Verslag van een schriftelijk overleg over overleg o.a. geannoteerde agenda Milieuraad 19 december 2019
Milieuraad
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2019D52349, datum: 2019-12-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-08-795).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: G.B. Koerselman, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 08-795 Milieuraad.
Onderdeel van zaak 2019Z25440:
- Indiener: S. van Veldhoven-van der Meer, minister voor Milieu en Wonen
- Medeindiener: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2020-01-14 14:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-01-22 10:15: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2020-01-29 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
21 501-08 Milieuraad
Nr. 795 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 20 december 2019
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de ministers voor Milieu en Wonen en van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 5 december 2019 inzake de geannoteerde agenda van de Milieuraad van 19 december 2019 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 794).
De vragen en opmerkingen zijn op 10 december 2019 aan de ministers voor Milieu en Wonen en van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 17 december 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Agnes Mulder
Adjunct-griffier van de commissie,
Koerselman
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Inleiding
Raadsconclusies post-2020 mondiale biodiversiteitsraamwerk
Toekomstig EU milieu en klimaatbeleid
Poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS)
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken ten behoeve van het schriftelijk overleg Milieuraad d.d. 19 december 2019. Zij hebben over de geagendeerde stukken nog enkele opmerkingen en een vraag.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het verslag en de agenda van de aanstaande Milieuraad en hebben geen aanvullende vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben hierbij enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van voorliggende agenda. Zij hebben de volgende vragen.
Raadsconclusies post-2020 mondiale biodiversiteitsraamwerk
De leden van de GroenLinks-fractie steunen de Nederlandse inzet voor een ambitieus biodiversiteitsverdrag. Stabiele ecosystemen en soortenrijkdom zijn een onmisbaar goed. Elke soort die verdwijnt is onvervangbaar en voor altijd verloren. Het beangstigende tempo waarin dit nu gebeurt, maakt snel en effectief ingrijpen noodzakelijk. Deze leden steunen van harte de inzet voor een beter verantwoordingsmechanisme en ambitieuze doelen in een wereldwijd akkoord hierover. Deze leden zijn ook blij met de erkenning dat duurzame natuurvriendelijke landbouw onmisbaar is bij het behalen van die doelen.
Wat de leden van de GroenLinks-fractie tegenvalt, is dat deze erkenning niet terugkomt in het nationale beleid van Nederland. Nederland pleit in Brussel voor grote aaneengesloten natuurgebieden met verbindingszones en schaft die in Nederland af. Nederland pleit in Brussel voor duurzame natuurvriendelijke landbouw, maar faalt in eigen land om dat uitgangspunt om te zetten. Nederland zal zelf flink moeten inzetten op het herstel van ecologische processen in met name de bodem, maar faalt in de aanpak van de stikstofdepositie. Deze leden pleiten ervoor om de principes die we in het buiteland uitventen ook in eigen land toe te passen. Daarnaast vragen deze leden de Minister om bij de besprekingen te benadrukken dat de positie van inheemse volkeren moet worden betrokken bij de bescherming en het beheer van natuurgebieden.
Toekomstig EU milieu en klimaatbeleid
De leden van de GroenLinks-fractie zijn zeer benieuwd naar de Green Deal die de Commissie naar verwachting binnenkort zal presenteren. Deze leden zien ernaar uit om de ambities hierin met de Minister te bespreken.
De leden van de SP-fractie zijn zeer benieuwd naar de uiteindelijke Green Deal. In hoeverre gaat deze Green Deal ook echt geïnspireerd worden op de Nederlandse aanpak met het Klimaatakkoord? Dat er een integrale aanpak nodig is, beamen deze leden, maar dat uit de Dutch Reflection on the European Green Deal spreekt dat het Nederlandse gepolder met de sector als voorbeeld moet dienen, baart hen grote zorgen. Hoe wordt voorkomen dat ook in Europa de grootste vervuilers aan tafel zitten om klimaatbeleid vorm te geven? Laat het gelobby van de bedrijven tégen klimaatbeleid niet voldoende zien dat dit een heilloze weg zou zijn? Deze leden horen hier graag een reflectie op.
De leden van de SP-fractie zijn teleurgesteld dat het EU-ETS verder uitgebreid in plaats van vervangen dreigt te worden. Waarom vasthouden aan dit falende systeem en niet inzetten op afdwingbare normering, vragen deze leden.
De leden van de SP-fractie merken op dat Nederland wil pleiten voor meer inzet op Carbon Caption and Storage (CCS) en biomassa in de EU. Deze leden stellen dat dit echte verduurzaming in de weg staat en er juist gestopt moet worden met het investeren in CCS en de inzet van biomassa. Dit op nog grotere schaal willen doen kan een desastreuze impact op het klimaat hebben. Deze leden vragen hierop een toelichting.
De leden van de SP-fractie vragen een verdere toelichting op de wijze waarop Nederland zich wil inzetten voor het vervangen van aardgas voor waterstof. Is er sprake van concrete plannen en projecten? Dat Europees klimaatbeleid gelijk staat aan één Europese energiemarkt, is naar de mening van deze leden een verkeerde kijk op de energievoorziening. Waarom wordt de energietransitie niet Europees aangegrepen om de energievoorziening dichterbij de mensen te brengen, meer te sturen op lokale opwek en energiecoöperaties? Dus minder markt en meer publiek, in plaats van een verdere vermarkting van de energievoorziening? Graag ontvangen deze leden een reflectie hierop.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de inzet voor een Just Transition Fund zich verhoudt tot de tot nu toe gebrekkige steun en inzet van het kabinet voor de werknemers van de Nederlandse kolencentrales. Zij vragen verder hoe Nederland zich gaat inzetten voor een eerlijk en rechtvaardig Europees klimaatbeleid voor iedere Europese inwoner. Deze leden vragen hier een verdere toelichting op.
De leden van de SP-fractie vragen op welke wijze het streven naar 55% reductie een wettelijke basis gaat krijgen. Wat is de verwachting? Wordt dit onderdeel van de EU-klimaatwet? Deze leden vragen hoe de Minister deze streefcijfers wil realiseren, nu uit de recente doorrekeningen blijkt dat voor Nederland het doel van 49% reductie buiten de bandbreedte van realiseerbare reductie ligt.
De leden van de SP-fractie vragen hoe wordt omgegaan met het feit dat de Integrale Nationale Energie- en Klimaatplannen (INEK’s) onvoldoende gaan zijn om de EU-klimaatdoelen te halen. Hoe wordt voorkomen dat het naar boven bijstellen van het reductiedoel naar 55% geen dode letter wordt?
De leden van de SP-fractie vragen verder naar het verdere proces inzake de Green Deal. Kan worden toegelicht hoe dit binnen de EU vormgegeven zal worden en hoe het traject in Nederland zal verlopen?
Poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS)
De leden van de VVD-fractie delen de ambitie van de Minister om de problematiek rond PFAS aan te pakken via bronbeleid. Deze leden nemen waar dat hier bredere steun voor lijkt te zijn. Wel is voorzichtigheid geboden bij de aanpak van PFAS. Is de Minister van plan meer PFAS-stoffen aan te merken als zeer zorgwekkende stof (ZZS)? Deze leden verzoeken de Minister eerst duidelijk richting de Kamer in beeld te brengen wat voor beleid de Minister gaat voeren om te voorkomen dat we wederom in een crisissituatie terechtkomen door een ZZS.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij met het plan om niet-essentiële toepassingen van PFAS te verbieden. Giftige niet-afbreekbare stoffen horen niet in ons milieu en niet in ons lichaam. Een productieverbod is dan de enige manier om dat te garanderen. Het voorstel vraagt nog wel om veel verduidelijking. Wat is om te beginnen «essentieel»? Is dat de keus tussen een productietechniek met of zonder PFAS? Of gaat dat ook om de vraag of het product wel essentieel is? Hoe wordt dat bepaald en door wie? Hoe past het voorstel onder REACH? En wat betekent dit voor de PFAS-stoffen die nog niet volledig onderzocht en genormeerd zijn? Wat kunnen Europa en Nederland doen tegen producten die PFAS-stoffen bevatten en die geïmporteerd worden uit landen met minder strenge regels? Hoe zit het nu bijvoorbeeld met PFAS in cosmetica? Is dit veel voorkomend? Moeten consumenten niet op de hoogte worden gebracht van giftige stoffen in dit soort producten? Ten slotte willen deze leden graag weten hoe het zit met het normeren en testen van potentieel gevaarlijke stoffen. Binnen REACH zijn daar regels voor, maar hoe zit het dan met bijvoorbeeld Chemours, die kennelijk weigert om de nodige onderzoeken en tests met GenX uit te voeren?
