[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over het bericht dat de Duitse regering al jarenlang een vergoeding betaalt aan voormalige SS-soldaten in Nederland

Belastingdienst

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2019D52513, datum: 2019-12-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiƫle HTML versie (kst-31066-571).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31066 -571 Belastingdienst.

Onderdeel van zaak 2019Z25520:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

31 066 Belastingdienst

Nr. 571 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 18Ā december 2019

De vaste commissie voor FinanciĆ«n heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van FinanciĆ«n over de brief van 13Ā september 2019 over het bericht dat de Duitse regering al jarenlang een vergoeding betaalt aan voormalige SS-soldaten in Nederland (Kamerstuk 31Ā 066, nr.Ā 522).

De vragen en opmerkingen zijn op 17Ā oktober 2019 aan de Staatsscretaris van FinanciĆ«n voorgelegd. Bij brief van 18Ā december 2019 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Anne Mulder

De adjunct-griffier van de commissie,
Freriks

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de reactie van de regering op het verzoek van het lid Omtzigt. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie vragen de regering waarom het heffingsrecht over deze periodieke uitkeringen aan Duitsland is toegewezen en waarom deze uitkeringen in Duitsland zijn vrijgesteld van belastingheffing.

De Staatssecretaris van FinanciĆ«n schrijft dat pas in mei 2019 bekend werd dat er 27 Nederlanders een Ā«KriegsbeschƤdigtenrentenĀ» ontvangen. Hoe verklaart u dan het bericht op 20Ā februari 2019 op de site van de NOS dan1? Daaruit blijkt deze informatie al eerder beschikbaar zou zijn geweest. Kan de regering expliciet bevestigen dat er geen informatie beschikbaar is over het aantal Nederlanders die een (periodieke) uitkering ontvangen naar aanleiding van het verleden bij de Waffen-SS van voor mei 2019?

De leden van de VVD-fractie vragen of het klopt dat vanwege de vrijstelling in Duitsland, de betreffende gegevens van alleen de 27 Ā«KriegsbeschƤdigtenrentenĀ» pensioenontvangers niet worden uitgewisseld? Of zijn er nog andere groepen of individuen met een pensioen opgebouwd op basis van vrijwillige of beroepsmatige activiteit binnen de Wehrmacht of de Waffen-SS waarvan de gegevens niet worden uitgewisseld? Zo ja, welke en om hoeveel personen gaat het?

De leden van de VVD-fractie vragen of er actief wordt onderzocht of de periodieke uitkeringen voor voormalig Nederlandse Waffen-SS- en andere soldaten worden verstrekt aan mensen die oorlogsmisdaden hebben begaan. Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoeveel mensen zijn de afgelopen tien jaar onderzocht en zijn er uitkeringen ook daadwerkelijk stopgezet?

De leden van de VVD-fractie vragen welke eisen precies zijn verbonden aan het doen van groepsverzoeken. Belemmert dit niet de effectieve uitwisseling van gegevens tussen belastingdiensten? Zijn er plannen om het doen van groepsverzoeken eenvoudiger te maken?

De leden van de VVD-fractie vragen of er tussen 2015 en 2019 door de regering stappen zijn gezet om inzichtelijke te krijgen hoeveel voormalig Nederlandse SS- en andere soldaten een uitkering krijgen. Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen?

De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de regering antwoord verwacht van de Duitse bevoegde autoriteit. Wanneer is er precies contact opgenomen?

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering de Kamer kan informeren over de stand van zaken met betrekking tot het overleg tussen de Nederlandse en Duitse bevoegde instantie over de mogelijke informatie-uitwisseling over pensioenen van Nederlanders opgebouwd binnen de Wehrmacht of de Waffen-SS. Welke oplossingen zijn er denkbaar? Is de regering bijvoorbeeld voornemens om ook actief te overleggen over het terughalen van het heffingsrecht naar Nederland om zo de Ā«KriegsbeschƤdigtenrentenĀ» in Nederland te kunnen belasten? Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Staatssecretaris op het verzoek van het lid Omtzigt over het bericht dat de Duitse regering al jarenlang een vergoeding betaalt aan voormalig SS-soldaten in Nederland. Deze leden zouden graag de brief ontvangen die de regering aan de Duitse regering geschreven heeft met betrekking tot dit onderwerp en het antwoord dat de Duitse regering hierop gegeven heeft. Zij vinden het namelijk onbegrijpelijk en ongelooflijk dat Nederland al sinds de Tweede Wereldoorlog geen inzage heeft in de KriegbeschƤdigtenrenten.

Zij verzoeken de Staatssecretaris aan te geven uit welk verdragsartikel volgt dat Duitsland niet verplicht zou zijn om deze inkomens met de Nederlandse regering te delen.

Ook verzoeken zij de Staatssecretaris om inzage te verkrijgen wie dit pensioen de afgelopen 75 jaar ontvangen heeft en waar mogelijk over te gaan tot naheffing en beboeten van mensen die hun inkomen niet hebben opgegeven, ook bij nabestaanden die het pensioen ontvangen in dit geval.

