[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op de motie van de leden Wiersma en Van den Hul over meer instellingen toe laten treden tot de pilot voor flexstuderen

Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Brief regering

Nummer: 2019D51421, datum: 2019-12-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31288-802).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31288 -802 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid.

Onderdeel van zaak 2019Z25009:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 802 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 december 2019

Naar aanleiding van de OCW begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer (Handelingen II 2019/20, nr. 22, item 8) is een motie van de leden Wiersma en Van den Hul aangenomen1, die ervoor pleit om een extra moment mogelijk te maken om meer instellingen tot de pilot Flexstuderen toe te laten treden, alsmede een klemmend beroep te doen op instellingen om deze kans te benutten.

In het ordedebat van 12 november jl. heeft de heer Wiersma ten aanzien van deze motie aangegeven graag op korte termijn een reactie te willen over hoe het kabinet deze motie wil uitvoeren (Handelingen II 2019/20, nr. 22, item 8). In onderstaande zal ik dit toelichten.

Ook het kabinet ziet graag dat meer instellingen en opleidingen gebruik gaan maken van flexstuderen. Het kabinet zal daarom deze motie aangrijpen om niet alleen na te gaan of een extra instroommoment in het Experiment Flexstuderen voor voltijdsopleidingen opportuun is, maar ook voor duale- en deeltijdopleidingen.

In recent onderzoek2, in opdracht van het Ministerie van OCW, wordt namelijk geconcludeerd dat het wenselijk is om flexstuderen ook mogelijk te maken in het duaal- en deeltijdonderwijs. Conclusie van dit onderzoek is dat invoering van flexstuderen een nieuwe dynamiek teweeg kan brengen in vraag en aanbod van deeltijdonderwijs. Het kan financieel aantrekkelijker worden voor studenten om deeltijd te gaan studeren, mits instellingen ook onderwijsinhoudelijk en organisatorisch verdere stappen gaan zetten. Ook voor instellingen kan het per saldo leiden tot hogere opbrengsten, als de studentenaantallen gaan toenemen. Dit onderzoek zal nog voor het kerstreces naar de Tweede Kamer gestuurd worden als bijlage bij de brief over de resultaten van de verkenning studiepuntbekostiging en vraagfinanciering.

Voordat we besluiten tot een extra instroommoment binnen het experiment flexstuderen, voor zowel voltijds- als duaal en deeltijdopleidingen, zullen eerst alle hoger onderwijsinstellingen per brief van het Ministerie van OCW worden gepolst of ze gebruik zullen maken van een eventueel extra instroommoment. Aan de studentenbonden ISO en LSVb zal gevraagd worden om de behoeften van studenten te peilen en te onderbouwen. VSNU en VH zullen instellingen wijzen op genoemde brief en de mogelijkheid van een extra instroommoment, via hun eigen kanalen, zoals bijvoorbeeld de zone flexibilisering in het Versnellingsplan Onderwijsinnovatie met ICT.

Inventarisatie en onderbouwing van voldoende behoeften van instellingen en studenten aan een extra instroommoment is nodig om een aantal redenen:

Van het extra instroommoment in 2019, dat er kwam op verzoek van lid Tielen3 en waarvoor wijziging in de AMvB nodig was, maakte uiteindelijk alleen de Universiteit Utrecht gebruik. Op basis van de positieve ervaringen met flexstuderen bij de 5 instellingen in het experiment en met de toevoeging van duaal- en deeltijdopleidingen, zullen hopelijk meer instellingen en opleidingen gebruik gaan maken van een extra instroommoment.

Het mogelijk maken van een nieuw instroommoment zal een wijziging van de AMvB vereisen en naar schatting per begin 2021 in kunnen gaan. De toegevoegde waarde van een extra instroommoment voor dit experiment, dat loopt tot en met september 2023, is dan beperkt. Een sterke wens vanuit het veld zal hier tegenwicht aan moeten bieden.

Voornemen in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek4 is om, op basis van de eindevaluatie (die uiterlijk in 2021 zal zijn uitgevoerd), flexstuderen eventueel structureel mogelijk te maken. De omvang van de behoefte bij studenten en instellingen aan flexstuderen zal een belangrijke factor in de afweging zijn en kan nu alvast gepolst worden.

Samengevat, zullen instellingen en studenten opgeroepen worden gebruik te maken van een extra instroommoment. In geval de behoeften van hoger onderwijsinstellingen en studentenbonden voldoende overtuigend kunnen worden onderbouwd, zal zo’n extra instroommoment er komen, waarschijnlijk per begin 2021.

Als er onvoldoende onderbouwde vraag is, zal er geen extra instroommoment komen. Nieuwe instellingen en opleidingen kunnen dan weer gebruik maken van flexstuderen, als deze mogelijkheid inderdaad wettelijk verankerd wordt voor alle instellingen, in aansluiting op het experiment.

De Kamer zal begin volgend jaar over de uitkomst worden geïnformeerd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven


  1. Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 44↩︎

  2. Evaluatie experiment flexstuderen; deelonderzoek: 1) Lessen voor deeltijd onderwijs 2) Lessen voor bekostigingssystematiek, Ockham IPS/SEOR B.V., september 2019↩︎

  3. In Algemeen Overleg Tweede Kamer over sectorakkoorden OCW met hogescholen en universiteiten, 20 juni 2018↩︎

  4. https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-onderwijs-cultuur-en-wetenschap/documenten/publicaties/2019/12/02/strategische-agenda-hoger-onderwijs-en-onderzoek↩︎