De leden van de SP-fractie vragen de Minister wanneer de leden van de Tweede Kamer een restrictievoorstel met betrekking tot een verbod op niet-essentiële PFAS-houdende producten kunnen verwachten. Deze leden vragen de Minister op welke wijze bepaald gaat worden welke producten een niet-essentiële toepassing van PFAS betreffen en welke criteria hierbij zullen worden gehanteerd. Deze leden vragen de Minister hoeveel EU-lidstaten moeten instemmen met het restrictievoorstel voor het kan worden uitgevoerd en op welke termijn begonnen kan worden met een verbod op deze producten.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister welke maatregelen, in de tijd tot aan de implementatie van een verbod op niet-essentiële PFAS-producten, voornemens is te nemen om de uitstoot en lozing van PFAS-stoffen verder te beperken en de verspreiding van PFAS via het transport van afval te stoppen.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of zij bereid is, vooruitlopend op de besluitvorming binnen de EU, te starten met de voorbereiding en invoering van een nationaal verbod op de productie van niet-essentiële PFAS-houdende producten.
II Reactie van de bewindspersonen
Hieronder treft u per onderwerp de antwoorden aan.
Raadsconclusies post-2020 mondiale biodiversiteitsraamwerk
De leden van de GroenLinks-fractie pleiten ervoor om de principes die we in het buitenland uitventen ook in eigen land toe te passen. Daarnaast vragen deze leden de Minister om bij de besprekingen te benadrukken dat de positie van inheemse volkeren moet worden betrokken bij de bescherming en het beheer van natuurgebieden.
Nederland streeft naar een beter mechanisme voor implementatie, rapportage en naleving van het biodiversiteitsverdrag. Wij doen dat omdat we willen dat alle partijen inzichtelijk maken hoe zij bijdragen aan de doelstellingen van het verdrag. Op die manier valt beter na te gaan of wat landen internationaal uitspreken ook nationaal de benodigde opvolging krijgt
Het betrekken van inheemse volkeren bij bescherming en beheer van natuurgebieden maakt deel uit van de Europese inzet richting het nieuwe raamwerk voor het biodiversiteitsverdrag. Nederland zal dat ook actief uitdragen wanneer relevant.
Toekomstig milieu en klimaatbeleid van de EU
De leden van de SP-fractie zijn zeer benieuwd naar de uiteindelijke Green Deal. In hoeverre gaat deze Green Deal ook echt geïnspireerd worden op de Nederlandse aanpak met het Klimaatakkoord? Dat er een integrale aanpak nodig is, beamen deze leden. Maar dat uit de Dutch Reflection on the European Green Deal spreekt dat het Nederlandse gepolder met de sector als voorbeeld moet dienen, baart hen grote zorgen. Commissievoorzitter Von der Leyen en vicevoorzitter Timmermans hebben op woensdag 11 december de Green Deal gepresenteerd, een set integrale voorstellen om de klimaat- en milieuproblematiek te adresseren. De Green Deal kent, evenals het Nederlandse klimaatakkoord, een sterk geïntegreerde aanpak: alle sectoren hebben een rol te spelen om een ambitieuze en effectieve aanpak op klimaat en milieu te realiseren. De Commissie heeft aangekondigd om via het Climate Pact ook de samenleving bij de Green Deal te willen betrekken. Tegelijkertijd zijn er ook verschillen met het klimaatakkoord. Zo richt de Green Deal zich niet uitsluitend op het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, maar heeft het een bredere focus.
De leden van de SP-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat ook in Europa de grootste vervuilers aan tafel zitten om klimaatbeleid vorm te geven. Laat het gelobby van deze bedrijven tégen klimaatbeleid niet voldoende zien dat dit een heilloze weg zou zijn?
Het kabinet zet zich vol in voor een ambitieus klimaatbeleid in Nederland en in de EU. Het kabinet is van mening dat succesvol klimaatbeleid alleen kan worden gerealiseerd als de overheden, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties effectief samenwerken. Dat is ook de reden dat het kabinet deze partijen bij elkaar heeft gebracht voor de totstandkoming van het Klimaatakkoord, juist om op basis van de verschillende belangen van partijen tot een gezamenlijke aanpak te komen die op zo breed mogelijk draagvlak kan rekenen. Ook buiten de context van het Klimaatakkoord staat het kabinet open voor overleg met alle belanghebbenden, waarna de besluitvorming plaatsvindt op basis van een zorgvuldige afweging gemaakt tussen alle belangen.
De leden van de SP zijn teleurgesteld dat het EU-ETS verder uitgebreid in plaats van vervangen dreigt te worden. Waarom vasthouden aan dit falende systeem en niet inzetten op afdwingbare normering?
Het kabinet gelooft in de effectiviteit en efficiëntie van het EU-ETS om emissies te reduceren voor de huidige ETS-sectoren. Nederland beoogt verdere aanscherping van het EU-ETS in lijn met een hogere Europese ambitie voor 2030 en 2050. Voor verbreding van het EU-ETS naar de gebouwde omgeving en mobiliteit is het kabinet terughoudend en moeten de effecten eerst worden onderzocht. Voor de scheepvaart is nog veel onzeker en geldt ook dat de effecten moeten worden onderzocht.
De leden van de SP merken op dat Nederland wil pleiten voor meer inzet op CCS en biomassa in de EU. Deze leden stellen dat dit echte verduurzaming in de weg staat en er juist gestopt moet worden met het investeren in CCS en de inzet van biomassa. Dit op nog grotere schaal willen doen kan een desastreuze impact op het klimaat hebben. Zij vragen hierop een toelichting.
Duurzame biomassa is een onmisbaar onderdeel in de klimaatopgave en de transitie naar een circulaire economie, maar die biomassa moet dan wel echt duurzaam zijn. Het beleid van het kabinet heeft daarom tot doel op een verantwoorde manier duurzame biomassa te benutten.
CO2-opslag is nodig als (transitie)techniek voor het (kostenefficiënt) behalen van de klimaatopgave. Voor een aantal grote industriële uitstoters zijn er op korte termijn geen reële alternatieven om al voor 2030 tot substantiële emissiereductie te komen (bijv. petrochemie, staal). Uitsluiten van CO2-opslag maakt de klimaatopgave onbetaalbaar en onhaalbaar. Wel is het belangrijk dat de ondersteuning van CO2-opslag de ontwikkeling van alternatieve, veelbelovende technologieën niet uitsluit of in de weg staat. In het Klimaatakkoord zijn daarom concrete afspraken gemaakt om de inzet van CO2-opslag te beperken. D.m.v. een begrenzing via de zeef wordt ervoor gezorgd dat CO2-opslag alleen wordt gesubsidieerd op plekken waar op dat moment geen aantoonbare kosteneffectieve alternatieven zijn. Het plafond, waardoor er voor de industrie maximaal 7,2 Mton CO2-opslag wordt gesubsidieerd vanuit de SDE++ en voor de elektriciteitssector circa 3 Mton, zorgt dat minimaal de helft van de industrie-opgave middels andere maatregelen moet worden gerealiseerd. Vanaf 2035 zullen er geen nieuwe SDE++ beschikkingen worden afgegeven voor fossiele CO2-opslagprojecten. Dit geeft de prikkel dat CO2-opslag een tijdelijke maatregel is en dat er tijdig een alternatief moet zijn. Het gaat om het vinden van een balans tussen het voorkomen van verdringing van schone technieken en het benutten van het reductiepotentieel dat CO2-opslag biedt voor het behalen van de reductiedoelstelling.
De leden van de SP vragen een verdere toelichting op welke wijze Nederland zich wil inzetten voor het vervangen van aardgas voor waterstof. Is er sprake van concrete plannen en projecten? Dat Europees klimaatbeleid gelijk staat aan één Europese energiemarkt, is naar de mening van deze leden een verkeerde kijk op de energievoorziening.
Gasvormige energiedragers hebben op dit moment een centrale rol in het Nederlands energiesysteem. In 2018 werd 635 PJ aan aardgas door eindconsumenten gebruikt, 35% van het totale finale energieverbruik. Onder invloed van de energietransitie zal het Nederlands energiesysteem veranderen. Gasvormige energiedragers hebben een onvervangbare functie binnen het energiesysteem, met name waar het gaat om hoge temperatuurwarmte, het leveren van regelbaar vermogen, als brandstof in de zware mobiliteit, voor warmtelevering aan bepaalde onderdelen van de gebouwde omgeving en daarnaast als industriële grondstof. Het kabinet zet daarom in op de verduurzaming van het aanbod van gasvormige energiedragers zodat de functie van aardgas in het systeem richting 2050 kan worden vervangen door groen gas en duurzame waterstof.
Gezien de grote vraag naar gasvormige dragers is een significante opschaling van de productie van beide gassen noodzakelijk. Duurzame waterstof en groen gas bevinden zich in een andere fase en gebruiken bovenal ook verschillende bronnen en hebben daardoor andere uitdagingen die moeten worden geadresseerd. In de eerste helft van 2020 zal uw Kamer een beleidsbrief toegestuurd krijgen over de Routekaart Groen Gas. Begin 2020 zal de kabinetsvisie worden toegestuurd over waterstof. In deze kabinetsvisie zal, uitgaand van de afspraken over waterstof in het Klimaatakkoord, nader worden ingegaan op de ontwikkeling van beleid voor waterstof. Daarnaast zal er ook vanuit de EU Commissie worden ingezet op waterstof als onderdeel van de decarbonisering van het gassysteem.
Er zijn vele plannen en projecten op het gebied van waterstof. Het meest recente overzicht is te vinden in het rapport «Waterstof voor de energietransitie – een programmatische aanpak voor innovaties op het thema waterstof in Nederland voor de periode 2020 – 2030» van de Topsector Energie.1
De leden van de SP-fractie vragen waarom de energietransitie niet Europees aangegrepen wordt om de energievoorziening dichterbij de mensen te brengen, meer te sturen op lokale opwek en energiecoöperaties? Dus minder markt en meer publiek, in plaats van een verdere vermarkting van de energievoorziening?
Met de implementatie van de Wet onafhankelijk netbeheer is geregeld dat de gas- en elektriciteitsnetten in publieke handen blijven zodat onafhankelijk netbeheer is gewaarborgd. Productie en levering van gas en elektriciteit zijn competitieve markten wat bijdraagt aan de betaalbaarheid van energie. Het aangenomen Europese Clean Energy Package, met grote wijzigingen van de energierichtlijnen om de energietransitie te bevorderen, benadrukt dat naast grootschalige opwek ook lokale, kleinschalige opwekking en energiecoöperaties van belang zijn en tegelijkertijd gewoon onderdeel van de energiemarkt zijn. Marktwerking in de energiesector en lokale, kleinschalige opwek gaan dan ook prima samen. Door de markt gedreven initiatieven kunnen juist een prikkel zijn voor kleinschalige initiatieven. Ook worden in het Nederlandse Klimaatakkoord en in de presentatie van de Europese Green Deal de rol van de burgers nadrukkelijk benoemd als noodzakelijk voor het slagen van de energietransitie. Uw Kamer zal nader worden geïnformeerd over de inzet van het kabinet voor de Green Deal worden geïnformeerd.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de inzet voor een Just Transition Fund zich verhoudt tot de tot nu toe gebrekkige steun en inzet van het kabinet voor de werknemers van de Nederlandse kolencentrales. Zij vragen verder hoe Nederland zich gaat inzetten voor een eerlijk en rechtvaardig Europees klimaatbeleid voor iedere Europese inwoner.