De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris tevens of het niet mogelijk is om de namen van de belastingplichtigen te achterhalen gezien de processen die er na de oorlog zijn geweest tegen mensen die in vreemde krijgsdienst getreden zijn. Kan de Staatssecretaris met deze namen gericht gegevens opvragen bij de Duitse belastingdienst?

De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering bij alle nog levende SSā€™ers na te gaan of zij rente ontvangen hebben of dat zij nog een levende nabestaande hebben. Als die bestaan, kan er ook gericht navraag gedaan worden bij zowel de personen als bij de Duitse autoriteiten. Is de Nederlandse regering daartoe bereid?

Verder verzoeken de leden van de CDA-fractie aan te geven wat de verschillende mensen die uit Duitsland pensioenen ontvangen hebben na de oorlog gemiddeld ontvingen, of het vrijgesteld was van belasting en of de gegevens zijn uitgewisseld met de Duitse overheid.

Zij verzoeken dat te doen voor alle categorieƫn die de Nederlandse overheid bekend zijn zoals:

1. Slachtoffers van vervolging

2. Uitkeringen uit artikel 2, claims conference

3. Nederlanders die als dwangarbeider te werk gesteld zijn

4. Voormalig inwoners van gettoā€™s

5. Mensen die in concentratiekampen gezeten hebben

6. Nederlanders die in het Duitse leger dienst genomen hebben

7. Nederlanders die een KriegbeschƤdigtenrenten ontvangen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de belastingheffing over pensioenen die bepaalde ex-SSā€™ers die in Nederland wonen nog altijd van de Duitse overheid ontvangen.

De leden van de D66-fractie vragen om een nadere toelichting op welke wijze de Belastingdienst toezicht houdt op de vraag of de uitkeringen en pensioenen opgegeven worden in de aangifte Inkomstenbelasting. Zijn er voorbeelden dat dit toezicht inzicht heeft gegeven dat belastingplichtigen deze uitkeringen en pensioenen niet hebben opgegeven, terwijl zij dit wel hadden moeten doen. Zo ja, om hoeveel gevallen gaat het?

De leden van de D66-fractie vragen, gezien het aantal personen in andere landen dan Duitsland dat een periodieke uitkering ontvangt vanwege oorlogsverwondingen die zij hebben opgelopen in dienst van de Waffen-SS, om een nadere toelichting over de wijze waarop deze problematiek in andere landen speelt. Deze leden vragen om daarbij specifiek in te gaan op de vragen in hoeverre andere landen een informatieverzoek bij Duitsland hebben ingediend, welke afspraken andere landen en Duitsland hebben gemaakt over de informatie-uitwisseling en op welke wijze dit heeft bijgedragen aan de belastingheffing.

De leden van de D66-fractie vragen per wanneer het kabinet de Kamer kan informeren over de uitkomsten van het overleg over de mogelijkheden van informatie-uitwisseling.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van de brief van de regering en hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie lezen in de brief dat de mogelijkheden om fiscale inlichtingen over voormalig SSā€™ers en leden van de Wehrmacht zullen worden besproken met de Duitse overheid. Deze leden spreken hun verontwaardiging uit over het feit dat belastingheffing nu plaatsvindt in Duitsland onder de Duitse belastingwetgeving die deze uitkeringen uit lijkt te zonderen van heffing. Zij merken op dat in de huidige situatie vrijwillige leden van een wegens oorlogsmisdaden verboden paramilitaire organisatie en een buitenlandse krijgsmacht op het oog impliciet gelijk worden gesteld aan voormalig dwangarbeiders die onder het belastingverdrag met Duitsland juist expliciet in Duitsland belasting moeten afdragen. Deze leden vragen de regering welke morele rechtvaardiging ervoor bestaat dat degenen die hebben bijgedragen aan de meest gruwelijke oorlogsmisdaden geen belastingplicht hebben in het land dat te maken heeft gehad met deze oorlogsmisdaden en waarmee zij de facto gelijk worden gesteld aan degenen die juist te lijden hadden onder de dwangarbeid die in het Derde Rijk op grote schaal plaatsvond. Tevens vragen zij de regering in hoeverre afwegingen op morele gronden worden gemaakt bij het opstellen van deze verdragen en of moraliteit en rechtvaardigheid deel uitmaken van het kader waarbinnen degenen belast met het opstellen en uitvoeren van belastingwetgeving afwegingen dienen te maken. De leden van de SP-fractie merken op dat in het tot 2015 geldende belastingverdrag met Duitsland deze categorie nog formeel in Duitsland belastingplichtig was, maar onder het nieuwe verdrag niet meer worden vermeld als uitgezonderde categorie en hiermee op het oog nergens belastingplichtig zijn als zij niet vrijwillig aangifte doen in Nederland. Zij vragen de regering of geprobeerd is dit lek te dichten tijdens de onderhandelingen over het belastingverdrag en zo ja, waarom het niet mogelijk is gebleken ervoor te zorgen dat SSā€™ers en voormalig leden van de Wehrmacht in Nederland belasting te laten betalen over inkomsten uit hoofde van hun oorlogsverleden. De leden van de SP-fractie merken op dat een overleg om de mogelijkheden voor fiscale gegevensuitwisseling te bespreken een erg magere uitkomst is van een dergelijk moreel zwaar beladen discussie. Zij vragen de regering hierom het belastingverdrag met de Bondsrepubliek Duitsland te wijzigen zodat voormalige leden van de SS en de Wehrmacht expliciet worden verplicht om in Nederland aangifte te doen en verplichte gegevensuitwisseling met Duitsland voor deze groep daarbij ook onderdeel van dit verdrag te maken. Tevens vragen zij de regering om tot deze verdragswijziging doorgevoerd kan worden een garantie van de Duitse overheid te vragen dat gegevens van alle Nederlandse ingezetenen die een uitkering uit hoofde van hun lidmaatschap van de SS of Wehrmacht ten tijde van de Tweede Wereldoorlog ontvangen aan de Belastingdienst zullen worden verstrekt opdat correct belastingafdracht kan worden gedaan. Tot slot vragen de leden van de SP-fractie of de regering een vergelijking kan maken tussen de behandeling van degenen wiens deelname aan een buitenlandse krijgsmacht heeft geleid tot het ontnemen van het Nederlands staatsburgerschap, zoals degenen die met de Internationale Brigades vochten tegen opkomend fascisme, en degenen die in dit geval kozen om in naam van het nationaalsocialisme bij te dragen aan volkerenmoord en de bezetting en exploitatie van hun eigen land.

