Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op de motie van de leden Van der Molen en Van der Graaf over vermogensnormen voor kwijtschelding lokale heffingen op elkaar afstemmen (Kamerstuk 32315-13)
Wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de raad, provinciale staten en het algemeen bestuur om kwijtschelding van belastingen te verlenen
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2019D53119, datum: 2019-12-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: F.M.J. Hendrickx, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2019Z20448:
- Indiener: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2019-10-31 14:20: Aansluitend aan het afscheid: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-11-14 11:30: Procedurevergadering vaste commissie voor Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2019-12-18 14:00: Reactie op de motie van Van der Molen en Van der Graaf over vermogensnormen voor kwijtschelding lokale heffingen op elkaar afstemmen (Kamerstuk 35000-VII-19) (TK 32315-13) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2021-09-16 22:35: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
32 315 Wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de raad, provinciale staten en het algemeen bestuur om kwijtschelding van belastingen te verlenen Nr. … INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 19 december 2019 De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft enkele vragen en opmerkingen over de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 oktober 2019 (TK 32315 nr. 13) houdende een reactie op de motie van de leden Van der Molen en Van der Graaf over het op elkaar afstemmen van vermogensnormen voor kwijtschel-ding van lokale heffingen (TK 35000 VII nr. 19). Deze vragen, alsmede de daarop op ….… gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt. De voorzitter van de commissie, Ziengs De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx Inhoudsopgave I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties II. Reactie van de minister I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de minister op de motie van de leden Van der Molen en Van der Graaf (35 000 VII, nr. 19) over het op elkaar afstemmen van vermogensnormen voor kwijtschelding lokale heffingen. Bij die motie heeft de Kamer de regering op 30 oktober 2018 verzocht om in overleg met gemeenten en waterschappen gezamenlijk te bezien hoe vermogensnormen voor kwijtschelding beter op elkaar kunnen worden afgestemd. Het verbaast deze leden dat de regering de Kamer een jaar later de mededeling doet, dat vermogensnormen voor kwijtschelding beter niet op elkaar afgestemd kunnen worden. Daarom hebben deze leden de volgende vragen. De minister schrijft, dat uit ambtelijk overleg met de gemeenten en waterschappen niet gebleken is dat er een manier is om de vermogensnormen voor kwijtschelding en bijstand beter op elkaar af te stemmen zonder dat dit hetzij nadelige gevolgen heeft voor de armoedeval hetzij de positie van mensen die afhankelijk zijn van een bijstandsuitkering aantast. De leden van de CDA-fractie vragen de regering de betreffende gespreksverslagen aan de Kamer toe te zenden. Onderschrijft de regering de stelling van het Nibud dat reserveren voor onvoorziene uitgaven verstandig is voor mensen met een klein inkomen om zo het risico op schulden te verminderen? Onderkent de regering dat personen met een klein inkomen in de knel kunnen komen door verschillen tussen regelingen van overheden? Zo ja, welke consequenties verbindt de regering daaraan voor de verschillen tussen vermogensnormen voor kwijtschelding? Op welke wijze wordt de positie van mensen die afhankelijk zijn van een bijstandsuitkering aangetast door betere afstemming tussen de vermogensnormen voor kwijtschelding en bijstand? De regering stelt dat het beperken van de armoedeval prioriteit heeft boven het kwijtschelden van lokale lasten. Hoe verhoudt het streven naar het verminderen van de armoedeval zich tot de inzet op het voorkomen van schulden? De voornaamste reden voor terughoudendheid bij de regering lijkt te zitten in de veronderstelling dat het verhogen van de vermogensgrens voor kwijtschelding van lokale lasten de armoedeval verslechtert en mensen uitkeringsafhankelijk maakt. Bij aanvaarding van werk zal echter niet een stijging van het vermogen, maar een stijging van het inkomen reden zijn dat iemand niet meer voor kwijtschelding in aanmerking komt, zo stelt het college van Amsterdam mede namens de G4 (brief van 13 december 2019). Deze leden ontvangen graag een nadere reactie van de regering. Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie De leden van de fractie van GroenLinks hebben met enige verbazing kennis-genomen van de reactie van de regering op de motie van de leden Van der Molen en Van der Graaf. Deze leden waren het eens met de indieners van de motie dat personen met een klein inkomen snel in de problemen kunnen komen als zij kleine financiële tegenvallers hebben en dat het daarom goed is wanneer deze mensen een klein beetje vermogen kunnen opbouwen om bijvoorbeeld te sparen voor een nieuwe wasmachine, een nieuwe computer of voor uitgaven ten behoeven van thuiswonende kinderen. Juist deze kwetsbare groep mensen zou wat de leden van de GroenLinksfractie geholpen moeten worden bij het voorkomen van schulden. Deelt de regering deze mening? Zo nee, waarom niet? En hoe beoordeelt de regering in dit kader het advies van het NIBUD aan huishoudens om maandelijks te proberen 10 procent van het inkomen te sparen om financiële problemen bij (onvoorziene) tegenvallers te voorkomen? Klopt het, zo vragen deze leden, dat wanneer bijvoorbeeld een bijstandsgerechtigde - als deze daar al toe in staat zou zijn - maandelijks 10 procent van het inkomen zou sparen, deze persoon na een jaar bij de meeste gemeenten en waterschappen niet in aanmerking zou komen voor kwijtschelding van de gemeente- en waterschapsbelastingen omdat het vermogen dan inmiddels te groot is geworden? Zo ja, hoe beoordeeld de regering dit? Vindt zij dit wenselijk? Zo nee, kan de regering cijfermatig onderbouwen met verwijzingen naar kwijtscheldingsregels van gemeenten en waterschappen dat ook deze sparende personen binnen de vermogensvrijstellingen blijven? In haar reactie op de bijna unaniem aanvaarde motie stelt de regering dat uit gesprekken met gemeenten en waterschappen niet is gebleken dat er een manier is om de vermogensnormen voor kwijtschelding en bijstand beter op elkaar af te stemmen, zonder dat dit nadelige effecten heeft. De leden van de fractie van GroenLinks zijn geenszins overtuigd door deze summiere reactie van de regering en zouden daarom graag een nadere uiteenzetting van de regering ontvangen waaruit precies blijkt dat er geen manieren zijn de vermogensnormen beter op elkaar af te stemmen? De regering stelt dat het ophogen van de vermogensvrijstellingen binnen het kwijtscheldingsbeleid zal tot gevolg zal hebben dat het aantal kwijtscheldings-gerechtigden toeneemt. Wanneer deze mensen vervolgens (beter) betaald werk aanvaarden, raken zij de kwijtschelding weer kwijt. Graag ontvangen de leden van de fractie van GroenLinks een nadere onderbouwing van de regering waaruit precies zou blijken dat er minder mensen zouden gaan werken wanneer de vermogensvrijstelling iets opgehoogd zou worden? Is de regering van mening dat er veel mensen zijn die liever een jaarlijkse vrijstelling van de lokale belastingen ontvangen dan dat zij een (beter) betaalde baan zouden willen aanvaarden? Graag ontvangen deze leden een cijfermatige onderbouwing van de veronderstelde negatieve effecten van het beperkt ophogen van de vermogensvrijstelling. De leden van de fractie van GroenLinks willen via deze weg de regering nogmaals oproepen om te bekijken hoe alsnog tot betere afstemming kan worden gekomen van vermogensnormen. Is de regering hiertoe bereid? Zo nee, waarom niet? Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie De leden van de fractie van de SP hebben kennis genomen van de brief over de vermogensnormen voor kwijtscheldingen lokale heffingen. Hierover hebben zij nog enkele vragen en opmerkingen. Het regeerakkoord zet in op het voorkomen van schulden. Tegelijkertijd wil de regering de vermogensnorm niet verhogen omdat dat zou leiden tot een grotere armoedeval. De armoedeval is echter afhankelijk van het inkomen. De mogelijkheid tot kwijtschelding van de lokale belastingen wordt bepaald op basis van het vermogen. De leden van de fractie van de SP vragen een nadere toelichting waarom niet de vermogensnorm wordt verhoogd, omdat juist dit schulden kan voorkomen. Deze leden menen dat dat de mogelijkheid om meer vermogen te behouden zonder dat de kwijtschelding van lokale belastingen onmogelijk wordt, ervoor zorgt dat er uiteindelijk minder mensen in de schulden komen. Deze leden vragen een reactie op de vraag of het niet tegenstrijdig is om schulden te willen bestrijden maar niet de vermogensnorm te willen verhogen? Tevens vragen deze leden naar cijfers over de hoeveelheid mensen die in de risicogroep vallen om in de schulden te komen als gevolg van de huidige lage vermogensnorm. Als de vermogensnorm wordt verhoogd zorgt dat ervoor dat verantwoord budgetteren wordt beloond, menen de leden van de fractie van de SP. Deze leden vragen waarom mensen nu worden gestraft voor hun verantwoord budgetteren door hen nu niet in aanmerking te laten komen voor het kwijtschelden van de lokale belastingen? Hoeveel mensen kregen er in 2018 kwijtschelding van de decentrale belastingen? En hoeveel mensen zouden in aanmerking zijn gekomen voor de kwijtschelding van de decentrale belastingen als de vermogensnorm zou worden verhoogd tot de participatiewet? Het rapport Knellende schuldenwetgeving, dat is besproken tijdens een Algemeen Overleg Armoede- en schuldenbeleid, geeft in aanbeveling 41 het volgende aan: zorg ervoor dat verantwoord budgetteren niet wordt afgestraft: verhoog het banksaldo dat bij kwijtschelding wordt vrijgelaten. Een extra vrijlating van €2000 euro geeft voldoende ruimte om te kunnen reserveren. Wat vindt u van deze aanbeveling van het onderzoek, zo vragen de leden van de fractie van de SP. Op dit moment beslissen gemeentes zelf over de hoogte van de vermogensnorm voor de kwijtschelding van lokale belastingen. Bent u met de leden van de fractie van de SP van mening dat dit zorgt voor ongelijke kansen op een leven zonder schulden? Zou het voor gemeentes niet veel overzichtelijker zijn als alles gewoon wordt aangevuld tot de participatiewet? Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie De leden van de PvdA-fractie hebben kennis genomen van de kabinetsreactie op de aangenomen motie van de leden Van der Molen en Van der Graaf. Daarover hebben zij nog enkele vragen. De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering de analyse van het Nibud onderschrijft dat een financiële buffer noodzakelijk is om schulden te voorkomen. Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie of de regering, indachtig de ambitie om problematische schulden terug te dringen, vindt dat sparen bevorderd zou moeten worden bij huishoudens met hoge financiële risico’s. Op welke wijze wenst de regering te bevorderen dat deze huis-houdens kunnen sparen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie? Kan de regering daarbij de conclusie van het Nibud betrekken dat driekwart van de mensen die geen spaargeld heeft, niet spaart omdat het besteedbaar inkomen onvoldoende is? Is de regering met de leden van de PvdA-fractie van mening dat met de kabinetsreactie geen uitvoering wordt gegeven aan de aangenomen motie, die nadrukkelijk vraagt om bij de uitvoering de normen in de Participatiewet te betrekken? De leden van de PvdA-fractie verzoeken de regering uiteen te zetten met welke argumenten bij de invoering van de Participatiewet is gekozen voor hogere vermogensnormen om in aanmerking te komen voor een bijstandsuitkering? Is de regering met de PvdA-fractie van mening dat een gespaard bedrag van circa € 2.500,= onvoldoende is