Als onderdeel van de Green Deal zal de Europese Commissie met een voorstel voor een Just Transition Mechanism (JTM) komen om de sociaaleconomische gevolgen van de transitie te adresseren. Het kabinet ziet het belang van een eerlijke transitie en is van mening dat besluiten over de omvang en invulling van een JTM als onderdeel van de MFK-onderhandelingen dienen te worden genomen. De Commissie heeft nog geen voorstel gepubliceerd voor een JTM aan de hand waarvan het kabinet de Kamer in meer detail over haar positie kan informeren. Zodra het Commissievoorstel voor een JTM is gepubliceerd zal het kabinet uw Kamer via de gebruikelijke route informeren.
Het kabinet zet zich in voor de werknemers van de Nederlandse kolencentrales en kolenoverslag. U bent eerder geïnformeerd over de werkgelegenheidseffecten bij het wetsvoorstel verbod op kolen bij elektriciteitsproductie en het onderzoek dat ik daarnaar heb laten doen.2
Op korte termijn zijn de effecten als gevolg van de vervroegde sluiting van de Hemwegcentrale in het bijzonder van belang. De vervroegde sluiting van de Hemwegcentrale is een zeer ingrijpende maatregel voor de betrokken werknemers. Hiervoor is het zogenaamde Westhavenarrangement opgericht door het UWV samen met FNV. Werknemers die hun huidige werk of functie kwijtraken door de sluiting van de Hemwegcentrale kunnen zich melden bij het Mobiliteitscentrum Kolenketen Westhaven en krijgen begeleiding bij het vinden van een nieuwe baan.
Het kabinet heeft ook aandacht voor werkgelegenheidseffecten van de energietransitie in den brede en neemt het initiatief door een Voorziening werkgelegenheidseffecten energietransitie in te richten, gericht op van-werk-naar-werk begeleiding en om- en bijscholing. Het kabinet heeft hiervoor tot en met 2030 € 22 miljoen gereserveerd, waarvan € 11 miljoen tot en met 2024.
De leden van de SP-fractie vragen op welke wijze het streven naar 55% reductie een wettelijke basis gaat krijgen nu blijkt dat de INEK’s onvoldoende gaan zijn om de EU-klimaatdoelen te halen. Wordt dit onderdeel van de EU Klimaatwet? De leden van de SP vragen hoe het kabinet deze streefcijfers wil realiseren, nu uit de recente doorrekeningen blijkt dat voor Nederland het doel van 49% reductie buiten de bandbreedte van realiseerbare reductie ligt.
Op basis van de analyse van de concept-INEK’s van alle EU-lidstaten concludeerde de Europese Commissie dat de bijdragen van alle landen opgeteld onvoldoende zijn om de EU-klimaatdoelen te halen. Momenteel zijn veel landen nog bezig met het afronden van hun definitieve INEK. Op basis daarvan zal de Europese Commissie opnieuw een analyse maken van alle plannen en of deze voldoende zijn om de EU-klimaatdoelen te halen. Een aantal landen heeft al aangegeven hogere ambities te zullen opnemen dan in hun concept-INEK. Het is momenteel nog te vroeg om te bepalen of de definitieve plannen van alle landen gezamenlijk voldoende zijn om de doelen te halen.
De gevolgen en haalbaarheid van een ophoging van het EU 2030-doel zal de Commissie in 2020 in kaart brengen door middel van een Impact Assessment. Op basis hiervan zal de discussie gevoerd worden over de aanscherping van het huidige doel van ten minste 40%. Als bekend zet het kabinet in op een ophoging naar 55%. Het huidige wetgevingspakket (o.a. ETS, ESR, en de richtlijnen voor hernieuwbare energie en energiebesparing) leidt tot een reductie in 2030 van 46%. Een aanpassing van het 2030-doel zal ook een aanscherping van deze wetgeving vragen.
Het streven van het kabinet is om het EU 2030-doel op te nemen in de aangekondigde Europese klimaatwet.
Over de realisatie van de Nederlandse klimaatdoelen is uw Kamer met de KEV-brief geïnformeerd.3
Verder vragen de leden van de SP naar het verdere proces inzake de Green Deal. Kan verder worden toegelicht hoe dit binnen de EU vorm gegeven zal worden en hoe het traject in Nederland zal verlopen?
Het kabinet zal uw Kamer nader informeren over de inhoud en de verdere uitvoering van de Green Deal.
Poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS)
Deze brief is tevens de reactie op het verzoek van het lid Ziengs, zoals dat is gedaan in het ordedebat van 10 december jongstleden, om toe te lichten wat de kabinetsinzet inzake PFAS zal zijn tijdens de Milieuraad van 19 december. De geannoteerde agenda voor deze Milieuraad4 verwoordt de Nederlandse inzet, en de antwoorden op de vragen gesteld als inbreng in het Schriftelijk Overleg, zijn bedoeld deze inzet verder te verduidelijken.
De leden van GroenLinks en de SP hebben verschillende vragen over het instrument van een restrictie.
Een restrictie ofwel beperking is een instrument onder REACH dat het mogelijk maakt het gebruik van stoffen of van producten waarin die stoffen zitten, in te perken of te verbieden. Zo’n restrictie geldt meteen ook voor in de EU geïmporteerde producten. Dus als er producten met PFAS zijn die als niet-essentieel worden beoordeeld, dan wordt met de restrictie ook gelijk de import van deze producten verboden.
Een restrictie kan alleen worden ingesteld als de risico´s voor gezondheid of milieu dat rechtvaardigen. Die zorg moet in het voorstel om te komen tot een restrictie ook voldoende worden onderbouwd.
De voorbereidingstijd van een dergelijk voorstel is voor reguliere dossiers twee jaar. Deze periode bevat verschillende momenten waarop belanghebbenden kunnen inspreken. Hieronder valt ook een publieke raadpleging over het conceptvoorstel die zes maanden in beslag neemt. In het geval van PFAS gaat het echter om een complex van verschillende stoffen en toepassingen. Daarom is een grondige voorfase van naar schatting een jaar nodig om in beeld te krijgen welke toepassingen er zijn en in welke mate er alternatieven voorhanden kunnen zijn.
Als er een Commissievoorstel is, dan wordt hierover gestemd door de lidstaten. Hier is een gekwalificeerde meerderheid voor nodig. Na stemming is er een periode van drie maanden waarin de Raad en het Europees parlement bezwaar kunnen maken, op basis van een gekwalificeerde respectievelijk een simpele meerderheid tegen.
Het beoordelen van de vraag welke toepassingen essentieel zijn, maakt een wezenlijk onderdeel uit van dit proces. Daar valt op voorhand dus geen uitspraak over te doen. Wel zijn er criteria die kunnen helpen om dit te bepalen, zoals die gebruikt worden in het Protocol van Montreal. Hierbij zal onder meer aan de orde komen, ten aanzien van de productieprocessen en producten waarbij PFAS wordt toegepast, in hoeverre deze stoffen noodzakelijk zijn, wat de alternatieven zijn en welke milieu en gezondheidseffecten die alternatieven hebben. De raadplegingen van de belanghebbenden uit de eerste fase dienen onder meer om deze informatie te verkrijgen.
De leden van GroenLinks vragen hoe het zit met PFAS in cosmetica, of dat veel voorkomend is en of consumenten niet op de hoogte moeten worden gebracht van giftige stoffen in dit soort producten?
Onder de cosmeticaregelgeving, de verantwoordelijkheid van de Minister voor Medische Zorg en Sport, geldt dat toepassingen verboden kunnen worden als deze een risico op kunnen leveren voor de gezondheid van de consument. Ook geldt dat aanwezigheid van stoffen die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid op het etiket moeten worden vermeld. Bij het VSO PFAS van 12 december jl. heb ik uw Kamer toegezegd Minister Bruins te vragen om u hierover te nader te berichten.
De leden van GroenLinksfractie hebben gevraagd hoe consumenten op de hoogte worden gebracht van PFAS in producten.
Zowel via de website waarzitwatin.nl als rvs.rivm.nl/publieksinformatie kunnen consumenten vinden welke chemische stoffen er in producten zitten en wat de effecten zijn van die stoffen. Samen met Milieu Centraal gaan we bekijken hoe consumenten aanvullend voorgelicht kunnen worden over de risico’s voor het milieu als gevolg van PFAS in producten.
Daarnaast hebben de leden van GroenLinks gevraagd hoe het zit met normeren en testen van potentieel gevaarlijke stoffen, welke regels daarvoor gelden vanuit de REACH-verordening en of bedrijven kunnen weigeren om onderzoeken of tests uit te voeren.
De REACH-verordening vormt het algemene kader voor de beoordeling van het veilig gebruik van stoffen. Een producent of importeur die een stof op de markt brengt, is verplicht om voorafgaand aan het op de markt brengen bij ECHA (het Europese agentschap voor chemische stoffen) een registratie te doen. Bij deze registratie dient het bedrijf ook gegevens aan te leveren, de «standaardinformatievereisten». Hoe hoger het jaarlijks geproduceerde volume van de stof, hoe uitgebreider de standaardinformatievereisten zijn. Een toelichting hierop is op de website van ECHA te vinden.5
Als een lidstaat twijfels heeft of het gebruik van een stof wel veilig is, en de standaardinformatievereisten zijn onvoldoende om die zorg op te heffen, dan bestaat de mogelijkheid om aanvullende gegevens op te vragen. In het door de vraagsteller aangehaalde voorbeeld (Chemours) hebben Nederland en Duitsland dit proces opgestart, dat uiteindelijk leidde tot een besluit van ECHA om het bedrijf twee studies te laten uitvoeren.
Net als tegen andere besluiten van een overheidsinstelling, staat het een belanghebbende vrij om een besluit te laten toetsen door in beroep te gaan. Dat is in dit geval gebeurd. Als het besluit in stand blijft, is het bedrijf verplicht mee te werken. Het niet nakomen van een besluit van ECHA is in Nederland strafbaar gesteld op grond van de Wet op de economische delicten.
De leden van de SP vragen naar de bereidheid om nationaal producten te verbieden, vooruitlopend op een Europese restrictie.
Een maatregel op Europese schaal sorteert veel meer effect voor het milieu dan een nationale maatregel omdat producten binnen Europa vrij verhandeld kunnen worden. De regelgeving inzake het op de markt brengen van stoffen en producten is bovendien in hoge mate Europees geharmoniseerd. Daardoor is het feitelijk alleen effectief om met maatregelen op Europees niveau de import van dergelijke producten te voorkomen.
De leden van de VVD-fractie vragen of nog meer PFAS als ZZS gaan worden aangemerkt en vragen om voorzichtigheid om te voorkomen dat er weer een crisis ontstaat door een ZZS.
Stoffen worden op basis van hun intrinsieke eigenschappen geclassificeerd als Zeer Zorgwekkende Stof. De criteria op basis waarvan dat wetenschappelijk beoordeeld wordt, staan in artikel 57 van de REACH-verordening.
Een ZZS-classificatie vertaalt zich in een minimalisatieplicht voor emissies van de stof. Zodoende kan de ZZS-classificatie bijdragen aan het voorkomen van toekomstige problemen. Juist bij stoffen die in het milieu vrijwel niet afbreken en die al bij lage concentraties schade kunnen veroorzaken, is het belangrijk om emissies naar het milieu zo veel mogelijk te beperken.
De inzet van Nederland in de Milieuraad is, zoals ik de Kamer eerder heb gemeld6, gericht op traject van een restrictie, omdat de groep van PFAS groot en divers is, terwijl al deze stoffen in het milieu wel zeer persistent zijn. Met dit traject wordt geen norm ontwikkeld of vastgesteld die zich vertaalt naar lucht, water of bodem, maar wordt het probleem aan de bron aangepakt via een EU-brede level-playing-field-benadering. Dit helpt bovendien te voorkomen dat PFAS die nu in gebruik zijn, worden vervangen door weer nieuwe PFAS.
Dit rapport is beschikbaar via https://www.topsectorenergie.nl/nieuws/programmatische-aanpak-waterstof-nu-alvast-beschikbaar.↩︎
Kamerstuk 35 167, nr. 7↩︎
Kamerstuk 32 813, nr. 400↩︎
Kamerstuk 21 501-08, nr. 794↩︎
https://echa.europa.eu/documents/10162/23036412/nutshell_guidance_registration_nl.pdf↩︎
Kamerstukken 35 334, nrs. 1 en 19↩︎