II Reactie van de bewindspersoon

Ik wil de leden van de fracties van de VVD, het CDA, D66 en de SP danken voor hun vragen en opmerkingen. Ik heb met interesse kennisgenomen van deze vragen en opmerkingen.

Hieronder ga ik in op de voorgelegde vragen. Daarbij wordt de volgorde van het verslag gevolgd.

Vragen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie vragen de regering waarom het heffingsrecht over deze periodieke uitkeringen aan Duitsland is toegewezen en waarom deze uitkeringen in Duitsland zijn vrijgesteld van belastingheffing.

Antwoord

Ik begrijp deze vragen zo dat met periodieke uitkeringen gedoeld wordt op de zogenoemde Ā«KriegsbeschƤdigtenrentenĀ». Op grond van artikel 17, vierde lid, van het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland zijn bepaalde uitkeringen die als gevolg van politieke vervolging of van oorlogshandelingen als een vergoeding voor letsel of schade worden betaald ter heffing toegewezen aan de verdragsluitende staat die de uitkeringen doet. Deze hiervoor genoemde bepaling is op verzoek van Duitsland opgenomen in het belastingverdrag. Ook in het voorafgaande belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland van 1959 was een dergelijke bepaling opgenomen. Hiermee wordt dus bereikt dat Duitsland het heffingsrecht heeft over, kort gezegd, oorlogsgerelateerde uitkeringen die Duitsland betaalt aan inwoners van Nederland. In Duitsland wordt een aantal oorlogs- en vervolgingsuitkeringen onder het nationale recht vrijgesteld van belastingheffing. Nederland heeft dit ā€“ evenals onder het belastingverdrag van 1959 ā€“ gerespecteerd bij de verdeling van heffingsrechten nieuwe belastingverdrag. De achtergrond van deze Duitse belastingvrijstellingen is een Duitse interne aangelegenheid.

De leden van de VVD-fractie vragen het volgende. De Staatssecretaris van FinanciĆ«n schrijft dat pas in mei 2019 bekend werd dat er 27 Nederlanders een Ā«KriegsbeschƤdigtenrentenĀ» ontvangen. Hoe verklaart u dan het bericht op 20Ā februari 2019 op de site van de NOS dan2? Daaruit blijkt deze informatie al eerder beschikbaar zou zijn geweest. Kan de regering expliciet bevestigen dat er geen informatie beschikbaar is over het aantal Nederlanders die een (periodieke) uitkering ontvangen naar aanleiding van het verleden bij de Waffen-SS van voor mei 2019?

Antwoord

Deze leden wijzen op een schijnbare discrepantie tussen de inhoud van mijn brief van 13Ā september 2019 3 en een bericht van 20Ā februari 2019 op de website van de NOS. Zij vragen te bevestigen dat voor mei 2019 geen informatie beschikbaar was over het aantal Nederlandse ontvangers van Ā«KriegsbeschƤdigtenrentenĀ». Ik heb in mijn brief niet willen suggereren dat de informatie, dat er een groep Nederlands ingezetenen is die de bedoelde KriegsbeschƤdigtenrenten uit Duitsland ontvangt, nieuw is. De informatie die in mei 2019 beschikbaar kwam was het actuele aantal ontvangers woonachtig in Nederland, namelijk 27 tegenover 34 aan het begin van 2019. Dat de uitkeringen bestaan en ook door Nederlanders, en andere inwoners van Nederland, worden ontvangen is reeds langer bekend. Hierover heeft mijn ambtsvoorganger in 2015 Kamervragen van de heer Omtzigt beantwoord.4

De leden van de VVD-fractie vragen of het klopt dat vanwege de vrijstelling in Duitsland, de betreffende gegevens van alleen de 27 Ā«KriegsbeschƤdigtenrentenĀ» pensioenontvangers niet worden uitgewisseld? Of zijn er nog andere groepen of individuen met een pensioen opgebouwd op basis van vrijwillige of beroepsmatige activiteit binnen de Wehrmacht of de Waffen-SS waarvan de gegevens niet worden uitgewisseld? Zo ja, welke en om hoeveel personen gaat het?

Antwoord

Zoals in de bovengenoemde beantwoording van Kamervragen in 2015 aangegeven wordt, wat betreft individuen met een uitkering opgebouwd op basis van vrijwillige of beroepsmatige activiteit binnen de Wehrmacht of de Waffen-SS, bij alleen deze groep de informatie niet automatisch uitgewisseld.5

De leden van de VVD-fractie vragen of er actief wordt onderzocht of de periodieke uitkeringen voor voormalig Nederlandse Waffen-SS- en andere soldaten worden verstrekt aan mensen die oorlogsmisdaden hebben begaan. Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoeveel mensen zijn de afgelopen tien jaar onderzocht en zijn er uitkeringen ook daadwerkelijk stopgezet?

Antwoord

Ik merk op dat de groep ontvangers met een woonplaats in Nederland een diverse samenstelling heeft. De Nederlanders in deze groep hebben zoals eerder vermeld ofwel zelf voor de Waffen-SS gediend, of zijn nabestaande van iemand die dat heeft gedaan. Bij personen die voor de Waffen-SS hebben gediend is of wordt onderzocht of zij oorlogsmisdaden hebben begaan. Deze taak is nu belegd bij de Duitse uitkerende instantie, Landschaftsverband Rheinland. Deze heeft hierover ook openheid gegeven in april 2019. Hieruit blijkt dat bij alle ontvangers, Nederlands of anderszins, die zelf bij de SS of Waffen-SS hebben gediend een onderzoek is ingesteld. In totaal gaat dit om 7 onderzoeken, waarvan er in april 2019 twee nog lopend waren. De uitkomsten van de afgeronde onderzoeken hebben bij deze personen niet geleid tot een stopzetting van de uitkering. Bij de andere ontvangers is er geen grond voor een onderzoek, omdat het daar gaat om weduwen en wezen of om personen die nu in Nederland wonen maar de Duitse nationaliteit hadden tijdens WOII en toen gewond zijn geraakt als minderjarige, als burger of als Wehrmachtsoldaat. In drie gevallen is de uitkering wel stopgezet op de grond dat van de ontvanger geen adres bekend was.6 De hiervoor genoemde onderzoeken hebben in de afgelopen tien jaar plaatsgevonden. Daarnaast is er in de periode 1998ā€“2013 in samenwerking tussen het Duitse Bundesarchiv en het Simon Wiesenthal Center onderzoek gedaan naar de weigeringsgrond dat iemand geen oorlogsmisdaden mag hebben begaan. De huidige ontvangers bevonden zich dan ook niet op de bij dat onderzoek gebruikte lijsten, omdat dan immers al in een eerdere fase de uitkering geweigerd of stopgezet zou zijn.

De leden van de VVD-fractie vragen welke eisen precies zijn verbonden aan het doen van groepsverzoeken. Belemmert dit niet de effectieve uitwisseling van gegevens tussen belastingdiensten? Zijn er plannen om het doen van groepsverzoeken eenvoudiger te maken?

Antwoord

De mogelijkheid van een groepsverzoek om inlichtingen is niet belemmerend, maar juist een uitbreiding van de mogelijkheden informatie uit te wisselen. Deze schept de mogelijkheid om bij een groep gelijke gevallen, ondanks dat deze niet individueel identificeerbaar zijn, een verzoek om informatie te doen. In een groepsverzoek moet volgens paragraaf 5.2 van het OESO-commentaar op artikel 26 van het OESO-modelverdrag in beginsel zijn opgenomen:

ā€¢ een gedetailleerde beschrijving van de groep;

ā€¢ de specifieke feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het verzoek;

ā€¢ een uitleg van de toepasselijke wet;

ā€¢ de reden waarom kan worden aangenomen dat de belastingplichtigen in de groep non-compliant zijn (duidelijke feitelijke basis);

ā€¢ de indicatie dat de gevraagde informatie bijdraagt aan het bereiken van compliance bij belastingplichtigen.

Deze eisen worden in het algemeen niet als belemmerend ervaren en verhinderen dat de betreffende informatie-uitwisseling een, niet toegestane, fishing expedition wordt.

De leden van de VVD-fractie vragen of er tussen 2015 en 2019 door de regering stappen zijn gezet om inzichtelijk te krijgen hoeveel voormalig Nederlandse SS- en andere soldaten een uitkering krijgen. Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen?

Antwoord

Het aantal in Nederland wonende ontvangers van de KriegsbeschƤdigtenrenten is bekend.

De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de regering antwoord verwacht van de Duitse bevoegde autoriteit. Wanneer is er precies contact opgenomen?

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering de Kamer kan informeren over de stand van zaken met betrekking tot het overleg tussen de Nederlandse en Duitse bevoegde instantie over de mogelijke informatie-uitwisseling over pensioenen van Nederlanders opgebouwd binnen de Wehrmacht of de Waffen-SS. Welke oplossingen zijn er denkbaar? Is de regering bijvoorbeeld voornemens om ook actief te overleggen over het terughalen van het heffingsrecht naar Nederland om zo de Ā«KriegsbeschadigtenrentenĀ» in Nederland te kunnen belasten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Het overleg met de Duitse autoriteiten, dat ik in mijn brief van 13Ā september 2019 aankondigde, is gestart door middel van een brief die ik op 1Ā oktober jongstleden naar Duitsland heb gestuurd. Vanwege het diplomatieke karakter van dit overleg en de geheimhouding die hierop rust, vind ik het op dit moment niet passend nader in te gaan op de te verwachten antwoordtermijn en de mogelijke oplossingen.

Vragen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Staatssecretaris op het verzoek van het lid Omtzigt over het bericht dat de Duitse regering al jarenlang

een vergoeding betaalt aan voormalig SS-soldaten in Nederland. Deze leden zouden graag de brief ontvangen die de regering aan de Duitse regering geschreven heeft met betrekking tot dit onderwerp en het antwoord dat de Duitse regering hierop gegeven heeft.

Antwoord

Om de bovengenoemde redenen van geheimhouding en diplomatie kan ik aan dit verzoek niet voldoen.

Zij verzoeken de Staatssecretaris aan te geven uit welk verdragsartikel volgt dat Duitsland niet verplicht zou zijn om deze inkomens met de Nederlandse regering te delen.

Het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland bevat een bepaling over informatie-uitwisseling (artikel 27) die is gebaseerd op het OESO-model. Het OESO-commentaar beschrijft welke informatie nodig is om bij een verzoek om informatie over een groep personen waarvan de naam en adres onbekend is te voorkomen dat sprake is van een fishing expedition. Deze eisen zijn hiervoor aan bod gekomen. Daarbij kan het in dit concrete geval lastig zijn om aan te tonen dat er aanwijzingen zijn dat mensen dit inkomen niet aangeven. Anderzijds is het ook niet zeker dat de ontvangers van deze uitkeringen dit inkomen wel hebben aangegeven. Nederland heeft Duitsland verzocht om informatie over deze inkomens te krijgen.

Ook verzoeken zij de Staatssecretaris om inzage te verkrijgen wie dit pensioen de afgelopen 75 jaar ontvangen heeft en waar mogelijk over te gaan tot naheffing en beboeten van mensen die hun inkomen niet hebben opgegeven, ook bij nabestaanden die het pensioen ontvangen in dit geval. De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris tevens of het niet mogelijk is om de namen van de belastingplichtigen te achterhalen gezien de processen die er na de oorlog zijn geweest tegen mensen die in vreemde krijgsdienst getreden zijn. Kan de Staatssecretaris met deze namen gericht gegevens opvragen bij de Duitse belastingdienst? De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering bij alle nog levende SSā€™ers na te gaan of zij rente ontvangen hebben of dat zij nog een levende nabestaande hebben. Als die bestaan, kan er ook gericht navraag gedaan worden bij zowel de personen als bij de Duitse autoriteiten. Is de Nederlandse regering daartoe bereid?

Antwoord

Ik ben niet voornemens de namen, voor zover die mij bekend worden, te overleggen van de personen die dit pensioen in de afgelopen 75 jaar ontvangen hebben. Dit met het oog op het verdragsrecht en de fiscale geheimhoudingsplicht. Zoals hierboven reeds aangegeven, ben ik met Duitsland in diplomatiek overleg met het oog op het ontvangen van de namen van deze betrokkenen ten behoeve van de fiscale controle. De suggestie van deze leden om historische gegevens over strafzaken te gebruiken om deze namen of die van hun nabestaanden te achterhalen lijkt mij niet de aangewezen route. Dit hangt ook samen met de bovengenoemde toets op oorlogsmisdaden.

Verder verzoeken de leden van de CDA-fractie aan te geven wat de verschillende mensen die uit Duitsland pensioenen ontvangen hebben na de oorlog gemiddeld ontvingen, of het vrijgesteld was van belasting en of de gegevens zijn uitgewisseld met de Duitse overheid.

Zij verzoeken dat te doen voor alle categorieƫn die de Nederlandse overheid bekend zijn zoals:

1. Slachtoffers van vervolging

2. Uitkeringen uit artikel 2, claims conference

3. Nederlanders die als dwangarbeider te werk gesteld zijn

4. Voormalig inwoners van gettoā€™s

5. Mensen die in concentratiekampen gezeten hebben

6. Nederlanders die in het Duitse leger dienst genomen hebben

7. Nederlanders die een KriegbeschƤdigtenrenten ontvangen

Antwoord

Categorie 1, slachtoffers van vervolging. Dit kunnen in ieder geval BEG-uitkeringen en HNG-fondsuitkeringen (HƤrtefondsuitkeringen) zijn. De hoogte van de BEG-uitkeringen verschilt per uitkeringsgerechtigde, in 2017 bedroeg de gemiddelde uitkering aan uitkeringsgerechtigden woonachtig in Nederland gemiddeld ā‚¬Ā 746 per maand. Ook de hoogte van de HƤrtefondsuitkeringen verschilt per uitkeringsgerechtigde. De gemiddelde HƤrtefondsuitkering aan in Nederland woonachtige uitkeringsgerechtigde bedroeg volgens onze informatie gemiddeld ā‚¬Ā 419. Duitsland heeft het heffingsrecht over deze uitkeringen en stelt ze vrij. In Nederland geldt voor deze uitkeringen onder meer ter voorkoming van een progressienadeel een eindheffing in de loonbelasting met terugwerkende kracht tot en met 1Ā januari 2016. Dit betekent dat de ontvanger deze uitkeringen niet hoeft op te geven in de aangifte inkomstenbelasting.7 De informatie over de uitkeringen wordt niet uitgewisseld door Duitsland.