om financiële klappen op te vangen? Zo nee, kan de regering dat onderbouwen? Zo ja, op welke wijze gaat de regering ervoor zorgen dat mensen met lage inkomens in staat zijn adequate financiële buffers op te bouwen of aan te houden? De leden van de PvdA-fractie vragen de regering inzichtelijk te maken op welke wijze de vermogensnormen voor kwijtschelding van gemeentelijke belastingen tussen gemeenten verschillen? De leden van de PvdA-fractie vragen de regering uiteen te zetten waarom de regering de nadrukkelijke wens van de G4 en de G40 om de normen aan te laten sluiten bij de hogere normen in de Participatiewet negeert? Kan de regering ingaan op de uitspraak van de G4 en G40 dat in 2011 is besloten tot verruiming van de kwijtscheldingsregels voor gemeentelijke belastingen - en daarmee tot afwijken van de regels voor rijksbelastingen - na een gedegen afweging van de armoedeval? Kan de regering uiteenzetten op basis van welke argumenten de regering tot een andere oordeel is gekomen? Kan de regering tevens ingaan op het argument van de G4 en G40 dat bij aanvaarding van (beter) werk het hogere inkomen mogelijk een armoedeval veroorzaakt, en niet het hogere vermogen? Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de reactie van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op de motie van de leden Van der Molen en Van der Graaf over vermogensnormen voor kwijtschelding lokale heffingen op elkaar afstemmen. Zij lezen met enige teleurstelling dat niet wordt overgegaan tot betere afstemming van vermo-gensnormen en kwijtschelding bij lokale heffingen. Waarom wordt niet uitge-gaan van de degelijkheid van het lokaal bestuur in het maken van een juiste afweging bij de vaststelling van de vermogensnomen? Kan de regering een nadere onderbouwing geven dat het ophogen van de vermogensnorm zou leiden tot armoedeval? Bij aanvaarding van werk zal toch immers niet het vermogen, maar het hogere inkomen de reden zijn voor het wegvallen van het recht op kwijtschelding, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Kan de regering tevens aangeven waarom in 2011 wel is besloten om te komen tot wetgeving die ophoging van de vermogensnormen mogelijk maakte tot aan de vermogensnorm in de Participatiewet? Ziet zij de discrepantie tussen de standpunten die door de regering toen en nu zijn ingenomen, en die ook in de brief van de G4 en de G40 wordt geconstateerd? Klopt het dat er op grond van de wetgeving uit 2011 alleen nog nadere regels gesteld hoeven te worden om de vermogensnormen aan te passen en dat dit dus eenvoudig te regelen is? De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen wat de voorkeur van de regering zou hebben: de vermogensnorm voor kwijtschelding van gemeente-belastingen standaard gelijkstellen aan de vermogensnorm in de Participa-tiewet, of gemeenten beleidsvrijheid geven om zelf (tot de grens in de Partici-patiewet) te bepalen hoe hoog ze de vermogensnorm stellen. Graag ontvangen deze leden een toelichting daarop van de regering. Voorts maken de leden van de ChristenUnie-fractie zich zorgen over het signaal dat uitgaat van de ontmoediging van sparen van meer dan € 2.200,= per maand. Zij constateren dat in het rapport Knellende schuldenwetgeving van de HU, HvA en de LOSR/Sociaal Werk Nederland maar ook door het NIBUD, wordt aanbevolen om een grotere financiële buffer te hanteren om schulden te voorkomen. Deelt u de conclusie dat met de huidige vermogens-norm een gezonde financiële huishouding niet wordt aangemoedigd maar juist wordt ontmoedigd, hoe past dit binnen de in het Regeerakkoord opgenomen ambitie om te zorgen voor het voorkomen van schulden? In hoeverre zorgt de huidige norm juist voor een armoedeval wanneer een klein vermogen is opgebouwd en men dus nauwelijks een buffer kan opbouwen? Is de regering bereid om tot een heroverweging te komen en om, al dan niet in een pilotvorm, lokaal maatwerk bij de vermogensnormen voor kwijtschelding van lokale heffingen mogelijk te maken? II. Reactie van de minister PAGE PAGE 2