[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de beleidsvisie op filantropie (Kamerstuk 32740-21)

Fiscale agenda

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2019D51588, datum: 2019-12-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2019D51588).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2019Z20102:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2019D51588 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd over de beleidsvisie op filantropie (Kamerstuk 32 740, nr. 21).

De voorzitter van de commissie,
Van Meenen

De adjunct-griffier van de commissie,
Burger

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over de beleidsvisie op filantropie. Zij hebben nog enkele vragen naar aanleiding van deze brief.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de beleidsvisie op filantropie, die verschenen is naar aanleiding van het WRR-rapport Filantropie op de grens van overheid en markt. Voornoemde leden delen de conclusie uit het WRR-rapport dat filantropie de afgelopen decennia veel verandering heeft doorgemaakt en dat een actualisering van de verhouding van de overheid en markt tot filantropie op zijn plaats is. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de beleidsvisie en hebben hierbij enkele vragen en opmerkingen.

Samenvatting WRR-verkenning

De leden van de CDA-fractie constateren dat het WRR-rapport verschillende concrete aanbevelingen doet die ertoe kunnen leiden dat filantropie bevorderd wordt in Nederland. Deze aanbevelingen strekken verder dan in de beleidsvisie te vinden is. Voornoemde leden vragen of u elke aanbeveling, voor zover deze de rol van de overheid betreft, wilt behandelen en wegen.

De leden van de SP-fractie vragen hoe in deze visie is omgegaan met het door de WRR gestelde uitgangspunt «Beschouw filantropie niet als substituut voor overheidsvoorzieningen» en in hoeverre het stopzetten van vele cultuursubsidies ten tijde van de toenmalige Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een positief effect heeft gehad op het culturele landschap. In hoeverre is financiering van deze «linkse hobby’s», zoals deze voormalig hoogste diplomaat van Nederland de culturele sector destijds aanduidde, overgenomen door filantropische instellingen? Deelt u de mening dat hiermee wel degelijk overheidsvoorzieningen zijn gesubstitueerd door filantropie? Voornoemde leden vragen u om nadere reflectie op dit uitgangspunt van de WRR.

Filantropiebeleid

1. Het stimuleren van geefgedrag

De leden van de VVD-fractie lezen in de schets van het filantropiebeleid op pagina vier dat het kabinet een aantal belangrijke maatregelen heeft genomen met betrekking tot het faciliteren van vrijwillige inzet van tijd. Zij vragen of er naast de hierop volgende voorbeelden andere wijzen zijn waarop de overheid hierin faciliteert.

De leden van de CDA-fractie zien dat u bij het stimuleren van geefgedrag alle beleidsinitiatieven op dit vlak zorgvuldig afweegt tegen de andere maatschappelijke belangen. Deze leden vragen of u kunt aangeven hoe deze belangen worden afgewogen? Wat geeft bij deze belangenafwegingen de doorslag, dus op basis van welke criteria wordt er gewogen? Hoe wordt er geborgd dat bezwaren die mogelijk gelden voor commerciële bedrijven niet ook zullen gelden voor goede doelen?

De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre u de stelling deelt dat de langdurige traditie en de omvang van de filantropische sector in Nederland moet worden gezien als een traditie van met name ongelijke verdeling van welvaart, zowel binnenlands als wereldwijd. Tevens zijn deze leden benieuwd of u, indien u het met voornoemde leden eens bent, beleid zult maken om het huidige denivellerende beleid te wijzigen zodat filantropie een minder grote en evidente noodzaak zal hebben. De aan het woord zijnde leden wijzen erop dat voedselbanken nog steeds, ondanks dat de economische crisis voorbij zou zijn, een alomtegenwoordig fenomeen zijn en dat deze kerst vele gezinnen afhankelijk zijn van kerstpakketten van filantropische instellingen. Voornoemde leden vragen of u filantropie in deze ziet als een noodzakelijk kwaad om de nadelen van de (geglobaliseerde) markteconomie te compenseren waarbij het optioneel wordt gelaten om degenen die de vruchten ervan plukken te laten bijdragen aan filantropische instellingen om langs die weg de wereldwijde ongelijkheid te verkleinen. Tevens vragen deze leden of hiermee naar uw mening een optimaal effect wordt bereikt.