Categorie 2, de artikel 2-fondsuitkeringen. Deze zijn sinds 2016 vrijgesteld voor de heffing van inkomstenbelasting. In 2019 bedroeg de uitkering aan uitkeringsgerechtigden woonachtig in Nederland ā‚¬Ā 415 per maand. Duitsland heeft het heffingsrecht over deze uitkeringen en stelt ze vrij. In Nederland geldt mede ter voorkoming van progressienadeel dat de ontvanger deze uitkering niet hoeft op te geven in de aangifte inkomstenbelasting. Deze informatie wordt niet uitgewisseld met Duitsland.

Categorie 3, Duitsland betaalt bij mijn weten geen schadevergoedingen meer uit die specifiek bedoeld zijn voor dwangarbeiders. Het is wel mogelijk dat iemand die in Duitsland dwangarbeid heeft verricht, kwalificeert onder ƩƩn van de andere categorieƫn uit deze beantwoording of uit Duitsland een wettelijk (invaliditeits)pensioen ontvangt.

Categorie 4, Getto-uitkeringen worden door Duitsland verstrekt aan personen die in WOII onder dwang in een getto verbleven, in het getto werkzaamheden hebben verricht en ouder zijn dan 65 jaar. In 2016 bedroeg deze periodieke uitkering aan vervolgingsslachtoffers woonachtig in Nederland gemiddeld ā‚¬Ā 173 per maand. Duitsland heeft het heffingsrecht over deze uitkeringen en stelt ze vrij. In Nederland geldt voor deze uitkeringen onder meer ter voorkoming van progressienadeel een eindheffing in de loonbelasting. Deze eindheffing zal met terugwerkende kracht tot en met 1Ā januari 2014 van toepassing zijn. Zie hiervoor de brief die ik hierover op 31Ā oktober 2019 naar uw Kamer heb gestuurd waarin is aangekondigd dat de periode van de terugwerkende kracht wordt verruimd van 1Ā januari 2016 naar 1Ā januari 2014.8 De ontvanger hoeft deze uitkering niet op te geven in de aangifte inkomstenbelasting.

Categorie 5, mensen die in concentratiekampen gezeten hebben. Deze mensen kunnen als zij blijvende gezondheidsschade hebben aanspraak maken op een van de uitkeringen uit de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers. Deze uitkeringen zijn echter niet uit Duitsland afkomstig.

Categorie 6, Nederlanders die in de Wehrmacht hebben gediend. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden Nederlanders niet toegelaten tot de Wehrmacht. Personen die op dit moment in Nederland wonen en een Duits wettelijk pensioen ontvangen voor de werkzaamheden die zij hebben verricht voor de Wehrmacht, dat ook opgebouwd kan zijn voor dienst in de oorlogsjaren, betalen hierover of in Nederland, of in Duitsland belasting. Deze bedragen worden geautomatiseerd uitgewisseld. De hoogte is afhankelijk van de persoonlijke situatie.

Categorie 7, Nederlanders die een KriegsbeschƤdigtenrente ontvangen. Zoals in de beantwoording van de vragen van de leden van de fractie van de VVD al is aangegeven, bevinden zich onder de in Nederland woonachtige ontvangers van een KriegsbeschƤdigtenrente ook niet-Nederlanders. Het gemiddelde bedrag voor de totale groep is rond de ā‚¬Ā 330 per maand. Duitsland heeft het heffingsrecht over de uitkering en stelt deze vrij. De bedragen worden niet geautomatiseerd uitgewisseld met Nederland.

Vragen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie vragen om een nadere toelichting op welke wijze de Belastingdienst toezicht houdt op de vraag of de uitkeringen en pensioenen opgegeven worden in de aangifte Inkomstenbelasting. Zijn er voorbeelden dat dit toezicht inzicht heeft gegeven dat belastingplichtigen deze uitkeringen en pensioenen niet hebben opgegeven, terwijl zij dit wel hadden moeten doen. Zo ja, om hoeveel gevallen gaat het?

Antwoord

Ik interpreteer deze vraag zo dat die uitsluitend ziet op de KriegsbeschƤdigtenrenten. Omdat de Belastingdienst niet weet welke personen de uitkeringen ontvangen en deze uitkeringen niet worden gerenseigneerd, vallen deze posten alleen onder het reguliere toezicht. Hierbij wordt de aangifte uitgeworpen op basis van risicokenmerken of valt deze in een steekproef, en controleert een aangiftemedewerker deze door de informatie te vergelijken met bij de Belastingdienst bekende informatie en op basis van gegevens die de belastingplichtige zelf, na een eventuele vragenbrief, aanlevert. Mij zijn geen voorbeelden bekend waarbij is gebleken dat deze uitkeringen ten onrechte niet zijn opgegeven.

De leden van de D66-fractie vragen, gezien het aantal personen in andere landen dan Duitsland dat een periodieke uitkering ontvangt vanwege oorlogsverwondingen die zij hebben opgelopen in dienst van de Waffen-SS, om een nadere toelichting over de wijze waarop deze problematiek in andere landen speelt. Deze leden vragen om daarbij specifiek in te gaan op de vragen in hoeverre andere landen een informatieverzoek bij Duitsland hebben ingediend, welke afspraken andere landen en Duitsland hebben gemaakt over de informatie-uitwisseling en op welke wijze dit heeft bijgedragen aan de belastingheffing.

Antwoord

Mij is niet bekend of Duitsland met andere landen informatie over deze pensioenen uitwisselt. Deze informatie valt onder internationale geheimhouding. Wel is het zo dat de problematiek ook in Belgiƫ publiekelijk aandacht krijgt.

De leden van de D66-fractie vragen per wanneer het kabinet de Kamer kan informeren over de uitkomsten van het overleg over de mogelijkheden van informatie-uitwisseling.

Antwoord

Ik kan nu, ook gelet op het bovengenoemde diplomatieke karakter en de geheimhouding, geen inschatting van geven van wanneer het kabinet de Kamer kan informeren over de uitkomsten van het overleg. Het moment en de manier waarop uw Kamer kan worden ingelicht, is mede afhankelijk van de Duitse instemming daarmee.

Vragen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie lezen in de brief dat de mogelijkheden om fiscale inlichtingen over voormalig SSā€™ers en leden van de Wehrmacht zullen worden besproken met de Duitse overheid. Deze leden spreken hun verontwaardiging uit over het feit dat belastingheffing nu plaatsvindt in Duitsland onder de Duitse belastingwetgeving die deze uitkeringen uit lijkt te zonderen van heffing. Zij merken op dat in de huidige situatie vrijwillige leden van een wegens oorlogsmisdaden verboden paramilitaire organisatie en een buitenlandse krijgsmacht op het oog impliciet gelijk worden gesteld aan voormalig dwangarbeiders die onder het belastingverdrag met Duitsland juist expliciet in Duitsland belasting moeten afdragen. Deze leden vragen de regering welke morele rechtvaardiging ervoor bestaat dat degenen die hebben bijgedragen aan de meest gruwelijke oorlogsmisdaden geen belastingplicht hebben in het land dat te maken heeft gehad met deze oorlogsmisdaden en waarmee zij de facto gelijk worden gesteld aan degenen die juist te lijden hadden onder de dwangarbeid die in het Derde Rijk op grote schaal plaatsvond.

Antwoord

Zoals hiervoor vermeld hebben Nederland en Duitsland zowel in het belastingverdrag 1959 als in het huidige verdrag afspraken gemaakt over bepaalde oorlogsuitkeringen. Het uitgangspunt daarbij is dat deze uitkeringen ter heffing aan de uitkerende staat zijn toegewezen. Hiermee is bereikt dat dergelijke uitkeringen in grote mate een aangelegenheid blijven van de staat die de uitkeringen doet. Het belastingverdrag verdeelt slechts heffingsrechten. Op welke wijze een inkomensbestanddeel vervolgens in de heffing wordt betrokken, is afhankelijk van het nationale recht van de staat die het heffingsrecht heeft. Voor invaliditeitsuitkeringen en -pensioenen die worden betaald aan inwoners van Nederland die tijdens de Tweede Wereldoorlog als dwangarbeider in Duitsland tewerkgesteld waren, geldt ook dat Duitsland het heffingsrecht heeft. Deze uitkeringen zijn in Duitsland vrijgesteld van belastingheffing en op grond van het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland in Nederland uitgesloten van het progressievoorbehoud. Hierdoor hebben dwangarbeiders die inwoner zijn van Nederland en deze uitkeringen ontvangen dus geen progressienadeel.

Tevens vragen zij de regering in hoeverre afwegingen op morele gronden worden gemaakt bij het opstellen van deze verdragen en of moraliteit en rechtvaardigheid deel uitmaken van het kader waarbinnen degenen belast met het opstellen en uitvoeren van belastingwetgeving afwegingen dienen te maken.

Bij het onderhandelen van belastingverdragen wordt gestreefd om tot een rechtvaardige verdeling van heffingsbevoegdheden te komen. Daarbij wordt uitgegaan van de uitgangspunten die zijn neergelegd in de notitie fiscaal verdragsbeleid.

De leden van de SP-fractie merken op dat in het tot 2015 geldende belastingverdrag met Duitsland deze categorie nog formeel in Duitsland belastingplichtig was, maar onder het nieuwe verdrag niet meer worden vermeld als uitgezonderde categorie en hiermee op het oog nergens belastingplichtig zijn als zij niet vrijwillig aangifte doen in Nederland. Zij vragen de regering of geprobeerd is dit lek te dichten tijdens de onderhandelingen over het belastingverdrag en zo ja, waarom het niet mogelijk is gebleken ervoor te zorgen dat SSā€™ers en voormalig leden van de Wehrmacht in Nederland belasting te laten betalen over inkomsten uit hoofde van hun oorlogsverleden.

