Reactie op het verzoek van het lid Van Toorenburg, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 11 december 2019, over vertrouwelijke inzage in het rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) over het optreden van het Amsterdam UMC inzake begeleiding dader metromoord
Geestelijke gezondheidszorg
Brief regering
Nummer: 2019D51180, datum: 2019-12-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-25424-493).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Onderdeel van kamerstukdossier 25424 -493 Geestelijke gezondheidszorg.
Onderdeel van zaak 2019Z24839:
- Indiener: P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2019-12-12 14:20: Debat over inschattingsfouten van instanties bij de begeleiding van de dader van de metromoord (Plenair debat (debat)), TK
- 2019-12-17 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-12-18 11:30: Procedurevergadering (Let op: afwijkend tijdstip) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-01-15 14:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
25 424 Geestelijke gezondheidszorg
Nr. 493 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 december 2019
In reactie op het verzoek van de commissie voor Justitie en Veiligheid van 4 december 2019 om de Kamer ten behoeve van het plenaire debat «inschattingsfouten van instanties bij de begeleiding van de dader van de metromoord» vertrouwelijke inzage te geven in het rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) over het optreden van het Amsterdam UMC (locatie AMC) (Handelingen II 2019/20, nr. 32, Regeling van werkzaamheden), bericht ik u het volgende.
Op 30 november 2018 (Kamerstuk 25 424, nr. 432) heb ik uw Kamer de rapportage toegestuurd met daarin de bevindingen van de IGJ op het interne onderzoek dat het Academisch Centrum Amsterdam (AMC) heeft verricht naar aanleiding van het steekincident in een metro in Amsterdam. Deze zogenoemde afsluitbrief bevat het oordeel van de IGJ over het calamiteitenonderzoek van het AMC en de voorgenomen verbetermaatregelen van het AMC om soortgelijke incidenten in de toekomst te voorkomen. Uw Kamer heeft de geanonimiseerde afsluitbrief ontvangen waarin de medische gegevens alsmede de naam van de betrokkenen onleesbaar zijn gemaakt.
Ik kan uw verzoek om vertrouwelijke inzage niet honoreren op grond van het feit dat op de IGJ (naast een algemene geheimhoudingsplicht) een afgeleid medisch beroepsgeheim rust bij het uitoefenen van het wettelijk inzagerecht; zie artikel 24, vierde lid van de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en artikel 25, derde lid van de Wkkgz.
De inspecteurs hebben een afgeleid medisch beroepsgeheim bij alle medische gegevens die zij verzamelen in het kader van het wettelijke inzagerecht. Dat wil zeggen dat de geheimhouding die geldt voor een zorgverlener ook geldt voor een inspecteur van de IGJ. Die geheimhouding geldt ook voor alle gegevens van een patiënt voor zover de IGJ die gegevens nodig heeft om een melding te onderzoeken en beoordelen. Ongeacht de gedragingen van een patiënt zal deze zich altijd tot een zorgaanbieder moeten kunnen wenden, zonder de angst dat de medische gegevens zonder noodzaak en zonder zijn instemming worden verstrekt aan een derde. De geheimhouding draagt bij aan de noodzakelijke vertrouwensband tussen zorgverleners en patiënten.
De KNMG heeft een richtlijn opgesteld hoe met het medisch beroepsgeheim om te gaan en wanneer dit te doorbreken. Vanuit haar afgeleide beroepsgeheim moet de IGJ aan deze richtlijn voldoen. Doorbreken van het beroepsgeheim kan volgens de richtlijn alleen in uitzonderlijke gevallen. Alleen het hoognodige aan informatie mag dan gedeeld worden en alleen wanneer het niet anders kan. De richtlijn noemt voorbeelden van uitzonderlijke gevallen als de concrete dreiging van gevaar, crises of infectieziektebestrijding. Deze zijn bij dit verzoek echter niet van toepassing.
De naam van de betrokken inspecteur die de brief aan de zorgaanbieder heeft verstuurd blijft eveneens onzichtbaar, omdat betrokkene geen ambtenaar is die uit hoofde van zijn functie in de openbaarheid treedt.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis