onderling.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven


  1. Kamerstuk 31 288, nr. 768↩︎

  2. Kamerstuk 31 288, nr. 566↩︎

  3. De ambtsopleidingen van de Algemene Doopsgezinde Sociëteit, de Baptisten Unie Nederland, de Remonstrantse Broederschap, het Nederlands-Israëlitisch Seminarium, de Islam, het Boeddhisme, het Hindoeïsme en de Orthodoxie.↩︎

  4. De ambtsopleidingen van Oud-Katholieke Kerk aan de UU en van de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten en Evangelisch-Lutherse Kerk aan de PThU.↩︎

  5. Het gaat om de ambtsopleidingen van de Hersteld Hervormde Kerk en de Migrantenkerken.↩︎