Antwoord

Zowel onder het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland van 1959 als het nu geldende belastingverdrag is de heffing over de KriegsbeschƤdigtenrenten aan Duitsland ter heffing toegewezen. Deze verdeling is op verzoek van Duitsland tot stand gekomen. Het belastingverdrag verdeelt heffingsrechten en regelt niet de daadwerkelijke heffing over de betreffende inkomsten. Dit wordt geregeld door het nationale recht van de betreffende staten. In Duitsland wordt een aantal oorlogs- en vervolgingsuitkeringen onder het nationale recht vrijgesteld. De achtergrond van deze vrijstellingen is een Duitse interne aangelegenheid. Tegen deze achtergrond is er naar mijn mening ook geen sprake van een lek.

De leden van de SP-fractie merken op dat een overleg om de mogelijkheden voor fiscale gegevensuitwisseling te bespreken een erg magere uitkomst is van een dergelijk moreel zwaar beladen discussie. Zij vragen de regering hierom het belastingverdrag met de Bondsrepubliek Duitsland te wijzigen zodat voormalige leden van de SS en de Wehrmacht expliciet worden verplicht om in Nederland aangifte te doen en verplichte gegevensuitwisseling met Duitsland voor deze groep daarbij ook onderdeel van dit verdrag te maken. Tevens vragen zij de regering om tot deze verdragswijziging doorgevoerd kan worden een garantie van de Duitse overheid te vragen dat gegevens van alle Nederlandse ingezetenen die een uitkering uit hoofde van hun lidmaatschap van de SS of Wehrmacht ten tijde van de Tweede Wereldoorlog ontvangen aan de Belastingdienst zullen worden verstrekt opdat correct belastingafdracht kan worden gedaan.

Antwoord

Ook onder het huidige belastingverdrag dienen voormalige leden van de SS en de Wehrmacht die inwoner zijn van Nederland hun wereldwijde inkomen in de aangifte inkomstenbelasting aan te geven. Voor inkomen dat ter heffing aan Duitsland is toegewezen geldt dat dit inkomen de verschuldigde belastingheffing over het overige inkomen kan verhogen in verband met het zogenoemde progressievoorbehoud. Het huidige belastingverdrag bevat een OESO-conforme bepaling over gegevensuitwisseling. In mijn brief van 13Ā september 2019 heb ik aangegeven wat de problemen zijn bij een informatieverzoek over een individuele belastingplichtige en een groepsverzoek. Daarbij heb ik aangegeven dat ik contact heb laten opnemen met de Duitse bevoegde autoriteit om te overleggen over de mogelijkheden van informatie-uitwisseling. Dit is naar mijn mening de meest kansrijke en meest efficiĆ«nte manier om deze informatie te verkrijgen.

Tot slot vragen de leden van de SP-fractie of de regering een vergelijking kan maken tussen de behandeling van degenen wiens deelname aan een buitenlandse krijgsmacht heeft geleid tot het ontnemen van het Nederlands staatsburgerschap, zoals degenen die met de Internationale Brigades vochten tegen opkomend fascisme, en degenen die in dit geval kozen om in naam van het nationaalsocialisme bij te dragen aan volkerenmoord en de bezetting en exploitatie van hun eigen land

Antwoord

Ik interpreteer deze vraag zo dat wordt gevraagd naar het verschil in fiscale behandeling in Nederland. Iemands nationaliteit heeft in het algemeen geen invloed op de fiscale behandeling in de loon- of inkomstenbelasting, waar we het hier over hebben. Voor de toeslagen is dit ook zo, mits de persoon wel een geldige verblijfsvergunning of de nationaliteit van Ć©Ć©n van de EER-staten heeft. Vanuit fiscaal oogpunt is de groep van wie het staatsburgerschap is ontnomen dan ook vergelijkbaar met andere belastingplichtigen.


  1. NOS, 20Ā februari 2019 (https://nos.nl/artikel/2272761-oud-ss-ers-in-nederland-krijgen-uitkering-vanuit-duitsland.html).ā†©ļøŽ

  2. NOS, 20Ā februari 2019 (https://nos.nl/artikel/2272761-oud-ss-ers-in-nederland-krijgen-uitkering-vanuit-duitsland.html).ā†©ļøŽ

  3. Kamerstuk 31Ā 066, nr.Ā 522.ā†©ļøŽ

  4. Aanhangsel Handelingen II, 2014/15, nr.Ā 2799.ā†©ļøŽ

  5. Aanhangsel Handelingen II, 2014/15, nr.Ā 2799.ā†©ļøŽ

  6. https://fragdenstaat.de/anfrage/empfanger-von-leistungen-nach-dem-bvg-in-den-niederlanden-1/223021/anhang/2019-04-02AuswertungKBinNL.pdf.ā†©ļøŽ

  7. Kamerstuk 34Ā 785, nr.Ā 85.ā†©ļøŽ

  8. Kamerstuk 35Ā 302, nr.Ā 19.ā†©ļøŽ