Antwoord op vragen van het lid Westerveld over aanbieders van decentrale selectietrainingen geneeskunde
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2019D52771, datum: 2019-12-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20192020-1140).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van zaak 2019Z23112:
- Gericht aan: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Indiener: E.M. Westerveld, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
1140
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over aanbieders van decentrale selectietrainingen geneeskunde (ingezonden 25 november 2019).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 19 december 2019).
Vraag 1
Bent u ervan op de hoogte dat er verschillende commerciële aanbieders bestaan die studenten «begeleiden», «trainen» en «opleiden» om de decentrale geneeskundeselectie te halen, waaronder decentraleselectiegeneeskundetraining.nl, athenastudies.nl, tentamentrainingen.nl, decentralestudent.nl?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u ervan op de hoogte dat deze aanbieders er puur op gericht zijn om studenten in spe de vereiste kennistoets te laten halen?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
In hoeverre wegen opleidingen de score van de kennistoets mee in hun afweging om studenten al dan niet toe te laten tot de opleiding geneeskunde?
Antwoord 3
Kennis (cognitieve vaardigheden) maakt onderdeel uit van de decentrale selectie van geneeskunde opleidingen. De manier waarop opleidingen dit toetsen is echter verschillend. Niet alle opleidingen maken gebruik van een kennistoets. Alternatieve methoden om kennis te testen zijn bijvoorbeeld het overgangscijfer van vwo 5 naar 6 of door aankomende studenten tijdens een selectiedag een college te laten volgen op basis waarvan zij een aantal vragen beantwoorden.
Bij het inrichten van de selectieprocedure wordt verder uitgegaan van het profiel van de betreffende opleiding en de instelling zodat de student die het best bij de opleiding past, geselecteerd kan worden. Daarbij moet de selectieprocedure uit ten minste twee kwalitatieve criteria bestaan en kan een kennistoets dus nooit het enige criterium bij de selectie zijn.
Vraag 4
Is bekend hoeveel aanbieders er zijn, hoeveel geld er aan de vraagkant in omgaat en hoeveel studenten jaarlijks deelnemen aan deze trainingen?
Antwoord 4
Het is mij niet bekend hoeveel aanbieders er zijn en hoeveel geld er aan de vraagkant in omgaat. De VSNU laat mij weten dat er in het verleden onderzoek is gedaan bij de geplaatste studenten. Hieruit kwam naar voren dat een beperkte groep studenten (5–10%) een decentrale selectietraining had gevolgd.
Vraag 5
Voor welke andere opleidingen worden dergelijke selectietrainingen ook aangeboden?
Antwoord 5
Het is mij bekend dat dergelijke selectietrainingen ook worden aangeboden voor Tandheelkunde.
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat het volgen van een dergelijke training de kans om toegelaten te worden tot een geneeskundeopleiding aanmerkelijk vergroot? Zo ja, heeft u ooit onderzocht in hoeverre dat percentage toeneemt?
Antwoord 6
Uit onderzoek van ResearchNed blijkt dat het gebruik van hulpbronnen, waaronder selectietrainingen, over het algemeen de kans op toelating niet vergroten.1
Vraag 7
Bent u het ermee eens dat dit een stuitend voorbeeld is van kansenongelijkheid? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Ik ben van mening dat aanvullende trainingen om door de decentrale selectie te komen niet nodig moeten zijn. We leven echter in een vrij land. Als er behoefte is aan dergelijke trainingen en deze op de markt worden aangeboden, kan ik die niet verbieden. Het is mij daarbij niet bekend dat er banden zijn tussen aanbieders van deze specifieke trainingen, middelbare scholen en universiteiten. Maar ik vind wel dat we samen met de instellingen kritisch moeten zijn op het selectieproces en de gehanteerde selectiecriteria. Het kan niet zo zijn dat wie zich maar goed genoeg laat trainen, er doorheen komt. Dat zou een gevaarlijk neveneffect van selectie zijn. Zoals ik in het antwoord op vraag 6 al aangeef, blijkt uit onderzoek van ResearchNed dat het gebruik van selectietrainingen over het algemeen de kans op toelating niet vergroot.
Vraag 8
Wat zegt het bestaan van dergelijke selectietrainingen over de maatschappij, volgens u?
Antwoord 8
Zie antwoord op vraag 7.
Vraag 9
Bent u het ermee eens dat dergelijke trainingen volstrekt onacceptabel, onwenselijk en ontoelaatbaar zijn? Zo ja, wat gaat u ondernemen om het businessmodel van deze trainingaanbieders te belemmeren?
Antwoord 9
Zie antwoord op vraag 7.
Vraag 10
Bent u bereid om het aanbieden van dergelijke toetsen te ontmoedigen? Zo ja, op welke manier? Is bekend of er ook banden zijn tussen aanbieders van deze kennistoetsen, middelbare scholen en universiteiten?
Antwoord 10
Zie antwoord op vraag 7.
Vraag 11
Ziet u dergelijke selectietrainingen als een aanleiding om het beleid ten aanzien van selectie te heroverwegen?
Antwoord 11
De toegankelijkheid van het hoger onderwijs gaat mij nauw aan het hart. Daarom wil ik, zoals ik in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs ook aangeef, selectie zoveel mogelijk beperken.2 En als instellingen toch selecteren, moeten ze de inhoud en het aantal selectiecriteria en de methoden van selectie zeer zorgvuldig afwegen en onderbouwen met beschikbare wetenschappelijke inzichten. Ook dienen zij hierbij oog te hebben voor de druk van een eindexamenperiode, zelfselectie en kansenongelijkheid.