Antwoord op vragen van het lid Wassenberg over ‘het bericht dat de rechter het besluit tot afschot van edelherten in de Oostvaardersplassen onrechtmatig heeft verklaard’
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2019D50487, datum: 2019-12-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20192020-992).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ooit ChristenUnie kamerlid)
Onderdeel van zaak 2019Z22108:
- Gericht aan: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Indiener: F.P. Wassenberg, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
992
Vragen van het lid Wassenberg (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht dat de rechter het besluit tot afschot van edelherten in de Oostvaardersplassen onrechtmatig heeft verklaard. (ingezonden 14 november 2019).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 9 december 2019).
Vraag 1
Kent u de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 12 november jongstleden, waarin de opdracht van de provincie Flevoland om het aantal herten in de Oostvaardersplassen door afschot terug te brengen tot 490, onrechtmatig wordt verklaard?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de uitspraak?
Antwoord 2
De provincie Flevoland beraadt zich op dit moment nog op de uitspraak en de consequenties hiervan. Ook binnen mijn ministerie zullen we de uitspraak van de rechter bestuderen. Het is aan de provincie om de vervolgstappen te bepalen. Indien daartoe aanleiding is treed ik met de provincie in overleg.
Vraag 3
Bent u nog steeds van mening dat de provincie Flevoland «zorgvuldig te werk is gegaan», nadat er bijna 1.800 edelherten zijn doodgeschoten zonder dat daar een deugdelijk besluit aan ten grondslag lag?2
Antwoord 3
Ik ben nog steeds van mening dat de provincie Flevoland zorgvuldig te werk is gegaan, zoals ik ook aangeef in de antwoorden waar u naar verwijst. De provincie Flevoland heeft de uitspraak van de voorzieningenrechter afgewacht, alvorens tot afschot over te gaan.
Vraag 4, 5 en 6
Erkent u dat de provincie Flevoland haar wettelijke taak om de natuur en de dieren te beschermen heeft verwaarloosd?
Welke mogelijkheden ziet u om de provincie in de Oostvaardersplassen onder verscherpt toezicht te stellen?
Bent u bereid een indeplaatsstelling te gebruiken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4, 5 en 6
De verantwoordelijkheid voor het welzijn van de grote grazers is in 2016 door de toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken overgedragen aan GS van de provincie Flevoland. De provincie voert het beleid uit binnen de hoofddoelstelling van het Natura 2000-gebied, met inachtneming van en aandacht voor dierenwelzijn. Over dierenwelzijn heeft de provincie meerdere adviezen gevraagd, waaronder een advies van de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA).
Tegen die achtergrond zie ik geen reden om indeplaatsstelling of welk ander instrument dan ook toe te passen.
Vraag 7
Bent u bereid, gezien uw wens om natuurgebieden samen te voegen in het kader van de stikstofcrisis, te onderzoeken hoe de Oostvaardersplassen verbonden kunnen worden met de Veluwe? Zo nee, waarom niet?3
Antwoord 7
Zoals aangegeven in mijn brief van 13 november jl. wil het kabinet bezien of gebieden kunnen worden samengevoegd of heringedeeld. Dit met het oog op effectiever en efficiënter doelbereik. Ik doe dit samen met provincies. Ik kan nu niet ingaan op specifieke gebieden.
https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Rechtbanken/Rechtbank-Midden-Nederland/Nieuws/Paginas/Rechtbank-vernietigt-besluit-afschot-edelherten-Oostvaardersplassen.aspx↩︎
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 631.↩︎
Maatregelenpakket voor de stikstofproblematiek in de woningbouw- en infrastructuursector en voor de PFAS-problematiek, d.d. 13 november 2019, Kamerstuk 35 334, nr. 1.↩︎