2. Het vergroten van de transparantie en betrouwbaarheid van de sector

De leden van de CDA-fractie lezen dat u de implementatie van de nieuwe integriteitsnormen en de meldplicht voor integriteitsschending en grensoverschrijdend gedrag van het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) eenmalig financieel ondersteunt. Voornoemde leden vragen om welk bedrag het gaat en of er verder afspraken zijn gemaakt voor structurele ondersteuning van het CBF?

De leden van de SP-fractie lezen in de beleidsvisie dat drie speerpunten bestaan, waaronder het bevorderen van transparantie en betrouwbaarheid van de sector. Deze leden zijn benieuwd in hoeverre het tegengaan van witwaspraktijken en belastingontwijking onder dit speerpunt moet worden gevat en, indien dit niet het geval is, onder welk speerpunt dit wel moet worden gevat. In welk opzicht worden het macro-economisch effect op de verdeling van welvaart meegenomen in het bepalen van het beleid op filantropie?

Voorts vragen de aan het woord zijnde leden in welke mate de filantropische sector, in de breedste zin van het woord, gebruikt wordt voor witwaspraktijken, belastingontwijking of -ontduiking en andere vormen van financiële criminaliteit. Daarbij vragen zij naar een nadere duiding als blijkt dat dit het geval is voor de sector of onderdelen daarvan en welke maatregelen worden genomen. Deze leden vragen verder in hoeverre hierop wordt gecontroleerd bij verlening van de ANBI-status, met name in het geval van belastingontwijking.

Voorts vragen de leden van de SP-fractie hoe groot de totale omvang van de giftenaftrek via de ANBI-regeling is en of inzicht bestaat in de mate van witwassen van crimineel geld, dan wel van belastingontwijking door bedrijven die met een fiscale constructie in Nederland een brievenbusfirma hebben opgezet. Voornoemde leden vragen of dit aanleiding is om de ANBI-status tegen het licht te houden.

De aan het woord zijnde leden constateren voorts dat u er in de beleidsvisie vanuit gaat dat onwenselijke geldstromen kunnen leiden tot anti-integratieve en antidemocratische effecten op onvrije landen. Deze leden zijn benieuwd naar een andere specificatie van de termen «anti-integratief», «antidemocratisch» en «onvrij». Voornoemde leden verwelkomen pogingen om meer transparantie in de filantropische sector te creëren, maar vragen u op basis van welke criteria de onvrije landen in kwestie worden aangeduid en welke gevolgen dit heeft voor het buitenlands beleid.

Vervolgstappen coördinerende rol

Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft een Rijksbrede coördinerende rol met betrekking tot filantropie, zo lezen de leden van de VVD-fractie op pagina zeven van de brief. Voornoemde leden zouden graag meer duiding krijgen van deze coördinerende rol. Zo vragen zij hoe vaak er bijeenkomsten georganiseerd zullen worden en hoe er aan deze bijeenkomsten aandacht wordt gegeven. Daarnaast lezen de aan het woord zijnde leden dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid als vraagbaak en aanspreekpunt zal fungeren. Op welke wijze wordt dit gecommuniceerd met relevante actoren, zodat er een goede invulling aan deze rol gegeven kan worden?

De leden van de CDA-fractie menen dat u weliswaar van een beleidsvisie op filantropie spreekt, maar dat er in de brief vooral feitelijkheden worden geconstateerd. Deze leden zien positieve punten op het vlak van het beleid, maar vragen ook of u verder wilt ingaan op uw visie op filantropie en de rol van de overheid daarin. Voornoemde leden achten het beter voor uw Rijksbrede coördinerende rol op dit onderwerp als dat gepaard gaat met een Rijksbrede visie op dit onderwerp. Zij horen graag van u of u dat ook zo ziet.